Niet alleen de bouw van grote herenhuizen vanaf 1850 bepaalde het straataanzicht. In 1874 startte de bouw van de neogotische R.K. St. Martinuskerk aan het begin van de straat bij de Velperplein. De zeventig meter hoge toren domineert nog steeds de toegang van de straat. In 1880 veranderde het aanzien weer drastisch door de aanleg van tramrails voor de paardentramdienst Arnhem-Velp. De rails werden in het midden van het wegdek aangelegd. Vanaf 3 mei 1880 kon het publiek vanaf de zit- en staanplaatsen van de wagens de Steenstraat aan zich voorbij laten glijden.
1 juni 1897 (dinsdag) Duivelshuis terug in historische stijl
1-6-1897 (dinsdag) Duivelshuis terug in historische stijl Het gemeentebestuur kocht in 1828 het Duivelshuis voor f 13.475,00 als vervanging voor het vervallen ‘Oude Stadhuis’ op de Markt. Een grote restauratie volgde in diezelfde periode en het pand kreeg een geheel ander aanzien. Het renaissance-uiterlijk verdween voor een belangrijk deel. Zo werden de beeldhouwwerken verwijderd en werd de 16e-eeuwse dakconstructie vervangen. In 1830 werd het Duivelshuis in gebruik genomen als stadhuis. In de jaren negentig van de 19e eeuw had men flinke spijt van de rigoureuze vernieuwingsdrift uit 1828. Bovendien was het aantal ambtenaren flink gegroeid. Tijd voor een volgende grootscheepse verbouwing en dat gebeurde in twee stappen. Eerst vond in 1894 voor f 70.000,00 een verbouwing plaats, waarbij o.a. de openbare bibliotheek vertrok uit een kamer op de eerste verdieping. De leeszaal vond onderdak het 18e-eeuwse patriciërshuis Achter Mariënburg (nu Mariënburgstraat 12) en zou daar bijna een eeuw, tot 1972, blijven. Op dinsdag 1 juni 1897 werd een plan van architect Constantijn Muysken (1843-1922) uit Amsterdam goedgekeurd voor een algehele ‘in- en uitwendige herstelling’. Om nog meer ruimte te geven werd het belendende woonhuis op de hoek Koningstraat-Walburgstraat afgebroken. In de nieuwbouw aan de Walburgstraat kwam o.a. de nieuwe fraaie raadszaal. Het totale kostenplaatje was f 113.000,-, maar het Duivelshuis werd in oude luister hersteld.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 131, 132.
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 123-185; p. 156-158.
Iddekinge, P.R.A., Arnhem. In: Roos, J. de en T. de Roos, Gemeentehuizen van Gelderland. Van Aalten tot Zutphen. Arnhem 1995 (Vereniging Gelre en Groningen: REGIO-PRojekt), p. 38-40.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 232-240.
Schaap, K., Stadhuis Arnhem 1968. Arnhem 1968 (Gemeente Arnhem; geen paginering)
Wentink, H., Van Duivelshuis tot Stadstheater. Monumenten van bestuur en cultuur in Arnhem. Utrecht 2018 (Uitgeverij Matrijs), p. 10-13.
Werf. J. van der, Het Duivelshuis in Arnhem. Het merkwaardige woonhuis van de vermaarde maarschalk. Arnhem 2019 (Gemeente Arnhem), p. 17-30.
2 juni 1913 (maandag) Oedipus, een openluchtvoorstelling in Sonsbeek
2 juni 1913 (maandag) Oedipus, een openluchtvoorstelling in Sonsbeek In 1913 werd in de stad met verschillende festiviteiten stil gestaan bij de honderdjarige viering van de ‘Slag om Arnhem, 1813’. Het ‘Comité 1913’ vroeg bij de gemeente daarvoor verschillende vergunningen aan. Eén daarvan was het houden van een grote openluchttoneelvoorstelling in de Ronde Weide op Sonsbeek. Het theatergezelschap ‘N.V. Het Tooneel’ onder leiding van regisseur en hoofdrolspeler Willem Roijaards wilde daar Oedipus van de Griekse tragedieschrijver Sophocles opvoeren. Daar ging de gemeenteraad op zaterdag 2 juni snel mee akkoord. Het werd een groot succes, vooral voor de toneelkunst, de stad en de welgestelde burgerij. De prijzen van de toegangskaarten logen er namelijk niet om: 1e rang f 6,-, tweede rang f 3,- en de derde rang f 1,50. Voor de beste plaatsen moest een Arnhemse arbeider de helft van zijn weekloon neertellen. Wie een kaartje kon betalen kreeg wel waar voor zijn geld: het schouwspel duurde 2,5 uur van half drie tot vijf uur en had geen pauze. Een tegenvaller was het slechte weer eind juli, waardoor de eerste twee voorstellingen uitgesteld moesten worden. Vervolgens reden twaalf middagen extra trams van lijn 3 af en aan om het publiek heen en terug te brengen. In alle kranten en tijdschriften van Nederland verschenen lovende recensies.
Berlage, J., Koning Oedipus, en de voorstellingen op Sonsbeek. In: De Gids, jrg. 77 (1913), p. 115-132.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 144.
Iddekinge, P.R.A., Sonsbeek de juiste achtergrond. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 155-174, p. 162.
Otterloo, R. van, Arnhemse geschiedenis 1813-1913. Voorstelling Oedipus met hoge gasten op de Ronde Weide. In: Bulletin Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem (Vereniging Vrienden van Sonsbeek), jrg. 33 (2021), nr. 1, p. 13-14.
3 t/m 5 juni 1841 (donderdag t/m zaterdag) ‘Rollen van beurzen’ bij bezoek koning Willem II
3 t/m 5 juni 1841 (donderdag t/m zaterdag) ‘Rollen van beurzen’ bij bezoek koning Willem II Maar liefst drie dagen verbleef koning Willem II in 1841 in Arnhem. En dat terwijl hij toch grote moeite had met de plaatselijke Arnhemsche Courant. Als één van de weinige kranten bekritiseerde de Arnhemsche Courant de autocratische bestuursstijl van het vorstenhuis. Maar de krant hield zich in tijdens het driedaagse bezoek van de koning. Zeer beknopt, maar wel keurig, werd verslag gedaan van de luisterrijke ontvangst van de monarch, de ‘illuminatie’ in de stad en de vele recepties en diners die de stad en Willem II ten deel vielen. De stad puilde uit, want veel mensen uit de omliggende plaatsen waren naar Arnhem gekomen om een glimp van de koning op te vangen. In de binnentuin, ‘vauxhall’, van hotel ‘Het Zwijnshoofd’ op de hoek Nieuwstraat-Kleine Oord was geen stoel meer te krijgen. De aangebrachte feestverlichting en de ingehuurde harmoniemuziek droegen daar zeker aan bij. Het dievengilde maakte daarvan gebruik: ‘Op de straten zijn er eenige beurzen, enz., “gerold”’.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 98.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162.
4 juni 1613 (dinsdag) Donderbussen, donderklooten en arsenaal moeten van de Markt
4 juni 1613 (dinsdag) Donderbussen, donderklooten en arsenaal moeten van de Markt Vanaf de late middeleeuwen tot 1614, sommige bronnen zeggen 1615, stond op de Markt het Bussenhuis. Het gebouw naast het ‘oude’ stadhuis had verschillende functies, maar was vooral wapenopslagplaats (‘arsenaal’) van de Arnhemse kanonnen (‘donderbussen’). Het bussenhuis stond naast het stadhuis aan de zuidoostelijke kant. Aan de achterkant keek het uit op het Hof van Gelre. En daar zat nou net het probleem op 4 dinsdag juni 1613. Want, en nu citeren we Van Hasselts Kronijk: ‘ende daer in woonde ook de Bussenmeester, maar hij mocht sijn forge, off smisse, niet op die zijde des Hoìffs noch der Cantzelrie hebben, maer wel aen die zijde op die merkt, naest den Raedthuijse der stadt’. Het werk van de wapensmid, de Bussenmeester, vond ook plaats in het Bussenhuis. En bij het maken van de kleine kanonnen en de daarbij horen kogels (‘donderklooten’) kwam nu eenmaal vuur te kijken. Daarom besloot het bestuur van Gelre dat het Bussenhuis van de Markt weg moest. Een jaar later, op 15 april 1614, werd daarover overeenstemming bereikt met de Arnhemse magistraat. Het, toch al wat vervallen Bussenhuis, werd gesloopt. Het westelijk deel van de, door het protestantse stadsbestuur geconfisqueerde Walburgiskerk, ging dienst doen als arsenaal.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 262-263.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 98-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 181-185.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 428.
5 juni 1514 (maandag) Arnhem koopt van Hackfort jaarrente af
5 juni 1514 (maandag) Arnhem koopt van Hackfort jaarrente af De Hac(k)forts zijn een oude adellijke Gelderse familie die door de eeuwen heen zich concentreerden rondom kasteel Ter Horst bij Loenen op de Veluwe en het landgoed Hackfort bij Vorden in de Achterhoek. Ze bezaten ook de toren Den Ham bij Vleuten in Utrecht. Een andere tak had bezittingen in de Betuwe. Al naar gelang de bezittingen en de verervingen luidden hun namen Hackfort tot Ter Horst, Hackfort tot Oosterholt, Hackfort tot Den Ham, enz. De familie leverde ook veel bestuurders, burgemeester en schepenen, aan Arnhem. In de stad woonden ze direct naast het Duivelshuis, in de eerste helft van de zestiende eeuw was één van de vooraanstaandste Arnhemse locaties. Het stadsbestuur kon een goede relatie met rijke adellijke grootgrondbezitters goed gebruiken. In de roerige tijden van de vele oorlogen van hertog Karel van Gelre was er namelijk voortdurend geld nodig. Geregeld sprongen bestuurders persoonlijk bij door leningen aan de stad te verstrekken. Met de jaarlijkse rente, die daarbij was afgesproken, kon dat uiteindelijke bedrag flink oplopen. Zo werd besloten op maandag 5 juni 1514, ‘des manendaigz nae des heylighen Sacramentz dach’, dat Arnhem de jaarrente van 28 gouden Rijnsche guldens aan Allardt Hackfort mocht afkopen voor 400 Rijnsche guldens. Dat was even een uitgave, maar op de lange termijn was de stad goedkoper uit.
Literatuur Jacobs, I.D. (red.), Adel en ridderschap in Gelderland. Tien eeuwen geschiedenis. Zutphen 2013 (WBooks / Gelders Archief).
Kool, C. de, Wijnand Hackfort, een burgemeester van Arnhem. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 1, p. 71-81.
Lookeren Campagne, J. van, De Hackfortkelk in de St-Walburg. In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 32 (2012), nr. 4, p. 209-210.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 183.
Paquay, V. (red. J. C. Bierens de Haan), De Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Gasthuis, preuven en passende hulp sinds 1351. Hilversum 2021 (Uitgeverij Verloren).
6 juni 1863 (zaterdag) Hortus maakt plaats voor syphilis
6 juni 1863 (zaterdag) Hortus komt en maakt plaats voor syphilis Achter het in 1848 geopende Stedelijk Ziekenhuis aan de Eusebiusbinnensingel lag een tuin. De ziekenhuisapotheker, die naast het ziekenhuis woonde, had het achterste deel daarvan ingericht als kruidentuin. De Arnhemse Apothekersvereniging had echter hogere ambities en wilde een echte hortus botanicus. En, wat een fraai toeval, de voorman van die vereniging, de plaatselijke beroemdheid Wessel Knoops, was ook lid van de gemeenteraad. Toen de vereniging dus op zaterdag 6 juni 1863 vroeg om toestemming en subsidie voor zo’n hortus ging daar de raad snel mee akkoord. De Arnhemse bestuurders zagen met die plantentuin nog een kans: het zou de keuze voor de vestiging van een Hogere Burgerschool (H.B.S.) wellicht bevorderen. Die HBS kwam er, maar de hortus heeft maar tien jaar bestaan. In 1875 moest het alweer plaats maken voor een nieuw gebouw, speciaal voor ‘syphilitische vrouwen’. De prostitutie nam, door de vele in Arnhem gelegerde soldaten, een grote vlucht. Het grote aantal opgenomen prostituées met geslachtsziekten bezorgde het ziekenhuis een slechte naam. Voor hen werd op de plek van hortus een speciale afdeling gebouwd.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, 5-7-1873.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 107.
Heusden-Sleutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg. 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem. Arnhem 1995 (Ziekenhuis Rijnstate), p. 13-16.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 77.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 6-6-1863. In: Gelders Archief: 2192-87, Secretarie Gemeente Arnhem.
7 juni 1636 (zaterdag) Verkoop ‘beijer en sieckenhuijs’ Catharinagasthuis
7 juni 1636 (zaterdag) Verkoop ‘beijer en sieckenhuijs’ Catharinagasthuis Met de overgang naar ‘de nieuwe ware leer’, of ‘de protestantse machtsovername’ in de stad in 1579 viel ook het doek voor de traditionele geestelijke (katholieke) instellingen in Arnhem. Zo ook voor het St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat. Het complex werd niet getroffen door de sloophamer, zoals dat met andere kerkelijke gebouwen (o.a. de kloosters buiten de stad) gebeurde. Het Catharinagasthuis mocht het complex van Sint Agnietenklooster in de Beekstraat betrekken, zodra de laatste kloosterzusters overleden waren. Dat was in 1636 het geval en het gasthuis verhuisde van de Bakkerstraat naar ‘Aan de Beecke’. Daarmee kwamen aan de Bakkerstraat ongeveer 25 panden, waaruit het gasthuis bestond, vrij. Het stadsbestuur besloot om die een andere bestemming te geven (de gasthuiskerk werd in 1698 de stadswaag), maar vooral om de verschillende huizen openbaar te verkopen. Aan de koop werden wel vooraarden verbonden, zoals blijkt uit de verkoop van het passantenhuis (‘beijer’) en het ziekenhuis: ‘Veurwaerden vande vercopinge van den beijer ende het sieckenhuijs van Sinte Catrinen Gasthuijs. den 7en junij 1636’. Zo moest bijvoorbeeld het afval vervoerd worden maar ‘opt dijcken tusschen de Sabelspoorte en Palmers huijsje’.
Literatuur
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 145-146, 174.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 53-59, 492-493.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 301-304.
8 juni 1948 (dinsdag) Dodelijke explosie bij bunker Diogenes
8 juni 1948 (dinsdag) Dodelijke explosie bij bunker Diogenes Verscholen in de bossen aan de Koningsweg, even naast de ingang van Nationaal Park De Hoge Veluwe, staat de voormalige immense commandobunker van de Duitse Luftwaffe: Diogenes. De naam van deze Griekse wijsgeer had het commandocentrum gekregen, omdat het dezelfde beginletter had als Deelen. Zo waren ook de andere twee bunkers van dit type aan hun naam gekomen: Gyges bij het Deense Grove en Sokrates bij het Duitse Stade. De bouw van de bunker met muren van drie tot vier meter dik begon in augustus 1942. Het is niet alleen de lengte (62 meter) of breedte (40 meter), maar vooral de hoogte (16 meter) dat de bunker een imponerend aanzien geeft. Het is dan ook een rijksmonument. In de bunker werden Duitse jachtvliegtuigen (de ‘Nachtjagers’) naar hun doelen geleid: geallieerde bommenwerpers die met hun vernietigende lading op weg naar Duitsland waren. Na de oorlog werd de bunker even gebruikt als opslag voor niet ontplofte bommen en granaten. Bij het verplaatsen en demonteren van het explosief materiaal gebeurde op dinsdag 8 juni 1948 een verschrikkelijk ongeluk. Bij het transport van een vliegtuigbom van 1500 kg explodeerde deze. Vijf mannen in de onmiddellijke nabijheid vonden daarbij de dood. De ontploffing was zo groot dat slechts kleine resten van de lichamen van de vijf mannen werden teruggevonden. Het waren J. Gouw uit Velp (ploegcommandant, 35 jaar en ongehuwd), A.H. van Balkom uit Nijmegen (43 jaar, zes kinderen), H.G. van Hoof uit Vught (39 jaar, ook zes kinderen), J.A. Dekkers uit Tilburg (54 jaar, één kind) en Th.J. Leenders uit Nijmegen (47 jaar, vier kinderen). Drie dagen later vond onder geweldige publieke belangstelling de begrafenis plaats. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana stuurden een telegram met hun medeleven. Literatuur Heiningen, A. van (red.), Diogenes een unieke bunker met een bijzonder verhaal. Arnhem 2017 (Provincie Gelderland, Verkenningsverslag).
Jacobs, I. D., Schaarsbergen. Ontginningsdorp in Arnhem-Noord. Utrecht 2021 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-67.
Tiemens, W.H., 8 juni 1948: een ramp in Schaarsbergen. Website: AirborneArnhem.nl: Het Willem Tiemens Archief. URL: https://airbornearnhem.nl/WillemTiemens/BOM.htm, geraadpleegd o.a. 7-6-2022.
Veerman, D., Vliegveld Deelen, van last tot lust? De invloed die het vliegveld Deelen heeft gehad op de aanwezigheid van cultuurhistorische landschapselementen in de omgeving van Deelen. Utrecht 2004 (afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht, uitgegeven in eigen beheer), p. 167- 172.
9 juni 1866 (zaterdag) Cholera zaait dood en verderf onder de armste Arnhemmers
9 juni 1866 (zaterdag) Cholera zaait dood en verderf onder de armste Arnhemmers Arnhem werd in de tweede helft van de negentiende eeuw verschillende malen getroffen door de cholera. Zodra het weer wat warmer werd, brak de ‘cholera asiatica’ uit. De ziekte werd namelijk veroorzaakt door besmet water en met stijgende temperaturen steeg de kans op besmetting van het drinkwater. Dat werd namelijk uit waterpompen gehaald en de open riolering (‘open goten stelsel’) liep daar vaak direct langs. Van alle epidemieën maakte die van 1866 de meeste slachtoffers. De uitbraak bereikte Arnhem op zaterdag 9 juni 1866. In de ‘luxe-stad ’Arnhem vielen verhoudingsgewijs veel dodelijke slachtoffers. Stierf voor heel Nederland 0,7% van de bevolking aan de ‘Aziatische buikloop’, in Arnhem was dit 1,5%. De tweedeling in Arnhem was namelijk groot. Achter de luxe herenhuizen aan de singels en de Rijnkade lagen de sloppenwijken van de allerarmsten. In de Langstraat, de Janslangstraat, Klarendal en op de Rietebeek (Spijkerkwartier) waren de leefomstandigheden meer dan schrijnend. Tussen juni en oktober stierven 428 Arnhemmers, waarvan 86 in de Langstraat en de steegjes eromheen. Het zou nog bijna twintig jaar duren voordat het eerste deel van het waterleidingnet werd geopend.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 41.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 62.
Verhoeven, S., Toezien, vastleggen en bestrijden. Infectieziekten en het geneeskundig toezicht in Gelderland in de negentiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 111 (2020), p. 169-196.
10 juni 2005 (vrijdag) Opening eerste Arnhemse Mode Biënnale
10 juni 2005 (vrijdag) Opening eerste Arnhemse Mode Biënnale Deze week startte FDFA’22. Het ‘fashion + design festival Arnhem’ laat weer eens zien wat voor een prachtige modestad Arnhem is. Veel Arnhemmers denken met weemoed terug aan de vijf Mode Biënnales die in het recente verleden de stad op zijn kop zetten. Vandaag is het zeventien jaar geleden dat de allereerste Arnhemse Mode Biënnale werd geopend. Onder de artistieke leiding van Piet Paris (pseudoniem van mode-illustrator Pieter ’t Hoen werden overal in de stad modeshows, presentaties, lezingen en workshops gegeven. Het thema was dan ook ‘Mode is overal’. De manifestatie was een groot succes met ruim 1000.000 bezoekers. De publieksparticipatie bereikte op zondag 12 juni een hoogtepunt met een kilometerslange catwalk door de binnenstad. Tientallen modellen showden de meest uiteenlopende creaties. Na financiële tegenvallers in de volgende Biënnales, werd in 2013 de laatste modemanifestatie onder deze naam gehouden. Gelukkig hebben we nu nog FDFA van ‘State of Fashion’.
Literatuur Roelofs, B., Parels en Proefballonnen. Kroniek van Arnhem, 2001-2010. Arnhem 2011 (Jeugdland), p. 63-68.
11 juni 1944 (zondag) Verzetsoverval Huis van Bewaring
11 juni 1944 (zondag) Verzetsoverval Huis van Bewaring
In ‘Verleden Vandaag van 11 mei’ besteedden we aandacht aan de bevrijding in 1944 van verzetsleider ‘Frits de Zwerver’ uit de Arnhemse Koepelgevangenis. Daarbij werd gezegd dat die bevrijding een andere actie noodzakelijk maakte: de verzetsoverval op het Huis van Bewaring, vandaag precies 78 jaar geleden. Die verzetsactie is om verschillende redenen uniek te noemen. Nooit werden in de Tweede Wereldoorlog zoveel gevangenen (56 personen) bevrijd en het is de enige verzetsoperatie waarvan ‘live’ fotobeelden zijn.
Twee weken na de geslaagde bevrijdingsactie op de Koepelgevangenis werd één van de organisatoren gearresteerd. Het was Eef Zwarts, eigenaar van rusthuis ‘Hemeldal’ in Oosterbeek. Vanuit dit herstellingsoord werd de overval op de Koepelgevangenis georganiseerd met o.a. de auto van Zwarts. De landelijke leiding van het verzet in Nederland, Liepke Scheepstra en Johannes ter Horst van de Landelijke Knopploegen (LKP) zijn, net als bij ‘Frits de Zwerver’, bang dat bij het doorslaan in de gewelddadige verhoren door de Duitsers van één van de verzets- en onderduikkopstukken het hele verzetsnetwerk wordt opgerold. Zwarts is niet in de Koepelgevangenis opgesloten, maar zit in het Huis van Bewaring in de binnenstad. Via de bibliothecaris van het Huis van Bewaring, Joop van Veldhoven, komen ze aan de benodigde informatie om hem te bevrijden. Na drie vroeg afgebroken pogingen lukt het op zondag 11 juni 1944. Johannes ter Horst doet zich voor als dominee en verzetsvrouw Petertje van de Hengel speelde zijn echtgenote. Ze bellen aan bij de directeur van het Huis van Bewaring. Zijn huis staat in directe verbinding staat met de cellengangen. Als ze worden binnengelaten, openen ze met zeven andere verzetsmensen alle cellen. Buiten krijgen de bevrijde gevangenen een bonkaart en tien gulden om met de trein verder te reizen. Zesenvijftig mensen, waaronder andere verzetsmensen en gevangen genomen Joden, stappen zo de vrijheid in. Slechts acht worden binnen korte tijd weer opgepakt. De rest blijft uit handen van de bezetter. Aan de actie verleenden diverse Arnhemse verzetsmensen hand- en spandiensten, zoals kantoorboekhandel Rupp, Hendrika ‘tante Spiek’ Spieksma-Schuiling en de broers Henk en Wiecher de Jong. Die worden later in 1944 opgepakt en sterven, 25 en 23 jaar jong, in concentratiekamp Neuengamme. Met een plaquette in de Eusebiuskerk bij het westportaal wordt hun optreden nog steeds geëerd.
Literatuur Aerde, R. van e.a., Het Grote Gebod. Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP. Kampen 1951 (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok). Twee delen met een herdruk in 1979.
Hof, J.,De dubbele slag in Arnhem. De KP-kraken van de Koepel en het Huis van Bewaring. Baarn 2004 (Uitgeverij Ten Have).
Kaajan, D., Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944. In: Pierik P. van en B. van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), 251-324.
Hulzen. J. van en A. Goede, Gevangenisdeuren zwaaien open. In: De Zwerver. Weekblad van de Stichting LO.-LKP, jrg 3 (1947) juli en augustusnummers.
12 juni 1674 (zondag) Lodewijk XIV: ‘Passage du Rhin bij Lobith
12 juni 1672 (zondag) Lodewijk XIV: ‘Passage du Rin’ bij Lobith Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober al bezig. Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daarom besteden we de komende dagen aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag: de Franse oversteek van de Rijn bij Lobith.
Verkeerde plaats en verkeerde tijd De Arnhemmer die vandaag op de Europakade in Lobith zou staan en 350 jaar geleden in de tijd terug zou reizen, zou op een andere datum en op een andere Rijnoever staan. In Arnhem en Gelderland werd in 1672 de oude Juliaanse kalender gebruikt en was het zondag 2 juni. In Holland en Zeeland was men in 1583 al overgegaan op de nieuwe Gregoriaanse kalender en was het zondag 12 juni. In Gelderland werd nog gewacht tot 1700 met die overgang. Het Tolhuis van Lobith stond in 1672 ook niet op de huidige rechteroever van de rivier, maar aan de linkeroever. De grote bocht van de Oude Rijn bij Lobith en Pannerden was immers nog niet afgesneden door het Pannerdensch Kanaal. Dat gebeurde pas in 1707.
Dat Pannerdensch Kanaal was in 1672 ook al hoognodig, want de (Oude) Rijn was verworden tot een ondiepe stroom die bij laag water nauwelijks te bevaren was. Het was dan ook tamelijk eenvoudig voor het Franse leger om met behulp van de plaatselijke veerbaas Jan Petersz uit Elten een doorwaadbare plaats te vinden. Onder leiding van generaal Louis II van Bourbon, de prins van Condé en onder toezicht van ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV trokken 118.000 infanteristen (voetsoldaten) en 12.500 cavaleristen (ruiters) de rivier over. Ze werden daar opgewacht door eenheden van het Staatse leger en bij de veldslag even ten noordoosten van de huidige bebouwde kom van Lobith, de Ossenwaard, brak een veldslag uit met honderden doden aan beide kanten. Ook de pols van de Franse opperbevelhebber Condé werd getroffen door een kogel en de generaal was als legerleider voorlopig uitgeschakeld. De Fransen wisten na dit korte hevige gevecht de Nederlanders te verdrijven en staken uit wraak kasteel ’t Tolhuys in brand. Een roemrucht en historisch gebouw ging zo verloren. Voor de Fransen lag de weg naar de Betuwe en Arnhem open. Voor hen was dit slechts een doortocht richting Holland het politieke en economische centrum van de Republiek. In Arnhem wachtte men intussen in angstige spanning af: wat stond de stad te wachten?
