Het Zilveren Spijker

Jansbeek met Zilveren Spijker, ca. 1560
De Jansbeek buiten de stadsmuren van Arnhem. Ongeveer midden op de kaart moet het Zilveren Spijker, een landhuisje gebouwd door hertog Karel van Gelre, gelegen hebben.
Deel van de kaart van Arnhem door Jacob van Deventer.
© Biblioteca Nacional de España, Madrid, Manuscritos Res/200, folium 87. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Het Zilveren Spijker
Toen hertog Karel van Gelre stierf in 1538 bleek hij naast zijn jachtkasteeltje het Gulden Spijker bij de Grote Vijver nog een klein landhuis te hebben bij de Jansbeek. Dit verblijf werd het ‘sylveren spycker’ of ‘cleynen spycker’ genoemd en lag ter hoogte van de huidige Fonteinvijver bij de zijingang van het Sonsbeekpaviljoen.
Na de dood van de hertog kwam bij de drie executeurs van zijn testament namelijk een verzoek binnen van  Steven van Ruijtenborch, één van de legeraanvoerders en raadsheren van Karel van Gelre. Bovendien was Van Ruijtenborch sinds 1515 schepen van de stad. Van Ruijtenborch claimde een bedrag dat de hertog hem schuldig zou zijn. Zo had hij tijdens de Friese veldtocht gevangen gezeten en was hij bovendien in dienst van de hertog geld kwijtgeraakt door het verlies van paarden. De uitvoerders van de laatste wil gingen akkoord met de aanspraken van Van Ruijtenborch en wezen hem het goed met het Gulden en Zilveren Spijker toe.  Na de machtsovername van Gelre in 1543 door keizer Karel V maakte zijn rekenmeester Gerard van Rhenoy een jaar later een rapport op over de domeinen in Gelderland. Rhenoy veegde de vloer aan met de claims van Van Ruijtenborch en geëist werd dat het goed bij Arnhem aan de keizer moest worden overgedaan. Een slepende rechtsgang was het gevolg, want ook na het overlijden van Van Ruijtenborch in datzelfde jaar was zijn weduwe Agnes van Leeuwenberch niet van zins van het grondbezit afstand te doen. Na zeven jaar procederen werd Van Ruijtenborch in het gelijk gesteld, waarbij het belangrijkste argument was dat Karel van Gelre het Gulden en Zilveren Spijker als particulier en niet als landsheer in bezit had.

Jansbeek met Zilveren Spijker
Reconstructie uit 1908 van de molens langs de Jansbeek naar de kaart van Jacob van Deventer. Bij de Fonteinvijver, op het midden van de kaart, moet het Zilveren Spijker hebben gelegen. Detail van een kaart van G.A. Kuyk behorend bij zijn artikel in BMGelre 1914.
© Gelders Archief, 1506 Kaartenverzameling Gemeente Arnhem 7670. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Tijdens deze juridische strijd vond een splitsing tussen het Zilveren en het Gulden Spijker plaats. In 1545 werd het eerste grondbezit beleend aan de nieuwe kanselier van het Hof van Gelre, Joost Sasbout en twee jaar later aan zijn zoon Arnt.
Het huwelijk tussen Steven van Ruijtenborch en Agnes van Leeuwenberg bleef kinderloos. De weduwe liet na haar dood in 1562 haar recht op het grondstuk na aan haar schoonzuster Judith van Ruijtenborch. Die was getrouwd met een raadsheer van het Hof van Gelre, Gilles (Gielis / Jelis) Pieck, heer van Enspijk.
Pieck moest direct wel in het juridische geweer komen, omdat de molenaar van de Sonsbeekmolen, ‘een stuk lands aan Sint Johansbeek’ bij zijn molen als het zijne beschouwde. De moleneigenaar Fredrick Boetzell werd met zijn vrouw Margriet in 1564 alsnog eigenaar van de grond met het Zilveren Spijker totdat hij het in 1570 verkocht aan de Arnhemse burgemeester Willem van Poelwijck: ‘sijlveren Spijcker mitten Cijngell ind sijne toebehoer, gelegen op sunct Jansbeeck tusschen die Begijnen van St. Agnìetenind Loedewich Bruynìncks Molens (nu tussen Watermuseum en de Zwanenbrug), igelick die eheluiiden vurg. den selven Spìjcker hier bevorens van Jelîs Pyeck gekosst und bis her int gebruìck gehad hadden’.
In het inmiddels flink verwaarloosde landhuisje woonde in 1568 Jan Thymanssen. Na 1570 keert het Zilveren Spijker niet meer terug in akten, procesdossiers en andere stukken in de archieven.

Bronnen en literatuur
Arnhemsche Courant, 8 mei 1914 (avonduitgave).

C. Godschalk-Visser, ‘Het Zilveren Spijker in Arnhem – heeft recent onderzoek de locatie onthuld?’, in: Arnhems Historisch Tijdschrift 42 (2022-1), 10-14.

G. van Hasselt, Kronijk van Arnhem, Arnhem 1790, 185-186.

A.J.C. Kremer, ‘De Sint Jansbeek (Het Gulden Spijker), in: Arnhemsche Courant, 9 -8-1902.

G.A. Kuyk, ‘De geschiedenis van het landgoed Sonsbeek bij Arnhem’, in: BMGelre 17 (1914), 85-119.

G.A. Kuyk, ‘Het “Gulden Spyker” op Sonsbeek bij Arnhem’, in: BMGelre 18 (1915), 147-149.

A. Markus, Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen,Arnhem 1907
, 484-485.

A.P. van Schilfgaarde, ‘Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen’, in: BMGelre, 50 (1950), 23-53.

A.P. van Schilfgaarde, ‘Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen’, in: BMGelre, 56 (1957), 199-211.

A.G. Schulte, ‘Van landgoed tot stadspark’, in: P.R.A. van Iddekinge (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem, Zwolle 1998, 23-53, vooral 24-26.

A.J. van de Ven, ‘De oude buitenverblijven rondom de stad’, in: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek, Arnhem 1933, 187-223, vooral 222.

R. Wartena, ‘Gulden Bodem, woonwijk met een rijke historie’, in: Arnhemsche Courant, 5-11-1960.