Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
1 juni 1897 (dinsdag)
Duivelshuis terug in historische stijl
1-6-1897 (dinsdag)
Duivelshuis terug in historische stijl
Het gemeentebestuur kocht in 1828 het Duivelshuis voor f 13.475,00 als vervanging voor het vervallen ‘Oude Stadhuis’ op de Markt. Een grote restauratie volgde in diezelfde periode en het pand kreeg een geheel ander aanzien. Het renaissance-uiterlijk verdween voor een belangrijk deel. Zo werden de beeldhouwwerken verwijderd en werd de 16e-eeuwse dakconstructie vervangen. In 1830 werd het Duivelshuis in gebruik genomen als stadhuis.
In de jaren negentig van de 19e eeuw had men flinke spijt van de rigoureuze vernieuwingsdrift uit 1828. Bovendien was het aantal ambtenaren flink gegroeid. Tijd voor een volgende grootscheepse verbouwing en dat gebeurde in twee stappen. Eerst vond in 1894 voor f 70.000,00 een verbouwing plaats, waarbij o.a. de openbare bibliotheek vertrok uit een kamer op de eerste verdieping. De leeszaal vond onderdak het 18e-eeuwse patriciërshuis Achter Mariënburg (nu Mariënburgstraat 12) en zou daar bijna een eeuw, tot 1972, blijven.
Op dinsdag 1 juni 1897 werd een plan van architect Constantijn Muysken (1843-1922) uit Amsterdam goedgekeurd voor een algehele ‘in- en uitwendige herstelling’. Om nog meer ruimte te geven werd het belendende woonhuis op de hoek Koningstraat-Walburgstraat afgebroken. In de nieuwbouw aan de Walburgstraat kwam o.a. de nieuwe fraaie raadszaal. Het totale kostenplaatje was f 113.000,-, maar het Duivelshuis werd in oude luister hersteld.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 131, 132.
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen.
In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933.
(Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 123-185; p. 156-158.
Iddekinge, P.R.A., Arnhem.
In: Roos, J. de en T. de Roos, Gemeentehuizen van Gelderland. Van Aalten tot Zutphen.
Arnhem 1995 (Vereniging Gelre en Groningen: REGIO-PRojekt), p. 38-40.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 232-240.
Schaap, K., Stadhuis Arnhem 1968.
Arnhem 1968 (Gemeente Arnhem; geen paginering)
Wentink, H., Van Duivelshuis tot Stadstheater. Monumenten van bestuur en cultuur in Arnhem.
Utrecht 2018 (Uitgeverij Matrijs), p. 10-13.
Werf. J. van der, Het Duivelshuis in Arnhem. Het merkwaardige woonhuis van de vermaarde maarschalk.
Arnhem 2019 (Gemeente Arnhem), p. 17-30.
2 juni 1913 (maandag)
Oedipus, een openluchtvoorstelling in Sonsbeek
2 juni 1913 (maandag)
Oedipus, een openluchtvoorstelling in Sonsbeek
In 1913 werd in de stad met verschillende festiviteiten stil gestaan bij de honderdjarige viering van de ‘Slag om Arnhem, 1813’. Het ‘Comité 1913’ vroeg bij de gemeente daarvoor verschillende vergunningen aan.
Eén daarvan was het houden van een grote openluchttoneelvoorstelling in de Ronde Weide op Sonsbeek. Het theatergezelschap ‘N.V. Het Tooneel’ onder leiding van regisseur en hoofdrolspeler Willem Roijaards wilde daar Oedipus van de Griekse tragedieschrijver Sophocles opvoeren. Daar ging de gemeenteraad op zaterdag 2 juni snel mee akkoord.
Het werd een groot succes, vooral voor de toneelkunst, de stad en de welgestelde burgerij. De prijzen van de toegangskaarten logen er namelijk niet om: 1e rang f 6,-, tweede rang f 3,- en de derde rang f 1,50. Voor de beste plaatsen moest een Arnhemse arbeider de helft van zijn weekloon neertellen. Wie een kaartje kon betalen kreeg wel waar voor zijn geld: het schouwspel duurde 2,5 uur van half drie tot vijf uur en had geen pauze.
Een tegenvaller was het slechte weer eind juli, waardoor de eerste twee voorstellingen uitgesteld moesten worden. Vervolgens reden twaalf middagen extra trams van lijn 3 af en aan om het publiek heen en terug te brengen. In alle kranten en tijdschriften van Nederland verschenen lovende recensies.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 1-6-1913 t/m 1-10-1913
Berlage, J., Koning Oedipus, en de voorstellingen op Sonsbeek.
In: De Gids, jrg. 77 (1913), p. 115-132.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 144.
Iddekinge, P.R.A., Sonsbeek de juiste achtergrond.
In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem.
Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 155-174, p. 162.
Otterloo, R. van, Arnhemse geschiedenis 1813-1913. Voorstelling Oedipus met hoge gasten op de Ronde Weide.
In: Bulletin Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem (Vereniging Vrienden van Sonsbeek), jrg. 33 (2021), nr. 1, p. 13-14.
3 t/m 5 juni 1841 (donderdag t/m zaterdag)
‘Rollen van beurzen’ bij bezoek koning Willem II
3 t/m 5 juni 1841 (donderdag t/m zaterdag)
‘Rollen van beurzen’ bij bezoek koning Willem II
Maar liefst drie dagen verbleef koning Willem II in 1841 in Arnhem. En dat terwijl hij toch grote moeite had met de plaatselijke Arnhemsche Courant. Als één van de weinige kranten bekritiseerde de Arnhemsche Courant de autocratische bestuursstijl van het vorstenhuis. Maar de krant hield zich in tijdens het driedaagse bezoek van de koning. Zeer beknopt, maar wel keurig, werd verslag gedaan van de luisterrijke ontvangst van de monarch, de ‘illuminatie’ in de stad en de vele recepties en diners die de stad en Willem II ten deel vielen. De stad puilde uit, want veel mensen uit de omliggende plaatsen waren naar Arnhem gekomen om een glimp van de koning op te vangen. In de binnentuin, ‘vauxhall’, van hotel ‘Het Zwijnshoofd’ op de hoek Nieuwstraat-Kleine Oord was geen stoel meer te krijgen. De aangebrachte feestverlichting en de ingehuurde harmoniemuziek droegen daar zeker aan bij. Het dievengilde maakte daarvan gebruik: ‘Op de straten zijn er eenige beurzen, enz., “gerold”’.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 3-6-1841 t/m 8-6-1841.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 98.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen.
In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.
Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162.
4 juni 1613 (dinsdag)
Donderbussen, donderklooten en arsenaal moeten van de Markt
4 juni 1613 (dinsdag)
Donderbussen, donderklooten en arsenaal moeten van de Markt
Vanaf de late middeleeuwen tot 1614, sommige bronnen zeggen 1615, stond op de Markt het Bussenhuis. Het gebouw naast het ‘oude’ stadhuis had verschillende functies, maar was vooral wapenopslagplaats (‘arsenaal’) van de Arnhemse kanonnen (‘donderbussen’). Het bussenhuis stond naast het stadhuis aan de zuidoostelijke kant. Aan de achterkant keek het uit op het Hof van Gelre. En daar zat nou net het probleem op 4 dinsdag juni 1613. Want, en nu citeren we Van Hasselts Kronijk: ‘ende daer in woonde ook de Bussenmeester, maar hij mocht sijn forge, off smisse, niet op die zijde des Hoìffs noch der Cantzelrie hebben, maer wel aen die zijde op die merkt, naest den Raedthuijse der stadt’.
Het werk van de wapensmid, de Bussenmeester, vond ook plaats in het Bussenhuis. En bij het maken van de kleine kanonnen en de daarbij horen kogels (‘donderklooten’) kwam nu eenmaal vuur te kijken. Daarom besloot het bestuur van Gelre dat het Bussenhuis van de Markt weg moest. Een jaar later, op 15 april 1614, werd daarover overeenstemming bereikt met de Arnhemse magistraat. Het, toch al wat vervallen Bussenhuis, werd gesloopt. Het westelijk deel van de, door het protestantse stadsbestuur geconfisqueerde Walburgiskerk, ging dienst doen als arsenaal.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 262-263.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 98-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 181-185.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 428.