Literatuur Geurts, J., De Vrede van Nijmegen 1672-1678. Een keerpunt in de Gelderse geschiedenis. In: Verhoeven, D. (red.), Gelderland 1900-200. Zwolle 2006, (Uitgeverij Waanders), p. 68-71.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64, p. 132 noot 244.
Smit, E., Het Pannerdensch Kanaal 1671-1771. Beheersing van de Rijndelta. In: Verhoeven, D. (red.), Gelderland 1900-200. Zwolle 2006, (Uitgeverij Waanders), p. 90-92.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Vries, S. de. “Le Passage Du Rhin door Adam-Frans van Der Meulen. In; Bulletin van Het Rijksmuseum, jrg. 41 (1993), nr. 1, p. 24–30.
13 juni 1672 (maandag) Arnhems stadsbestuur: lafheid of realisme?
13 juni 1672 (maandag) Arnhems stadsbestuur: lafheid of realisme? Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober in volle gang Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daarom besteden we de komende dagen aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag dag twee: de stemming in Arnhem na de Franse oversteek bij Lobith.
Op de middag van de Franse oversteek bij Lobith op 12 juni zocht een deel van de verslagen Nederlandse ruiterij een goed heenkomen in Arnhem. In de stad arriveerden vrijwel tegelijkertijd 2.000 ruiters van de Spaanse bondgenoot van Nederland in dit conflict. Dat was echter volstrekt onvoldoende om enigszins weerstand te kunnen bieden aan het honderdduizend manschappen tellende Franse leger. Het Arnhemse stadsbestuur, dat bestond uit twee burgemeesters en tien schepenen, schreef een brandbrief naar Amsterdam en vroeg om extra versterkingen, maar met kerende post kregen ze op maandag 13 juni het bericht dat daar niet op gerekend mocht worden. Het stadsbestuur boog op die maandag eigenlijk al het hoofd voor de Fransen. Met grote tegenzin werden enkele verse compagnieën cavaleristen en infanteristen de stad binnengelaten. De totale verdedigingssterkte kwam hiermee op 2.500 militairen. Die werden door de ‘servijsmeester’ veelal ondergebracht bij de Arnhemse bevolking. De officieren van de gearriveerde troepen moesten een eed van trouw aan de Arnhemse magistraat afleggen. De burgerbestuurders hielden krampachtig vast aan hun machtspositie terwijl de vijand de poorten van de stad naderde. Had de angst het stadbestuur bevangen of was het realiteitszin? Arnhem stelde als vesting namelijk niet zoveel meer voor. In de woorden van de eigentijdse diplomaat en geschiedschrijver Pieter Val(c)kenier: ‘Dese Stad , hoewel die voormaals is geweest van reedelijke Sterkte, was door verloop van vele jaren , en door versuym van de reparatie der fortificatien, sodanig buyten postuyr van defensie geraakt, dat sy ten tijde , wanneer sy van de Fransche wierde berent , seer qualijk eenige rigoureuse Attaque hadde konnen repoucheren, also ter selver tijd de Fortificatie noch met geen eenige Schop aarde was verbetert.’
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 98-99. Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld.Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364.
14 juni 1672 (dinsdag) Franse trompetter voor Arnhemse stadspoort
14 juni 1672 (dinsdag) Franse trompetter voor Arnhemse stadspoort Deze dagen bestedenaandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag dag drie: de Fransen eisen de capitulatie van Arnhem
Dinsdagochtend 14 juni besloot het Arnhemse bestuur een onderhandelaar naar het Franse officierenkamp te sturen. Voor de inhoud van de boodschap willen burgemeesters en schepenen overleggen met de Staatse gevolmachtigden die de dag ervoor in de stad zijn gearriveerd. Zij hebben de volmacht van de Staten-Generaal gekregen om alle besluiten ten velde te nemen die zij noodzakelijk achtten. Wat bleek: de gevolmachtigden hadden in alle vroegte in het geheim de stad verlaten. Een volgend halfslachtig besluit volgde ’s middags: er wordt een militaire krijgsraad voor de stad in het leven geroepen, maar alle besluiten moeten wel door de stadsregering worden goedgekeurd. Tegen de avond verscheen een Franse trompetter voor de stadspoorten. Geblinddoekt werd hij de stad binnengeleid en naar de raadkamer van het stadhuis op de eerste verdieping gebracht. Daar eiste hij namens zijn bevelhebber de overgave van de stad: ‘wegen syn Alder -Christelijkste Koninklijke Majesteyt van Vrankrijk de Stad op te eysschen’. Die legeraanvoerder is maarschalk-generaal Turenne (Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne). Hij was de gewonde prins van Condé opgevolgd. De militaire leiding van Arnhem wil de trompetter terugsturen met de boodschap ‘dat sij de stadt niet conden overgeven’. Maar het stadsbestuur wil eerst overleggen met een afvaardiging van de burgerij en wil pas de volgende dag een besluit nemen.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
15 juni 1672 (woensdag) Redeloos, radeloos, reddeloos
15 juni 1672 (woensdag) Redeloos, radeloos, reddeloos Deze dagen besteden we aandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag dag vier: de Fransen omsingelen Arnhem.
In de vroege ochtend van woensdag 15 juni werd het overleg tussen het Arnhemse stadsbestuur en afgevaardigden van de burgerij (de gemeenslieden van de gezworen gemeente) beëindigd. Ze concludeerden dat er slechts munitie was om een belegering drie dagen vol te houden. Bovendien was al het meel in de stad opgegaan aan het extra brood voor de 2.000 soldaten van de Spaanse ruiterij. Die waren enkele dagen eerder de stad te hulp geschoten. Het bestuur besloot dan ook ‘tot de capitulatie op redelicke conditien‘. Toen dit de hoofdofficieren werd meegedeeld, ontstaken die in woede. Zij verklaarden ‘liever als eerlicke luijden te willen sterven als de stad sodanigh op te geven’. In haar radeloosheid ging het stadsbestuur weer eens overstag en maakte men zich op voor de Franse aanval. Dit uiteindelijke besluit verontrustte een deel van de inwoners zo – zij vreesden voor lijf en goed – dat een groep vrouwen de bestuurders en officieren, die zich op het bolwerk voor de Rijnpoort hadden verzameld, uitjoelden en bekogelden met stenen. Nu moest de stad zich ook nog verweren tegen het eigen redeloze volk. Arnhem leek bovendien reddeloos verloren als de trompetter, die zich voor de tweede keer had gemeld, onverrichterzake naar het Franse veldhoofdkwartier op de Praets moet terugkeren. Bevelhebber maarschalk Turenne meldde zich daar vervolgens hoogstpersoonlijk en bestookte met een batterij kanonnen de stad. Arnhem beantwoorde dat met eigen vuur. Om de stad in te sluiten, liet Turenne Franse pontonniers een schipbrug bij Hulkestein, even ten westen van de stad slaan, en liet hij met schepen soldaten overzetten. De onrust en ongeregeldheden in de stad namen toe, zeker omdat de huizen buiten de stadspoorten of door Frans geschut of door de eigen verdediging (zodat de vijand zich daar niet kon verschuilen) in brand waren gestoken. Tegen de avond meldde de Franse trompetter zich voor de derde keer om de overgave te eisen. Dit keer met de toevoeging dat anders een bestorming zal volgen. De spanning in de stad bereikte nu een hoogtepunt en de reddeloosheid van de stad kwam met het uur dichterbij. Het stadsbestuur besloot om acht uur om met Turenne te onderhandelen over de overgave. Burgemeester Johan Brantsen, stadssecretaris Peter Verstegen en een officier gingen een half uur later, bij het invallen van de schemering, met de trompetter op weg naar het veldhoofdkwartier van de Fransen.
Literatuur Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 98-99.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 165, 326, 453, 478.
Potjer, M.R., De uitgeschudde Bedde-vederen vlogen overal als Sneeuw-vlokken door de lucht. Plunderende Fransen in de Betuwe, 1672-1674. In: Tabula Batavorum, Terugblik 12 (2011), p. 135-142.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
16 juni 1672 (donderdag) Capitulatie: Arnhemmers op audiëntie bij de Zonnekoning
16 juni 1672 (donderdag) Capitulatie: Arnhemmers op audiëntie bij de Zonnekoning Deze dagen besteden we aandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag het slot met dag vijf: Arnhem geeft zich over.
De Arnhemse bestuursafvaardiging, die over de capitulatie wilde onderhandelen, wachtte in de zeer vroege ochtend van 16 juni in Elden bij het Franse legerkwartier op de komst van maarschalk Turenne. Die moest van fort Knodsenburg bij Lent komen. Toen de hertog om half zeven ’s ochtends arriveerde, deelde hij de drie Arnhemmers mee dat bij overgave van een stad alleen koning Lodewijk de Veertiende zelf daarover kon beslissen. Hij stuurde de Arnhemmers met een aanbevelingsbrief door naar de ‘Zonnekoning’. Die bevond zich bij de oostelijke eenheden van het Franse leger aan de IJssel bij Lathum.
De Arnhemmers gingen eerst terug naar de stad om verslag van hun gesprek met Turenne aan de collega-bestuurders in Arnhem uit te brengen. Besloten werd om de delegatie te versterken en schepen en oud-burgemeester Arnold van Dans plus de richter van de Veluwezoom Everhardt van Deelen tot Laer voegden zich bij het capitulatiegezelschap. Bij Lathum werd hen in eerste instantie een audiëntie bij de Franse monarch geweigerd, maar na een tweede verzoek stonden de Arnhemmers oog in oog met één van de machtigste mannen ter wereld: Lodewijk XIV. Dat gebeurde wel volgens de Franse etiquette: “Dat so de Coninck, te paerd sittende, audientie verleende, sij oock op haer paerden blijven, ende tot sijn Majesteit alleen met driemaal haer lichaem te buygen nadere mosten.” De vorst wisselde nauwelijks een woord met hen en liet vooral met minzame handgebaren zijn goed- of afkeuring blijken. Het gesprek werd geleid door markies De Louvois. Die schiep er plezier in de Arnhemmers een klein beetje te kleineren. De Louvois was dan ook niet de minste. Behalve markies van Louvois en graaf van Tonnerre was de 31-jarige François Michel Le Tellier(1641-1672)minister van Staat. Als vertrouweling van Lodewijk de Veertiende was hij verantwoordelijk voor het leger. Maarschalken en generaals waren afhankelijk van de beleidsbeslissingen van De Louvois. De Arnhemmers hadden drie hoofddoelen: geen krijgsgevangenschap voor de soldaten, behoud van ‘Vrijigheijt van conscientie en vrije oeffeninge van haere Religie’ en geen plundering van de stad. Het eerste werd resoluut van de hand gewezen. Met het tweede konden de katholieke Fransen wel leven en de protestantse Arnhemmers haalden opgelucht adem. Ook werd de toezegging gedaan dat de stad gespaard zou blijven. Met De Louvois reisde het Arnhemse bestuursgezelschap terug naar Arnhem. Op de Markt legden de soldaten die middag hun wapens aan de voeten van de Franse officieren en was de stad ‘op mondelinghe condities et à parole van onse Konick’ in Franse handen. Die bezetting zou bijna twee jaar duren.
Literatuur Boonstra, O., Passages, passanten: een bezoek aan de Markt. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 119-138, p. 130-131.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64, 75-81, 139 (noot 303).
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
17 juni 1911 (zaterdag) Aankoop gronden Buitensociëteit
17 juni 1911 (zaterdag) Aankoop gronden Buitensociëteit Het Museum Arnhem opende een maand geleden op 13 mei onder grote publieke en mediabelangstelling haar vernieuwde deuren. De kern van het museum is nog steeds het gebouw uit 1874-1875 van de voormalige Buitensociëteit van architect Cornelis Outshoorn. De sociëteit werd vooral bezocht door Arnhemse Oud-Indiëgangers. Die hadden hun kapitaal verkregen uit suikerplantages in het koloniale Indonesië. Toen de inkomsten daarvan opdroogden, omdat de Europese consument overging op bietsuiker, kwam ook de sociëteitsvereniging rond 1910 in financiële problemen. Het uitzicht vanaf ‘Bovenover’ was en is natuurlijk fenomenaal en de gemeente was bang dat het terrein bij een eventuele verkoop in handen van bouwspeculanten zou vallen. Daarom keurde de gemeenteraad op zaterdag 17 juni 1911 de aankoop van de gebouwen en terrein van ruim 86 are goed. Met wat extra kosten werd totaal f 54.712,03 op tafel gelegd. Het duurde tot zaterdag 25 september 1920 voordat het ‘Gemeentemuseum Arnhem’ hier de deuren opende.
Literatuur Arnhemsche Courant, 27-9-1920
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 143.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 39-44.
18 juni 1924 (woensdag) Bouquets en ruikers voor Wilhelmina
18 juni 1924 (woensdag) Bouquets en ruikers voor Wilhelmina Er was een concrete aanleiding voor het bezoek van koningin Wilhelmina op woensdag 18 juni 1924 aan Arnhem. Ze was de belangrijkste gast bij de officiële opening van het nieuwe Provinciehuis aan de Markt. Dat gebouw zou maar twintig jaar bestaan, want het overleefde de Slag om Arnhem niet. Arnhem had weer alles uit de kast gehaald om Hare Koninklijke Hoogheid en haar prins-gemaal Hendrik te ontvangen: een grote rijtoer, een defilé, een aubade, een concert, diners, vuurwerk en twee ‘bals na’. Niet alleen de zoons en dochters van Arnhemse hoogwaardigheidsbekleders (o.a. burgemeester De Monchy en president kerkvoogd mr. Scheidus) mochten voor de koningin een reverence maken tijdens het overhandigen van een ‘bouquet’. Ook de weesjes van zowel het Burgerweeshuis als het Nieuwe Weeshuis boden een ruiker aan. Voor de laatste instelling viel de beurt te eer aan de vierjarige Jantje van Nes. Die mocht bij het Christelijk Volkslogement Welkom op de kruising Roermondsplein-Weerdjesstraat de bloemenhulde brengen.
Literatuur Arnhemsche Courant, 18-6-1924,
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 237-239.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162, p. 145-147.
Vereeniging Oranjedag, Officieel programma van de feestelijkheden ter gelegenheid van het bezoek, door Hare majesteit Wilhelmina, koningin der Nederlanden, gebracht aan Arnhem op woensdag 18 juni 1924. Arnhem 1924.
19 juni 1845 (donderdag) Verlenging openingstijden barrières
19 juni 1845 (donderdag) Verlenging openingstijden barrières Twee dagen geleden schreven we over het einde van de Buitensociëteit rond 1915. De vereniging was vooral populair onder Arnhemse oud-Indiëgangers. Bij de opening van de sociëteit aan de Utrechtseweg in 1845 deed zich een incident voor. Vanaf 1829 werden de vestingwerken van de stad gesloopt en de stadspoorten werden vervangen door tolhekken, de barrières. De tol moest betaald worden bij een belastingontvanger in de commiezen-, of barrièrehuisjes. Dat poortgeld leverde nog een aardig bedrag op, tussen de f 3.000,- en f 4.000,- per jaar. De Jansbarrière leverde het meest op. Die belastingontvangers moesten natuurlijk ook betaald worden en daarom sloten de barrières om 22.00 uur. Wie daarna nog de stad in wilde, moest een opslag van 10 cent betalen. In de Arnhemsche Courant van zondag 15 juni 1845 beklaagde ‘Een Ambachtsman’ zich dat de welgestelde heren van de Buitensociëteit na de nachtelijke terugkeer van de feestelijke opening niets hoefden te betalen. Klassenjustitie! Vier dagen later, op donderdag 19 juni, besloot het stadsbestuur om de barrières een uur langer open te stellen. Om de eenvoudige Arnhemmer tegemoet te komen of om langer buiten het stadscentrum feestjes te vieren? De (niet geplaatste) brief van ‘Een Ambachtsman’ leidde tot nog meer ingezonden brieven en in 1854 besliste de gemeenteraad dat dit relikwie uit de middeleeuwen buiten werking werd gesteld. Zie hiervoor Verleden Vandaag van 30 december (1854).
Literatuur Arnhemsche Courant, juni 1845
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 100, 103.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, pp. 86-106
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), pp. 16-22.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12-13.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848. Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 14-15.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 48.
20 juni 1579 (woensdag) Religiestrijd in Eusebiuskerk
20 juni 1579 (woensdag) Religiestrijd in Eusebiuskerk De katholieken in Arnhem voelden zich bedreigd. Op zondag 7 september 1578 was de kerk van het Broerenklooster met een heuse beeldenstorm door de protestanten overgenomen. Op 25 januari 1579 had de calvinistische stadhouder Jan van Nassau bijna alle katholieke bestuurders vervangen door aanhangers van de ‘nieuwe ware religie’. En vandaag, op woensdag 20 juni 1579, zou de overleden Goesen/Goessen/Gosen van Wamel bijgezet worden in zijn familiegraf in de Eusebiuskerk. Dat op zich was geen probleem, maar wel dat Van Wamel op het gereformeerde geloof was overgegaan en dat de predikant Johannes Fontanus een preek bij de uitvaartdienst zou houden. De katholieken vreesden dat ook de Grote Kerk in handen zou vallen van de calvinisten: ‘Als nu die van der Catholischen religion sulcks vernommen, hebben sie einander eingebildet, dat men mit dieser begrefnus die bilder tho stormen vurhebbens were’. Dat wilden ze tot elk prijs voorkomen en ze namen onder hun kleding bijlen en geweren mee. Toen Fontanus met zijn lijkpredicatie wilde beginnen, begonnen de katholieken te joelen en luid met de voeten op de vloer te stampen. Vervolgens liet stadhouder Jan van Nassau zijn soldaten de kerk ontruimen. Als gevolg van dit oproer besloot het, in meerderheid protestantse, stadsbestuur om de kerk voorlopig niet meer te gebruiken voor de katholieke erediensten. Twee maanden later, op 18 en 19 september, namen de protestanten de kerk, maar eigenlijk heel Arnhem, definitief voor zich in bezit.
Literatuur Anspach, J. , Dreumel, Wamel, en het geslacht van Wamel. In: Bijdragen en mededeelingen / Gelre, deel 1 (1898), p. 128-195, p. 191.
Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 17.
Keesenberg, W.A., De Reformatie van Arnhem in 1578 (na 400 jaar herdacht). Arnhem 1978 (Herdenkingscomité ‘400 Jaar Gereformeerd Arnhem), p. 28-29.
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 262-265.
Muschart, R.T., Grafzerken en grafmonumenten in de Groote- of St. Eusebiuskerk te Arnhem. In: Bijdragen en mededeelingen Gelre, deel 42 (1939), p. 247-351, p. 273-274; no. 70.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 199; no. 30.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578—1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 280-281.
21 juni 1830 (maandag) Arnhem krijgt Provinciaal Gerechtshof
21 juni 1830 (maandag) Arnhem krijgt Provinciaal Gerechtshof Na de nederlaag van Napoleon en de verdrijving van de Fransen uit Nederland, kreeg het land een nieuw bestuurs- en rechtssysteem. Opmerkelijk was dat bij het laatste in 1813 de lijfstraffen weer werden ingevoerd. In de grondwetten van 1814 en 1815 werden de rechterlijke instellingen bepaald. In een aanvullende wet van 18 april 1827 werd de rechterlijke macht ingedeeld met kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en (provinciale) gerechtshoven. Maar ja, welke Gelderse stad kreeg de eer om de zetel te zijn van dat provinciale gerechtshof? Op maandag 21 juni werd voor Gelderland Arnhem aangewezen. De gemeenteraad was daar zo verguld mee dat besloten wordt om bij een eerstvolgende audiëntie bij de koning op Paleis Het Loo hem daarvoor de dank van de stad over te brengen. En, wat betreft die lijfstraffen: in 1843 vond in Arnhem de laatste publiekelijke geseling plaats en in 1855 werd de laatste in Arnhem uitgesproken doodstraf uitgevoerd. De dronken Apeldoorner Hendrik Beekman had een huis in de brand gestoken, waarbij de drie gezinnen ternauwernood konden ontsnappen. Niemand kwam om in de vlammen, maar de misdaad werd Beekman zwaar aangerekend. Op 22 juni 1855 werd hij in zijn woonplaats opgehangen. Dit was uitzonderlijk, want een doodvonnis werd in die dagen vrijwel altijd symbolisch uitgevoerd ‘met het zwaaien van het zwaard boven het hoofd’, waarna een jarenlange tuchthuisstraf volgde.
22 juni 1865 (donderdag) IJzeren spoorbrug bij de Bovenbrugstraat
22 juni 1865 (donderdag) IJzeren spoorbrug bij de Bovenbrugstraat Na de opening van de spoorlijn Amsterdam-Arnhem in 1845 greep projectontwikkelaar Hendrik Willem Fromberg zijn kans. Hij kocht flinke terreinen op ten zuiden en noorden van de spoorweg en bouwde er voor eigen rekening of in opdracht gigantische villa’s en herenhuizen. Om een directe verbinding met de stad mogelijk te maken, vroeg hij in 1850 of hij over het spoordal een brug mocht aanleggen. Dat was makkelijk voor de bewoners en zou ook de aantrekkelijkheid en de prijs van zijn villa’s verhogen. De stemmen over dit voorstel staakten echter in de raad en het plan ging niet door. De bebouwing en bewoning namen echter verder toe. En vijftien jaar later, op donderdag 22 juni 1865 besloot men toch een ijzeren overgangsbrug te bouwen. Uit twee opties kozen ze de huidige locatie. De straten kregen de passende namen Brugstraat en Bovenbrugstraat. De gelijkvloerse overweg zo’n 100 meter oostwaarts richting de stad bij de Bovenbergstraat (na de oorlog opgeofferd aan Stationsplein-West) bleef geopend tot 1871. Toen kwam daar mr. Cornelis Hidding onder de trein en overleefde het niet. Hidding was consul voor de boerenrepubliek Oranje-Vrijstaat en hield huis en kantoor op het landhuis Mariënberg aan de Amsterdamseweg. Literatuur Arends, A., Het ontstaan van de woonwijk Oud-Heijenoord, website. URL: http://www.arendarends.nl/Oud-Heijenoord/Oud-Heijenoord.htm. Geraadpleegd o.a. 29-3-2007.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101 en 115.
Seebach, T.,Henri Guillaume Fromberg.In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem. Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 14, 24-28.
23-6-1863 (dinsdag) Kinderarbeid en gronden voor steenfabriek Verwaayen
23-6-1863 (dinsdag) Kinderarbeid en gronden voor steenfabriek Verwaayen Tot 1911, met de komst van de ENKA, ging de industrialisatie eigenlijk aan Arnhem voorbij. Behalve de scheepswerf ASM was het vooral de familie Verwaayen/Verwaaijen die met steeds groter worden bedrijven aan de fabrieksmatige weg timmerde. Met enkele steenfabrieken in de uiterwaarden en een textielfabriek (Stoombandfabriek) op Heijenoord verschaften ze werk aan honderden mensen. De arbeidsomstandigheden lieten daar, net als in andere 19e-eeuwse fabrieken, sterk te wensen over. Verschillende plaatselijke en landelijke onderzoeksrapporten maakten daar in de tweede helft van de 19e eeuw melding van.
Johannes/Jan Verwaaijen (1806-1885) begon in Arnhem rond 1840 met een kleine zoutziederij op het Roermondsplein. Als een echte ondernemer zag hij zijn kans schoon toen de huizenbouw van de stad door de sloop van de vestingwerken en de aanleg van de spoorlijn rond 1850 echt op gang kwam. Hij kocht de al jaren stil liggende steenveldoven van de vroegere stadstimmerman Anthony Viervant (1720-1775) op. Die lag ten zuiden van de Rijn in de stadswaarden (nu zuidelijke oprit Johan Frostbrug en Stadsblokken). Hij maakte daar een florerend bedrijf van. Verwaaijen was niet wars van vernieuwingen en risico’s en introduceerde als eerste in de steenfabricage in Gelderland stoommachines. Hij begon nog wat andere steenfabrieken (o.a. in de Rosandepolder en Meijnerswijk) en kocht op dinsdag 23 juni 1863 van de gemeente ruim veertig hectare (bunder) uiterwaarden bij zijn bestaande steenoven in de stadswaard voor f 87.300,-. Zo groeide de steenfabriek uit tot de grootste van Gelderland met meer dan honderd arbeiders, waaronder 25 kinderen onder de tien jaar. De arbeiders werkten in het steenbakkersseizoen twaalf uur per dag voor een weekloon van ongeveer f 7,-.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 107.
Janssen, G. B, Een krans van steenovens. Vijf eeuwen baksteenfabricage rondom Arnhem. Utrecht 1996 (Uitgeverij Matrijs).
Janssen, G.B., Verwaayen, een naam in steen. Een vergeten steenbakkersgeslacht in herinnering teruggebracht. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 70 (1978-1979), p. 141-168, p. 145-148. Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 31, 73, 93.
24 juni 1899 (zaterdag) Geen vrouwelijke bediening in ‘theepit’
24 juni 1899 (zaterdag) Geen vrouwelijke bediening in ‘theepit’ Over het gemeentelijk besluit van 15 april 1899 om Sonsbeek te kopen, hebben we al eerder geschreven. Het park was vanaf dat moment vrij toegankelijk voor alle Arnhemmers. En die kwamen er in drommen op af. Het park bleek zelf voor mensen uit de Randstad een toeristische trekpleister van de eerste orde, en geef ze eens ongelijk. Al die mensen wilden na een wandeling onder de Grote Waterval, door de bossen en over heuvels natuurlijk wel een verfrissing. Verschillende Arnhemse horecaondernemers grepen hun kans en meerdere vergunningaanvragen kwamen binnen bij het gemeentebestuur.
