De grootste grafheuvel van Noordwest-Europa ligt in Arnhem. De Meelworstenberg zou aan zijn naam gekomen zijn door het middagmaal van de archeologische opgravers in 1947. Meelworst is een traditioneel Veluws gerecht van boekweitmeel, tarwebloem, gekookte lever, vleeskruiden, kaantjes en peper.
Op het landgoed Warnsborn is de Meelworstenberg een van de ‘tumuli’ uit de steentijd. De grafheuvel heeft verschillende fases gekend. De meest bijzondere is de derde periode rond 1.200 voor Christus toen de overledenen zijn bijgezet in uitgeholde boomstammen, voorlopers van de hedendaagse lijkkisten.
Jagers en boeren in de prehistorie
De laatste ijstijd bereikte Nederland niet en het zachtere klimaat gaf de mens de gelegenheid om door jacht in leven te blijven. Rondom Arnhem hielden de Neanderthalers zich vooral op rond het hoger gelegen deel van de Veluwezoom. Op Schaarsbergen zijn tot nu toe de oudste sporen van de mens gevonden. Met gereedschap van vuursteen werd 70.000 jaar geleden de jachtbuit schoongemaakt en bewerkt. De jagers leidden een nomadisch bestaan. Ze hadden geen vaste woonplaats maar zwierven door de natuur op zoek naar voedsel. Ten zuiden van de Rijn, in de Schuytgraaf, zijn sporen (zaden, pitten, botresten) van een jagerskamp van rond 5000 jaar voor Christus ontdekt. Deze jagers waren geen Neanderthalers meer, maar behoorden tot de moderne mens, de homo sapiens.
Vlakbij Warnsborn, ook op Schaarsbergen, is het oudste spoor van de mens in Arnhem gevonden: een 70.000 jaar oude vuurstenen schaver, die werd gebruikt om huiden van dieren schoon te schrapen.
Brons- en ijzertijd
De eerste sporen in Arnhem van de Neolithische (neo = nieuw, lithi = steen) revolutie, die de komst van de boeren inluidde, stammen uit 2500 voor Christus. Deze eerste boeren bouwden de grafheuvels op Warnsborn. De vroegste prehistorische Arnhemse behuizing dateert uit de Bronstijd, rond 1500 voor Christus. In het hoger gelegen gedeelte van Arnhem, waar nu de Van Goyenstraat op de Hoogkamp is, zijn sporen van boerderijen teruggevonden. De prehistorische mens daalde steeds verder de heuvels af en het dal van de Jansbeek werd de vaste woonplaats van de boeren. Inmiddels waren zij met hun gereedschap en andere gebruiksvoorwerpen de IJzertijd (vanaf 800 voor Christus) binnengetreden.
De komst van de Romeinen, rond 50 voor Christus betekende het einde van de prehistorie. Hoewel de Romeinen weinig schriftelijke bronnen in en over Arnhem hebben nagelaten, laten we de geschreven geschiedenis van Arnhem met hun komst beginnen.
De prehistorische jagers, met hun vaste basiskamp op de Arnhemse heuvels, trekken geregeld naar de rivier om te jagen en te vissen. 7.000 jaar oude vondsten in de Schuytgraaf, een boot met speren en een ‘pijl en boog’, zijn er de ontdekte bewijzen van. Bij de aanleg van de wijk stuitten archeologen op een grafveld uit de vroege Middeleeuwen. Zo is de Arnhemse levenscirkel rond: van grafheuvels in het noorden tot grafvelden in het zuiden.
Herinneringsplaatsen
Grafheuvels Lichtenbeek
Van Goyenstraat
Grafveld Schuytgraaf