5 juni 1514 (maandag)
Arnhem koopt van Hackfort jaarrente af
5 juni 1514 (maandag)
Arnhem koopt van Hackfort jaarrente af
De Hac(k)forts zijn een oude adellijke Gelderse familie die door de eeuwen heen zich concentreerden rondom kasteel Ter Horst bij Loenen op de Veluwe en het landgoed Hackfort bij Vorden in de Achterhoek. Ze bezaten ook de toren Den Ham bij Vleuten in Utrecht. Een andere tak had bezittingen in de Betuwe. Al naar gelang de bezittingen en de verervingen luidden hun namen Hackfort tot Ter Horst, Hackfort tot Oosterholt, Hackfort tot Den Ham, enz.
De familie leverde ook veel bestuurders, burgemeester en schepenen, aan Arnhem. In de stad woonden ze direct naast het Duivelshuis, in de eerste helft van de zestiende eeuw was één van de vooraanstaandste Arnhemse locaties.
Het stadsbestuur kon een goede relatie met rijke adellijke grootgrondbezitters goed gebruiken. In de roerige tijden van de vele oorlogen van hertog Karel van Gelre was er namelijk voortdurend geld nodig. Geregeld sprongen bestuurders persoonlijk bij door leningen aan de stad te verstrekken. Met de jaarlijkse rente, die daarbij was afgesproken, kon dat uiteindelijke bedrag flink oplopen. Zo werd besloten op maandag 5 juni 1514, ‘des manendaigz nae des heylighen Sacramentz dach’, dat Arnhem de jaarrente van 28 gouden Rijnsche guldens aan Allardt Hackfort mocht afkopen voor 400 Rijnsche guldens. Dat was even een uitgave, maar op de lange termijn was de stad goedkoper uit.
Literatuur
Jacobs, I.D. (red.), Adel en ridderschap in Gelderland. Tien eeuwen geschiedenis.
Zutphen 2013 (WBooks / Gelders Archief).
Kool, C. de, Wijnand Hackfort, een burgemeester van Arnhem.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 1, p. 71-81.
Lookeren Campagne, J. van, De Hackfortkelk in de St-Walburg.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 32 (2012), nr. 4, p. 209-210.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 183.
Paquay, V. (red. J. C. Bierens de Haan), De Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Gasthuis, preuven en passende hulp sinds 1351.
Hilversum 2021 (Uitgeverij Verloren).
6 juni 1863 (zaterdag)
Hortus maakt plaats voor syphilis
6 juni 1863 (zaterdag)
Hortus komt en maakt plaats voor syphilis
Achter het in 1848 geopende Stedelijk Ziekenhuis aan de Eusebiusbinnensingel lag een tuin. De ziekenhuisapotheker, die naast het ziekenhuis woonde, had het achterste deel daarvan ingericht als kruidentuin. De Arnhemse Apothekersvereniging had echter hogere ambities en wilde een echte hortus botanicus. En, wat een fraai toeval, de voorman van die vereniging, de plaatselijke beroemdheid Wessel Knoops, was ook lid van de gemeenteraad. Toen de vereniging dus op zaterdag 6 juni 1863 vroeg om toestemming en subsidie voor zo’n hortus ging daar de raad snel mee akkoord. De Arnhemse bestuurders zagen met die plantentuin nog een kans: het zou de keuze voor de vestiging van een Hogere Burgerschool (H.B.S.) wellicht bevorderen. Die HBS kwam er, maar de hortus heeft maar tien jaar bestaan. In 1875 moest het alweer plaats maken voor een nieuw gebouw, speciaal voor ‘syphilitische vrouwen’. De prostitutie nam, door de vele in Arnhem gelegerde soldaten, een grote vlucht. Het grote aantal opgenomen prostituées met geslachtsziekten bezorgde het ziekenhuis een slechte naam. Voor hen werd op de plek van hortus een speciale afdeling gebouwd.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 5-7-1873.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 107.
Heusden-Sleutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg. 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem.
Arnhem 1995 (Ziekenhuis Rijnstate), p. 13-16.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865.
Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 77.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 6-6-1863.
In: Gelders Archief: 2192-87, Secretarie Gemeente Arnhem.
7 juni 1636 (zaterdag)
Verkoop ‘beijer en sieckenhuijs’ Catharinagasthuis
7 juni 1636 (zaterdag)
Verkoop ‘beijer en sieckenhuijs’ Catharinagasthuis
Met de overgang naar ‘de nieuwe ware leer’, of ‘de protestantse machtsovername’ in de stad in 1579 viel ook het doek voor de traditionele geestelijke (katholieke) instellingen in Arnhem. Zo ook voor het St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat. Het complex werd niet getroffen door de sloophamer, zoals dat met andere kerkelijke gebouwen (o.a. de kloosters buiten de stad) gebeurde. Het Catharinagasthuis mocht het complex van Sint Agnietenklooster in de Beekstraat betrekken, zodra de laatste kloosterzusters overleden waren. Dat was in 1636 het geval en het gasthuis verhuisde van de Bakkerstraat naar ‘Aan de Beecke’.
Daarmee kwamen aan de Bakkerstraat ongeveer 25 panden, waaruit het gasthuis bestond, vrij. Het stadsbestuur besloot om die een andere bestemming te geven (de gasthuiskerk werd in 1698 de stadswaag), maar vooral om de verschillende huizen openbaar te verkopen. Aan de koop werden wel vooraarden verbonden, zoals blijkt uit de verkoop van het passantenhuis (‘beijer’) en het ziekenhuis: ‘Veurwaerden vande vercopinge van den beijer ende het sieckenhuijs van Sinte Catrinen Gasthuijs. den 7en junij 1636’. Zo moest bijvoorbeeld het afval vervoerd worden maar ‘opt dijcken tusschen de Sabelspoorte en Palmers huijsje’.
Literatuur
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen.
In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933.
(Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 145-146, 174.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 53-59, 492-493.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 301-304.
Meer over het St. Catharinagasthuis:
1581, verbod op dragen katholieke zusterkleding in Verleden Vandaag 6 mei
1590, een ‘echte’ vrouw voor het gasthuis in Verleden Vandaag 15 januari
1698, waag in het vroegere gasthuis in Verleden Vandaag 28 november
1813, archief voor een deel verloren gegaan in Verleden Vandaag 23 oktober.
8 juni 1948 (dinsdag)
Dodelijke explosie bij bunker Diogenes
8 juni 1948 (dinsdag)
Dodelijke explosie bij bunker Diogenes
Verscholen in de bossen aan de Koningsweg, even naast de ingang van Nationaal Park De Hoge Veluwe, staat de voormalige immense commandobunker van de Duitse Luftwaffe: Diogenes. De naam van deze Griekse wijsgeer had het commandocentrum gekregen, omdat het dezelfde beginletter had als Deelen. Zo waren ook de andere twee bunkers van dit type aan hun naam gekomen: Gyges bij het Deense Grove en Sokrates bij het Duitse Stade.
De bouw van de bunker met muren van drie tot vier meter dik begon in augustus 1942. Het is niet alleen de lengte (62 meter) of breedte (40 meter), maar vooral de hoogte (16 meter) dat de bunker een imponerend aanzien geeft. Het is dan ook een rijksmonument.
In de bunker werden Duitse jachtvliegtuigen (de ‘Nachtjagers’) naar hun doelen geleid: geallieerde bommenwerpers die met hun vernietigende lading op weg naar Duitsland waren.
Na de oorlog werd de bunker even gebruikt als opslag voor niet ontplofte bommen en granaten. Bij het verplaatsen en demonteren van het explosief materiaal gebeurde op dinsdag 8 juni 1948 een verschrikkelijk ongeluk. Bij het transport van een vliegtuigbom van 1500 kg explodeerde deze. Vijf mannen in de onmiddellijke nabijheid vonden daarbij de dood. De ontploffing was zo groot dat slechts kleine resten van de lichamen van de vijf mannen werden teruggevonden. Het waren J. Gouw uit Velp (ploegcommandant, 35 jaar en ongehuwd), A.H. van Balkom uit Nijmegen (43 jaar, zes kinderen), H.G. van Hoof uit Vught (39 jaar, ook zes kinderen), J.A. Dekkers uit Tilburg (54 jaar, één kind) en Th.J. Leenders uit Nijmegen (47 jaar, vier kinderen). Drie dagen later vond onder geweldige publieke belangstelling de begrafenis plaats. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana stuurden een telegram met hun medeleven.
Literatuur
Heiningen, A. van (red.), Diogenes een unieke bunker met een bijzonder verhaal.