Op zaterdag 24 juni 1899 verleende de gemeenteraad de vergunning aan de Arnhemse chefkok T. de Haan om in en bij de vroegere tuinmanswoning een theeschenkerij te starten. De familie De Haan was een geziene horecafamilie in Arnhem. De broers T. en W.H. de Haan exploiteerden sinds mei 1891 ‘De Poort van Cleve’ in de Vijzelstraat. In dat koffiehuis-restaurant konden bezoekers tijdens en na het eten genieten van levende muziek en revue-achtige voorstellingen. Geregeld trad daar de ‘Weener-Dames-Kapel’ op. Ook was er een tuin ‘met lommerrijke Boomen en frissche springende Fontein’ en een ‘Billiard en schietlokaal’. De vergunning voor de theeschenkerij had een prijs en enkele voorwaarden: f 510,- tot 31 oktober en o.a. geen muziek, geen vrouwelijke bediening, wel bier maar geen sterke drank. De mannelijke obers konden in de theeschenkerij het werk vervolgens nauwelijks aan. Met de ‘theepit’, zoals oudere Arnhemmers dit fantastische plekje noemden, werd de basis gelegd voor wat nu het Sonsbeekpaviljoen is.
Literatuur Arnhemsche Courant, 1891-1901.
Broer, L., Geschiedenis van de theepit. In: Infobulletin Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem. (Vereniging Vrienden van Sonsbeek), jrg. 17 (2005), nr. 3, p. 3-7.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Iddekinge, P.R.A., Park van de Gemeente. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle, 1998 (Uitgeverij Waanders), pp. 55-73.
25 juni 1633 (zaterdag) Brand in de Eusebiuskerk
25 juni 1633 (zaterdag) Brand in de Eusebiuskerk Voor een opzienbarende gebeurtenis uit 1633 en een indrukwekkend en tegelijkertijd onbeholpen schilderij van een jaar later, laten we de literatuur en bronnen van voor 1900 voor zich spreken. De toren van de Eusebiuskerk was in 1633 nog niet volledig opgebouwd. De verhoging kwam pas in 1650 en ook die werd door dezelfde kunstenaar vastgelegd.
“op den 25. van den Soemer-maend 1633. de Нооfd-kerk door donder en blixem was aengestoeken, is de vlam, vermits den spoedighen tеgen-weer van de burghers, wederom wt-geblust.” Bron: Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 98-99 (Boek I no. 158).
“1633. 25 Junij. Ontstond er brand in de Groote Kerk, die een niet onbelangrijke schade aanrigtte.” Bron: Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 38.
“1654. Werdt aan H. Breckerveld , beroemd wapenschilder, zijne fraaije tekening van den veranderden grooten toren, zo als die voor Р. Pelen tot model verstrekte, met seven gulden tien stuivers betaald; ende op dit stuk, thans hangende in der Roeydrageren Kamer, is te zien, hoe voormaals dese toren met drie beelden pronkte, waar van ’er tegenswoordig nog maar twee voor handen zyn.” Bron: Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 286. Toelichting: Wapenschilder: geen schilder van vuurwapens, maar van symbolen/tekenen van een familie, groep, land, enz. (adellijke wapens, stadswapens, gildewapens). Roeydrager = roededrager = stafdrager = gerechtsbode.
Moderne literatuur Berends, G., Over de vroegere toren van Arnhem. In: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland (SBN), nr. 61 (2016), p. 66-79.
De Grote Kerk van Arnhem. Bouw, verwoesting, herbouw. Arnhem 1964 (Gemeentemuseum Arnhem).
Hartog. E. den en R. Glaudemans, De Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Bouwsculptuur en bouwgeschiedenis. Zwolle / Amersfoort, 2013 (Uitgeverij WBOOKS / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Rosenberg, H.P.R., De Sint Eusebiuskerk te Arnhem. In: Bulletin KNOB, jrg. 15 (1962), p. 189-212.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 79.
Verkerk, C.L., De Grote Kerk van Arnhem op het schilderij van Herman Breckerveld (onbekend-1633). In: Kroniek. Een uitgave van de Oudheidkundige en historische afdeling van het Gemeentemuseum van Arnhem, nr. 5 (1988), p. 16-20.
26 juni 1778 (vrijdag) Aardewerkfabriek onderaan het Joodse kerkhof
26 juni 1778 (vrijdag) Aardewerkfabriek onderaan het Joodse kerkhof De Amsterdamse koopman in aardewerk Teunis van Tellingen zag in de tweede helft van de 18e eeuw de vraag naar aardewerk uit het Duitse rijk toenemen. Vooral de ‘Frankfurter potten’ waren zeer gewild in de Nederlandse huishoudens. Hij besloot om het aardewerk niet meer in te voeren, maar zelf te gaan maken. Maar dan had hij wel de expertise nodig van Duitse pottenbakkers en riviergrond die zand en klei als grondstof voor de kommen, kruiken en schalen leverde. Zijn oog viel op Arnhem, dichtbij Duitsland, rivierklei en Veluwezand en met de Rijn een ideale vervoersweg voor de productie en verkoop van zijn ‘Munsterse of Moffenkruiken’. Hij verzocht daarom op 12 juni 1778 hem toestemming te verleen voor een aardewerkenfabriek even buiten de stad. Die moest komen op Onderlangs, onderaan de Zandberg waar in 1755 een Joods kerkhof was ingericht. Die toestemming kwam op vrijdag 26 juni. De pottenfabriek van Teunis van Tellingen (merkteken TvT) bestond tot aan het overlijden van de eigenaar in 1814. In die tijd won zijn aardewerk vele prijzen op allerlei tentoonstellingen.
Literatuur Bosch, V.G.A., De Arnhemsche plateelbakkerij van Johan van Kerckhoff. In: Bijdragen en Medeedelingen Gelre, deel 3 (1900), p. 189-214, p. 210-213.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171, p. 139.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 499.
Meulen A. van der en P. Smeek, De opbloei van de aardewerknijverheid in Gelderland en Overijssel na 1800 en de rol van Duitse immigranten. In: Boing A. e.a., Töpfer Kramer Pottenbakkers. Keramiek tussen IJssel en Berkel. Borken (2000), p. 41-67.
27 juni 1539 (vrijdag) Buitenechtelijke dochter Karel van Gelre eist rechten op
27 juni 1539 (vrijdag) Buitenechtelijke dochter Karel van Gelre eist rechten op Karel van Egmond (1467-1538), hertog van Gelre (1492-1537), kende een turbulent leven met veel problemen. Eén van de allergrootste daarvan was het uitblijven van wettige, in de echt geboren, kinderen. Het huwelijk in 1518 tussen hem en Elisabeth van Brunswijk bleef kinderloos. Een zestiende-eeuwse kroniekschrijver verwoordde dit zo: ‘Sijn huysfrauwe was genoempt Elisabet und was des hertochen dochter van Bruynswick und Lunenborch, dair hy ghein kinder by en wan. Het gemis van een wettige erfgenaam zou de definitieve doodsteek voor de dynastie Van Egmond in Gelre zijn. Geheel in de stijl van het adellijke doen en laten van die tijd had hij wel een aantal kinderen buiten het huwelijk verwekt. Karel zorgde wel goed voor zijn zes bastaardkinderen. Hij schonk ze of een klein landgoed of koppelde ze aan een goede bruidegom. Van die zes buitenechtelijke kinderen werd Anna van Gelre geboren in 1505. Zij wilde na de dood van vader Karel van Gelre (30 juni 1538 in Arnhem) wel de zekerheid dat de beloften van hem jegens haar werden nagekomen. En zo geschiedde het. Een jaar na de dood van de hertog beloofden op vrijdag 1539 (‘op vrijdach post natiuit. Johannis’ / vrijdag na de geboortedag van de heilige Johannes) de hoge edelen (bannerheren), ridders en steden van Gelre een goed woordje voor haar te doen bij de nieuwe hertog, Willem ‘de Rijke’ van Gulik, Kleef en Berg: ‘tot bevestiging der giften en goederen aan joffer Anna van Gelre door hertog Karel nagelaten’.
Literatuur Matthias Baux (Erkelenz ca. 1550),Dit is der oerspronck (…) cronijken des lants van Gelre.
Schilfgaarde, A.P. van, Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 50 (1950), p. 23-53.
Schilfgaarde, A.P. van, Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 56 (1957), p. 199-211.
28 juni 1884 (zaterdag) Wegen rondom Hulkestein krijgen bomen terug
28 juni 1884 (zaterdag) Wegen rondom Hulkestein krijgen bomen terug De rijke en invloedrijke familie Brantsen bezaten sinds 1647 het landgoed rondom Huis Hulkestein ten westen van de stad. Na het overlijden van Johan Brantsen in 1826 en een fataal ongeluk met de eerste stoomboot in Arnhem in augustus van hetzelfde jaar, waarbij zeven mensen verdronken, verlieten de Brantsens Hulkestein. De nieuwe eigenaren wilden profiteren van de bouwwoede in Arnhem en vroegen het gemeentebestuur om het landgoed op te splitsen en in losse perceelkavels te verkopen. Daar zag de gemeente tot 1894 niets in. Wel reageerde de gemeenteraad op zaterdag 28-6-1884 positief op een verzoek van de ‘Directeuren der Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterrein’ om de wegen rondom het landgoed over te nemen. Nu die projectontwikkelaars niet mochten bouwen, was het onderhoud van de wegen hen blijkbaar te duur. De gemeente stelde wel een voorwaarde voor het gemeentelijk beheer. Eerst moesten de bomen weer teruggeplant worden: ‘de boomen weder in de omgelegden weg brengen’. Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 85-87.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 28-33.
Ven, A.J. van de, De oude buitenverblijven rondom de stad. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 187-223, p. 189-191.
29 juni 1865 (woensdag) Standbeeld Willem II bij Hotel Belle-Vue
29 juni 1865 (woensdag) Standbeeld Willem II bij Hotel Belle-Vue Eén van de spraakmakendste hotels, van de toch al vele roemruchte 19e-eeuwse Arnhems overnachtingsadressen, was Hotel Belle-Vue aan de Utrechtseweg. Het fraaie etablissement werd in 1844 gebouwd in opdracht van hoteleigenaar C. J. Frohnhäuser. De status van luxehotel verwierf het al snel en dat kwam niet alleen door de ruime kamers met een nachtprijs van f 2,00 inclusief ontbijt. Het was ook niet alleen het fantastische uitzicht vanaf Bovenover over de Betuwe. Nee, het hotel was o.a. een geliefd adres voor de Russische tsarendochter en koningin-weduwe van Willem, II, Anna Paulowna. Om de band met het vorstenhuis te verstevigen wilde directeur Frohnhäuser een standbeeld van koning Willem II voor het hotel plaatsen. Hij kreeg medewerking van de plaatselijke Burgervereniging, die een link legde met het optreden van de overleden koning in de Slag bij Waterloo (18 juni 1815(. De koning werd daarom met een hand in een mitella afgebeeld, omdat hij daar bij een drieste aanvalsactie gewond raakte. Het standbeeld werd op woensdag 29 juni 1865 onthuld met als eregast de Arnhemmer Gerrit. Daniels die ook bij Waterloo had gevochten en daarvoor de militaire Willemsorde had ontvangen. Maar ja, zo’n standbeeld en hoge sokkel met inscriptie vergden onderhouds kosten en dat had Belle-Vue er in 1883 niet meer voor over. Het standbeeld werd geschonken aan Bronbeek en daar staat het nog steeds, in de tuin vlakbij de Velperweg
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 37-39
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 468-470.
30 juni 1922 (vrijdag) Oprichting 100-jarige WAMV
30 juni 1922 (vrijdag) Oprichting 100-jarige WAMV Met dank aan Doreen Hartman, voorzitter WAMV. Vandaag precies honderd jaar gleden werd in de wijk Lombok de West Arnhemsche Muziek Vereeniging (WAMV) opgericht. En de WAMV hoort nog steeds bij Lombok, net als de Koepelgevangenis en de pittoreske huisjes van Openbaar Belang. Het honderdjarig bestaan wordt dan ook overmorgen uitbundig gevierd.
In Lombok woonden vooral arbeiders die hun brood verdienden aan en bij het spoor. Enkele muzikale spoorwegmensen staken op vrijdag 30 juni 1922 hun koppen bij elkaar en richtten een eigen wijkmuziekvereniging op, de WAMV. De mannelijke muzikanten, want vrouwen konden in de begintijd nog geen lid worden, gaven uitvoeringen in de speeltuin aan de Alexanderstraat of op de weide van villa Heijenoord. Voor het serieuze werk ging de fanfare op concours en behaalde daar mooie resultaten.
Literatuur Fransssen, H. e.a., 100 jaar Lombok, 10 september 1994. Arnhem 1994, p. 50-53.
Hartman, D. 100 jaar WAMV. 100 jaar samen muziek maken in Arnhem West. In: Langs Rijn & Rails, jrg. 47 (2022), nr. 3.
1 mei Dag van de Arbeid Eerste 1 Mei-viering op zondag 3 mei 1891
1 mei Dag van de Arbeid Eerste 1 Mei-viering op zondag 3 mei 1891 In 1890 vonden in heel Europa voor het eerst de ‘Mei-vieringen’ plaats. De socialisten, die het onderling over bijna alles oneens waren, waren dit ook over de dag van de viering. Het voorstel om het feest op de eerste zondag in mei te houden, stuitte in sommige landen op bezwaren. In de eerste jaren werden de feestelijke bijeenkomsten dus zowel op 1 mei als op de eerste zondag van de maand gehouden. Belangrijkste inzet van de ‘Meibeweging’ was de invoering van de 8-urige werkdag. Dat Arnhem direct het volgende jaar op zondag 3 mei meedeed, was vooral het werk van de anarchist Adrianus (roepnaam Janus) van Emmenes (1857-1906). Die was enkele maanden eerder in Arnhem komen wonen op een bovenhuis in de Spijkerstraat. Het hele hoekhuis behoorde tot het verenigingscentrum ‘Voorwaarts’ van de radicale Sociaal-Democratische Bond gevestigd. Op de begane grond was een café gevestigd en op de eerste verdieping konden in de vergader- en toneel zaal wel 400 bezoekers. De landelijke leider van de SDB, de beroemde Ferdinand Domela Nieuwenhuis, hield in het verenigingscafé meermalen toespraken, maar ook feministe Wilhelmina Drucker gaf er acte de presence. Uit het hele land waren socialisten naar de Spijkerstraat gekomen waar een kolossale rode vlag het ontmoetingscentrum sierde. Vanuit ‘Voorwaarts’ ging het vervolgens onder het zingen van de ‘Achturen-marsch’ naar de stadsweide bij de gasfabriek aan de Westervoortsedijk. Daar hield Van Emmenes een van zijn opzwepende toespraken en werd, zonder enige tegenstem, een motie aangenomen om te streven naar de acht-urige-werkdag. Het voltallig opgeroepen politiekorps en de marechaussees met geladen karabijnen hoefden niet in actie te komen. Vandaar dat de socialisten aan het eind van de dag konden concluderen: “Niet veel meer dan die Meidagen – en de geheele slapende menscheid is wakker.”
Literatuur Dullaart, P., Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903. Oosterbeek 1982 (Uitgeverij Bosbespers).
Ketelaar, S., Rode kopstukken in Arnhem. Socialisten, anarchisten en communisten. Arnhem 2022 (Uitgeverij Parkstraat), vooral p. 33.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 79-80.
Luremans, C.H. en W.H. Kruiderink (red.), Het eerste verzet. Geschiedenis der Arnhemse arbeidersbeweging voor 1894. Arnhem 1933 en Nijmegen 1995; fotomechanische herdruk van Stichting Vakbondshistorisch Archief Nijmegen, p. 58-59.
2-5-1844 (donderdag) Stadsziekenhuis op voormalig bastion
2-5-1844 (donderdag) Stadsziekenhuis op voormalig bastion Aan het begin van de 19e eeuw werden zieken min of meer aan hun lot overgelaten. In het Catharinagasthuis aan de Beekstraat werden patiënten wel verpleegd en de diaconie van de Hervormde Kerk bezocht zieken thuis, maar alles ademde nog een sfeer van goedbedoelde liefdadigheid. Professionele zorg, zeker voor de allerarmsten, was er niet. Daarom besluiten B&W op 2 mei 1844 dat er een stadsziekenhuis moet komen. Als locatie koos men een voormalig verdedigingswerk aan de stadsmuur, bastion ‘Het Slakkengat’ tussen de Walburgiskerk en de Sabelspoort. Dat is nu de Eusebiusbinnensingel naast de oprit van de John Frostbrug. Anderhalve maand na dit besluit, bleek dat er meer geld nodig was. De gemeente moest fl 35.000,- lenen om de bouw mogelijk te maken. De bouw en inrichting liepen voortdurend vertraging op en pas op 1 april 1848 werd het officieel in gebruik genomen. De kosten waren inmiddels opgelopen tot fl 47612,16. In het nieuwe ziekenhuis, een ontwerp van stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. was plaats voor 108 patiënten. Al snel ging het hospitaal ten onder aan zijn eigen succes. Er kwamen zoveel armen, prostituees en soldaten met geslachtsziekten dat een ‘fatsoenlijke burger’ daar niet verpleegd wilde worden.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Heusden-Sleutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg. 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem. Arnhem 1995 (Ziekenhuis Rijnstate), p. 13-16.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 148-149.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848. Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 76-77.
3-4-5 mei 1943 (maandag t/m woensdag) Arrestatie en executie negentien verzetsmensen
3-4-5 mei 1943 (maandag t/m woensdag) Arrestatie en executie negentien verzetsmensen Tot voor drie weken terug was de gedenkplaats aan de Waterbergseweg achter het Openluchtmuseum één van de onbekendste oorlogsmonumenten van Arnhem. Toen verscheen het in woord en beeld in de tv-serie Het verhaal van Nederland. Sindsdien mag het gedenkteken zich terecht verheugen in een grotere belangstelling.
Op 29 mei 1943 besloot de opperbevelhebber van de Duitse Wehrmacht in Nederland, generaal Friedrich Cristiansen, dat alle Nederlandse oud-militairen alsnog in krijgsgevangenschap moesten treden. Het coulante optreden van de Duitse bezetter ten opzichte van de soldaten die in de meidagen van 1940 de inval van het Duitse leger bestreden, was hiermee verdwenen. Voor de mannen dreigde transport naar Duitsland om tewerkgesteld worden bij allerlei oorlogsbedrijven. Spontaan braken in het land overal stakingen uit, het eerst in Twente. Bij die eerste werkonderbrekingen hoorden ook de melktransporteurs. De April-meistakingen worden daarom ook de Melkstakingen genoemd. Het verzet breidde zich uit naar verschillende machine- en staalfabrieken in Gelderland, de HEVEA-rubberfabriek in Doorwerth/Heveadorp en vervolgens over heel Nederland. Veel fabrieken ondersteunden het Duitse oorlogsbedrijf en daarom sloeg de Duitse bezetter nog harder toe dan gebruikelijk. Stakers en vermeende verzetsleiders werden opgepakt en door een Polizei-Standgericht ter dood veroordeeld. Negentien mannen vonden tussen 3 en 5 mei 1943 in de bossen van de Waterberg hun einde voor het vuurpeloton. Ze stierven voor de vrijheid van anderen. Opdat wij niet vergeten!Literatuur Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 63. Arnhemsche Courant, 13-4-1950 en 1-5-1950.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs).
Vredenberg, J., Johannes van Biesen 1892-1968. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 155-156.
4 mei 1946 (zaterdag) Sobere eerste Dodenherdenking met overlevende van Dachau
4 mei 1946 (zaterdag) Sobere eerste Dodenherdenking met overlevende van Dachau Direct na de oorlog was er nog geen scheiding tussen de Dodenherdenking op 4 mei en de Bevrijdingsdag van 5 mei. In Arnhem was ook het beeld ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hoff, waarbij nu traditiegetrouw op het Kerkplein/Audrey Hepburnplein de doden worden herdacht, er ook nog niet. Dat beeld diende vanaf 1953 als centrum van de herdenking (zie Verleden Vandaag van 18 januari). In 1946 werd op verschillende plaatsen teruggeblikt op oorlog en de bevrijding. De officiële gemeentelijke bijeenkomst vond plaats bij het Airborne Monument aan de voet van de Rijnbrug. Daar vond in hetzelfde jaar ook de veel grootsere herdenking plaats van de Slag om Arnhem. Tijdens de plechtigheid sprak dominee Jacobus Overduin (1902-1983). Overduin had zelf tijdens de oorlog drie maal gevangen gezeten wegens kritiek op de Duitse bezetter. Hij werd overgebracht naar het concentratiekamp Dachau, maar wist dit te overleven. Hij zei o.a. “Wij kunnen niet staan op historische grond zonder de ontroering te ondergaan van de nagedachtenis van hen, die hun bloed gaven voor onze vrijheid.” Opdat wij niet vergeten!
5 mei 1945 (zaterdag) Geen Bevrijdingsdag in Arnhem
5 mei 1945 (zaterdag) Geen Bevrijdingsdag in Arnhem Bij Bevrijdingsdag gaan vooral de gedachten terug naar mei 1945 toen de capitulatie van het Duitse leger in Nederland werd getekend op 4 mei op het veldhoofdkwartier van Montgomery op de Lüneberger Heide. De wapens zouden definitief neergelegd worden op zaterdag 5 mei om 08.00 uur. Op die dag werd in Hotel De Wereld in Wageningen tussen de geallieerde en Duitse bevelhebbers besproken hoe dit in Nederland zou plaatsvinden. In Arnhem echter geen juichende mensen op straat of jongelui die op tanks en jeeps van Britse, Canadese of Amerikaanse soldaten door de straten toerden. De geëvacueerde Arnhemmers waren vooral bezig met het terugkeren van hun onderkomens op de Veluwe en uit Friesland. Ze troffen een volledig geplunderde en verwoeste stad aan. De blijdschap over het einde van de oorlog maakte bij velen plaats voor ontzetting hoe hun woningen en huisraad eruit zagen.
Horlings, A., Arnhem Spookstad. Ooggetuigenverslagen van de Slag en Evacuatie. Arnhem 2018 (Sycorax, heruitgave van editie van 1995), p. 159-172.
Iddekinge, P.R.A. van, Arnhem 44/45. Arnhem 1981 (Geldersche Boekhandel / Gouda Quint), p. 322-326.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), p. 27.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs).
6 mei 16e eeuw Chronologie van de Opstand
6 mei 16e eeuw Chronologie van de Opstand Op sommige dagen in het verleden gebeurde er zoveel in Arnhem dat een keuze soms lastig is. Neem nu 6 mei: voor de zestiende eeuw kiezen we drie stuks en bieden zo een oriëntatie op de Opstand/Tachtigjarige Oorlog in de stad.
6 mei 1566 (vrijdag) Koning Filips II is verhinderd te komen De koning van Spanje, Filips II, was sinds 1555 ook heer der Nederlanden. Vanuit Madrid stuurde hij op zaterdag 6 mei een brief met het bericht dat hij helaas Arnhem niet kan bezoeken. Zijn aanwezigheid was rondom de Middellandse Zee vereist, waar een “waarschijnlijke wederkomst der Turken en Mooren” een bedreiging vormde voor zijn geopolitieke macht en katholieke geloof. Wel liet hij de stad weten “intusschen te waken tegen allen die den vrede zoeken te breken en hem tegenwerken. Geen overbodige vermaning, want op 10 augustus brak de Beeldenstorm in de Lage Landen los. 6 mei 1572 (zaterdag) Alva waarschuwt Arnhem voor de Geuzen Na de Beeldenstorm stuurde Filip zijn generaal Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Diens schrikbewind met vele terdoodveroordelingen door de Raad van Beroerten (‘Bloedraad’) en het uitmoorden van Nederlandse steden had een averechts effect. En toen de Watergeuzen het stadje Den Briel op 1 april 1572 wisten in te nemen, liet Alva nogmaals via het Hof van Gelre aan Arnhem weten “om dag en nacht scherpe wacht te houden, daar de Geuzen en rebellen van zins waren eenige Geldersche steden te overvallen”. 6 mei 1581 (woensdag) Zusters van Catharinagasthuis mogen geen begijnenkleding dragen Ook die waarschuwing van Alva sorteerde geen effect, want in 1578/1579 ging Arnhem, na twee stedelijke Beeldenstormen, over op het nieuwe protestantse geloof en de Opstand. Twee jaar later kregen de “susteren des Hospitaels van Sinte Catherinen” (St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat) te horen “oere olde habijt und begijnen klederen te verlaten”. Als tegenprestatie voor het uitlaten van de katholieke kleding mogen ze dan in het gasthuis blijven wonen “mits zij zich eerlijk en vroom gedragen en den armen, kranken ende bedlegerige naar haar beste vermogen bijstaan”. Arnhem was een protestantse stad geworden.
Literatuur Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-125.
Leppink, G.B., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Verloren), p. 248-249 en Bijlage P.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 234, 247-248, 340.