Arnhem 2017 (Provincie Gelderland, Verkenningsverslag).
Jacobs, I. D., Schaarsbergen. Ontginningsdorp in Arnhem-Noord.
Utrecht 2021 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-67.
Tiemens, W.H., 8 juni 1948: een ramp in Schaarsbergen.
Website: AirborneArnhem.nl: Het Willem Tiemens Archief.
URL: https://airbornearnhem.nl/WillemTiemens/BOM.htm, geraadpleegd o.a. 7-6-2022.
Veerman, D., Vliegveld Deelen, van last tot lust? De invloed die het vliegveld Deelen heeft gehad op de aanwezigheid van cultuurhistorische landschapselementen in de omgeving van Deelen.
Utrecht 2004 (afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht, uitgegeven in eigen beheer), p. 167- 172.
9 juni 1866 (zaterdag)
Cholera zaait dood en verderf onder de armste Arnhemmers
9 juni 1866 (zaterdag)
Cholera zaait dood en verderf onder de armste Arnhemmers
Arnhem werd in de tweede helft van de negentiende eeuw verschillende malen getroffen door de cholera. Zodra het weer wat warmer werd, brak de ‘cholera asiatica’ uit. De ziekte werd namelijk veroorzaakt door besmet water en met stijgende temperaturen steeg de kans op besmetting van het drinkwater. Dat werd namelijk uit waterpompen gehaald en de open riolering (‘open goten stelsel’) liep daar vaak direct langs.
Van alle epidemieën maakte die van 1866 de meeste slachtoffers. De uitbraak bereikte Arnhem op zaterdag 9 juni 1866. In de ‘luxe-stad ’Arnhem vielen verhoudingsgewijs veel dodelijke slachtoffers. Stierf voor heel Nederland 0,7% van de bevolking aan de ‘Aziatische buikloop’, in Arnhem was dit 1,5%.
De tweedeling in Arnhem was namelijk groot. Achter de luxe herenhuizen aan de singels en de Rijnkade lagen de sloppenwijken van de allerarmsten. In de Langstraat, de Janslangstraat, Klarendal en op de Rietebeek (Spijkerkwartier) waren de leefomstandigheden meer dan schrijnend. Tussen juni en oktober stierven 428 Arnhemmers, waarvan 86 in de Langstraat en de steegjes eromheen. Het zou nog bijna twintig jaar duren voordat het eerste deel van het waterleidingnet werd geopend.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 41.
Osterloh, Y., Sterfte en de stad: het effect van maatregelen tegen cholera en dysenterie op sterftecijfers in Arnhem, 1850-1900.
Nijmegen 2020 (Online gepubliceerde masterscriptie Radboud Universiteit).
URL: https://theses.ubn.ru.nl/bitstream/handle/123456789/10435/Osterloh%2C_Y.M._%28Yvo%29_1.pdf?sequence=1, geraadpleegd o.a. 18-4-2022.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 62.
Verhoeven, S., Toezien, vastleggen en bestrijden. Infectieziekten en het geneeskundig toezicht in Gelderland in de negentiende eeuw.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 111 (2020), p. 169-196.
10 juni 2005 (vrijdag)
Opening eerste Arnhemse Mode Biënnale
10 juni 2005 (vrijdag)
Opening eerste Arnhemse Mode Biënnale
Deze week startte FDFA’22. Het ‘fashion + design festival Arnhem’ laat weer eens zien wat voor een prachtige modestad Arnhem is. Veel Arnhemmers denken met weemoed terug aan de vijf Mode Biënnales die in het recente verleden de stad op zijn kop zetten.
Vandaag is het zeventien jaar geleden dat de allereerste Arnhemse Mode Biënnale werd geopend. Onder de artistieke leiding van Piet Paris (pseudoniem van mode-illustrator Pieter ’t Hoen werden overal in de stad modeshows, presentaties, lezingen en workshops gegeven. Het thema was dan ook ‘Mode is overal’. De manifestatie was een groot succes met ruim 1000.000 bezoekers. De publieksparticipatie bereikte op zondag 12 juni een hoogtepunt met een kilometerslange catwalk door de binnenstad. Tientallen modellen showden de meest uiteenlopende creaties. Na financiële tegenvallers in de volgende Biënnales, werd in 2013 de laatste modemanifestatie onder deze naam gehouden. Gelukkig hebben we nu nog FDFA van ‘State of Fashion’.
Literatuur
Roelofs, B., Parels en Proefballonnen. Kroniek van Arnhem, 2001-2010.
Arnhem 2011 (Jeugdland), p. 63-68.
11 juni 1944 (zondag)
Verzetsoverval Huis van Bewaring
11 juni 1944 (zondag)
Verzetsoverval Huis van Bewaring
In ‘Verleden Vandaag van 11 mei’ besteedden we aandacht aan de bevrijding in 1944 van verzetsleider ‘Frits de Zwerver’ uit de Arnhemse Koepelgevangenis. Daarbij werd gezegd dat die bevrijding een andere actie noodzakelijk maakte: de verzetsoverval op het Huis van Bewaring, vandaag precies 78 jaar geleden. Die verzetsactie is om verschillende redenen uniek te noemen. Nooit werden in de Tweede Wereldoorlog zoveel gevangenen (56 personen) bevrijd en het is de enige verzetsoperatie waarvan ‘live’ fotobeelden zijn.
Twee weken na de geslaagde bevrijdingsactie op de Koepelgevangenis werd één van de organisatoren gearresteerd. Het was Eef Zwarts, eigenaar van rusthuis ‘Hemeldal’ in Oosterbeek. Vanuit dit herstellingsoord werd de overval op de Koepelgevangenis georganiseerd met o.a. de auto van Zwarts.
De landelijke leiding van het verzet in Nederland, Liepke Scheepstra en Johannes ter Horst van de Landelijke Knopploegen (LKP) zijn, net als bij ‘Frits de Zwerver’, bang dat bij het doorslaan in de gewelddadige verhoren door de Duitsers van één van de verzets- en onderduikkopstukken het hele verzetsnetwerk wordt opgerold. Zwarts is niet in de Koepelgevangenis opgesloten, maar zit in het Huis van Bewaring in de binnenstad.
Via de bibliothecaris van het Huis van Bewaring, Joop van Veldhoven, komen ze aan de benodigde informatie om hem te bevrijden. Na drie vroeg afgebroken pogingen lukt het op zondag 11 juni 1944. Johannes ter Horst doet zich voor als dominee en verzetsvrouw Petertje van de Hengel speelde zijn echtgenote. Ze bellen aan bij de directeur van het Huis van Bewaring. Zijn huis staat in directe verbinding staat met de cellengangen. Als ze worden binnengelaten, openen ze met zeven andere verzetsmensen alle cellen. Buiten krijgen de bevrijde gevangenen een bonkaart en tien gulden om met de trein verder te reizen. Zesenvijftig mensen, waaronder andere verzetsmensen en gevangen genomen Joden, stappen zo de vrijheid in. Slechts acht worden binnen korte tijd weer opgepakt. De rest blijft uit handen van de bezetter.
Aan de actie verleenden diverse Arnhemse verzetsmensen hand- en spandiensten, zoals kantoorboekhandel Rupp, Hendrika ‘tante Spiek’ Spieksma-Schuiling en de broers Henk en Wiecher de Jong. Die worden later in 1944 opgepakt en sterven, 25 en 23 jaar jong, in concentratiekamp Neuengamme. Met een plaquette in de Eusebiuskerk bij het westportaal wordt hun optreden nog steeds geëerd.
Literatuur
Aerde, R. van e.a., Het Grote Gebod. Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP.
Kampen 1951 (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok). Twee delen met een herdruk in 1979.
Hof, J., De dubbele slag in Arnhem. De KP-kraken van de Koepel en het Huis van Bewaring.
Baarn 2004 (Uitgeverij Ten Have).
Kaajan, D., Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944.
In: Pierik P. van en B. van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), 251-324.
Hulzen. J. van en A. Goede, Gevangenisdeuren zwaaien open.
In: De Zwerver. Weekblad van de Stichting LO.-LKP, jrg 3 (1947) juli en augustusnummers.
12 juni 1674 (zondag)
Lodewijk XIV: ‘Passage du Rhin bij Lobith
12 juni 1672 (zondag)
Lodewijk XIV: ‘Passage du Rin’ bij Lobith
Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober al bezig. Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daarom besteden we de komende dagen aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag: de Franse oversteek van de Rijn bij Lobith.
Verkeerde plaats en verkeerde tijd
De Arnhemmer die vandaag op de Europakade in Lobith zou staan en 350 jaar geleden in de tijd terug zou reizen, zou op een andere datum en op een andere Rijnoever staan.
In Arnhem en Gelderland werd in 1672 de oude Juliaanse kalender gebruikt en was het zondag 2 juni. In Holland en Zeeland was men in 1583 al overgegaan op de nieuwe Gregoriaanse kalender en was het zondag 12 juni. In Gelderland werd nog gewacht tot 1700 met die overgang.
Het Tolhuis van Lobith stond in 1672 ook niet op de huidige rechteroever van de rivier, maar aan de linkeroever. De grote bocht van de Oude Rijn bij Lobith en Pannerden was immers nog niet afgesneden door het Pannerdensch Kanaal. Dat gebeurde pas in 1707.
Dat Pannerdensch Kanaal was in 1672 ook al hoognodig, want de (Oude) Rijn was verworden tot een ondiepe stroom die bij laag water nauwelijks te bevaren was. Het was dan ook tamelijk eenvoudig voor het Franse leger om met behulp van de plaatselijke veerbaas Jan Petersz uit Elten een doorwaadbare plaats te vinden. Onder leiding van generaal Louis II van Bourbon, de prins van Condé en onder toezicht van ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV trokken 118.000 infanteristen (voetsoldaten) en 12.500 cavaleristen (ruiters) de rivier over. Ze werden daar opgewacht door eenheden van het Staatse leger en bij de veldslag even ten noordoosten van de huidige bebouwde kom van Lobith, de Ossenwaard, brak een veldslag uit met honderden doden aan beide kanten. Ook de pols van de Franse opperbevelhebber Condé werd getroffen door een kogel en de generaal was als legerleider voorlopig uitgeschakeld. De Fransen wisten na dit korte hevige gevecht de Nederlanders te verdrijven en staken uit wraak kasteel ’t Tolhuys in brand. Een roemrucht en historisch gebouw ging zo verloren.
Voor de Fransen lag de weg naar de Betuwe en Arnhem open. Voor hen was dit slechts een doortocht richting Holland het politieke en economische centrum van de Republiek. In Arnhem wachtte men intussen in angstige spanning af: wat stond de stad te wachten?
Literatuur
Geurts, J., De Vrede van Nijmegen 1672-1678. Een keerpunt in de Gelderse geschiedenis.
In: Verhoeven, D. (red.), Gelderland 1900-200. Zwolle 2006, (Uitgeverij Waanders), p. 68-71.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis.
Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64, p. 132 noot 244.
Smit, E., Het Pannerdensch Kanaal 1671-1771. Beheersing van de Rijndelta.
In: Verhoeven, D. (red.), Gelderland 1900-200. Zwolle 2006, (Uitgeverij Waanders), p. 90-92.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Vries, S. de. “Le Passage Du Rhin door Adam-Frans van Der Meulen.
In; Bulletin van Het Rijksmuseum, jrg. 41 (1993), nr. 1, p. 24–30.
13 juni 1672 (maandag)
Arnhems stadsbestuur: lafheid of realisme?
13 juni 1672 (maandag)
Arnhems stadsbestuur: lafheid of realisme?
Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober in volle gang Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daarom besteden we de komende dagen aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni).
Vandaag dag twee: de stemming in Arnhem na de Franse oversteek bij Lobith.
Op de middag van de Franse oversteek bij Lobith op 12 juni zocht een deel van de verslagen Nederlandse ruiterij een goed heenkomen in Arnhem. In de stad arriveerden vrijwel tegelijkertijd 2.000 ruiters van de Spaanse bondgenoot van Nederland in dit conflict. Dat was echter volstrekt onvoldoende om enigszins weerstand te kunnen bieden aan het honderdduizend manschappen tellende Franse leger. Het Arnhemse stadsbestuur, dat bestond uit twee burgemeesters en tien schepenen, schreef een brandbrief naar Amsterdam en vroeg om extra versterkingen, maar met kerende post kregen ze op maandag 13 juni het bericht dat daar niet op gerekend mocht worden.
Het stadsbestuur boog op die maandag eigenlijk al het hoofd voor de Fransen. Met grote tegenzin werden enkele verse compagnieën cavaleristen en infanteristen de stad binnengelaten. De totale verdedigingssterkte kwam hiermee op 2.500 militairen. Die werden door de ‘servijsmeester’ veelal ondergebracht bij de Arnhemse bevolking.
De officieren van de gearriveerde troepen moesten een eed van trouw aan de Arnhemse magistraat afleggen. De burgerbestuurders hielden krampachtig vast aan hun machtspositie terwijl de vijand de poorten van de stad naderde. Had de angst het stadbestuur bevangen of was het realiteitszin? Arnhem stelde als vesting namelijk niet zoveel meer voor. In de woorden van de eigentijdse diplomaat en geschiedschrijver Pieter Val(c)kenier: ‘Dese Stad , hoewel die voormaals is geweest van reedelijke Sterkte, was door verloop van vele jaren , en door versuym van de reparatie der fortificatien, sodanig buyten postuyr van defensie geraakt, dat sy ten tijde , wanneer sy van de Fransche wierde berent , seer qualijk eenige rigoureuse Attaque hadde konnen repoucheren, also ter selver tijd de Fortificatie noch met geen eenige Schop aarde was verbetert.’
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 98-99. Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld.Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364.
14 juni 1672 (dinsdag)
Franse trompetter voor Arnhemse stadspoort
14 juni 1672 (dinsdag)
Franse trompetter voor Arnhemse stadspoort
Deze dagen bestedenaandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni).
Vandaag dag drie: de Fransen eisen de capitulatie van Arnhem
Dinsdagochtend 14 juni besloot het Arnhemse bestuur een onderhandelaar naar het Franse officierenkamp te sturen. Voor de inhoud van de boodschap willen burgemeesters en schepenen overleggen met de Staatse gevolmachtigden die de dag ervoor in de stad zijn gearriveerd. Zij hebben de volmacht van de Staten-Generaal gekregen om alle besluiten ten velde te nemen die zij noodzakelijk achtten. Wat bleek: de gevolmachtigden hadden in alle vroegte in het geheim de stad verlaten. Een volgend halfslachtig besluit volgde ’s middags: er wordt een militaire krijgsraad voor de stad in het leven geroepen, maar alle besluiten moeten wel door de stadsregering worden goedgekeurd.
Tegen de avond verscheen een Franse trompetter voor de stadspoorten. Geblinddoekt werd hij de stad binnengeleid en naar de raadkamer van het stadhuis op de eerste verdieping gebracht. Daar eiste hij namens zijn bevelhebber de overgave van de stad: ‘wegen syn Alder -Christelijkste Koninklijke Majesteyt van Vrankrijk de Stad op te eysschen’. Die legeraanvoerder is maarschalk-generaal Turenne (Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne). Hij was de gewonde prins van Condé opgevolgd. De militaire leiding van Arnhem wil de trompetter terugsturen met de boodschap ‘dat sij de stadt niet conden overgeven’. Maar het stadsbestuur wil eerst overleggen met een afvaardiging van de burgerij en wil pas de volgende dag een besluit nemen.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis.
Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa.
Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
15 juni 1672 (woensdag)
Redeloos, radeloos, reddeloos
15 juni 1672 (woensdag)
Redeloos, radeloos, reddeloos
Deze dagen besteden we aandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni).
Vandaag dag vier: de Fransen omsingelen Arnhem.
In de vroege ochtend van woensdag 15 juni werd het overleg tussen het Arnhemse stadsbestuur en afgevaardigden van de burgerij (de gemeenslieden van de gezworen gemeente) beëindigd. Ze concludeerden dat er slechts munitie was om een belegering drie dagen vol te houden. Bovendien was al het meel in de stad opgegaan aan het extra brood voor de 2.000 soldaten van de Spaanse ruiterij. Die waren enkele dagen eerder de stad te hulp geschoten. Het bestuur besloot dan ook ‘tot de capitulatie op redelicke conditien‘. Toen dit de hoofdofficieren werd meegedeeld, ontstaken die in woede. Zij verklaarden ‘liever als eerlicke luijden te willen sterven als de stad sodanigh op te geven’. In haar radeloosheid ging het stadsbestuur weer eens overstag en maakte men zich op voor de Franse aanval.