7 mei 1859 (zaterdag) Kleppermanshuisje krijgt varkenswaag op het Jansplein
7 mei 1859 (zaterdag) Kleppermanshuisje krijgt varkenswaag op het Jansplein Het een prachtige zin in één van Arnhems kronieken: op zaterdag 7 mei 1859 besloot de gemeenteraad om “eene bascule in het kleppermanshuisje op de varkensmarkt te plaatsen”. De varkensmarkt werd op het Jansplein gehouden. De dieren werden vanaf de haven bij de Rijnpoort via de Varkensstraat naar de markt geleid. Op de hoek van het Jansplein en de Jansplaats, die plekken liepen in de 19e eeuw in elkaar over, stond een wachthuisje van de nachtwakers, de kleppermannen. Zij trokken ’s nachts door de straten met een ratel om dieven en ander geboefte geen kans te geven. Bij dat wachthuisje werd nu een grote weegschaal (“bascule”) geplaatst om de varkens, maar ook schapen, te wegen. Zo kon de koper zeker zijn of het beest zijn gewicht in geld waard was. In 1887 werd een nieuwe waag gebouwd tussen de tegenwoordige Janssteeg en Janslangstraat.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 105.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 65, 85, 388.
8 mei 1932 (zondag) Moederdag met taart in crisistijd
8 mei 1932 (zondag) Moederdag met taart in crisistijd Vandaag is het Moederdag. En zelfs in de crisistijd van de jaren dertig van de vorige eeuw lieten de Arnhemse banketbakkers zich op die dag van hun beste kant zien. En dan hebben we het inderdaad over de voor- en naoorlogse Arnhemse bakkersinstituten zoals Hagdorn (Arnhemse Meisjes). Landman (Turco taart) en Petri. Zij bakten een hele serie taarten voor de patiënten derde klasse van alle Arnhemse ziekenhuizen. Daarbij merkte de krant wat teleurgesteld op dat dit feest nog door te weinigen werd gevierd. Zo werden op zondag 8 mei 1932 de armste ziekenhuispatiënten, moeder of geen moeder, verrast.
9 mei 1950 (dinsdag) Herstelde Rijnbrug in gebruik
9 mei 1950 (dinsdag) Herstelde Rijnbrug in gebruik Drie noodbruggen waren tussen 1945 en 1950 nodig voordat op dinsdag 9 mei 1950 de herstelde Rijnbrug in gebruik kon worden genomen. Eerst lag ter hoogte van de huidige Nelson Mandelabrug de Campbell Bridge. De brug was genoemd naar het hoofd van de technische dienst van het eerste Canadese legercorps, brigadier Colin Alexander Campbell. De oversteek deed als allereerste noodvoorziening twee maanden dienst. Op 8 juni 1945 werden twee naast elkaar gelegen Baileybruggen, de Simonds- en Foulkesbrug geopend. Zo werden de twee Canadese generaals geërd onder wiens bevel Arnhem was bevrijd. De bruggen hebben acht maanden dienst gedaan, want vanaf 6 februari 1946 kon men via de derde Baileybrug, de Generaal Winkelmanbrug, de rivier oversteken. Deze brug, vernoemd naar de Nederlandse opperbevelhebber in de meidagen van 1940, lag op een deel van de pijlers van de oude Rijnbrug en extra aangelegde pijlers. Deze hoge en dubbele Baileybrug en was veel steviger dan de voorgaande twee noodbruggen. Ook het zwaardere vrachtautoverkeer kon nu de Rijn over. De uiteindelijke nieuwe Rijnbrug werd naast de Winkelmanbrug gebouwd. Op het laatste moment moest dus wel de Winkelmanbrug worden afgebroken, waarna de nieuwe brug op de juiste plek kon worden ‘gerold’. Toen dit alles achter de rug was, kon burgemeester Chris Matser op dinsdag 9 mei 1950 de huidige John Frostbrug openen.
Literatuur Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 60-70
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), o.a. p. 37.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs).
10 mei 1940 (vrijdag) Duitse inval en opblazen Rijnbrug
Na een eerste vuurgevecht tussen Nederland en Duitse soldaten bij Roermond om 01.40 uur op de tiende mei, begon de Duitse invasie met codenaam Fall Gelb (Operatie Geel) om 03.55 uur. Toen passeerde o.a. een Duitse pantsertrein de Nederlands-Duitse grens bij Zevenaar met als eerste doel de bruggen bij Westervoort en Arnhem. De spoorbrug over de IJssel werd om 04.15 uur door het Nederlandse leger opgeblazen en de oprukkende Duitse eenheden werden bij Fort Westervoort onder vuur genomen. Die tegenstand werd rond 09.30 uur gebroken. Bij de Rijnbrug bij Arnhem hield het 4de Regiment Huzaren de wacht. Rond 05.00 uur kreeg vaandrig Pieter Kooij de opdracht om de brug op te blazen. Dat gebeurde kort na vijf uur waarbij het olievrachtschip Onderneming, dat juist van de kade weg voer, op de ingestorte brug strandde. Even later werd ook de spoorbrug bij Oosterbeek opgeblazen (05.30 uur). De zuidelijke af- en oprit van de Rijnbrug bleek echter nog intact te zijn. Ten westen van de brug, stroomafwaarts ter hoogte van het Roermondsplein, lag de oude rivierkanonneerboot Hr. Ms. Freyr aangemeerd. Dit schip uit 1877, vernoemd naar de Germaanse god Freyr, wist met kanonschoten dat deel van de brug ook onbruikbaar te maken. Dit alles nam niet weg dat Duitse soldaten vanuit Westervoort rond 10.00 uur de Johan de Wittlaan opmarcheerden. Toen de Freyr richting de Grebbelinie wilde varen, werd het op de westelijke Rijnkade onder vuur genomen door de eerste gearriveerde zestig tot tachtig Duitse soldaten. Bij het vuurgevecht sneuvelde de 21-jarige matroos Cees van Slooten en ook zo’n tien Duitse soldaten lieten het leven. De Freyr voer vervolgens door om de Grebbelinie te versterken. Rond 11.00 uur was Arnhem in handen van de Duitse bezetter.
Literatuur en bronnen Boersema, J., De schipper die op de Rijnbrug strandde, 10 mei 1940. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 39 (2019), nr. 4, p. 182-187.
Jacobs, I.D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 12-19.
Jacobs, I.D., Arnhem 40-45. Zwolle 2014 (Uitgeverij WBooks), p. 44-51.
Janssen, G.B., De bewaking der bovenrivieren tijdens de meidagen van 1940. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 88 (1997), p. 140-166, vooral p. 157.
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945. Deel 3 Mei ’40. ’s Gravenhage 1970 (Martinus Nijhoff), p. 93-94, 98-99.
Kerkhoffs, B., Driemaal Arnhem. Arnhem 1982 (Vroom en Dreesman en De Nieuwe Krant), p. 15-29.
Klijn, M., De stille slag. Joodse Arnhemmers 1933-1945. Westervoort 2003 (Uitgeverij Van Gruting), p. 87-92, 247 noot 1.
11 mei 1944 (donderdag) Verzet bevrijdt ‘Frits de Zwerver’ uit Koepelgevangenis
11 mei 1944 (donderdag) Verzet bevrijdt ‘Frits de Zwerver’ uit Koepelgevangenis Het is de verjaardag van NSB-leider Anton Mussert en op donderdagavond 11 mei 1944 wordt in Musis Sacrum, in het Wehrmachtheim, een groot feest gehouden. Veel Duitse soldaten en officieren zijn daarbij aanwezig.
Tweeënhalve kilometer verderop stoppen bij de Koepelgevangenis om 19.50 uur twee zwarte limousines, een Opel Olympia en een Ford V8. Uit één van de auto’s stappen twee Nederlandse marechaussees. Tussen hen in voeren ze een gevangene mee. Ze lopen naar de grote toegangspoort van de gevangenis, bellen aan en vertellen dat ze met hun gevangene vanuit Groningen op weg naar Nijmegen in Arnhem zijn gestrand. Ze vragen of de gevangene hier een nachtje ondergebracht kan worden. De portier vertrouwt het niet en opent de deur slechts op een kier. Op dat moment rammen de drie de deur open en houden een pistool onder de neus van de bewaker. Uit de twee auto’s komen dan nog zeven andere mannen aangerend die de eerste drie volgen naar het cellencomplex. De jonge mannen zijn verzetslieden van de LKP (Landelijke Knokploeg) en zijn uit heel Nederland opgeroepen om die avond ‘Frits de Zwerver’ te bevrijden. Dominee Frits Slomp, was samen met Heleen ‘Tante Riek’ Kuipers één van de landelijke leiders van de LO (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers). Als ‘Frits de Zwerver, in de gewelddadige verhoren van de SD (Sicherheitsdienst), doorslaat en de namen van medestanders prijs geeft, stort een groot deel van het verzetswerk in. ‘Frits de Zwerver’ moet en zal bevrijd worden, wat met deze spectaculaire actie ook lukt. Enkele dagen later worden enkele verzetsmannen, die met de bevrijdingsoverval hadden meegedaan, gearresteerd. Ze worden opgesloten in het Huis van Bewaring in de Arnhemse binnenstad. Een tweede verzetsactie is nodig en die vindt precies een maand later plaats op 11 juni. Over die bevrijding van 54 gevangenen meer in ‘Verleden Vandaag’ van die dag.
Literatuur Aerde, R. van e.a., Het Grote Gebod. Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP. Kampen 1951 (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok). Twee delen met een herdruk in 1979.
Kaajan, D., Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944. In: Pierik P. van en B. van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), 251-324.
De Zwerver. Weekblad van de Stichting LO.-LKP, 1945-1949.
12 mei 1674 (zaterdag) Stadhouder Willem III versterkt positie in Arnhem
12 mei 1674 (zaterdag) Stadhouder Willem III versterkt positie in Arnhem In het voorjaar van 1674 werd het Lodewijk de Veertiende duidelijk dat zijn bezetting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1672 op een mislukking was uitgelopen. De ‘Zonnekoning’ verlegde zijn ambities en besloot om zijn troepen uit het oosten en zuiden van de Republiek terug te trekken. Zo verliet het |Franse bezettingsleger op dinsdag 21 april de stad. Ze namen wel twaalf Arnhemse gijzelaars mee als waarborg voor de toegezegde afkoopsom van f 160.000,-. De gevangenen werden na enkele maanden weer vrijgelaten (zie Verleden Vandaag van 10 april en 18 februari). De stad had nu wel een nieuw bestuur nodig. De man die gezien werd als redder van de Republiek en die het land had verlost van de Fransen besloot zijn machtspositie verder te versterken: de 23-jarige prins van Oranje, stadhouder Willem III. Dat kon hij ook doen omdat Holland snode plannen had met de drie gewesten die door de Fransen bezet waren gehouden. Holland wilde Utrecht, Gelderland en Overijssel niet meer toelaten tot de Staten-Generaal, maar rechtstreeks laten besturen door Holland en Zeeland. Zo’n machtspositie voor Holland zag Willem III niet zitten en wist het stemrecht van Gelderland in de Staten-Generaal te behouden. Bovendien verstevigde hij zijn greep op de benoeming van de bestuurders in Arnhem en Gelderland. Dit alles werd op 12 mei 1674 in Arnhem een nieuw bestuursreglement, de ‘magistraatsbestelling’ vastgesteld. Een jaar later wist hij zijn macht in een nieuw Regeringsreglement nog verder te vergroten. Om de stadhouder en zijn benoemde vrienden kon niemand meer heen. De kiem van een volgend conflict, de Gelderse Plooierijen’ was gelegd.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 116-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 94-103.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 462.
Potjer, M.R., Johan Ribbius, gegijzeld door de Fransen (1674). In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 32 (2012), nr. 3, p. 122-126.
13 mei 1865 (zaterdag) Musis krijgt een concertzaal
13 mei 1865 (zaterdag) Musis krijgt een concertzaal Tussen 1830 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland. De toestromende mensen waren in aantal vooral arme arbeiders van het platteland (Veluwe, Betuwe, Achterhoek) en werkzoekenden uit Pruisen (Duitsland bestond pas vanaf 1871) . Ze kwamen naar de stad omdat welgestelden uit het westen van het land in Arnhem gingen wonen. Onder hen veel oud-Indiëgangers die in de kolonie Nederlands-Indië fortuin hadden gemaakt met suikerplantages. Ook oud-bestuurders en gepensioneerde hoge militairen uit ‘de Oost’ kozen Arnhem als woonplaats. De opening van de spoorlijn in 1845 stimuleerde hun komst nog meer.
Naast de villa’s en herenhuizen die ze lieten bouwen, wilden ze natuurlijk ook ontspanning en vertier. Het in 1847 gebouwde Musis Sacrum bleek bij concerten te klein voor de toestromende gegoede burgerij. Op zaterdag 13 mei 1865 besluit de gemeenteraad daarom tot de bouw van een nieuwe concertzaal met 600 zitplaatsen. Een jaar later vond op 16 maart 1866 de feestelijke opening plaats. Het Caecilia-Concert vierde in deze eerste echte concertzaal van Arnhem zijn 275-jarig bestaan met muziekstukken van Beethoven (Egmont) en Wagner (Tannhäuser).
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 166.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 10, 23-28.
14 mei 1845 (woensdag) Opening R(h)ijnspoorweg Arnhem-Amsterdam
14 mei 1845 (woensdag) Opening R(h)ijnspoorweg Arnhem-Amsterdam De koning zou komen, maar hij kwam niet. Willem II liet op woensdag 14 mei 1845 verstek gaan door een ‘keelverkoudheid’. Zijn broer Frederik en zijn zonen, de prinsen Willem (de latere koning Willem III), Alexander en Hendrik, waren wel in Arnhem voor de opening van de spoorlijn. De liberale Arnhemsche Courant, die toch al niet veel op had met het autocratische koningshuis, gaf er enigszins smalend verslag van. Dit terwijl het gemeentebestuur opgeroepen had om de feestelijke opening van de Rijnspoorweg ‘op betamelijke wijze en met rechtmatige vreugde’ te vieren. Het stadsbestuur had het verder goed gezien, want ‘het weldadige belang’ van de treinverbinding voor Arnhem bleek al snel. Als groene stad aan de heuvels van de Veluwezoom trok het welgestelde dagjesmensen uit het westen, maar bovenal gepensioneerde renteniers uit Nederlands-Indië aan. Die wilden graag hun laatste levensjaren in ‘de genoeglijkste’ stad van het land doorbrengen.
Literatuur Arnhemsche Courant, 14 t/m 17-5-1845.
Burgers, T. en J. Vredenberg, Sporen naar Arnhem Centraal. Utrecht 2015 (Uitgeverij Matrijs), p. 16-19.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-57, 59, 62, 95-99.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 125-129.
Vredenberg, J. , Verwarring rond de molens bij de Amsterdamseweg. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 27 (2007), nr. 3, p. 62-65.
15 mei 1653 (donderdag) Eigen gilde voor wijn- en biertappers
15 mei 1653 (donderdag) Eigen gilde voor wijn- en biertappers In de Jansstraat recht tegenover de Pauwstraat staat op vijf meter hoogte de mooiste herinnering aan de tapperijen, herbergen, cafés en kroegen uit het verre verleden: ‘de Wildeman’. Genoemd naar een herberg en tapperij die hier al in de 16e eeuw stond. Aan het prachtig gekleurde beeldje, werden in het verleden fantastische betekenissen gekoppeld: het zou een spion van Huissen zijn. Die Kleefse enclave werd in 1502 belegerd Karel van Gelre en dan konden verraders niet gebruikt worden.. Of het zou de mythologische Hercules zijn, of een vervaarlijke struikrover, of ….. Niets van dat alles: het toch ook onbeholpen , en daardoor extra vertederende, beeldje verwijst naar een tapperij, later bakkerij, ‘de Roos in de Wildeman’. Andere fraaie namen van 17e-eeuwse tapperijen: In de Witte Wint en In ’t Rad van Avontuur. Al in 1550 is er sprake van een huis met de naam ‘De Wildeman’ en omstreeks 1600 wordt er in een processtuk gesproken over een beeld ‘De Wildeman’. Het beeld moet vervangen omdat ‘den ouden Wildeman ten deel van Reijn van Lunteren, half bij sinnen, int leste van sijn leven affgestoten is worden’.
Voor deze bier- en wijntappers was donderdag 15 mei 1653 een grote dag: ze kregen op een eigen gilde. In de gildebrief van dit nieuwe Tappersgilde van het stadsbestuur van die dag werden de rechten en plichten vastgelegd. Zo kregen zij het monopolie op bier en wijn tappen en daarmee waren de plaatselijke horecabedrijfjes beter beschermd tegen de tapperijen van niet uit Arnhem afkomstige ondernemers en de militaire tappers van het garnizoen. Maar er waren ook plichten: het verdunnen van wijn was natuurlijk uit de boze en van herbergiers die ‘lichtvaardig volk’ onderdak gaven werd het lidmaatschap ontnomen. Bovendien moest ieder gildelid elk jaar een vat bier ter waarde van zes gulden aan het gilde schenken.
Literatuur Klep, P.M.M., De Arnhemse ambachtsgilden (1591-1700). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 202-203.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 162, 382.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 455.
Potjer, M. R., In de witte Wint: aalmoesbussen en herbergen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 21 (2001), nr. 2, p. 64-71.
16 mei 1907 (donderdag) Opening elektriciteitscentrale
16 mei 1907 (donderdag) Opening elektriciteitscentrale Een jaar eerder was de bouw gestart en op donderdag 16 mei 1907 was het zover, de opening van de Elektrische Centrale aan de Nieuwe Kade. De plek was strategisch gekozen, want voor het opwekken van stoom was veel water (condensatieproces) en steenkool (brandstof) nodig. Deze twee materialen waren met de Rijn voor de deur ruim en snel voorhanden. De machines die een hoogspanning van 10.000 Volt opwekten, waren de eerste van deze soort in Nederland. Elektriciteitsgebruik werd een groot succes en de centrale werd voortdurend aan de stijgende vraag aangepast. Niet alleen particulieren en bedrijven gingen over op elektriciteit. Ook de gemeentelijke gaslantaarns werden vervangen door elektriciteitsverlichting. Om tegemoet te kunnen komen aan die groei werd in 1921 aan de achterkant een groot ketelhuis aangebouwd. Helaas kon de gemeente Arnhem hier niet lang van profiteren, want de provincie (P.G.E.M.) zou alle elektriciteitsnetwerken gaan exploiteren. Nijmegen kreeg de productiecentrale toegewezen en Arnhem kreeg in 1939 als tegenprestatie het hoofdkantoor van de provinciale elektriciteitsmaatschappij aan de Utrechtseweg. De centrale op de Nieuwe Kade heeft tot 1938 gefunctioneerd. Het pand werd hierna het onderkomen van de firma Thomassen en de firma Kaptein. Toen de maker van de succesvolle brommer Kaptein Mobylette in 1954 verhuisde naar de Dr. Lelyweg werd de voormalige elektriciteitscentrale gesloopt.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 137.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p. 150-151.
Stenfert Kroese, H.E. en D. W., Neijenesch, Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling. Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), p. 67-69.
Vredenberg, J., “Trotse kastelen” voor een nieuwe tijd: Arnhemse architectuur van elektriciteitsbedrijven. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 25 (2005), nr. 2, p. 72-82.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem. Utrecht, 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 55-56.
17 mei 1499 (vrijdag) Veer tussen Arnhem en de Praets in erfpacht
17 mei 1499 (vrijdag) Veer tussen Arnhem en de Praets in erfpacht ‘Arneym’ vindt de middeleeuwse omschrijvingen van de dagen in het jaar prachtig. Neem nu 17 mei 1499. In een Arnhemse kroniek is dat ‘Int jaer onss Heren duysent vierhondert negen en tnegentich, des frijdaiges na den sonnendach Exaudi’. Die ‘sonnendach Exaudi’ is de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren als een kerkelijk lied begint met Exaudi Domine: “Hoor mij aan Heer”. Op die dag verklaarden de rigter en schepenen van de stad dat ridder Evert van Wilp het halve veer bij de stad in eeuwige erfpacht genomen heeft. Het eigendomsrecht bleef bij het kapittel van de St. Pieterskerk in Utrecht, maar ridder Evert en zijn nazaten mochten het voor de helft uitbaten. Nu had het geslacht Van Wilp, die hun thuisbasis in die Gelderse plaats bij Voorst hadden, als leenheer van de bisschop van Utrecht al een sterkte band met de Domstad. Die werd met de erfpacht van het Arnhemse veer alleen maar sterker. In 1601 koopt de stad van het St. Pieter Kapittel alle veerrechten op om, twee jaar later op die plek de schipbrug te bouwen. Zie daarvoor Verleden Vandaag van 4 december (1601).
Literatuur Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-440.
Noordzij, A.G.A., De late middeleeuwen: ridderschap, vorst en territorium. In: Jacobs, I.D. (red.), Adel en ridderschap in Gelderland. Tien eeuwen geschiedenis. Zutphen 2013 (WBooks / Gelders Archief), p. 28-51, p. 49.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 171.
Wientjes, R.C.M., Arnhem, Wageningen en het veer op de Praats. In: Bijdragen en Medede(e)lingen Gelre, deel LXXVI (1985), p. 9-19.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 12-14.
18 mei 1878 (zaterdag) Problemen paardentramlijn Arnhem-Velp
18 mei 1878 (zaterdag) Problemen paardentramlijn Arnhem-Velp De Arnhemse gemeenteraad was ‘not amused’ op zaterdag 18 mei 1878. Twee jaar eerder had de heer B. Rutgers uit Doesburg vergunning gekregen voor de aanleg van rails over de singels, Steenstraat en Velperweg voor een paardentram tussen Arnhem en Velp. Er gebeurde echter vervolgens niets. Aanmaningen van het gemeentebestuur aan Rutgers om nu eens gebruik te maken van de aan hem verleende concessie waren tegen dovemansoren gericht. Rutgers vroeg zelfs op deze 18e mei 1878 formeel uitstel van de aanleg en exploitatie aan. Dat verzoek werd door de raad geërgerd van de hand gewezen. Intussen was wel duidelijk geworden dat van Rutgers niets te verwachten viel. Een jaar later ging de ‘concessie ’daarom over op Arnhemmer D. van der Heyden. Die opende een jaar later, op 3 mei 1880, de paardentramdienst voor het publiek. Dat werd een groot succes, zowel voor het Arnhemse publiek als voor de investeerders in de N.V. Arnhemsche Tramweg-Maatschappij. Zij kregen elk jaar een dividend uitgekeerd op hun ingelegde geld. Als Rutgers uit Doesburg dat had geweten in 1878, dan waren de zaken wellicht anders gelopen. Ach ja, kennis achteraf.
Lees meer in Verleden Vandaag over de paardentram. 6 april (1895) uitbreiding netwerk paardentram door Spijkerkwartier 2 januari (1911) vervanging van de paardentram in 1911 door de elektrische tram.
Literatuur Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem. Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 6-8.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 123.
Iddekinge, P.R.A., Van omnibus tot trolleybus. In: Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar Openbaar vervoer in en om Arnhem. Leiden 1964 (Uitgeverij E.J. Brill), p. 1-87, p. 12-16.
Nusteling, H.P.H., Verkeer en vervoer tot 1945. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 160-189, p. 165.
19 mei 1851 (maandag) Einde van molen De Verwachting
19 mei 1851 (maandag) Einde van molen De Verwachting De vooruitgang eist zijn tol. Met de opening van de Rijnspoorweg tussen Arnhem en Amsterdam in 1845 (zie Verleden Vandaag van 14 mei) was ook het lot bezegeld van de twee windmolens direct buiten de vroegere St. Janspoort. Zeker toen rond 1850 één van de wieken van de molen De Harmonie op het spoor terecht kwam. Dit vlak nadat een koninklijke trein met Willem III was gepasseerd.
Molen De Harmonie werd door de aanleg van de spoorlijn gescheiden van molen De Verwachting die in het verlengde van de Bergstraat ten zuiden van het treintraject lag. Later werd dit de, nu al weer verdwenen, Bovenbergstraat. Die weg moet niet verward worden met de even verderop gelegen Bovenbrugstraat. Vanaf maandag 19 mei 1851 werden de windmolen en bijbehorende gebouwen in fasen gesloopt. Een pittoresk panorama op Arnhem met de molens tegen de achtergrond van de beboste heuvels en uitzicht op de Betuwe verdween daarmee. Er kwam nieuw cultuurhistorisch schoon voor in de plaats: neoclassicistische villa’s van renteniers die in het koloniale Nederlands-Indië hun fortuin hadden gemaakt: Van Braam, Bosch, Stokvis, d’Abo, enz.
Literatuur In de literatuur werden de twee molens vaak met elkaar verwisseld. Arends (website) en Vredenberg (AdG 2007) hebben uiteindelijk de misverstanden en verschrijvingen op een rijtje gezet.
Crone, C.F.A. en J. Vredenberg, De Burgemeesterswijk. Wonen op stand bij Park Sonsbeek in Arnhem. Utrecht 2007 (Uitgeverij Matrijs), p. 18.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-57, 59, 62, 95-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 464-465.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem. Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 12-15.
Vredenberg, J. , Verwarring rond de molens bij de Amsterdamseweg. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 27 (2007), nr. 3, p. 62-65.
20 mei 1530 (dinsdag) Nieuwe belasting om Rijnverlegging te betalen
20 mei 1530 (dinsdag) Nieuwe belasting om Rijnverlegging te betalen Het is één van de verstrekkendste gebeurtenissen in de Arnhemse geschiedenis: de verlegging van de Rijn tussen 1530 en 1536 in opdracht van Karel van Egmond, hertog van Gelre: ‘dat men den Rijnstroem durch den stranck narer verbij onss stat alhyer leyden sall’. Twee hoofddoelen had de hertog met zijn besluit. In de eerste plaats wilde hij Arnhem een extra verdediging geven door de Rijn vlak langs de stadsmuren te laten stromen. Ook wilde hij schippers verleiden om meer de Rijn dan de Waal te kiezen als vaarroute tussen het oosten (Duitse rijk) en het westen van ons land. Het afsnijden van de rivierbocht bij Arnhem zou hem en de stad Arnhem meer tolinkomsten opleveren. Maar ja, dan moet er gegraven worden, al wordt daar een oude rivierbedding (strang) voor gebruikt: wie gaat dat doen en wie gaat dat betalen? Het stadsbestuur van Arnhem, aan wie de opdracht voor de Rijnvergraving was gericht, had er wel een oplossing voor. Via de middeleeuwse ‘graaf- en karrenplicht’ werden inwoners van de omliggende plaatsen opgetrommeld om zes jaar lang het graafwerk te doen. En er werd een extra belasting geheven op de eerste levensbehoeften van de Arnhemse burgers: bier en meel. Die ‘nieuwen en verhoogden accijs op het gemaal’ van de stadsmagistraat werd natuurlijk op dinsdag 20 mei 1530 door de hertog goedgekeurd.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 270-271, 464-465.
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 1, p. 130-137.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 189-190.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 26-27.
21 mei 1864 (zaterdag) Gratis rivierbad , maar 2 cent voor schipbrug
21 mei 1864 (zaterdag) Gratis rivierbad , maar 2 cent voor schipbrug In de loop van de tijd heeft Arnhem verschillende rivierzwembaden in de Rijn gehad. Bij de Nieuwe Kade lagen tussen 1906 en 1936 twee gescheiden zwemgelegenheden: één voor de arme inwoners (‘min- enonvermogenden’) en één voor Arnhemmers die de toegang konden betalen. Toen zwembad Thialf en het Sportfondsenbad hun poorten rond 1932 openden, werd dit bad bij de Elektrische Centrale gesloten. Na de oorlog kende Arnhem-Zuid ook een aangelegd rivierbad aan de Malburgse Bandijk (bij de Veerpolderstraat, 1947-1957). Het oudste rivierbad werd in 1847 naast de schipbrug bij de Praets geopend. In ‘de drijvende bad- en zweminrigting’ was tussen planken een zwemplek met een heuse ‘hoge’ duikplank gecreëerd. Extra netten zorgden er voor dat de zwemmers niet met de stroom werden meegesleurd. Kleedhokjes waren er ook, maar douchen was tot de eeuwwisseling niet mogelijk. Het rivierbad stond onder gemeentelijk beheer en op zaterdag 21 mei was agendapunt 8 in de raadsvergadering ‘REGELEN omtrent het beheer en gebruik van de badinrigting te Arnhem’. Zo stond in artikel 5 dat het bad geopend was van juni t/m augustus zowel ‘tot baden als zwemmen en tot verkrijgen van onderrigt in de zwemkunst’. De ‘min- en overmogenheden’ hadden gratis toegang, maar voor hen was de overtocht over de schipbrug voor 2 cent al een te grote financiële barrière om een duik in het rivierbad te nemen.
Literatuur Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem. Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), p. 5-6, 32, 86.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
22 mei 1627 (zaterdag) Weemoedig biertje op een zonnige Klingelbeek
22 mei 1627 (zaterdag) Weemoedig biertje op een zonnige Klingelbeek De meester van de Franse School in Arnhem, David Beck, besloot het er van te nemen op zijn vrije zaterdag in 1627. Aangetrokken door het prachtige zomerse weer wandelde hij met zijn vriend, de schilder Herman Breckerveld (de maker van dat iconische schilderij met de brand in de Grote Kerk), naar de Klingelbeek. Ze drinken daar, waarschijnlijk bij de waterkorenmolen De Hes een ‘mol’. Dat drankje was zo’n beetje dagelijkse kost in de 17e eeuw voor de Arnhemmer. Het was een wit, zoetig biertje met een laag alcoholpercentage. Rozig van de zon, wat loom door de wandeling en het bier mijmerde de 34-jarige David over zijn vroegere, op niets uitgelopen, verliefdheid op Susanne van Dremmen. Pas tegen het donker zijn de mannen weer terug in de stad en om elf uur dook David het bed in. Deze en andere wandelingen inspireerde David tot een sonnet op Arnhem. Een fragment daaruit, waarbij het lijkt of hij op de heuvels van de Klingelbeek staat. De stad is in de ogen van Beck paradijs (Hof van Eden) en centrum van de rechtspraak (Themis edel hof). Maar bovenal de vrolijkste van alle steden.
“Gins praelt in het blaeuw gebercht van Elten, Cleef en dat Op sijner cruijnen draecht die schoon stoute stadt Daer Betuwes landdouw; rondtom mij her een Eden
Maer als ik onze stadt dan zie in ’t schoonste deel Als Themis edel hof en ’s adels lust-prieel Dan roep ik Aernhem uijt de vrolijkste aller steden”
Blaak, J., Een schoolmeester in Arnhem. Het journael ofte Dag-boeckje van David Beck, 1626-1628. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 4, pp. 108-185.
Blaak, J. (red.), Mijn voornaamste daden en ontmoetingen. Dagboek van David Beck Arnhem 1627-1628. Hilversum 2014 (Uitgeverij Verloren), p. 70.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 72-83.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 40.
23 mei 1844 (donderdag) Einde manege en ‘Piquer Baan’
23 mei 1844 (donderdag) Einde manege en ‘Piquer Baan’ Vanaf 1829 verliep de sloop van de vestingwallen met de grachten, bastions, bolwerken en ravelijnen stap voor stap. Zo werd in 1834 de gracht tussen de Velperpoort en het ‘Manége bolwerk’ gedempt. Die naam had dit vestingwerk te danken aan de paardenstallen van de ‘stadscaserne’ die hier sinds 1819 stonden. Toe verhuisde de hoofwacht, door de bouw van het nieuwe Gouvernementsgebouw op de Markt, naar deze plek achter het Catharinagasthuis. Die ‘Blauwe Kazerne’ op het voormalige gasthuisterrein had geen nut meer toen de Willemskazerne in 1837 gebruik werd genomen. Het kazernegebouw functioneerde nog als voorraadmagazijn tot in de Tweede Wereldoorlog. Tien jaar na de droogleging van dit grachtgedeelte startte men op 23 mei 1844 met de afbraak van het manegegebouw zelf. Daarmee verdween ook het al in de 18e eeuw bestaande inrij- en oefenterrein voor de paarden, de ‘Piquer Baan’. De open vlakte werd jaren later omgedoopt tot het Koningsplein. Op de stevige ondergrond van het bolwerk werd in 1864 de stadsschouwburg gebouwd.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Janssen, G. B, Van bolwerk tot bunker. Militaire complexen in Arnhem. Utrecht 2000 (Uitgeverij Matrijs), p. 17.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 33.
Scholten, F., De vesting Arnhem. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 20-23.
24 mei 1650 (dinsdag) Misverstand rondom weduwenpand
24 mei 1650 (dinsdag) Misverstand rondom weduwenpand Over het Nassausch Weduwenhuis, dat tot 1806 in de Kerkstraat stond, hebben zich heel wat oude en moderne historici het hoofd gebroken. Ondanks dat Albert Oltmans in 1928 al stap voor stap alle misvattingen en fouten op een rijtje zette, is een beschrijving van dit weduwenhuis geen gemakkelijke klus. Op verschillende websites en blogs treffen we nog steeds de oude misvattingen, veelal gebaseerd op Markus’ beschrijving, aan. ‘Arneym’ doet een poging tot een correcte weergave en beperkt zich daarbij tot de stichting en de plaats van het weduwenhuis. In Markus staat dat het weduwenhuis in 1650 is gesticht. Dat moet 1606 zijn. Toen liet de in Arnhem wonende weduwe van graaf Lodewjik Gunther van Nassau, Anna Margaretha gravin van Manderscheid en Blankenheim, 2.000 gulden na ‘umb daervan te kopen een wonunge binnen de stadt Arnhem voer ses olde vrouwepersonen, haer bekennende tot die Gereformeerde Christelyke religie’. Door haar huwelijk was Anne trouwens de schoondochter van Johan/Jan van Nassau, de broer van Willem van Oranje en stadhouder van Gelderland in Arnhem in 1579. De vergissing van Markus is enigszins verklaarbaar omdat in het Oud Archief van Arnhem het oudste reglement van het weduwenhuis ligt met de datering 14/24 mei 1650. Dat het weduwenhuis in (een deel van) het Presickhaeffshuys aan de Kerkstraat 19 was gevestigd, is ook weerlegd door Oltmans. Het lag drie deuren noordwaarts met huisnummers 16-16c. Dat pand werd in 1806 afgebroken, maar omdat in bijschriften bij oude tekeningen en foto’s de trapgevel van het Presickhaeffshuys voor die van het weduwenhuis werd aangezien, lag een nieuwe vergissing voor de hand. Want, om het completer te maken, achter Kerkstraat nr. 9 (weer enkele deuren noordwaarts) was sinds 1575 het Roomsch Catholyk Vrouwenhuis gevestigd.
Literatuur Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), p. 16-18.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 219-220.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 2, 158, 183.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 344-345.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 453.
Oltmans, A., Het Nassausche Weduwenhuis te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 31 (1928), p. 155-180.
Stempher, A.S., Het Presickhaeffs Huys Kerkstraat 19 te Arnhem. Arnhem 1959 (Twentsche Bank-van Ranzow’s Bank), p. 5.
25 mei 1806 (zondag) Geboortedag belangwekkende stadsarchitect Heuvelink sr.
25 mei 1806 (zondag) Geboortedag belangwekkende stadsarchitect Heuvelink sr. Met recht een zondagskind kan Hendrik Jan Heuvelink sr. worden genoemd. Zijn betekenis voor het stadsaanzicht van Arnhem kan niet vaak genoeg genoemd worden. Zijn befaamde ‘Plan tot uitbreiding van de stad Arnhem’ uit 1853 legde de basis voor de zo kenmerkende groene singels met de witte herenhuizen (‘Arnhems Blond’). In 1841 was hij Anthony Aytink van Falkenstein opgevolgd, eerst als tijdelijk vanaf 1849 als vaste, stadsarchitect. Eén van zijn eerste opdrachten was het ontwerp van een gebouw voor het Genootschap Kunstoefening. Bij die instelling, had Heuvelink ook zijn bouwkundige scholing gehad. Het is, naast de synagoge in de Pastoorstraat, één van de weinige panden van zijn hand die nog in de stad staat. Restaurant Sushi Koi verblijft nu aan het Gele Rijdersplein hierin. Het Stedelijk Ziekenhuis uit 1848 ging ten onder aan de oorlogsverwoestingen. Alle creaties van Heuvelink hebben een sobere neoclassicistische basis met daarop talloze variaties en aanvullingen. Die eclectische stijl zien we ook in enkele singelhuizen van zijn hand terug. Maar bovenal zal hij de man blijven van het uitbreidingsplan van 1853.
Literatuur Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 31-38.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 15-18, 61.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
26 mei 1541 (maandag) Willem ‘de Rijke’ laat het in Parijs breed hangen
26 mei 1541 (maandag) Willem ‘de Rijke’ laat het in Parijs breed hangen In 1538 blies de roemruchte Karel van Egmond, hertog van Gelre op 70 -jarige leeftijd op het Hof te Arnhem zijn laatste adem uit. Een half jaar daarvoor had hij van de Gelderse steden en ridderschap gehoord dat hij door hen niet meer werd erkend als landsheer. Als nieuwe heer kozen zij Willem II, hertog van Gulik, Kleef en Berg. Dat ‘verraad’ was zo’n klap voor Karel van Gelre dat het zijn toch al naderende dood versnelde. Willem had de bijnaam ‘de Rijke’ en daarmee hoopten de steden voor een tijdje van de steeds maar hogere belastingen van Karel af te zijn. Achter hertog Willem werd de schaduw van de werkelijke machtsspeler in de regio, keizer Karel V, echter steeds groter. Arnhem zette alles in op de nieuwe hertog Willem. De stadsmagistraten luisterden dan ook licht geërgerd op maandag 26 mei 1541 naar enkele hoge functionarissen van de hertog. Die doen op het Hof aan de Markt uitgebreid en omslachtig verslag van een reis van Willem naar Frankrijk. In Parijs en op het fraaie kasteel van Amboise aan de Loire had de hertog meegedaan met allerlei luxe diners en riddertoernooien. De Arnhemmers vroegen zich af: had de hertog dat geld niet beter kunnen besteden aan verlichting van de belastingdruk of aan versteviging van de vestingwerken van de Gelderse steden? Willems reis naar Parijs was inderdaad een slecht voorteken voor Gelres onafhankelijkheid. Twee jaar later, bij het Tractaat van Venlo, boog Willem letterlijk voor Karel V. De laatste van de zeventien Nederlanden was gevallen voor de keizer van het Duitse Rijk. Die behalve koning van Spanje nu ook heer van alle Nederlanden was.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 139-145.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 153-156.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 208.
27 mei 1966 (vrijdag) Wat is ‘kunst’ op Sonsbeek ’66?
27 mei 1966 (vrijdag) Wat is ‘kunst’ op Sonsbeek ’66? Met de kennis van nu kunnen we de vijfde grote Sonsbeektentoonstelling, die in 1966 de toepasselijke naam’ Sonsbeek ‘66’ had, als de laatste grote ‘klassiek-traditionele’ beeldententoonstelling zien. Daar dachten studenten van de Arnhemse Bosbouwschool (nu Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp) anders over. Hun school was toen gevestigd in de Witte Villa / Villa Sonsbeek. Zo konden ze tijdens de opening op vrijdag 27 mei vrij eenvoudig een eigen ‘modern’ kunstwerk naar binnen smokkelen. Het oplettende tentoonstellingscommissielid en Kröller-Müllerdirecteur Rudi Oxenaar (1925-2005) ontdekte het vrolijke bedrog. Een andere ‘zaak’ die de aandacht trok was het Sonsbeekpaviljoen. Voor de kleinere beelden had architect Aldo van Eyck (1918-1999) dit bouwwerk gemaakt. Op een beperkte oppervlakte had hij met betonblokken toch een klein doolhof met halfronde nissen en rechte doorgangen weten te maken. Van Eycks Sonsbeekpaviljoen werd zelf een kunstwerk en staatsinds 2005 in het Kröller-Müller Museum. Toen de tentoonstelling op 25 september sloot, hadden 85.000 mensen de 176 beelden in Sonsbeek bekeken.
Literatuur Hofman, H., De eerste Sonsbeek tentoonstellingen (1949-1971) Een haperende traditie. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 36 (2016), nr. 2, p. 79-91.
de Volkskrant, 25 en 28-5-1966.
28 mei 1892 (zaterdag) Gratis, vier of zes cents entree in het volksbadhuis
28 mei 1892 (zaterdag) Gratis, vier of zes cents entree in het volksbadhuis Het staat er nog steeds, dat prachtige neo-renaissancistische symbool van de hygiënische revolutie in Arnhem: het Volksbadhuis in de West-Peterstraat. Het mocht ook eindelijk wel toen het op 1 oktober 1892 werd geopend. Al teveel dodelijke slachtoffers waren bij verschillende epidemieën (cholera, dysenterie, enz.) in de voorgaande decennia onder de arme Arnhemse bevolking gevallen. Procentueel gezien scoorde de stad zelfs als één van de slechtste plaatsen in het land qua hygiëne voor de ‘min- en onvermogende klasse’. Toch waren er wel wat raadvergaderingen in 1892 voor nodig voordat op 28 mei besloten werd om aan de dat jaar opgerichte ‘Vereeniging Volksbad’ grond af te staan voor de bouw van een badhuis. Er werd wel een voorwaarde aan verbonden: minstens 30.000 gratis baden per jaar voor de schoolgaande kinderen uit de laagste volksklasse. Volwassenen betaalden voor een bad doordeweeks vier cent (inclusief zeepje en handdoek) en op vrijdag en zaterdag zes cent. Het badhuis werd een groot succes. En wat het ‘schoonste‘ is: het badhuis, inclusief fraai gevelopschrift, heeft de tand des tijds en de dreiging van diverse sloophamers glansrijk doorstaan.
Literatuur Burgers, T., Badhuizen in Arnhem. Hygiëne voor het volk. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 40 (2020), nr. 1, p. 22-40, p. 26-29.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 130.
Verslagen der zittingen van den Gemeenteraad, 1892. Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 42-43 en 56-57. Wolters van der Weij, A.C.S., Jan Hendrik Persijn 18234-1910 / Jan Persijn 1864-1917 In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 82-83.
29 mei 1886 (zaterdag) Klarenbeekse bos gered voor Arnhemmers
29 mei 1886 (zaterdag) Klarenbeekse bos gered voor Arnhemmers De parken Klarenbeek en Angerenstein behoorden tot 1886 tot één groot landgoed. In 1807 kocht de adellijke familie Van Pallandt op een veiling het hele gebied. Na de dood van de baron en in 1885 zijn vrouw besloten de erfgenamen het landgoed van de hand te doen. Het gebied ten zuiden van de Rozendaalseweg, park (en nu woonwijk) Angerenstein, werd eigendom van de familie Lüps. Het Arnhemse stadsbestuur was bang dat het noordelijk deel in handen van projectontwikkelaars zou vallen en vervolgens opgesplitst en verkaveld zou worden. Dit gebeurde op hetzelfde moment namelijk ook al met delen van het landgoed Sonsbeek. Eerst werd in een besloten raadsvergadering van 1 mei het college van burgemeester en wethouders gemachtigd om op de openbare veiling bij notaris F.W.L. van Eck een bod uit te brengen. De aankoop van het 100 hectare Klarenbeekse bos met veel ‘opgaande bomen’ voor het bedrag van f 242.885,39 werd tenslotte in de raadszitting van zaterdag 28 mei definitief goedgekeurd. Zo werd de stad een geweldig wandelgebied met ‘de Steenen Tafel’ rijker. Dertien jaar later zou de aankoop van park Sonsbeek volgen, maar Klarenbeek was het eerste openbaar-toegankelijke landgoed dat bovendien vrijwel haar oorspronkelijke landschappelijke karakter behield.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
Rhoen, R.P.M., Klarenbeek in de wandeling. Arnhems eerste stadspark 1886-1986. Arnhem 1986 (Gemeentearchief Arnhem), p. 19-21.
Schulte, A.B.C., ‘Bij Arnhem’ – een Mondriaan gelokaliseerd. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 23 (2003), nr. 4, p. 190-192.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), p. 45-72, p. 63-65.
Werkgroep Historie Angerenstein, Angerenstein. Van landgoed tot woonwijk. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 22-31.
30 mei 1425 (maandag) Arnhem wil Arnold en niet Adolf
30 mei 1425 (maandag) Arnhem wil Arnold en niet Adolf De steden in Gelderland waren rond 1400 een machtsfactor van betekenis geworden in de machtsstrijd om Gelderland. In de Verbondsbrief van 1418 hadden ze hun eendrachtige positie ten opzichte van hun landsheer, de hertog van Gelre, vastgelegd. Die Verbondsbrief wordt door sommige historici en politici gezien als het fundament van de burgerlijke bestuursinvloed in de provincie. Toen hertog Reinald IV in 1423 kinderloos stierf, grepen de steden opnieuw hun kans. Ze huldigden de dertienjarige Arnold van Egmond, de kleinzoon van de zus van Reinald, als hun heer. Die zou de grondlegger worden van het Huis van Egmond in Gelderland met als laatste telg de vermaarde Karel van Egmond, hertog (1492-1537) van Gelre. Dat stak andere hoge edelen in de regio en vooral Adolf, hertog van Gulik en Berg. Die kreeg de steun van de formele hoogste gezagsdrager, de Rooms-koning Sigismund van het Heilige Roomse (=Duitse) Rijk. Sigismund was immers de leenheer van de hertog van Gelre. Hij beval idaarom n een brief van maandag 30 mei 1425, ‘veertzienhondert jair ind dair nach in dem XXV jare, am neesten midwechen nach dem. heiligen Pynstdach’, Arnold te ‘verlaten’ en Adolf als ‘erfheer te ontvangen’. Arnhem en de andere steden hadden daar in 1425 geen boodschap aan en bleven voorlopig Arnold trouw.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 105-109.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 116-119.
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 103-108.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 208.
31 mei 1952 (zaterdag) Sonsbeek ’52 toen en Arnhem nu
31 mei 1952 (zaterdag) Sonsbeek ’52 toen en Arnhem nu Vier dagen geleden schreven we in deze rubriek over de opening van de vijfde Sonsbeektentoonstelling in 1966. Vandaag is het zeventig jaar geleden dat de tweede Sonsbeektentoonstelling werd geopend. Na het succes van de eerste beeldententoonstelling in Sonsbeek in 1949 werden al snel plannen gemaakt voor de volgende tentoonstelling met internationale beeldhouwkunst. En ook al is het nu zeventig jaar geleden dat de expositie werd gehouden, we kunnen nog steeds enkele iconische beeldhouwwerken van Sonsbeek ’52 in de stad bewonderen. Meest in het oog springend is natuurlijk ‘Le Grand Cerf’ / Het Hert’ van François Pompon op het Willemsplein. Maak ook het officiële oorlogsmonument van de stad ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hof (nu op het Kerkplein/Audrey Hepburnplein) werd toen voor het eerst geëxposeerd. En dat beeld was niet de enige verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog. Naast de vijver van het stadhuis staat ‘Phoenix’ van Ossip Zadkine. Zeven jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog herrees Arnhem, ook met deze tentoonstelling, als de mythologische vogel uit de eigen as.
Bemmel, H. Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315.
Brink, T., Fietsroute Sonsbeek. Oude Sonsbeekwerken in de openbare ruimte Arnhem. Arnhem 2021 (Stichting Kunst in de Publieke Ruimte).
Hofman, H., De eerste Sonsbeek tentoonstellingen (1949-1971) Een haperende traditie. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 36 (2016), nr. 2, p. 79-91.
1 april(grap) Aardverschuiving in Kiev, Oekraïne?!
1 april(grap) Aardverschuiving in Kiev, Oekraïne?! Voor ‘Verleden Vandaag’ is vandaag een mooie gelegenheid om te kijken naar Arnhemse 1 Aprilgrappen. Ook het optreden van de Spaanse veldheer Alva in de stad rond 1572 zou een invulling van de dag van vandaag kunnen zijn. Want: ‘Op 1 april verloor Alva z’n bril / Den Briel’ is dit jaar precies 450 jaar geleden gebeurd, zoals Oekraïne-president Zelensky fijntjes in zijn toespraak van 30 maart 2022 opmerkte. Bij het doorbladeren van historisch Arnhemsche Couranten blijkt echter dat Nederland niet het alleenrecht op de 1 Aprilgrappen heeft. En toen we in 1912 waren, was de keuze snel gemaakt, gezien de hectische actuele wereldsituatie van dit moment (april 2022, oorlog in Oekraïne). Op een steile heuvel in Kiev/Kyiv staat sinds de 18e eeuw de barokke St. Andreasbasiliek. Tot nu toe is het prachtige monument de oorlogsgevolgen bespaard gebleven. De helling waarop de kerk staat, zorgde vanaf het begin voor problemen. De mensen in Kiev keken dan ook niet op toen op 1 april 1912 de plaatselijke ‘gazet’ berichtte dat de klokkentoren van de kerk door een aardverschuiving was ingestort. Duizenden mensen trokken nieuwsgierig en ongerust naar de basiliek om zich dan te realiseren dat de kerk nooit een klokkentoren had gehad. Grap geslaagd, maar kreeg nog wel een staartje. De gouverneur van Kiev vond de grap helemaal niet passend en legde de krant een boete op van 300 roebel. Als er niet betaald werd, zou de redacteur in de gevangenis worden gegooid.
Literatuur Arnhemsche Courant, 9-5-1912.
2-4-1889 (dinsdag) Tegenslagen voor nieuwe school Spijkerkwartier
2-4-1889 (dinsdag) Tegenslagen voor nieuwe school Spijkerkwartier Arnhem koopt op dinsdag 2 april 1889 ca. 1900 m2 grond aan ‘de verlengde Parkstraat’ tegen een prijs van f 6,- per vierkante meter. Op deze grond moet een nieuwe meisjesschool verrijzen en kan de Schoolstraat worden doorgetrokken. Gedeputeerde Staten van Gelderland keurden de grondaankoop voor de meisjesschool af, maar de stad had succes met een beroep tegen dit besluit bij het Rijk. In een Koninklijk Besluit van 27 december 1889 kreeg de gemeente alsnog toestemming voor de bouw van de school. In 1891 werd de nieuwe ‘School no. IX’ geopend en dat jaartal werd in de voorgevel aangebracht. Het was een indrukwekkend hoekpand op de Parkstraat-Schoolstraat geworden. Met de hoge trapgevels en de mengeling van neogotische en neorenaissancistische elementen was het een echte blikvanger. Nadat het meisjesonderwijs in 1936 in het gebouw werd opgeheven nam de ‘ULO-school met den Bijbel’ het gebouw over tot 1964. Het schoolgebouw werd in 1981 gesloopt toen in het pand de maatschappelijke organisatie ’t Vuur zat. Nu neemt een appartementengebouw de plek in van de grond die in 1889 werd aangekocht.
Literatuur Arnhemsche Courant, 2-4-1889, 20-1-1899 en 16-10-1890.
Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en Boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 52.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
3-4-1791 (zondag) Groote Sociëteit krijgt onderdak in de Bakkerstraat
3-4-1791 (zondag) Groote Sociëteit krijgt onderdak in de Bakkerstraat Twee dagen geleden, op 1 april, hadden we ook aandacht kunnen besteden aan de Groote Sociëteit die nog steeds bestaat en waarvan de naam nog steeds met een dubbele o wordt geschreven. Op de eerste april 1763 werd namelijk deze vereniging van heren opgericht om als ontmoetings- en gezelligheidsvereniging tegenwicht te bieden aan de patriotse verenigingen. Leden van de Groote Sociëteit behoorden tot de traditionele elite van de stad en waren zeer Oranjegezind. Dat werd op 3 april 1791 beloond, als de patriotten het veld hebben moeten ruimen. De club kreeg de beschikking over de bovenverdieping van de voormalige kerk van het St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat. Die kapel was in 1636 verlaten, want het gasthuis mocht zich vestigen in het vroegere Agnietenklooster aan de Beekstraat. Het besluit van het stadsbestuur liet de levendige geschiedenis van de gasthuiskerk zien: ‘de magistraat van Arnhem vergunt aan de bestuurderen der Groote Sociëteit, om tegen een jaarlijksche erfpacht of canon, de soogenaamde Oude-Waagh met het vertrek off de camer daar boven, waar de stads Duitsche en Fransche school wordt gehouden, staande in deser stads Bakkerstraat, benevens het huijsje aan dit gebouw annex, uitkoomende en staande in de Pastoorsteeg thans bij den dansmeester Bax wordende bewoont’. Toen de patriotten in de Bataafse Revolutie de macht overnamen, was het tijdelijk ook even gedaan met de Sociëteit. In de 19e eeuw herrees de mannenclub uit zijn as en liet in 1878 een reusachtig verenigingspand in de Koningstraat neerzetten. Na de Tweede Wereldoorlog werd een gebouw aan de Jansbuitensingel betrokken en bevat naast de ontmoetingsruimte ook een billiardkamer en een traditionele kegelbaan. Een traditie werd in 2021 wel overboord gegooid en de Groote Sociëteit liet ook vrouwen toe. Dat was wereldnieuws voor een club die zich bij de oprichting tooide met de zinspreuk Turpius ejicitur quam non admittitur hospes: het is erger er uitgegooid te worden dan niet te worden toegelaten
Literatuur Kooi, C.M., Groote Sociëteit Arnhem 250 jaar (1763-2013). In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 33 (2013), nr. 1, p. 2-10
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 99-102.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 505.
4-4-1910 (maandag) Volkshuisvesting bouwt de Musschenbuurt
4-4-1910 (maandag) Volkshuisvesting bouwt de Musschenbuurt De Woningwet van 22 juni 1901 moest een geweldige kwaliteitsslag zijn voor de miserabele behuizing van de arbeiders. De aangescherpte eisen hadden in eerste instantie, de wet ging op 1 augustus 1902 in werking, een averechts effect. In Arnhem zag de meer ideële woningbouwvereniging Openbaar Belang geen kans om tegen een redelijke prijs de arbeidershuizen te bouwen. Daarom nam het gemeentebestuur het initiatief een nieuwe vereniging in juli 1908 op te richten: de Vereeniging Volkshuisvesting. Sinds 1992, na het samengaan met de Centrale Woningstichting, is dit de Stichting Volkshuisvesting. De vereniging bracht wel een startkapitaal; van f 50.000,- bijeen, maar dat was te weinig om woningen te bouwen. Op 4 april gaf het Rijk daarom een voorschot van f 195.000,- zodat er 115 arbeiders woningen gebouwd konden worden. Dat werd het eerste sociale woningbouwproject onder de Woningwet in Arnhem: een arbeiderswijk op de Musschenberg. De huren waren voor die tijd voor de arbeider aan de hoge kant: f 2,- tot f 3,-. Die laatste woningen stonden dan ook in de beginjaren leeg: te duur. Naar de rode dakpannen van de huizen werd de buurt het Rode Dorp genoemd.
Literatuur Bleekman, B.J.M., Volkswoningbouw. Een eeuw volkshuisvesting in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 31-32.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 140.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), p. 69-75.
Willemsen, J.Th.W., De volkshuisvesting in Arnhem 1829-1925. Arnhem 1969 (Gemeentearchief Arnhem), p. 48-51.
5-4-1973 (donderdag) Brand Verfwinkel Willekes Spijkerlaan Verf, terpentine, wasbenzine, hout behangpapier dat wil allemaal wel branden of exploderen. De paniek sloeg dan ook toe toen op donderdag 5 april 1973 midden tussen de woonblokken van het Spijkerkwartier in de verfwinkel van Willekes brand uitbrak. Het meest penibel was de situatie voor de studentenwoningen boven de winkel. De brandweer rukte uit met groot materieel, maar er was geen redden meer aan. Dat kwam ook doordat de massaal toegestroomde rampentoeristen de spuitgasten flink in de weg liepen. Grote rookpluimen waren tot in de verre omtrek te zien. Buurpand café-discotheek ‘De Grot’, waar ‘Arneym’ tijdens zijn middelbare schooltijd na het laatste lesuur met schoolkameraden wel eens ging toepen of zwikken, liep grote waterschade op. Na de brand ging het gemeentebestuur bij zich te rade en wilde dit soort levensgevaarlijke toestanden voorkomen. De plaatselijke Hinderwetvergunning werd aangescherpt. Willekes herbouwde zijn pand en hield het nog bijna 24 jaar vol op de Spijkerlaan. Toen moest de iconische zaak definitief de deuren sluiten. Op deze plek staat nu, april 2022, de Coop.
Literatuur Gerritsen, K., Leven in Arnhem in de jaren 70. Oosterbeek 2018 (Uitgeverij Kontrast), p. 112-113.
Roelofs, B., De was buiten hangen. Arnhemse kwesties 1970-2000. Utrecht 2020 (Uitgeverij Matrijs), p. 26-28.
6-4-1895 (zaterdag) Uitbreiding netwerk paardentram De op 3 mei 1880 geopende paardentramdienst was een groot succes. De durfinvesteerders die aandelen in de Arnhemsche Tramwegmaatschappij hadden gekocht kregen elk jaar een dividend uitgekeerd. In 1889 was dit bijvoorbeeld 5,6%. Het was dan ook geen wonder dat de gemeenteraad op zaterdag 6 april 1895 toestemming gaf voor uitbreiding van het paardentramnetwerk. Het duurde een jaar voordat deze, op 1 juni 1896, werd gerealiseerd. De inwoners van de nieuwe woonwijken Boulevardkwartier en Spijkerkwartier konden nu met de tram naar de Markt of het spoorviaduct van de Steenstraat-Velperweg. De villabewoners langs de Utrechtseweg richting Oosterbeek, de arbeiders van de nieuwe wijk Lombok en de bezoekers van het zojuist geopende Elisabethsgasthuis hoefden niet meer naar de Buitensociëteit (nu Museum Arnhem) te lopen. Ze konden dichterbij, bij de splitsing Utrechtseweg-Onderlangs-Oranjestaat dat de Haspel werd genoemd, op- en afstappen.
Literatuur Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem. Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 9.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 131.
Iddekinge, P.R.A., Van omnibus tot trolleybus. In: Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar Openbaar vervoer in en om Arnhem. Leiden 1964 (Uitgeverij E.J. Brill), pp.1-87, p. 18-21.
Nusteling, H.P.H., Verkeer en vervoer tot 1945. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 160-189, p. 165.
7-4-1851 (maandag) Aanleg Rijnkade
7-4-1851 (maandag) Aanleg Rijnkade Nadat Arnhem in 1829 toestemming kreeg om de oude vestingwal en de verdedigingswerken af te breken, werden ook bij de Rijnkade de stadsmuren, bastions en rondelen gesloopt. Toen die werkzaamheden waren afgerond, besloot de gemeenteraad op 7 april 1851 om een basaltkade aan te leggen van de schipbrug tot de Sabelspoort. Zo kwam letterlijk de weg vrij om aan de Rijnkade, Weerdjesstraat, Vossenstraat en Nieuwstraat huizen te bouwen. Het duurde niet lang, of de hele Rijnkade, van de Palmboomgracht bij de Sabelspoort tot het Roermondsplein, was met de welbekende wit gepleisterde herenhuizen volgebouwd. Stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink probeerde de nieuwbouw met zijn befaamde ‘Plan tot uitleg’ in 1853 nog enigszins in banen te leiden. Tevergeefs: achter de façade van de Rijnkade en Weerdjesstraat werden de meest miserabele woningen uit de grond gestampt: de sloppen en stegen van de Langstraat.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers).
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 444.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv).
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
8-4-1907 (maandag) Hotel Monnikenhuizen, voorloper Arnhemse Buitenschool
8-4-1907 (maandag) Hotel Monnikenhuizen, voorloper Arnhemse Buitenschool Dertien jaar voordat de stad Sonsbeek had gekocht ,was het gemeentebestuur in 1886 al voor f 242.885,29 (die 29 cent is wel een bijzondere afronding van de aankoopsom) eigenaar geworden van het landgoed Klarenbeek. Dat omvatte ook het gebied rondom het vroegere klooster Monnikenhuizen. Op de golven van het toenemend toerisme besloot de gemeente op maandag 8 april 1907 om op de plek van de vroegere boswachterswoning en uitspanning een hotel te bouwen en te verpachten. De gemeente stelde daarvoor een bedrag van f 16.500,- ter beschikking en sloopte de vroegere boerderij-theeschenkerij bij de Bosweg op 1 februari 1909. In december 1911 werd de exploitatievergunning onderhands verleend aan een combinatie van de eigenaren van Stoombierbrouwerij ‘De Kroon’ aan de Amsterdamseweg en wijnhandel Robbers en Van den Hoogen aan de Velperweg. Nog geen twintig jaar functioneerde het hotel. In 1929 werd het onderdeel van de ‘Arnhemse Buitenschool’, waarvan de nieuwe paviljoens met open ramen een ontwerp waren van de adjunct-directeur Gemeentewerken Arnhem, Herman B. van Broekhuizen.
Literatuur Brander, A., Buitengewoon. De Arnhemse Buitenschool 1930-2006. Arnhem 2010 (uitgave in eigen beheer auteur), p. 28-29.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 137.
Rhoen, R.P.M., Klarenbeek in de wandeling. Arnhems eerste stadspark 1886-1986. Arnhem 1986 (Gemeentearchief Arnhem), p. 19, 33.
9-4-1559 (donderdag) Weduwenhuis Over den Broerenmag in 1559 nog niet zo heten
9-4-1559 (donderdag) Weduwenhuis Over den Broerenmag in 1559 nog niet zo heten In Verleden Vandaag van 23 december berichtten we over de stichtingsdatum 1562 van het onderkomen voor weduwen in het Naell Tynnegieterhuis. Die datum staat ook nog steeds op de prachtige gevel van het pand tegenover de Nieuwstraat. Of beter: tegenover het vroegere Broerenklooster, want het zorghuis werd het ‘Weduwenhuis Over den Broeren’ genoemd.
We keken ook wel op toen in één van de Arnhemse kronieken een vermelding over het weduwenhuis in 1559 stond. Hoe was dit nu mogelijk? De inventarislijst van Arnhemse oorkonden en regesten van Nijhoff uit 1864 vermeldde wel de oorspronkelijke bron erbij: het Schepenaktenboek van de stad. Dan ga je zoeken in de 53-delige dikke boeken van het Schepensignaat in het Gelders Archief tot je eindelijk het besluit onder ogen hebt. En dan openbaart zich de oplossing van de verwarring al snel.
In een besluit van donderdag 9 april 1559 geven de twee burgemeesters en tien schepenen van de stad toestemming om een put voor het huis van ‘Naeleken Tynnegieter’ te verplaatsen naar de overkant van de straat, achter de muur van het Broerenklooster. Dit op verzoek van zes omwonenden die schijnbaar hinder hadden van voortdurend heen-en-weer-geloop van waterhalers of van de modderpoel die bij zo’n openbare waterput ontstaat. In het besluit staat nergens iets over het ‘Weduwenhuis’. Nijhoff had dit in zijn inventarislijst vast toegevoegd omdat de lezer meer bekend was met het huis onder die naam dan onder de naam van de vroegere bewoonster.
Literatuur Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), passim.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 236.
10-4-1674 (dinsdag) Terugtrekkende Fransen willen geld zien
10-4-1674 (dinsdag) Terugtrekkende Fransen willen geld zien Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober al bezig. Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daar past het volgende verhaal over dinsdag 10 april 1674 bij.
In het voorjaar van 1674 werd het Lodewijk de Veertiende duidelijk dat zijn bezetting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1672 op een mislukking was uitgelopen. De ‘Zonnekoning’ verlegde zijn ambities en besloot om zijn troepen uit het oosten en zuiden van de Republiek terug te trekken. Maar de Fransen wilden nog het maximale uit de terugtocht halen. De Franse bestuurders en legeraanvoerders dreigden Arnhem en de Veluwe te plunderen en te verwoesten. Dat kon afgekocht worden via een ‘brandschatting’ van f 200.000,-. Dat geld had Arnhem niet, want de bezetter had in de twee jaar daarvoor de stad al uitgeperst tot de laatste penning. Verschillende onderhandelingstechnieken werden voor de dag gehaald. Kon er geen scheiding tussen Arnhem en het platteland van de Veluwe komen?. Met andere woorden: het platteland zoekt het zelf maar uit. Kon het bedrag niet omlaag, naar een mogelijk wel op te brengen bedrag? Kon niet worden volstaan met een voorschot nu en een afbetaling later? De Fransen gingen akkoord met het laatste, maar wilden wel een garantie voor die afbetaling. Daarop werden enkele Arnhemmers in gijzeling genomen en besloot de stad op 10 april om alle stedelijke inkomsten te gebruiken om het losgeld voor de gijzelaars (‘hostagiers/ostagiers’) bijeen te brengen. De Fransen namen uiteindelijk genoegen met f 160.000,- en vertrokken drie weken later uit de stad met hun gijzelaars.
Literatuur Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 116.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 188-221, p. 176-177.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 94-103.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 461.
Vries, S. de, Een gezicht op Arnhem in 1672: een tekening door Adam-Frans van der Meulen. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 11 (1991), nr. 1, p. 26-29.
11-4-1984 (dinsdag) Brandbomaanslag in Lexibar met dodelijke slachtoffers
11-4-1984 (dinsdag) Brandbomaanslag in Lexibar met dodelijke slachtoffers Nu is de Wielakkerstraat één van de sfeervolle ‘7 Straatjes’ in hartje Arnhem. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw versnelde je er echter als eerzame burger je pas als je de korte doorsteek maakte van de Mariënburgstraat naar de Koningstraat. Het was een donker straatje waar criminaliteit, in de vorm van vechtpartijen en drugshandel de boventoon, voerde.
Vanaf de Ketelstraat had je direct links Café Lexi. Als ‘De Lexibar’ trok vooral klandizie van Arnhemmers op de rand van de beschaafd-burgerlijke samenleving. Twintig meter verder rechts verkocht, de in februari 2022 overleden, Harm Dost zijn hasjiesj en marihuana aan Duitse softdrugstoeristen. Na de flauwe bocht zat weer links het roemruchte café ‘De Condor’ waar ex-bokser Pauli ‘Bomber’ Krause de scepter zwaaide.
In april 1984 liep een vechtpartij over cocaïne in de Lexibar helemaal uit de hand en de 34-jarige Arnhemmer Santos S. belandde met bebloed hoofd in de goot. Toen de politie hem daar aantrof, weigerde hij aangifte te doen of te vertellen wat er was gebeurd. De volgende dag keerde hij voor een wraakactie rond 11.00 uur terug met een emmer vol benzine. Een patatzakje wilde hij als lont gebruiken, maar hij was vergeten lucifers mee te nemen. Hij liet de emmer voor de Lexibar staan, haalde bij de sigarenwinkel om de hoek lucifers. Vervolgens gooide hij de emmer als brandbom naar binnen. Van alle bewoners en cafébezoekers konden er drie, waaronder de 16-jarige zoon van de caféeigenaar, niet meer ontsnappen aan de vuurzee en vonden de dood.
Literatuur Caderius van Veen, D. en H. van der Ploeg, Verliefd op Arnhem. Deel 2. Arnhem 1996 (Arnhemse Courant/Gelders Dagblad), p. 37.
Het Parool, 26-9-1984.
Ploeg, H. van der en D. Caderius van Veen, Verliefd op Arnhem Nieuwe Verhalen. Velp 2019 (Colofon / Jansen & de Feijter), p. 47.
Verleden Vandaag 12 april De bevrijding van Arnhem: dag 1, donderdag 12 april 1945
In een reeks van vijf dagbeschrijvingen belichten we de bevrijding van Arnhem in april 1945. Dit hoofdstuk uit de Tweede Wereldoorlog heeft (begrijpelijk) nooit die aandacht gekregen als de Slag om Arnhem in september 1944 en de daaropvolgende evacuatie en terugkeer van de bevolking. Daarom de komende vijf dagen: ‘de bevrijding van Arnhem’.
De bevrijding van Arnhem: dag 1, donderdag 12 april 1945 De IJssel, even oostelijk van de spoorbrug bij Westervoort, donderdagavond 12 april, 23.15 uur en de regen valt hevig en onophoudelijk. Een groep stormboten en amfibievoertuigen van het 2e Bataljon The Gloucester Regiment, een eenheid van het Britse 49 ‘Polar Bear / West Riding’ Infantry Division, waagt de rivieroversteek van Westervoort naar Arnhem. Operatie (Quick)Anger nadert het hoogtepunt: de bevrijding van Arnhem.
Het is zeven maanden na de gedwongen terugtocht van de Britse Eerste Airbornedivisie uit Arnhem en Oosterbeek. In operatie Market Garden bleek de verkeersbrug bij Arnhem een brug te ver om de doorstoot van de geallieerde grondtroepen vanuit de Nederlands-Belgische grens richting Duitsland via Arnhem te maken. De Duitse slagkracht rondom Arnhem en Nijmegen bleek onverwacht sterk en dat bleef ook zo na oktober 1944. De geallieerde legerleiding besloot vervolgens om eerst de aanvoerlijnen veilig te stellen. Hoofddoel werd de verovering van havenstad Antwerpen en dat gebeurde pas eind november in o.a. De Slag om de Schelde. Toen de Duitsers op 2 december de Betuwe onder water zetten in operatie ‘Ooievaar’ (Fall Storch) werd de opmars van de geallieerden nog meer vertraagd. Om, op weg naar Arnhem en Holland, niet in de rug te worden aangevallen, moesten eerst in de operaties Veritable, Varsity en Plunder het Reichswald en de Rijnbruggen bij Emmerik, Wesel en Duisburg vrijgemaakt worden van de Duitse troepen. Pas daarna konden de Britse en Canadese eenheden via de oostelijke rechteroever van de Rijn oprukken naar Arnhem.
In de nacht van 12 april was het zover: na een middag van heftige geallieerde artilleriebeschietingen staken ter hoogte van de AKU-fabrieken op de Kleefse Waard aan de Arnhemse kant van de IJssel de ‘Polar Bears’ van het Gloucester Regiment de rivier over. De Duitse opponenten hadden door de nacht en de zware regenval slecht zicht op de Britse soldaten. Die versterkten dat nogmaals door de aanleg van rookgordijnen: de ‘Tweede Slag om Arnhem’ was begonnen. Wordt vervolgd in Verleden Vandaag 13 april
Verleden Vandaag 13 april De bevrijding van Arnhem: dag 2, vrijdag 13 april 1945
Verleden Vandaag 13 april De bevrijding van Arnhem: dag 2, vrijdag 13 april 1945 In een reeks van vijf dagbeschrijvingen belichten we de bevrijding van Arnhem in april 1945. Vandaag dag 2.
Na de oversteek van de eerste eenheden over de IJssel volgden nog twee bataljons van het Gloucester Regiment van de Britse 49e ‘West Riding’ infanterie divisie. Zij maakten deel uit van het Eerste Canadese Leger, tweede legerkorps, onder leiding van luitenant-generaal Henry Crerar (leger) en luitenant-generaal Charles Foulkes (tweede korps). Deze bevelhebbershiërarchie van de Britse 49’ers, die zich tooiden met de bijnaam ‘Polar Bears’, zorgde er voor dat na de oorlog veel mensen dachten dat de Canadezen de ‘Polar Bears’ waren. Dit is dus een misverstand, de echte ‘ijsberen’ kwamen uit Engeland.
Nadat het oversteekgebied veilig gesteld was, werd in de IJssel een Bailey-pontonbrug vanuit Doornenburg ingevaren. Vanaf 10.15 uur konden ook de tanks van de 5e Canadese Tankdivisie richting Arnhem oprukken. Dat was hard nodig want op het AKU/ENKA-terrein op de Kleefse Waard boden verschanste Duitse soldaten hardnekkig tegenstand. De tanks maakten echter het verschil en rond 18.00 uur was het fabrieksterrein veroverd. Andere eenheden trokken, al vechtend, via twee lijnen op naar het stadscentrum. Via de Johan de Wittlaan wist men ’s avond de Eusebiusbuitensingel te bereiken. Twee compagnieën trokken via de spoorviaducten in de Vosdijk naar het noorden. Via Plattenburg en Angerenstein bereikten ze rond 21.00 uur de Saksen-Weimarkazerne aan de Monnikensteeg/Schelmseweg. De D-Compagnie van het Hallamshire Regiment kwam om 23.00 uur bij het kruispunt Apeldoornseweg-Waterbergseweg aan. De tweede dag van de ‘Tweede Slag om Arnhem’ kostte uiteindelijk de geallieerden de meeste dodelijke slachtoffers van de hele bevrijdingsoperatie: 48 Britse en Canadese soldaten verloren het leven. Een veelvoud van Duitse soldaten kwam om. Bijzonder op deze dag waren de vernietigende beschietingen van de wijk Geitenkamp. Daar verbleven o.a. de Arnhemmers die, al dan niet gedwongen, deel uitmaakten van het bestuur van de Duitse bezetter. De wijk kreeg daarom na de oorlog ten onrechte de bijnaam ‘NSB-wijk’. Door de granaatbombardementen werden vielen huizen vernield. Bovenal waren dertien dodelijke slachtoffers te betreuren. De geallieerden konden zich vrijdagnacht 13 april opmaken voor de verovering van de binnenstad.
Verleden Vandaag 14 april De bevrijding van Arnhem: dag 3, zaterdag 14 april 1945
Verleden Vandaag 14 april De bevrijding van Arnhem: dag 3, zaterdag 14 april 1945 In een reeks van vijf dagbeschrijvingen belichten we de bevrijding van Arnhem in april 1945. Vandaag dag 3.
Op de vroege zaterdagochtend van 14 april stonden de Britse en Canadese eenheden aan de rand van de oude binnenstad. In het oosten van de stad waren Angerenstein en Monnikenhuizen veroverd. De Paasberg, Bronbeek, De Geitenkamp en Velp waren nog in Duitse handen.
Onder bescherming van tanks vechten de soldaten zich van huis tot huis zich naar de binnenstad. Vanaf de Hommelseweg rijden Shermantanks richting de Rijn en bij de Eusebiusbuitensingel zijn het Churchilltanks die zich een weg banen naar de andere kant van de stad. Duitse sluipschutters kunnen zich in elk huis bevinden en de tankcommandanten nemen geen risico. Bij de minste beweging vuren ze met hun tanks op elk huis dat verdacht oogt. In het oosten van de stad worden De Paasberg en Bronbeek ontdaan van Duitse eenheden. De verwoestingen zijn totaal, maar aan het eind van de dag zijn de Duitse soldaten verdreven uit de binnenstad en de oostelijke wijken. Er worden bijna 200 krijgsgevangenen gemaakt. Door de bevrijding van het stadscentrum is 14 april de officiële Bevrijdingsdag van Arnhem geworden. Maar veel wijken en natuurgebieden binnen de gemeentegrenzen zijn nog in Duitse handen. ’s Avonds maken de soldaten zich op voor de zuivering van het noorden de stad en opmars naar Schaarsbergen en Oosterbeek in het westen en Velp in het oosten.
Verleden Vandaag 15 april De bevrijding van Arnhem: dag 4, zondag 15 april 1945
Verleden Vandaag 15 april De bevrijding van Arnhem: dag 4, zondag 15 april 1945 In een reeks van vijf dagbeschrijvingen belichten we de bevrijding van Arnhem in april 1945. Vandaag dag 4.
Zaterdag 14 april waren het stadscentrum en enkele noordoostelijke wijken door soldaten van 49e ‘West Riding / Polar Bears’ Infanterie veroverd op de in Arnhem gelegerde Duitse een eenheden. In het noorden was het gebied rondom de Schelmseweg vanaf Alteveer richting Oosterbeek en Schaarsbergen nog in Duitse handen. Vooral in de bossen ten noorden van de Schelmseweg hadden zich veel Duitse soldaten verschanst. Het kostte de geallieerden nog flink wat militaire inspanning om Burgers’ Dierenpark veilig te stellen en de bossen vrij te maken. Bijzonder waren de gevechten rondom de Duitse militaire begraafplaats Ehrenfriedhof Zypendaal. Vervolgens werd naar Schaarsbergen getrokken en konden de beweners op zondag 15 april hun bevrijders begroetten.
Verleden Vandaag 16 april De bevrijding van Arnhem: dag 5, maandag 16 april 1945
Verleden Vandaag 16 april De bevrijding van Arnhem: dag 5, maandag 16 april 1945 In een reeks van vijf dagbeschrijvingen belichten we de bevrijding van Arnhem in april 1945. Vandaag dag 5.
Na de geallieerde komst in Schaarsbergen verplaatste op maandag 16 april de frontlijn zich naar Oosterbeek, Apeldoorn, Velp en Doesburg. In Arnhem kon de balans worden opgemaakt en moest een nieuw gezag worden geïnstalleerd. Over de exacte cijfers van militaire en burgerlijke slachtoffers van de bevrijdingsoperatie van vier dagen wordt nog steeds gediscussieerd. Aan geallieerde zijde waren er 100 Canadese en 51 Engelse soldaten gesneuveld en 134 gewond. Het aantal slachtoffers aan Duitse kant is helemaal onduidelijk. De schatting is dat er ongeveer 400 doden waren en dat er 1600 krijgsgevangen werden gemaakt. Doordat de stad, op de Geitenkamp na, helemaal geëvacueerd was, waren er slechts weinig burgerslachtoffers. Dertien bewoners van de wijk overleefden het granaatbombardement van 13 april niet. De hevige bombardementen op de stad richtten uiteindelijk meer materiele schade aan dan de Slag om Arnhem in september 1944. Over de noodzaak en intensiteit van de bombardementen zijn de historici het onderling nog steeds oneens.