Dit uiteindelijke besluit verontrustte een deel van de inwoners zo – zij vreesden voor lijf en goed – dat een groep vrouwen de bestuurders en officieren, die zich op het bolwerk voor de Rijnpoort hadden verzameld, uitjoelden en bekogelden met stenen. Nu moest de stad zich ook nog verweren tegen het eigen redeloze volk.
Arnhem leek bovendien reddeloos verloren als de trompetter, die zich voor de tweede keer had gemeld, onverrichterzake naar het Franse veldhoofdkwartier op de Praets moet terugkeren. Bevelhebber maarschalk Turenne meldde zich daar vervolgens hoogstpersoonlijk en bestookte met een batterij kanonnen de stad. Arnhem beantwoorde dat met eigen vuur. Om de stad in te sluiten, liet Turenne Franse pontonniers een schipbrug bij Hulkestein, even ten westen van de stad slaan, en liet hij met schepen soldaten overzetten.
De onrust en ongeregeldheden in de stad namen toe, zeker omdat de huizen buiten de stadspoorten of door Frans geschut of door de eigen verdediging (zodat de vijand zich daar niet kon verschuilen) in brand waren gestoken.
Tegen de avond meldde de Franse trompetter zich voor de derde keer om de overgave te eisen. Dit keer met de toevoeging dat anders een bestorming zal volgen. De spanning in de stad bereikte nu een hoogtepunt en de reddeloosheid van de stad kwam met het uur dichterbij. Het stadsbestuur besloot om acht uur om met Turenne te onderhandelen over de overgave. Burgemeester Johan Brantsen, stadssecretaris Peter Verstegen en een officier gingen een half uur later, bij het invallen van de schemering, met de trompetter op weg naar het veldhoofdkwartier van de Fransen.
Literatuur
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 98-99.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 165, 326, 453, 478.
Potjer, M.R., De uitgeschudde Bedde-vederen vlogen overal als Sneeuw-vlokken door de lucht. Plunderende Fransen in de Betuwe, 1672-1674. In: Tabula Batavorum, Terugblik 12 (2011), p. 135-142.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
16 juni 1672 (donderdag)
Capitulatie: Arnhemmers op audiëntie bij de Zonnekoning
16 juni 1672 (donderdag)
Capitulatie: Arnhemmers op audiëntie bij de Zonnekoning
Deze dagen besteden we aandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni).
Vandaag het slot met dag vijf: Arnhem geeft zich over.
De Arnhemse bestuursafvaardiging, die over de capitulatie wilde onderhandelen, wachtte in de zeer vroege ochtend van 16 juni in Elden bij het Franse legerkwartier op de komst van maarschalk Turenne. Die moest van fort Knodsenburg bij Lent komen. Toen de hertog om half zeven ’s ochtends arriveerde, deelde hij de drie Arnhemmers mee dat bij overgave van een stad alleen koning Lodewijk de Veertiende zelf daarover kon beslissen. Hij stuurde de Arnhemmers met een aanbevelingsbrief door naar de ‘Zonnekoning’. Die bevond zich bij de oostelijke eenheden van het Franse leger aan de IJssel bij Lathum.
De Arnhemmers gingen eerst terug naar de stad om verslag van hun gesprek met Turenne aan de collega-bestuurders in Arnhem uit te brengen. Besloten werd om de delegatie te versterken en schepen en oud-burgemeester Arnold van Dans plus de richter van de Veluwezoom Everhardt van Deelen tot Laer voegden zich bij het capitulatiegezelschap.
Bij Lathum werd hen in eerste instantie een audiëntie bij de Franse monarch geweigerd, maar na een tweede verzoek stonden de Arnhemmers oog in oog met één van de machtigste mannen ter wereld: Lodewijk XIV. Dat gebeurde wel volgens de Franse etiquette: “Dat so de Coninck, te paerd sittende, audientie verleende, sij oock op haer paerden blijven, ende tot sijn Majesteit alleen met driemaal haer lichaem te buygen nadere mosten.” De vorst wisselde nauwelijks een woord met hen en liet vooral met minzame handgebaren zijn goed- of afkeuring blijken. Het gesprek werd geleid door markies De Louvois. Die schiep er plezier in de Arnhemmers een klein beetje te kleineren. De Louvois was dan ook niet de minste. Behalve markies van Louvois en graaf van Tonnerre was de 31-jarige François Michel Le Tellier(1641-1672)minister van Staat. Als vertrouweling van Lodewijk de Veertiende was hij verantwoordelijk voor het leger. Maarschalken en generaals waren afhankelijk van de beleidsbeslissingen van De Louvois. De Arnhemmers hadden drie hoofddoelen: geen krijgsgevangenschap voor de soldaten, behoud van ‘Vrijigheijt van conscientie en vrije oeffeninge van haere Religie’ en geen plundering van de stad. Het eerste werd resoluut van de hand gewezen. Met het tweede konden de katholieke Fransen wel leven en de protestantse Arnhemmers haalden opgelucht adem. Ook werd de toezegging gedaan dat de stad gespaard zou blijven. Met De Louvois reisde het Arnhemse bestuursgezelschap terug naar Arnhem. Op de Markt legden de soldaten die middag hun wapens aan de voeten van de Franse officieren en was de stad ‘op mondelinghe condities et à parole van onse Konick’ in Franse handen. Die bezetting zou bijna twee jaar duren.
Literatuur
Boonstra, O., Passages, passanten: een bezoek aan de Markt.
In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.
Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 119-138, p. 130-131.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64, 75-81, 139 (noot 303).
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa.
Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
17 juni 1911 (zaterdag)
Aankoop gronden Buitensociëteit
17 juni 1911 (zaterdag)
Aankoop gronden Buitensociëteit
Het Museum Arnhem opende een maand geleden op 13 mei onder grote publieke en mediabelangstelling haar vernieuwde deuren.
De kern van het museum is nog steeds het gebouw uit 1874-1875 van de voormalige Buitensociëteit van architect Cornelis Outshoorn. De sociëteit werd vooral bezocht door Arnhemse Oud-Indiëgangers. Die hadden hun kapitaal verkregen uit suikerplantages in het koloniale Indonesië. Toen de inkomsten daarvan opdroogden, omdat de Europese consument overging op bietsuiker, kwam ook de sociëteitsvereniging rond 1910 in financiële problemen.
Het uitzicht vanaf ‘Bovenover’ was en is natuurlijk fenomenaal en de gemeente was bang dat het terrein bij een eventuele verkoop in handen van bouwspeculanten zou vallen. Daarom keurde de gemeenteraad op zaterdag 17 juni 1911 de aankoop van de gebouwen en terrein van ruim 86 are goed. Met wat extra kosten werd totaal f 54.712,03 op tafel gelegd. Het duurde tot zaterdag 25 september 1920 voordat het ‘Gemeentemuseum Arnhem’ hier de deuren opende.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 27-9-1920
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 143.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem.
Arnhem 1987 (KEMA), p. 39-44.
18 juni 1924 (woensdag)
Bouquets en ruikers voor Wilhelmina
18 juni 1924 (woensdag)
Bouquets en ruikers voor Wilhelmina
Er was een concrete aanleiding voor het bezoek van koningin Wilhelmina op woensdag 18 juni 1924 aan Arnhem. Ze was de belangrijkste gast bij de officiële opening van het nieuwe Provinciehuis aan de Markt. Dat gebouw zou maar twintig jaar bestaan, want het overleefde de Slag om Arnhem niet. Arnhem had weer alles uit de kast gehaald om Hare Koninklijke Hoogheid en haar prins-gemaal Hendrik te ontvangen: een grote rijtoer, een defilé, een aubade, een concert, diners, vuurwerk en twee ‘bals na’.
Niet alleen de zoons en dochters van Arnhemse hoogwaardigheidsbekleders (o.a. burgemeester De Monchy en president kerkvoogd mr. Scheidus) mochten voor de koningin een reverence maken tijdens het overhandigen van een ‘bouquet’. Ook de weesjes van zowel het Burgerweeshuis als het Nieuwe Weeshuis boden een ruiker aan. Voor de laatste instelling viel de beurt te eer aan de vierjarige Jantje van Nes. Die mocht bij het Christelijk Volkslogement Welkom op de kruising Roermondsplein-Weerdjesstraat de bloemenhulde brengen.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 18-6-1924,
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 237-239.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen.
In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.
Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162, p. 145-147.
Vereeniging Oranjedag, Officieel programma van de feestelijkheden ter gelegenheid van het bezoek, door Hare majesteit Wilhelmina, koningin der Nederlanden, gebracht aan Arnhem op woensdag 18 juni 1924.
Arnhem 1924.
19 juni 1845 (donderdag)
Verlenging openingstijden barrières
19 juni 1845 (donderdag)
Verlenging openingstijden barrières
Twee dagen geleden schreven we over het einde van de Buitensociëteit rond 1915. De vereniging was vooral populair onder Arnhemse oud-Indiëgangers. Bij de opening van de sociëteit aan de Utrechtseweg in 1845 deed zich een incident voor.
Vanaf 1829 werden de vestingwerken van de stad gesloopt en de stadspoorten werden vervangen door tolhekken, de barrières. De tol moest betaald worden bij een belastingontvanger in de commiezen-, of barrièrehuisjes. Dat poortgeld leverde nog een aardig bedrag op, tussen de f 3.000,- en f 4.000,- per jaar. De Jansbarrière leverde het meest op.
Die belastingontvangers moesten natuurlijk ook betaald worden en daarom sloten de barrières om 22.00 uur. Wie daarna nog de stad in wilde, moest een opslag van 10 cent betalen. In de Arnhemsche Courant van zondag 15 juni 1845 beklaagde ‘Een Ambachtsman’ zich dat de welgestelde heren van de Buitensociëteit na de nachtelijke terugkeer van de feestelijke opening niets hoefden te betalen. Klassenjustitie!
Vier dagen later, op donderdag 19 juni, besloot het stadsbestuur om de barrières een uur langer open te stellen. Om de eenvoudige Arnhemmer tegemoet te komen of om langer buiten het stadscentrum feestjes te vieren?
De (niet geplaatste) brief van ‘Een Ambachtsman’ leidde tot nog meer ingezonden brieven en in 1854 besliste de gemeenteraad dat dit relikwie uit de middeleeuwen buiten werking werd gesteld. Zie hiervoor Verleden Vandaag van 30 december (1854).
Literatuur
Arnhemsche Courant, juni 1845
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 100, 103.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, pp. 86-106
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad.
Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), pp. 16-22.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12-13.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848.
Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 14-15.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868.
Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 48.
20 juni 1579 (woensdag)
Religiestrijd in Eusebiuskerk
20 juni 1579 (woensdag)
Religiestrijd in Eusebiuskerk
De katholieken in Arnhem voelden zich bedreigd. Op zondag 7 september 1578 was de kerk van het Broerenklooster met een heuse beeldenstorm door de protestanten overgenomen. Op 25 januari 1579 had de calvinistische stadhouder Jan van Nassau bijna alle katholieke bestuurders vervangen door aanhangers van de ‘nieuwe ware religie’.
En vandaag, op woensdag 20 juni 1579, zou de overleden Goesen/Goessen/Gosen van Wamel bijgezet worden in zijn familiegraf in de Eusebiuskerk. Dat op zich was geen probleem, maar wel dat Van Wamel op het gereformeerde geloof was overgegaan en dat de predikant Johannes Fontanus een preek bij de uitvaartdienst zou houden. De katholieken vreesden dat ook de Grote Kerk in handen zou vallen van de calvinisten: ‘Als nu die van der Catholischen religion sulcks vernommen, hebben sie einander eingebildet, dat men mit dieser begrefnus die bilder tho stormen vurhebbens were’. Dat wilden ze tot elk prijs voorkomen en ze namen onder hun kleding bijlen en geweren mee.
Toen Fontanus met zijn lijkpredicatie wilde beginnen, begonnen de katholieken te joelen en luid met de voeten op de vloer te stampen. Vervolgens liet stadhouder Jan van Nassau zijn soldaten de kerk ontruimen. Als gevolg van dit oproer besloot het, in meerderheid protestantse, stadsbestuur om de kerk voorlopig niet meer te gebruiken voor de katholieke erediensten. Twee maanden later, op 18 en 19 september, namen de protestanten de kerk, maar eigenlijk heel Arnhem, definitief voor zich in bezit.
Literatuur
Anspach, J. , Dreumel, Wamel, en het geslacht van Wamel.
In: Bijdragen en mededeelingen / Gelre, deel 1 (1898), p. 128-195, p. 191.
Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem.
Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 17.
Keesenberg, W.A., De Reformatie van Arnhem in 1578 (na 400 jaar herdacht).
Arnhem 1978 (Herdenkingscomité ‘400 Jaar Gereformeerd Arnhem), p. 28-29.
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 262-265.
Muschart, R.T., Grafzerken en grafmonumenten in de Groote- of St. Eusebiuskerk te Arnhem.
In: Bijdragen en mededeelingen Gelre, deel 42 (1939), p. 247-351, p. 273-274; no. 70.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad.
Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 199; no. 30.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578—1590).
In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 280-281.
21 juni 1830 (maandag)
Arnhem krijgt Provinciaal Gerechtshof
21 juni 1830 (maandag)
Arnhem krijgt Provinciaal Gerechtshof
Na de nederlaag van Napoleon en de verdrijving van de Fransen uit Nederland, kreeg het land een nieuw bestuurs- en rechtssysteem. Opmerkelijk was dat bij het laatste in 1813 de lijfstraffen weer werden ingevoerd. In de grondwetten van 1814 en 1815 werden de rechterlijke instellingen bepaald. In een aanvullende wet van 18 april 1827 werd de rechterlijke macht ingedeeld met kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en (provinciale) gerechtshoven. Maar ja, welke Gelderse stad kreeg de eer om de zetel te zijn van dat provinciale gerechtshof?
Op maandag 21 juni werd voor Gelderland Arnhem aangewezen. De gemeenteraad was daar zo verguld mee dat besloten wordt om bij een eerstvolgende audiëntie bij de koning op Paleis Het Loo hem daarvoor de dank van de stad over te brengen.
En, wat betreft die lijfstraffen: in 1843 vond in Arnhem de laatste publiekelijke geseling plaats en in 1855 werd de laatste in Arnhem uitgesproken doodstraf uitgevoerd. De dronken Apeldoorner Hendrik Beekman had een huis in de brand gestoken, waarbij de drie gezinnen ternauwernood konden ontsnappen. Niemand kwam om in de vlammen, maar de misdaad werd Beekman zwaar aangerekend. Op 22 juni 1855 werd hij in zijn woonplaats opgehangen. Dit was uitzonderlijk, want een doodvonnis werd in die dagen vrijwel altijd symbolisch uitgevoerd ‘met het zwaaien van het zwaard boven het hoofd’, waarna een jarenlange tuchthuisstraf volgde.
22 juni 1865 (donderdag)
IJzeren spoorbrug bij de Bovenbrugstraat
22 juni 1865 (donderdag)
IJzeren spoorbrug bij de Bovenbrugstraat
Na de opening van de spoorlijn Amsterdam-Arnhem in 1845 greep projectontwikkelaar Hendrik Willem Fromberg zijn kans. Hij kocht flinke terreinen op ten zuiden en noorden van de spoorweg en bouwde er voor eigen rekening of in opdracht gigantische villa’s en herenhuizen. Om een directe verbinding met de stad mogelijk te maken, vroeg hij in 1850 of hij over het spoordal een brug mocht aanleggen. Dat was makkelijk voor de bewoners en zou ook de aantrekkelijkheid en de prijs van zijn villa’s verhogen. De stemmen over dit voorstel staakten echter in de raad en het plan ging niet door.
De bebouwing en bewoning namen echter verder toe. En vijftien jaar later, op donderdag 22 juni 1865 besloot men toch een ijzeren overgangsbrug te bouwen. Uit twee opties kozen ze de huidige locatie. De straten kregen de passende namen Brugstraat en Bovenbrugstraat. De gelijkvloerse overweg zo’n 100 meter oostwaarts richting de stad bij de Bovenbergstraat (na de oorlog opgeofferd aan Stationsplein-West) bleef geopend tot 1871. Toen kwam daar mr. Cornelis Hidding onder de trein en overleefde het niet. Hidding was consul voor de boerenrepubliek Oranje-Vrijstaat en hield huis en kantoor op het landhuis Mariënberg aan de Amsterdamseweg.
Literatuur
Arends, A., Het ontstaan van de woonwijk Oud-Heijenoord, website. URL: http://www.arendarends.nl/Oud-Heijenoord/Oud-Heijenoord.htm. Geraadpleegd o.a. 29-3-2007.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101 en 115.