Het bestuurlijke vacuüm werd opgevuld door het Militair Gezag. Het zou bijna een maand duren voordat het Militair Gezag, de van zijn onderduikadres teruggekeerde wethouder, Chris Matser tot waarnemend burgemeester zou benoemen (9-5-1945). Heel Arnhem lag in puin. Vrijwel geen huis van Lombok tot de Geitenkamp en van Malburgen tot Alteveer was gespaard gebleven. Van de ruim 26.000 woningen in de gemeente waren er slechts 156 onbeschadigd uit de oorlog gekomen. Ruim 3.500 huizen waren totaal verwoest. De pogingen van het nieuwe bestuur om de geëvacueerde bevolking in behapbare aantallen terug te laten keren, mislukte. Zodra de Arnhemmers op hun evacuatie-adressen hoorden dat de stad bevrijd was, pakten ze hun weinige spullen bij elkaar en liepen terug naar hun woonhuizen van voor 25 september 1944. Ze troffen een verwoeste en geplunderde ‘spookstad’ aan. De wederopbouw, de ‘Derde Slag om Arnhem’, kon beginnen.
Literatuur Burgers, T., Waarom kostte Arnhems bevrijding zeven maanden? In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 39 (2019), nr. 3, p. 130-147.
Iddekinge, P.R.A. van, Arnhem 44/45. Arnhem 1981 (Geldersche Boekhandel / Gouda Quint), p. 284-292.
Jacobs, I. D., Arnhem 40-45. Zwolle 2014 (Uitgeverij WBooks), p. 82-91.
Kerkhoffs, B. van, Arnhem, stad van daklozen. Dossier ’44-’45. Nijmegen 1981 (Vroom en Dreesmann).
Lunteren, F. De dubbele inzet van het Britse Hallamshire Regiment in april 1945. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 33 (2013), nr. 1, p. 35-42.
Lunteren, F. van en P. van Lunteren, Arnhem de Genoeglijkste. Een verzamelalbum vol geschiedenis. Deel 2. De periode 1940-1945. Arnhem 2020 (Jumbo), p. 58-61.
Potjer, M. R., Zestig jaar geleden: de bevrijding van Arnhem, 12-15 april 1945. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 25 (2005), nr. 1, p. 27-30.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-24.
Verleden Vandaag 17 april Royale Eerste Paasdag, 2022 – 1963
Oudere Arnhemmers, en ‘Arneym’ rekent zich daar ook onder, denken nog met weemoed terug aan het vroegere café-restaurant Royal op het Willemsplein. ‘Stokoude’ Arnhemmers herinneren zich nog het Royal van voor de oorlog. Het terras van de creatie van architect Willem Diehl was jarenlang ‘the place to be’. Na jarenlang tobben met de horeca op die plek, is het nu met ‘Stan en Co’ weer die hotspot die het vroeger was. Op deze Eerste Paasdag 2022 kijken we naar het naoorlogse Royal. Wat stond in 1963 op het paasmenu? Een special van Het Vrije Volk en andere kranten van dat jaar geeft uitsluitsel. Onder de verzameling Nederlandse topkoks die hun mooiste paasgerecht demonstreren, is ook chef-kok A.A. (Albertus Alfonsus) Baede van het Arnhemse Royal. Hij presenteert zijn ‘Kervelsoep Speciale’. Baede was niet de minste. Voordat hij in Arnhem de leiding had over de potten en pannen in Royal, was hij kok geweest bij ‘t Goude Hooft’ op de Groenmarkt in Den Haag.
18-4-1859 (zaterdag) ‘Nieuwe Weeshuis’ op Roermondsplein
18-4-1859 (zaterdag) ‘Nieuwe Weeshuis’ op Roermondsplein Het ‘Nieuwe Weeshuis’ bestond al meer dan 200 jaar toen het op zaterdag 18 april verhuisde van het oude ‘Huis achter de Rodenburg’ naar een nieuw gebouw op het Roermondsplein. In 1638 stelde hopman (kapitein) Jacob de Wilt (van De Wiltstraat in St. Marten) geld beschikbaar om een weeshuis te stichten voor kinderen waarvan de gestorven ouders niet het volledige burgerrecht hadden. Want die laatste groep jeugdigen van de meer welgestelden kon terecht in het Burgerweeshuis. Het ‘Nieuwe Weeshuis’ werd ook wel het Armenweeshuis genoemd en dat gaf al aan uit welke bevolkingsgroep de kinderen kwamen: ‘voor kynderen, naeghelaeten bij schamele ouderen, geen borgheren deser stat’. Deze wezen betrokken in hun staalgrauwe lakense kleding met rode kraag in 1859 een nieuw onderkomen. Precies honderd jaar deed het gebouw dienst en toen werd het inmiddels bouwvallige, door de oorlog sterk beschadigde pand, gesloopt.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 105.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 353, 404.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 139-141.
Vredenberg, J.P., Als off sij onse eigene kijnder weren. Het Burgerweeshuis te Arnhem 1583-1742. Arnhem 1983 (Gemeentearchief Arnhem), p. 122-127.
19-4-1982 (maandag) KEMA-affaire: start grondafgraving Het is al weer veertig jaar geleden dat op maandag 19 april op het KEMA-terrein aan de Utrechtseweg men begonnen met het voorzichtig afgraven van een deel van het terrein. Het was een voorlopig sluitstuk van een jarenlange strijd over de aanwezigheid van radioactief afval op het terrein. Dat afval was, sinds, de in gebruik name van twee kerntestreactoren in 1957, tot 1972 daar in kuilen op het parkachtige bedrijfsterrein begraven. De kinderen van de familie Bax die in een dienstwoning op het terrein woonden, kwamen in aanraking met het kankerverwekkende afval en zoon Ruud overleed op 22-jarige leeftijd aan kanker. Alarmerende berichten van de familie Bax en andere omwonenden werden eerste genegeerd, totdat er in een VPRO-tv-programma van documentairemaker Cherry Duyns aandacht aan werd besteed. Twee jaar later werd alsnog besloten tot het afgraven en het onderzoeken van het terrein. Die afgraving begon op maandag 19 april 1982.
Literatuur Roelofs, B., De was buiten hangen. Arnhemse kwesties 1970-2000. Utrecht 2020 (Uitgeverij Matrijs), p. 43-46.
20-4-1671 (maandag) Afslag van de Santberg bij Onderlangs
20-4-1671 (maandag) Afslag van de Santberg bij Onderlangs De Rijn bleek in de 17e eeuw moeilijk te beteugelen. Bij stormen en hoog water schuurde de rivier de heuvels van de Veluwezoom flink uit. Een kwetsbare plek was ‘Bovenover’ toen de weg bij ‘Onderlangs’ nog niet was aangelegd. Die heuvel werd de Santberg genoemd, ook omdat de pottenbakkers van de stad daar graag hun grondstof vandaan haalden. Bij de Santberg maakt de rivier een flauwe bocht en in 1660 was het raak. Door een hevige stormwind stortte een flink deel van de, door het rivierwater toch al ondermijnde, Sandberg in. Het ingestorte deel kreeg de naam Sinckelenbergh. Het was dan ook geen wonder dat op maandag 20 april 1671 besloten werd om de voet van de heuvel te beplanten om verdere afslag te voorkomen. In 1755 kreeg de joodse gemeenschap in Arnhem toestemming om daar, buiten de stadsmuren, een kerkhof in te richten. Deze is nog steeds te bezoeken. Onderlangs, zoals we dat nu kennen, stamt uit 1838 toen er in de rivier kribben werden aangelegd en van het smalle jaagwandelpad een bredere weg werd gemaakt.
Literatuur Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 44-46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 343, 476-477.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 459.
21-4-1866 (zaterdag) Gezondheidscommissie kan cholera-epidemie niet voorkomen
21-4-1866 (zaterdag) Gezondheidscommissie kan cholera-epidemie niet voorkomen In de 19e eeuw was Nederland geregeld in de greep van een cholera-epidemie. In de jaren 1833, 1849, 1853, 1859, 1866, 1888 en 1892 sloeg de besmettelijke bacteriële ziekte toe. Vooral die van 1866 maakte in ‘luxe-stad ’Arnhem verhoudingsgewijs veel dodelijke slachtoffers. Stierf voor heel Nederland 0,7% van de bevolking aan de cholera, in Arnhem was dit 1,5%. Die trieste koppositie had Arnhem te danken aan het lakse conservatief-liberale gemeentebestuur die weigerde te investeren in een goed waterleidings- en rioleringsnet. Want vervuild water was de oorzaak van de dodelijke besmetting en door het ontbreken van een waterleidingnet maakten de mensen gebruik van één van de 46 openbare waterpompen. Slechts de welgestelden hadden een persoonlijke waterpomp. In de sloppen van de Langstraat, Klarendal en Rietebeek (Spijkerkwartier rondom Boekhorstenstraat) Daarnaast was er ook geen ondergrondse riolering voor de afvoer van poep en pies. De gemeenschappelijke ‘poeptonnen’ stonden vaak bij de waterpomp en dat was besmetting slechts een kwestie van tijd.
Toen in het voorjaar van 1866 de eerste berichten van een nieuwe choleragolf Arnhem bereikten, sloeg de schrik het stadsbestuur om het hart. Op zaterdag 21 april besloot de gemeenteraad tot het instellen van een gemeentelijke gezondheidscommissie, de gemeentelijke voorloper van de huidige landelijke GGD. Tevergeefs: in het najaar stierven ruim 400 Arnhemmers aan de ‘Aziatische braakloop’. Pas zeventien jaar later werd de eerste aanzet gegeven tot het waterleidingnet. Op de riolering moesten de Arnhemmers nog langer wachten. Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 41.
Verhoeven, S., Toezien, vastleggen en bestrijden. Infectieziekten en het geneeskundig toezicht in Gelderland in de negentiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 111 (2020), p. 169-196.
22-4-1786 (zaterdag) Verbranding patriots blad op schavot voor stadhuis
22-4-1786 (zaterdag) Verbranding patriots blad op schavot voor stadhuis Op het schavot voor het ‘Oude Stadhuis’ op de Markt vonden tot het begin van de negentiende eeuw de uitvoeringen van de vonnissen plaats. De scherprichter voerde hier de lijf- en doodstraffen uit.
Eén van de bijzonderste executies vond plaats op zaterdag 22 april 1786. De beul verbrandde toen in het openbaar alle exemplaren van het weekblad De Post van den Neder-Rhijn (nr. 433). In dat blad van de patriotten had een onbekende schrijver fel uitgehaald naar het Arnhemse stadsbestuur en daar was de magistraat niet van gediend. De verbranding was één van de vele gebeurtenissen in de strijd tussen de patriotten en prinsgezinden tussen 1782 en 1787. In het laatste jaar werden de patriotten door het Pruisische leger verdreven. Acht jaar later kwamen ze met het Franse leger terug en in de Bataafse Revolutie moesten de stadhouder, prins Willem V, en zijn aanhangers het veld ruimen. Die anonieme schrijver bleek later de Arnhemmer Steven van Bronkhorst (1763-1826) te zijn. Die schopte het in de 1813 nog tot commissaris van de politie van de stad, maar bleef het krantenwerk trouw. Hij was in 1814 één van de oprichters van de Arnhemsche Courant.
Literatuur Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118, p. 106.
Theeuwen, P.J.H.M., Pieter ’t Hoen en De Post van den Neder-Rhijn (1781-1787). Hilversum 2002 (Uitgeverij Verloren), p. 43-44 en 459-464.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, p. 78-81.
23-4-1912 (dinsdag) Koninklijk ‘bevallig lachen en vriendelijk neigen’
23-4-1912 (dinsdag) Koninklijk ‘bevallig lachen en vriendelijk neigen’ Meer dan drie volledige krantenpagina’s wijdde de Arnhemsche Courant in haar avondeditie van dinsdag 23 april 1912 aan het bezoek aan Arnhem die dag van de 31-jarige koningin Wilhelmina en haar echtgenoot prins Hendrik.
Alles was uit de kast gehaald om de koninklijke gasten vorstelijk te onthalen. Van een fraaie Erepoort op de Apeldoornseweg bij de ingang van Sonsbeek tot het afnemen van een defilé door de koningin op de Markt. Vanaf het bordes van de ambtswoning van de commissaris van de koningin, Huis Anderlecht, aanvaardde de koningin de vele huldeblijken ‘met bevalling lachen en vriendelijk neigen’.
Hoogepunt was de rondrit in de koninklijke rijtuigen door de stad. Overal werden door kinderen – zoals Dikkie en Dina Sonneveld – bloemen aangeboden aan het vorstenpaar, waren erebogen gebouwd en zongen verschillende kindergroepen de koninklijke hoogheden toe. Uitgestapt werd o.a. bij het Kinderziekenhuis aan de Catharijnestraat, de weesafdeling van Insula Dei aan de Beekstraat en de firma W.J. Stokvis aan de Vijfzinnenstraat. Na een rondgang door de fabriek verleende de koningin het predicaat ’Koninklijk’ aan het bedrijf. Rond half zes keerde het koninklijke gevolg terug naar Paleis ’t Loo.
Literatuur Arnhemsche Courant, 23-12-1912.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 142.
24-4-1965 (zaterdag) Overlijden baronesse Van Verschuer
24-4-1965 (zaterdag) Overlijden baronesse Van Verschuer Op zaterdag 24 april 1965 overleed op 80-jarige leeftijd de alom gerespecteerde Jacoba barones van Verschuer. Haar adellijke titel dankte ze aan haar ouders. Haar vader was ook al baron Van Verschuer en haar moeder was barones Van Balveren en vrouwe van Mariënwaerdt. Op die laatste heerlijkheid in de Betuwe bij Beesd logeerde Jacoba geregeld in de zomermaanden, maar na haar studie rechten in Utrecht woonde ze vanaf 1909 de rest van haar leven aan de Jansbuitensingel 27 in Arnhem. Ze bleef ongehuwd en werd daarom ook met freule aangesproken. Tijdens haar promotieonderzoek bleek al haar maatschappelijke interesse, want ze promoveerde met het proefschrift ‘Kinderrechtbanken’. Jacoba van Verschuer was vervolgens tientallen jaren actief in de kinderzorg en kinderbescherming. Ze was meer dan 40 jaar bestuurslid van Pro Juventute dat in Arnhem kantoor hield op de Zijpendaalseweg 1d. Maar toen ze al 68 jaar was opende ze als bestuurslid van de ‘Vereniging Kinderzorg’ in de Parkstraat een nieuw opvangtehuis voor meisjes: ‘De Drempel’ in de Parkstraat 1a. Dertien jaar later, in 1966, verhuisde het internaat naar Velp. Ook de armenzorg maakte gebruik van haar bestuurlijke talenten en was ze o.a. 25 jaar voorzitter van de ‘Vereniging Armenzorg’.
Leppink, G.B., Jacoba van Verschuer (1884-1965) en haar rol in het Arnhemse maatschappelijke leven. In: Schulte-Van Wersch C.J.M. en T. Gitsels (red.), Arnhem. Elf facetten uit de 19de en 20ste eeuw. Zutphen 1983 (De Walburg Pers), p. 90-114.
25-4-1827 (woensdag) Joodse begraafplaats De Valk Utrechtseweg
25-4-1827 (woensdag) Joodse begraafplaats De Valk Utrechtseweg Wie rond 1850 met de trein van Utrecht naar Arnhem reisde, zag vlak voor de aankomst aan de rechterzijde van het spoor een houten schutting. Daarachter bevond zich een joodse begraafplaats.
De oudste Joodse begraafplaats lag op de Sinckenbergh, direct ten zuiden van de Utrechtseweg een 150 meters verder richting Oosterbeek (zie Verleden Vandaag 20 april). Deze was, na een gebruik van 75 jaar, rond 1825 te klein geworden. De gemeenteraad gaf daarom op zaterdag 25 april 1827 toestemming aan de Joodse Gemeente in Arnhem om achter de muur van het particuliere kerkhof bij het huis ‘de Valk’ (eigendom van de familie Prins) tussen Hotel Bellevue en de Brugstraat een nieuw Israëlitisch Kerkhof in te richten. De oppervlakte van deze begraafplaats was ook niet groot en daarom maar kort in gebruik geweest. In 1858 kregen de Joden een plaats op het kerkhof op Onder de Linden bij het huidige Talmaplein toegewezen. De joodse begraafplaats De Valk werd geruimd in 1966.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 95.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 44-46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 343, 468, 476-477.
26-4-1909 (maandag) Verbreding Apeldoornsestraat tot 25 meter
26-4-1909 (maandag) Verbreding Apeldoornsestraat tot 25 meter Nadat vanaf 1880 Willem F.M.A.H. baron van Heeckeren (1858-1915) door schandalen in geldnood was gekomen (zie Verleden Vandaag 1 februari) moest hij flinke delen van zijn enorme grondbezit verkopen. De bouwontwikkelaars en architecten Van Gendt en Nieraad kochten van hem het terrein wat nu St. Marten en het zuidelijke benedenste deel van het Sonsbeekwartier is. Ze bouwden er huizen en vooral aan de oostzijde van de Apeldoornseweg verrezen prachtige villa’s en herenhuizen waarin de neorenaissance de boventoon voerde. De Apeldoornseweg werd, met de herenhuizen en een brede middenberm vol bomen, de Avenue Royale van de stad. Toen bovendien vanaf 1900 het autoverkeer toenam, moest ook de Apeldoornsestraat als verbindingsstuk tussen de stad en de Apeldoornseweg achter het spoorviaduct (Apeldoornsepoort) worden verbreed. De gemeenteraad besloot daarom op maandag 26 april 1909 de straat een breedte te geven van 25 meter.
Verleden Vandaag 27 april Koningsdag en Koninginnedag jaren zestig
Verleden Vandaag 27 april Koningsdag en Koninginnedag jaren zestig Onder koningin Juliana (staatshoofd 1948-1980) en Beatrix (regeerperiode 1980-2013) heette de verjaardag van het vorstelijke staatshoofd Koninginnedag en was drie dagen later dan de huidige Koningsdag op 27 april. De dertigste april was de verjaardag van koningin Juliana en de in januari geboren Beatrix nam deze dag mee als viering van haar geboortedag. 31 januari werd toch als wat te koud gezien voor allerlei festiviteiten. ‘Arneym’ vierde als klein jongetje in de jaren zestig van de vorige eeuw de Koninginnedag vooral in Malburgen-Oost. Aan alle kinderspelen werd meegedaan: eierlopen, zaklopen, koekhappen, versierde fietsenoptocht, enz. enz.
28-4-1883 (zaterdag) Waterleiding moet waterpomp vervangen
28-4-1883 (zaterdag) Waterleiding moet waterpomp vervangen De aanleg van een stedelijke ondergrondse waterleiding had in de tweede helft van de negentiende eeuw nogal wat voeten in de aarde. Na verschillende cholera- en difterie-epidemieën was iedereen er wel van overtuigd dat de achtenveertig openbare waterpompen in de stad niet meer voldeden. Besmet water eiste keer op keer ziektegevallen en, in het geval van cholera, dodelijke slachtoffers. Het gemeentebestuur deinsde echter terug voor overheidsingrijpen en de kosten van een gemeentelijk waterleidingnetbedrijf. Dat in 1883 toch werd besloten tot een waterleidingnet kwam vooral door het aandringen van de Gemeentelijke Gezondheidscommissie. De stadsarchitect en hoofd van Gemeentewerken Abraham van Cuijlenburgh jr. (1832-1886) stond onder curatele van de gemeenteraad en had niets in te brengen. Groot was de schrik dan ook in maart 1883 toen de eindelijk verleende vergunning voor de aanleg van een waterleidingnetwerk door de vergunninghouders werd teruggegeven. Gelukkig werd snel een nieuwe partij gevonden en op zaterdag 28 april kon een nieuwe concessie worden afgegeven aan de Belgische maatschappij ‘Compagnie Générale des Conduites d’Eau’. Het zou nog eens twee jaar duren voordat in het heuvelachtige Arnhem de waterleiding operationeel was (zie Verleden Vandaag 16 februari).
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 193-194.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p. 147-149.
Riele, A.W. te, Geschiedenis van de dienst. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), p. 11-44, p. 23.
Schaap, K. en Seebach, C., Op uw gezondheid. Arnhem 1985 (Gemeentearchief Arnhem), p. 26-31.
Schulte-van Wersch, C. van, Abraham van Cuijlenburgh 1832-1886. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 60-61.
Van Sonsbeke (W.K. van Loon), Arnhemse straten geplaveid met herinneringen Deel II. Arnhem 1993 (Gijsbers & Van Loon), p. 16-18.
29-4-1795 (woensdag) In de strijd om de vrijheid sneuvelt de vrijheid
29-4-1795 (woensdag) In de strijd om de vrijheid sneuvelt de vrijheid Om drie uur in de middag was het zover op woensdag 29 april 1795. In de Grote of Eusebiuskerk had zich de hele Arnhemse burgerij verzameld om ‘vrijelijk’ over het nieuwe bestuursreglement van de stad te discussiëren en te besluiten. Dit alles zou het voorlopige sluitstuk moeten worden van de revolutie die zich sinds januari in de Republiek der Zeven Verenigde Nederland had voltrokken. Arnhem had zich op 17 januari overgegeven aan het Franse leger en de teruggekeerde Nederlandse, of beter gezegd, ‘Bataafse’, patriotten. De Franse generaal Lefebvre zette het zittende stadsbestuur af en installeerde een Comité Revolutionnaire van zes Arnhemmers. Die stelde nieuwe bestuursregeling volgens de ideeën van de Verlichting en Franse Revolutie op. In de aanloop naar de einddiscussie op 29 april vonden er in achttien wijken vergaderingen over de concepten van het nieuwe reglement plaats. Daar bleek dat het tweede artikel van Afdeling 4 (het reglement telde tien afdelingen/hoofdstukken met in totaal 146 artikelen) de meeste discussie opriep. In dat artikel stond dat een combinatie van bestuurlijke functies niet verboden was. Verschillende radicale Arnhemmers vreesden dat daarmee de weg open bleef voor die praktijken van de verjaagde regentenkliek die men juist wilde uitbannen. Juist de als gematigde bekend staande zilversmid Jan Willem Evers (1756-1832) werd hun spreekbuis. Hem vielen hoon en intimidatie van de verdedigers van het reglement ten deel. Evers werd het spreken op de slotvergadering op 29 april onmogelijk gemaakt en het reglement werd aangenomen. In de ‘Bataafse Revolutie’ die vrijheid, gelijkheid en broederschap moest brengen, sneuvelde de vrijheid van meningsuiting als één van de eerste idealen.
Literatuur Evers, J.W., Verslag door Jan Willem Evers Als Gecommitteerde der Burgerij tot het overzien van het Regeringsplan voor de Stad Arnhem, Gedaan in de wettig opgeroepene Vergadering der stemgerechtigde Burgers op den 12 October I795. Arnhem 1796 (J.H. Moeleman).
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 72-91.
Schulte, A.G., Mr. Jan Willem Staats Evers (1828-1894). In: Schulte, A.G. (red.), Arnhems Historisch Genootschap Prodesse Conamur 1792-1992. Overal lieten zij hun sporen na. Zutphen 1992 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 199-210.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, p. 81-83.
30-4-1476 (zondag) Muntslag voor een gevangen genomen hertog
30-4-1476 (zondag) Muntslag voor een gevangen genomen hertog Het was een verre reis naar Mechelen in België voor Jasper Heylich, een poorter (burger) uit Arnhem. Maar er stond veel op het spel. En zo stond Jasper op de ‘Lesten daighs der maent van Aprille, int jaer duysent IVC ende sessentseventich’ voor de in Bourgondische gevangenschap verkerende hertog van Gelre, Adolf van Egmond. Die ontving hem in de rekenkamer van het Bourgondische hof waar de altijd strijd en slag voerende hertog Karel de Stoute de dienst uitmaakte. Adolf en Karel hadden beiden geld nodig en wilden de muntslag in Gelre veilig te stellen. De muntmeester Adriaan van Loker was overleden en daarom benoemden ze op deze zondag in 1476 Jasper Heylich met de functie van muntmeester. Na zijn benoeming kon Jasper terugkeren naar Arnhem om in het munthuis ‘die alde meynte / die old muente / de olde munte’ in de Bakkerstraat de geldstukken te slaan. Zijn ‘bediening tot meester-particulier’ kwam net op tijd, want een jaar later sneuvelden zowel Karel als Adolf in verschillende veldslagen.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 116-118.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 127-129.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 359-364.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875. Deel 5 no. 84, p. 72.
Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
Vastenavond 1523 (dinsdag) Elisabeth, hertogin van Gelre, viert carnaval in Arnhem
Het was altijd een gevecht tussen de vier steden van Gelre: waar gaan de hertog en hertogin ‘vastelavont’ vieren? Nu was Karel van Gelre voortdurend op (oorlogs)pad en daarom spitste de strijd zich toe op zijn echtgenote, Elisabeth van Brunswijk. Behalve de eer en grote festiviteiten stonden ook financiële belangen op het spel. Want de luxe maaltijden gingen vergezeld van de nodige vaten bier en wijn. Die werden door de plaatselijke handelaars geleverd. Daarnaast was het de gewoonte dat de hertogin kwistig met geldbedragen strooide om haar erkentelijkheid aan de Arnhemmers te tonen.
Zo ook in 1523: in het Wijnhuis op de Grote Oord werd een twee dagen durende ‘vastelavont’ gehouden, waarbij de ‘Raeden, Burgemeesteren (Arnhem had er twee), Jufferen en Burgherkijnderen’ aanwezig waren. Muziek luisterde het geheel op: ‘harpen- en trommelslegers, trompetten en pijpers’ (fluiten). Een extra beloning kreeg de blinde speelman. De totale kosten voor ‘den Genadighen Vrouwe’ waren 23 goudguldens en tien florijnen.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 83-84.