Seebach, T.,Henri Guillaume Fromberg.In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem.
Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 14, 24-28.
23-6-1863 (dinsdag)
Kinderarbeid en gronden voor steenfabriek Verwaayen
23-6-1863 (dinsdag)
Kinderarbeid en gronden voor steenfabriek Verwaayen
Tot 1911, met de komst van de ENKA, ging de industrialisatie eigenlijk aan Arnhem voorbij. Behalve de scheepswerf ASM was het vooral de familie Verwaayen/Verwaaijen die met steeds groter worden bedrijven aan de fabrieksmatige weg timmerde. Met enkele steenfabrieken in de uiterwaarden en een textielfabriek (Stoombandfabriek) op Heijenoord verschaften ze werk aan honderden mensen. De arbeidsomstandigheden lieten daar, net als in andere 19e-eeuwse fabrieken, sterk te wensen over. Verschillende plaatselijke en landelijke onderzoeksrapporten maakten daar in de tweede helft van de 19e eeuw melding van.
Johannes/Jan Verwaaijen (1806-1885) begon in Arnhem rond 1840 met een kleine zoutziederij op het Roermondsplein. Als een echte ondernemer zag hij zijn kans schoon toen de huizenbouw van de stad door de sloop van de vestingwerken en de aanleg van de spoorlijn rond 1850 echt op gang kwam.
Hij kocht de al jaren stil liggende steenveldoven van de vroegere stadstimmerman Anthony Viervant (1720-1775) op. Die lag ten zuiden van de Rijn in de stadswaarden (nu zuidelijke oprit Johan Frostbrug en Stadsblokken). Hij maakte daar een florerend bedrijf van. Verwaaijen was niet wars van vernieuwingen en risico’s en introduceerde als eerste in de steenfabricage in Gelderland stoommachines. Hij begon nog wat andere steenfabrieken (o.a. in de Rosandepolder en Meijnerswijk) en kocht op dinsdag 23 juni 1863 van de gemeente ruim veertig hectare (bunder) uiterwaarden bij zijn bestaande steenoven in de stadswaard voor f 87.300,-. Zo groeide de steenfabriek uit tot de grootste van Gelderland met meer dan honderd arbeiders, waaronder 25 kinderen onder de tien jaar. De arbeiders werkten in het steenbakkersseizoen twaalf uur per dag voor een weekloon van ongeveer f 7,-.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 107.
Janssen, G. B, Een krans van steenovens. Vijf eeuwen baksteenfabricage rondom Arnhem.
Utrecht 1996 (Uitgeverij Matrijs).
Janssen, G.B., Verwaayen, een naam in steen. Een vergeten steenbakkersgeslacht in herinnering teruggebracht.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 70 (1978-1979), p. 141-168, p. 145-148. Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865.
Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 31, 73, 93.
24 juni 1899 (zaterdag)
Geen vrouwelijke bediening in ‘theepit’
24 juni 1899 (zaterdag)
Geen vrouwelijke bediening in ‘theepit’
Over het gemeentelijk besluit van 15 april 1899 om Sonsbeek te kopen, hebben we al eerder geschreven. Het park was vanaf dat moment vrij toegankelijk voor alle Arnhemmers. En die kwamen er in drommen op af. Het park bleek zelf voor mensen uit de Randstad een toeristische trekpleister van de eerste orde, en geef ze eens ongelijk. Al die mensen wilden na een wandeling onder de Grote Waterval, door de bossen en over heuvels natuurlijk wel een verfrissing. Verschillende Arnhemse horecaondernemers grepen hun kans en meerdere vergunningaanvragen kwamen binnen bij het gemeentebestuur.
Op zaterdag 24 juni 1899 verleende de gemeenteraad de vergunning aan de Arnhemse chefkok T. de Haan om in en bij de vroegere tuinmanswoning een theeschenkerij te starten.
De familie De Haan was een geziene horecafamilie in Arnhem. De broers T. en W.H. de Haan exploiteerden sinds mei 1891 ‘De Poort van Cleve’ in de Vijzelstraat. In dat koffiehuis-restaurant konden bezoekers tijdens en na het eten genieten van levende muziek en revue-achtige voorstellingen. Geregeld trad daar de ‘Weener-Dames-Kapel’ op. Ook was er een tuin ‘met lommerrijke Boomen en frissche springende Fontein’ en een ‘Billiard en schietlokaal’.
De vergunning voor de theeschenkerij had een prijs en enkele voorwaarden: f 510,- tot 31 oktober en o.a. geen muziek, geen vrouwelijke bediening, wel bier maar geen sterke drank. De mannelijke obers konden in de theeschenkerij het werk vervolgens nauwelijks aan. Met de ‘theepit’, zoals oudere Arnhemmers dit fantastische plekje noemden, werd de basis gelegd voor wat nu het Sonsbeekpaviljoen is.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 1891-1901.
Broer, L., Geschiedenis van de theepit.
In: Infobulletin Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem. (Vereniging Vrienden van Sonsbeek), jrg. 17 (2005), nr. 3, p. 3-7.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Iddekinge, P.R.A., Park van de Gemeente.
In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle, 1998 (Uitgeverij Waanders), pp. 55-73.
25 juni 1633 (zaterdag)
Brand in de Eusebiuskerk
25 juni 1633 (zaterdag)
Brand in de Eusebiuskerk
Voor een opzienbarende gebeurtenis uit 1633 en een indrukwekkend en tegelijkertijd onbeholpen schilderij van een jaar later, laten we de literatuur en bronnen van voor 1900 voor zich spreken. De toren van de Eusebiuskerk was in 1633 nog niet volledig opgebouwd. De verhoging kwam pas in 1650 en ook die werd door dezelfde kunstenaar vastgelegd.
“op den 25. van den Soemer-maend 1633. de Нооfd-kerk door donder en blixem was aengestoeken, is de vlam, vermits den spoedighen tеgen-weer van de burghers, wederom wt-geblust.”
Bron: Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 98-99 (Boek I no. 158).
“1633. 25 Junij. Ontstond er brand in de Groote Kerk, die een niet onbelangrijke schade aanrigtte.”
Bron: Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 38.
“1654. Werdt aan H. Breckerveld , beroemd wapenschilder, zijne fraaije tekening van den veranderden grooten toren, zo als die voor Р. Pelen tot model verstrekte, met seven gulden tien stuivers betaald; ende op dit stuk, thans hangende in der Roeydrageren Kamer, is te zien, hoe voormaals dese toren met drie beelden pronkte, waar van ’er tegenswoordig nog maar twee voor handen zyn.”
Bron: Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 286.
Toelichting:
Wapenschilder: geen schilder van vuurwapens, maar van symbolen/tekenen van een familie, groep, land, enz. (adellijke wapens, stadswapens, gildewapens).
Roeydrager = roededrager = stafdrager = gerechtsbode.
Moderne literatuur
Berends, G., Over de vroegere toren van Arnhem.
In: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland (SBN), nr. 61 (2016), p. 66-79.
De Grote Kerk van Arnhem. Bouw, verwoesting, herbouw.
Arnhem 1964 (Gemeentemuseum Arnhem).
Hartog. E. den en R. Glaudemans, De Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Bouwsculptuur en bouwgeschiedenis.
Zwolle / Amersfoort, 2013 (Uitgeverij WBOOKS / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Rosenberg, H.P.R., De Sint Eusebiuskerk te Arnhem.
In: Bulletin KNOB, jrg. 15 (1962), p. 189-212.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad.
Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 79.
Verkerk, C.L., De Grote Kerk van Arnhem op het schilderij van Herman Breckerveld (onbekend-1633).
In: Kroniek. Een uitgave van de Oudheidkundige en historische afdeling van het Gemeentemuseum van Arnhem, nr. 5 (1988), p. 16-20.
26 juni 1778 (vrijdag)
Aardewerkfabriek onderaan het Joodse kerkhof
26 juni 1778 (vrijdag)
Aardewerkfabriek onderaan het Joodse kerkhof
De Amsterdamse koopman in aardewerk Teunis van Tellingen zag in de tweede helft van de 18e eeuw de vraag naar aardewerk uit het Duitse rijk toenemen. Vooral de ‘Frankfurter potten’ waren zeer gewild in de Nederlandse huishoudens. Hij besloot om het aardewerk niet meer in te voeren, maar zelf te gaan maken. Maar dan had hij wel de expertise nodig van Duitse pottenbakkers en riviergrond die zand en klei als grondstof voor de kommen, kruiken en schalen leverde. Zijn oog viel op Arnhem, dichtbij Duitsland, rivierklei en Veluwezand en met de Rijn een ideale vervoersweg voor de productie en verkoop van zijn ‘Munsterse of Moffenkruiken’. Hij verzocht daarom op 12 juni 1778 hem toestemming te verleen voor een aardewerkenfabriek even buiten de stad. Die moest komen op Onderlangs, onderaan de Zandberg waar in 1755 een Joods kerkhof was ingericht. Die toestemming kwam op vrijdag 26 juni. De pottenfabriek van Teunis van Tellingen (merkteken TvT) bestond tot aan het overlijden van de eigenaar in 1814. In die tijd won zijn aardewerk vele prijzen op allerlei tentoonstellingen.
Literatuur
Bosch, V.G.A., De Arnhemsche plateelbakkerij van Johan van Kerckhoff. In: Bijdragen en Medeedelingen Gelre, deel 3 (1900), p. 189-214, p. 210-213.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171, p. 139.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 499.
Meulen A. van der en P. Smeek, De opbloei van de aardewerknijverheid in Gelderland en Overijssel na 1800 en de rol van Duitse immigranten.
In: Boing A. e.a., Töpfer Kramer Pottenbakkers. Keramiek tussen IJssel en Berkel.
Borken (2000), p. 41-67.
27 juni 1539 (vrijdag)
Buitenechtelijke dochter Karel van Gelre eist rechten op
27 juni 1539 (vrijdag)
Buitenechtelijke dochter Karel van Gelre eist rechten op
Karel van Egmond (1467-1538), hertog van Gelre (1492-1537), kende een turbulent leven met veel problemen. Eén van de allergrootste daarvan was het uitblijven van wettige, in de echt geboren, kinderen. Het huwelijk in 1518 tussen hem en Elisabeth van Brunswijk bleef kinderloos. Een zestiende-eeuwse kroniekschrijver verwoordde dit zo: ‘Sijn huysfrauwe was genoempt Elisabet und was des hertochen dochter van Bruynswick und Lunenborch, dair hy ghein kinder by en wan. Het gemis van een wettige erfgenaam zou de definitieve doodsteek voor de dynastie Van Egmond in Gelre zijn.
Geheel in de stijl van het adellijke doen en laten van die tijd had hij wel een aantal kinderen buiten het huwelijk verwekt. Karel zorgde wel goed voor zijn zes bastaardkinderen. Hij schonk ze of een klein landgoed of koppelde ze aan een goede bruidegom.
Van die zes buitenechtelijke kinderen werd Anna van Gelre geboren in 1505. Zij wilde na de dood van vader Karel van Gelre (30 juni 1538 in Arnhem) wel de zekerheid dat de beloften van hem jegens haar werden nagekomen. En zo geschiedde het. Een jaar na de dood van de hertog beloofden op vrijdag 1539 (‘op vrijdach post natiuit. Johannis’ / vrijdag na de geboortedag van de heilige Johannes) de hoge edelen (bannerheren), ridders en steden van Gelre een goed woordje voor haar te doen bij de nieuwe hertog, Willem ‘de Rijke’ van Gulik, Kleef en Berg: ‘tot bevestiging der giften en goederen aan joffer Anna van Gelre door hertog Karel nagelaten’.
Literatuur
Matthias Baux (Erkelenz ca. 1550),Dit is der oerspronck (…) cronijken des lants van Gelre.
Schilfgaarde, A.P. van, Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 50 (1950), p. 23-53.
Schilfgaarde, A.P. van, Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 56 (1957), p. 199-211.
28 juni 1884 (zaterdag)
Wegen rondom Hulkestein krijgen bomen terug
28 juni 1884 (zaterdag)
Wegen rondom Hulkestein krijgen bomen terug
De rijke en invloedrijke familie Brantsen bezaten sinds 1647 het landgoed rondom Huis Hulkestein ten westen van de stad. Na het overlijden van Johan Brantsen in 1826 en een fataal ongeluk met de eerste stoomboot in Arnhem in augustus van hetzelfde jaar, waarbij zeven mensen verdronken, verlieten de Brantsens Hulkestein. De nieuwe eigenaren wilden profiteren van de bouwwoede in Arnhem en vroegen het gemeentebestuur om het landgoed op te splitsen en in losse perceelkavels te verkopen. Daar zag de gemeente tot 1894 niets in. Wel reageerde de gemeenteraad op zaterdag 28-6-1884 positief op een verzoek van de ‘Directeuren der Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterrein’ om de wegen rondom het landgoed over te nemen. Nu die projectontwikkelaars niet mochten bouwen, was het onderhoud van de wegen hen blijkbaar te duur. De gemeente stelde wel een voorwaarde voor het gemeentelijk beheer. Eerst moesten de bomen weer teruggeplant worden: ‘de boomen weder in de omgelegden weg brengen’.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem.
Arnhem 1987 (KEMA), p. 85-87.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf.
Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 28-33.
Ven, A.J. van de, De oude buitenverblijven rondom de stad.
In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 187-223, p. 189-191.
29 juni 1865 (woensdag)
Standbeeld Willem II bij Hotel Belle-Vue
29 juni 1865 (woensdag)
Standbeeld Willem II bij Hotel Belle-Vue
Eén van de spraakmakendste hotels, van de toch al vele roemruchte 19e-eeuwse Arnhems overnachtingsadressen, was Hotel Belle-Vue aan de Utrechtseweg. Het fraaie etablissement werd in 1844 gebouwd in opdracht van hoteleigenaar C. J. Frohnhäuser. De status van luxehotel verwierf het al snel en dat kwam niet alleen door de ruime kamers met een nachtprijs van f 2,00 inclusief ontbijt. Het was ook niet alleen het fantastische uitzicht vanaf Bovenover over de Betuwe. Nee, het hotel was o.a. een geliefd adres voor de Russische tsarendochter en koningin-weduwe van Willem, II, Anna Paulowna.
Om de band met het vorstenhuis te verstevigen wilde directeur Frohnhäuser een standbeeld van koning Willem II voor het hotel plaatsen. Hij kreeg medewerking van de plaatselijke Burgervereniging, die een link legde met het optreden van de overleden koning in de Slag bij Waterloo (18 juni 1815(. De koning werd daarom met een hand in een mitella afgebeeld, omdat hij daar bij een drieste aanvalsactie gewond raakte. Het standbeeld werd op woensdag 29 juni 1865 onthuld met als eregast de Arnhemmer Gerrit. Daniels die ook bij Waterloo had gevochten en daarvoor de militaire Willemsorde had ontvangen.
Maar ja, zo’n standbeeld en hoge sokkel met inscriptie vergden onderhouds kosten en dat had Belle-Vue er in 1883 niet meer voor over. Het standbeeld werd geschonken aan Bronbeek en daar staat het nog steeds, in de tuin vlakbij de Velperweg
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 37-39
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 468-470.
30 juni 1922 (vrijdag)
Oprichting 100-jarige WAMV
30 juni 1922 (vrijdag)
Oprichting 100-jarige WAMV
Met dank aan Doreen Hartman, voorzitter WAMV.
Vandaag precies honderd jaar gleden werd in de wijk Lombok de West Arnhemsche Muziek Vereeniging (WAMV) opgericht. En de WAMV hoort nog steeds bij Lombok, net als de Koepelgevangenis en de pittoreske huisjes van Openbaar Belang. Het honderdjarig bestaan wordt dan ook overmorgen uitbundig gevierd.
In Lombok woonden vooral arbeiders die hun brood verdienden aan en bij het spoor. Enkele muzikale spoorwegmensen staken op vrijdag 30 juni 1922 hun koppen bij elkaar en richtten een eigen wijkmuziekvereniging op, de WAMV.
De mannelijke muzikanten, want vrouwen konden in de begintijd nog geen lid worden, gaven uitvoeringen in de speeltuin aan de Alexanderstraat of op de weide van villa Heijenoord. Voor het serieuze werk ging de fanfare op concours en behaalde daar mooie resultaten.
Literatuur
Fransssen, H. e.a., 100 jaar Lombok, 10 september 1994. Arnhem 1994, p. 50-53.
Hartman, D. 100 jaar WAMV. 100 jaar samen muziek maken in Arnhem West. In: Langs Rijn & Rails, jrg. 47 (2022), nr. 3.