2-3-1612 (vrijdag)
(contra)remonstranten: quade humeuren van bavianen en slijkgeuzen
2-3-1612 (vrijdag) (contra)remonstranten: quade humeuren van bavianen en slijkgeuzen Op 2 maart 1612 stuurde het Arnhemse stadsbestuur een brief aan stadhouder Maurits waarin het om militaire hulp vroeg en de prins waarschuwde. Dit allemaal “tot afwering der schadelijke en lasterlijke ketterijen door sommige quade humeuren in den staat in gevoerd en strekkende tot scheuring onder de provinciën en infractie der landvorstelijke hoogheid”. De politieke macht en het ‘ware’ geloof is de inzet van een protestantse broederstrijd tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) van de Tachtigjarige Oorlog. De remonstranten, aanhangers van de ideeën van de Leidse hoogleraar Arminius, stonden tegenover volgelingen van een collega-professor van hem, Gomarus en zijn contraremonstranten. Niet alleen was de inzet een interpretatie van de Bijbel en de predestinatieleer (is de mens vooraf voorbestemd voor de hemel of hel). Het ging er ook om of de Staten-Generaal of de Gewestelijke Staten een bepaalde richting op konden leggen aan de inwoners. De Arminianen (rekkelijken, vrijzinnigen) dolven op de Nationale Synode in Dordrecht van 1619 uiteindelijk het onderspit. Hun tegenstanders verbasterden de naam Arminianen al snel tot ‘bavianen’. De Gomaristen (preciezen, orthodoxen werden op hun beurt ‘slijkgeuzen’ genoemd, omdat ze liever met modder aan hun schoenen een kerk verder liepen dan in een remonstrantse kerk het Woord Gods te moeten beluisteren. In Arnhem moesten de remonstranten ook formeel het veld ruimen, maar een kleine Remonstrantse Broederschap bleef altijd bestaan. Sinds 1926 hebben ze een fraai kerkgebouw aan de Parkstraat.
Literatuur Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en Boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 54.
Klerck, J. de, Johannes Fontanus (1545-1615). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 260-261.
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 266.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 427.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem. Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 49.
3-3-1888 (zaterdag) Ingrijpende renovatie schouwburg Hoe anders, dan de afgelopen twee jaar in de gemeenteraad, was de stemming in de raadszitting van 3 maart 1888. Zonder al te uitvoerige discussie en zelfs zonder hoofdelijke stemming ging de raad akkoord met een ingrijpende verbouwing van de Stadsschouwburg. Het voor die tijd toch forse bedrag van fl 37.400,- werd niet alleen aan de (brand)veiligheid besteed. Bijna alles in het theater kreeg een opknapbeurt: opslagruimtes, artiesteningang, foyer, directiekamers, toiletten, verwarming en gasverlichting. Dit alles nog geen vijfentwintig jaar nadat de schouwburg in 1865 was geopend. Het zou niet de laatste renovatie zijn totdat het pand in 1934 volledig afbrandde (zie Verleden Vandaag 27-12). Op dezelfde plek verrees in 1938 een nieuw gebouw dat nog steeds de kern vormt van het huidige stadstheater. En opnieuw staat die voor een ingrijpende kostbare verbouwing.
Literatuur Bemmel, H.Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.) (2004). Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315; p. 307-308.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
Righart, H. en Bergh H. van den, Vijftig jaar speelruimte. Geschiedenis van de Schouwburg Arnhemm 1938-1988. Zutphen 1988 ( Walburg Pers), p. 14-18.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 3-3-1888. In: Gelders Archief: 2192-112, Secretarie Gemeente Arnhem.
4 t/m 6 maart 1855 (zondag t/m dinsdag) Watersnoodramp
4 t/m 6 maart 1855 (zondag t/m dinsdag) Watersnoodramp Het thema dit jaar van de Maand van de geschiedenis / Dag van de Arnhemse geschiedenis is ‘Wat een ramp!’. Daarom besteden we in de aanloop naar de activiteiten in oktober wat extra aandacht aan enkele trieste gebeurtenissen. In Verleden Vandaag van 19 februari kwam de watersnood in 1861 aan nodig, nu die van 1855. Het had die winter weer eens flink gevroren en de Rijn was bedekt met een dikke ijslaag. Toen het in de eerste week van maart wat warmer werd, kwam het ijs door de stroming van de stijgende waterstand in beweging. Het kruiende ijs stapelde zich op tot een enorme ijsdam en beschadigde de kades, Malburgse veerdam en dijken. Het toestromende water stroomde door de gaten en over de dijken en zette een flink deel van het rivierengebied langs de Rijn en IJssel onder water. Voor de leniging van de ergste nood werd op 20 maart een algemene collectie gehouden met een opbrengst van fl. 7597,87.
Literatuur Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 45-47.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 103.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 148.
Mulder, J.R., Keunen, L.J. en Zwart, A.J.M., In de ban van de Betuwse dijken. Deel 5 Malburgen. Een bodemkundig, archeologisch en historisch onderzoek naar de opbouw van de Rijndijk te Malburgen/Bakenhof, Arnhem. Wageningen 2004 (Alterra-rapport 405), p. 89-91.
5 maart 1529 (dinsdag) Oekraïense kleuren van Karel van Gelre in Arnhem
5 maart 1529 (dinsdag) Oekraïense kleuren van Karel van Gelre in Arnhem In deze roerige tijden (maart 2022) wordt het een tijd om naar de Gelderse-Oekraïense kleuren geel-blauw te gaan. Op 5 maart 1529 beval hertog Karel van Gelre (1467-1538) in een missive (brief) dat alle Gelderse ambtenaren op hun kleding (‘cledonge’) zijn kleuren moesten dragen. Die ambtenaren hielden vooral kantoor in Arnhem, dus de stad moet opgesierd zijn met de kleuren van de hertog: geel en blauw: “Item onse divisie (= livrei/ambtskleding) sall sijn root, gell ind blauwe geschackeert”. Het rood waarvan Karel in zijn brief sprak, waren de klauwen en tong van de gele Gelderse leeuw op een blauw veld. Daarbij ging Karel voorbij aan de tweede (Gulikse) leeuw van het wapen van het hertogdom: een zwarte leeuw op een geel veld (geel-swert).
Literatuur Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 101-104.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 3e stuk, no. 1549, p. 944.
6 maart 1814 (zondag) Opvang Franse krijgsgevangenen
6 maart 1814 (zondag) Opvang Franse krijgsgevangenen Op 30 november 1813 verjoegen Pruisische troepen en Russische kozakken de Fransen uit Arnhem. Vrijwel tegelijkertijd landde de toekomstige koning Willem I met een scheepje op het strand Scheveningen. Een definitief einde van de Franse Tijd was het nog niet, want het leger van Napoleon hield nog andere steden, zoals Nijmegen en Amsterdam, bezet. Die werden in de eerste maanden van het nieuwe jaar verdreven. Nijmegen had veel meer Franse soldaten binnen de stadsmuren dan Arnhem en de stad was te klein om ze allemaal op te vangen. Meer dan 1800 soldaten en 44 officieren werden daarom op 6 maart 1814 overgebracht naar Arnhem. In de Varkensstraat en in de soldatenstallen op de Beek zaten al 900 krijgsgevangenen gevangen. Die kregen nu gezelschap.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 81.
7-3-1896 (zaterdag) Gemeente verdringt Bell Telephoonmaatschappij
7-3-1896 (zaterdag) Gemeente verdringt Bell Telephoonmaatschappij Dat Arnhem in de 19e eeuw een welgestelde stad was, laat ook de introductie van de telefoon zien. Na Amsterdam was Arnhem de tweede stad van het land dat een eigen telefoonnet kreeg. In augustus 1882 opende de Nederlandsche Bell Telephoonmaatschappij (naam naar de uitvinder, Alexander Graham Bell)een kleine telefooncentrale in de Pauwstraat. Dat kon doordat de gemeenteraad de firma in dat jaar, op 12 april, een vijftienjarige concessie had verleend. Toen die in 1896 afliep werd in de raadsvergadering van 7 maart besloten om de vergunning niet te verlengen. De gemeente nam het telefoonnet in eigen beheer en vestigde de centrale aan het Velperplein. Het kleine Telefoonstraatje naast het Velperplein herinnert daar nog steeds aan. Aan die gemeentelijke exploitatie kwam, met de overname door de Rijkstelefonie in 1926, een einde. Wie had nu als eerste een telefoon in Arnhem? Dat was het sjieke Hotel Bellevue aan de Utrechtseweg, die had de allereerste van de veertig aansluitingen in 1882.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 127, 132.
Jansen, J. (red.), Telegraaf- en Telefoonkantoor Arnhem. In: Telefan.nl. nr. 2 (2020) Magazine Speciale uitgave 75 jaar na dato. Copyright CC-BY-NC. URL: https://pubhtml5.com/bookcase/avxs, geraadpleegd o.a. 5-3-2022.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p.152-154.
Schulte, A.B.C en A.G. Schulte, De verdwenen stad. Arnhem voor de verwoesting van 1944-1945. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 74-75.
Stempher, A.S. (1982). Nog ‘s sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem: Gijsbers & Van Loon (3e druk, 1e druk 1969.) p. 106-107.
8 maart, Internationale Vrouwendag Drie strijdbare Arnhemse vrouwendoor de eeuwen heen
8 maart, Internationale Vrouwendag Drie strijdbare Arnhemse vrouwendoor de eeuwen heen Sinds 1911, in Nederland vanaf 1912, is 8 maart Internationale Vrouwendag. In een tijd van ‘Me Too’ blijkt dat vrouwenstrijd nog steeds geen overbodige luxe is. Daarom vandaag aandacht voor drie bijzondere Arnhems vrouwen uit drie verschillende eeuwen. We beginnen met de in de Rijnstraat geboren Marga Klompé (1912-1986). Als eerste vrouwelijke minister van Nederland zorgde ze voor de invoering van de Algemene Bijstandswet (1965). Hierdoor werden vrouwen financieel onafhankelijk van hun man en hoefden ze niet in een slecht huwelijk bij hun man te blijven. Louise van Ommeren-Ommeren-Hengevelt (1757-1846) was een patriotse vrouw uit Arnhem aan het eind van de 18e eeuw. Nog voordat het abolitionisme Nederland bereikte, pleitte zij in een borduurwerk voor de afschaffing van de slavernij. De derde is Helena Coets die in 1677 de voorzitster (praetor) werd van het ‘St. Caecilia-Concert’ . Dit in een tijd dat vrouwen alleen maar via hun man burgerrecht hadden en daarmee uitgesloten waren van alle officiële functies. Helena weigerde echter zich als excuusvrouw in het elitaire muziekgezelschap te zien: niet “om alleen te zijn tot een ornament des collegie”.
Literatuur Duysters, K., Ode aan vier vrouwen in de naaldkunst. Louise van Ommeren, Constance de Nerée tot Babberich, Mien Bongers en Tjitske Modderman. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 2, p. 62-65.
Mostert, G., Marga Klompé, 1912-1986. Een biografie. Amsterdam 2011 (Uitgeverij Boom).
Staats Evers, J.W., Het St. Caecilia-Concert te Arnhem, opgericht in 1591, uit het archief beschreven. Arnhem 1874 (Drukkerij G.W. van der Wiel & Co.), p. 8, 45, 71.
9-3-1908 (maandag) Nieuw viaduct Zijpendaalsche Poort Rond 1900 nam het autoverkeer toe. Arnhem gaat valselijk met een gedenksteen aan de Rijnkade de geschiedenis in als de eerste Nederlandse stad waar in 1896 een auto reed. Een jaar eerder bleek een Tilburgse textielfabrikant al met een vaart van 20 km per uur rond te tuffen. En in 1893 stak een Duitser even met een driewielige auto bij Venlo even de grens over. Dit alles nam niet weg dat het autoverkeer een grote vlucht nam en dat de smalle poorten in de spoordijken vervelende obstakels waren. De eerste poort die verbreed werd, was de Zijpendaalsche Poort. Op maandag 9 maart 1909 besloot de gemeenteraad dat de ‘Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen’ een nieuw viaduct in gewapend beton mocht bouwen. De kosten werden verdeeld: Arnhem f 5.000,- en het Rijk het resterende bedrag tot een maximum van f 47.000,-. Het prachtige boogviaduct werd een jaar later in gebruik genomen.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 138.
Stempher, A.S., Sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem 1968 (Gijsbers & Van Loon), p. 94, 95.
10-3-1630 (zondag) Het hart van Karel van Gelre opgegraven
10-3-1630 (zondag) Het hart van Karel van Gelre opgegraven In de kerk van het Franciscaner Minderbroederklooster werd in 1630 al ruim vijftig jaar geen godsdienstige bijeenkomst gehouden. De monniken moesten Broerenkerk en klooster na de Arnhemse Beeldenstormen van 1578 en 1579 verlaten. De kerk werd slecht onderhouden en op 10 maart 1630 werden wat reparatie- en graafwerkzaamheden in het koor van de kerk verricht, ook om een nieuw graf in te richten. Daarbij stuitte men op een houten kistje met een bijzondere inhoud. Binnenin bevond zich in een dicht gesoldeerd loden kistje met weer een zilveren doos vergezeld van een adellijk wapen van de hertog van Gelre en een Latijnse inscriptie. Die zei dat in het kistje ‘het hart van de zeer doorluchtige vorst Karel hertog van Gelre’ lag. Bij het zilveren kistje lag, aan een zijden lint een sleutel waarmee de doos kon worden geopend. Het stadsbestuur werd opgetrommeld en men trok met de gevonden spullen naar het Oude Stadhuis op de Markt. Daar werd het zilveren kistje geopend en men trof het gebalsemde hart van Karel van Gelre aan. En toen herinnerde het men zich weer. Na het trieste overlijden van de hertog in 1538 werden namelijk zijn ingewanden overgebracht naar het klooster Monnikenhuizen en kreeg zijn hart een plek in de Minderbroerenkerk. Voor het gebeente werd het schitterende praalgraf in de Grote of Eusebiuskerk gebouwd. Zo konden de Arnhemmers en Geldersen op drie plekken bidden voor het zieleheil van de overleden vorst. Voor het hart werd een nieuw kistje gemaakt en het geheel werd teruggeplaatst in de Broerenkerk. Pas bij de sloop van die kerk in 1805 werd het hart overgebracht naar de Eusebiuskerk. In november 1963, bij het einde van de eerste restauratieperiode van de Eusebiuskerk, werden de stoffelijk resten opnieuw plechtig bijgezet.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 272.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 425-428.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 440.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p 166-167.
11-3-1848 (zaterdag) Arnhemsche Courant wil echte democratie ‘Thans vooral is een ruime, liberale herziening der grondwet behoefte.’ Dat is de kop van de Arnhemsche Courant op 11 maart 1848. De krant was in de eerste helft van de negentiende eeuw de schrik van conservatief Den Haag. In felle bewoordingen hekelde de krant de conservatieve politiek van de koningen Willem I en II. In het begin van het Europese revolutiejaar 1848 zag de krant de komst van de grondwetsherziening al komen: ‘Bedenk wel wat gij doet, mannen des bestuurs! Bedenkt het wel, hoofden der dynastiën, ‘de Ure komt’ Hervorming of Revolutie.’ Uitgever Carl Albert Thieme ondersteunde krachtig de nieuwe grondwet van 1848, waarvan de vooruitstrevende liberale politicus Johan Rudolf Thorbecke de geestelijke vader was. Zelf mocht Thieme door zijn overlijden een jaar eerder dat niet meer meemaken.
Literatuur Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem).
12-03-1829 (donderdag) Arnhem mag stadsmuren slopen Twaalf maart 1829 is één van de belangrijkste dagen geweest in de geschiedenis van de stad. Natuurlijk mogen 13 juli 1233 (stadsrechten) en 17 september 1944 (Slag om Arnhem) in een eventuele ‘Top Tien Tijdstippen’ ook niet ontbreken, maar deze dag in 1829 bepaalde voor een groot deel de ontwikkeling van de stad. Bij Koninklijk Besluit gaf Willem I toestemming om de stadsmuren en poorten te slechten. Bovendien mochten de stadsgrachten gedempt worden. Andere steden mochten dat pas 45 jaar later bij de Vestingwet van 18 april 1874. Arnhem kreeg met het besluit een voorsprong van bijna een halve eeuw op de andere steden. De stad groeide in de jaren na 1829 het sterkst van alle steden in het land. Deze ongekende toename werd verder veroorzaakt door de komst van de spoorlijn in 1845 en het ‘welgestelden-beleid’ van het stadsbestuur. In verschillende fasen werden de muren neergehaald en verdwenen drie van de vier hoofdpoorten. De Rijn-, en Janspoort waren al twee jaar eerder met koninklijke toestemming gesloopt. Nu moest ook de Velperpoort eraan geloven en bleef alleen de Sabelspoort over als tastbare herinnering aan een middeleeuws verleden. Met het besluit van 12 maart 1829 trad Arnhem een nieuwe stedebouwkundige tijd in.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 96.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, p. 86-106.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
13-3-1977 (zondag) Protest tegen sluiting Stokvishal
13-3-1977 (zondag) Protest tegen sluiting Stokvishal In 1971 werd een oude loods (bouwjaar 1938) van de W.J. Stokvis’ Koninklijke Fabriek van Metaalwerken aan de Langstraat, in de hoek Nieuwstraat-Vossenstraat-Oeverstraat, het domein van popminnend Arnhem: de Stokvishal. Dankzij programmeur Frans de Bie, die ook de planning voor poptempel Paradiso in Amsterdam verzorgde, kwamen tientallen topbands naar de tochtige, koude en van elk comfort ontdane concertzaal: U2, Blondie, Ramones, Simple Minds, Sex Pistols, enz. Toch kampte de hal vanaf het begin met financiële tekorten en kon niet bestaan zonder subsidie van de gemeente. Toen de gemeente in 1977 de geldkraan wilde dichtdraaien, besloten medewerkers op zondag 13 maart een protestgeluid te laten horen. Ze schilderden de leus’ Stokvishal moet blijven’ op de gevel en dat hield de hal nog eens vijf jaar in leven. En dat was maar goed ook, want juist in deze jaren vestigde de zaal haar faam als internationaal poppodium. In 1984 was het echter gebeurd met de muziekhal. Een combinatie van sociale woningbouwplannen, de bouw van een parkeergarage (Langstraat-Rozet), drugsoverlast in en rondom de hal en een Stokvisbestuur dat het niet al te nauw nam met het financiële beheer (greep in de geldkas) betekende het einde in 1984. Rockers en punkers konden nog tot 2007 terecht bij de Goudvishal in de Vijfzinnenstraat.
Literatuur Bemmel, H.Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315, p. 314.
Gerritsen, K., Leven in Arnhem in de jaren 70. Oosterbeek 2018 (Uitgeverij Kontrast), p. 34-40.
Roelofs, B., De was buiten hangen. Arnhemse kwesties 1970-2000. Utrecht 2020 (Uitgeverij Matrijs), p. 20-24.
14-3-1735 (maandag) Arnhem koopt Westervoort
14-3-1735 (maandag) Arnhem koopt Westervoort Westervoort had door de wat geïsoleerde ligging aan de IJssel in een uithoek van het graafschap Zutphen een bijzondere positie. Verder viel het van oudsher als ‘heerlijkheid’ onder het bestuur van de graven van (’s Heeren)Bergh. In de 18e eeuw wilde Arnhem de (handels)verbindingen met het achterland verbeteren. De stad kocht voor f 25.000,- van de in geldnood verkerende Frans Willem graaf van Bergh het gebied, inclusief veerrechten op. En om dat laatste was het Arnhem te doen. Duitse handelaren namen steeds meer de schipbrug bij Doesburg dan het veerbootje bij Westervoort. De wegen door de oostelijke broek- en waardlanden richting Westervoort werden opgeknapt en in 1763 werd de pont vervangen door een schipbrug. Lang heeft het Arnhemse gezag over Westervoort niet geduurd. Napoleon koppelde in 1811 Westervoort aan Duiven en na het vertrek van de Fransen werd Westervoort een zelfstandige gemeente.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 307.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171, p. 148.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 482.
15-3-1474 (zondag) Karel de Stoute en Arnhem: een ongemakkelijke relatie
Tik- en taalfouten, ‘arneym’ bezondigt zich er ook geregeld aan. Gelukkig geven oplettende volgers hem de kans geven het een en ander aan te passen.
Verschrijvingen in kronieken en archiefinventarissen leiden ook tot verwarring. Zo is er een oorkonde van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, waarin hij zegt dat het hospitaal in Arnhem (waarschijnlijk het St. Petersgasthuis) al zijn oude rechten behoudt. Karel laat dit in het Frans opschrijven en dateren: ‘le XV jour de Mars, l’an de grace mil quatre cent soixante et quatorze’’: 15 maart 1474. En waarom wordt dit dan in het archief gevolgd door 1475? Enfin, wat is een jaar op de eeuwigheid? Karel had het trouwens niet alleen goed voor met Arnhem. Omdat de stad heftig verzet had geboden bij de inname in 1473 werd Arnhem gebrandschat met 90.000 goudguldens. Toen de vorst zag dat Arnhem dit echt niet kon betalen, mocht de stad drie jaar lang een extra belasting op wijn en andere koopwaren heffen. Uiteindelijk draaiden de gewone Arnhemmers er weer voor op.
Literatuur Gelders Archief: 2000-1086. Oud Archief Arnhem, Regesten. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij). Hier worden zowel 1474 als 1475 vermeld.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 58
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 133. Hier wordt 1474 genoemd.
16-3-1824 (dinsdag) Oprichting ‘Tot Nut en Vergenoegen’ / Wessel Knoops
16-3-1824 (dinsdag) Oprichting ‘Tot Nut en Vergenoegen’ / Wessel Knoops Arnhem kende in de eerste helft van de 19e eeuw heel wat eerbiedwaardige en oude genootschappen. De geschiedliefhebbers konden terecht bij Prodesse Conamur (= ‘ons doel is nuttig te zijn’ sinds 1792) en muziekaanbidders bij het St. Caecilia-Concert (sinds 1591). In een huis aan de Weezenstraat, dat eigendom was van het Weeshuis, richtte de jonge apotheker Wessel Knoops (1800-879) op dinsdag 16 maart 1824 een natuurkundige tegenhanger op: het Natuurkundig Genootschap ‘Tot Nut en Vergenoegen’. De vereniging werd al snel in de dagelijkse omgang ‘Wessel Knoops’ genoemd naar de onvermoeibare stichter. Het genootschap organiseerde de ene ‘voorlezing’ na de andere over uiteenlopende natuurkundige en geofysische onderwerpen. De vereniging was zeker niet armlastig. Op 10 oktober 1865 werd een nieuw en groots verenigingspand aan de Weerdjesstraat 82 met een lezingenzaal, bibliotheek en museum in gebruik genomen. In de tentoonstellingszaal konden ertsen, metalen en natuurkundige instrumenten bewonderd worden.
Het genootschap is nog steeds actief: http://www.wesselknoops.nl
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 94.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 336-337.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 175-176.
17-3-1847 (woensdag) Heldenontvangst vrijheidskampioen Thieme Kritiek op de onleesbaarheid en teleurstellende inhoud van de koninklijke troonrede, we kijken er vandaag niet meer van op. Dat was in 1845 wel anders. De eindredacteur en eigenaar van de Arnhemsche Courant Carl Thieme haalde in een zogenaamd ‘Ingezonden stuk’ getiteld Vreemdedingen flink uit naar de regering en koning: ‘Dat de jongste troonrede des konings onkieschheid, verwatenheid en onbeschoftheid ademt, dat men het laster noemt, om eene troonrede als de tegenwoordige te willen doen doorgaan voor een Staatsstuk, hetwelk achting verdient’ en ‘wil men de troonrede lezen zonder stuiptrekkingen of flaauwten, men houde een fiesch azijn in de eene, de troonrede in de andere hand.’ Thieme werd voor de rechter gedaagd en uiteindelijk, bij cassatie van de Hoge Raad, vrijgesproken op woensdag 17 maart 1847. Thieme, kampioen van de vrijheid van meningsuiting en drukpers, had getriomfeerd. En al voor de tweede keer, want een rechtszaak van enkele jaren eerder was ook in zijn voordeel afgesloten. Dit ook dankzij het gloedvolle en intelligente pleidooi betoog van zijn Arnhemse advocaat mr. Johannes. M. de Kempenaer. Toen Thieme met de trein terugkeerde in Arnhemstond een grote enthousiaste menigte hem op te wachten, maar de krantenman moest daar niets van hebben. Hij wist ongemerkt zijn huis aan de Ketelstraat te bereiken. Vervolgens brachten de Arnhemmers hem daar een serenade met muziek: ‘Leve de heer Thieme – Leve de billijke opposite!’
Enkele maanden later na zijn heldenontvangst overleed hij in oktober van hetzelfde jaar. Waar hij jarenlang voor streed, zou hij zelf niet meer meemaken: de befaamde grondwetsherziening van Thorbecke, waarbij de wetgevende macht definitief bij het gekozen parlement kwam te liggen.
Literatuur Beekelaar, G.A.M., Inleiding. De Arnhemsche Courant in de eerste helft van de negentiende eeuw. In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), p.5-23, p. 14.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 331-342.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 332-333.
Theeuwen, P., Een conservatief-liberaal die steeds zichzelf gelijk bleef. Jacob Mattheus de Kempenaer op het nationale politiek toneel, 1844-1869. In: Boonstra, O. en Nijhof, R. (red.), 200 jaar De Kempenaer, advocaten in Arnhem. Hilversum 2016 (Uitgeverij Verloren), p. 87-114.
18-3-1876 (zaterdag) Un Ernemmer pakjuh nie sin feessie af
18-3-1876 (zaterdag) Un Ernemmer pakjuh nie sin feessie af De zes notabele heren gemeenteraadsleden hadden er genoeg van: de vernielingen, de dronkemans vecht- en vrijpartijen en andere onrust van de kermis. Ieder jaar werd dat volksfeest voor de ‘gewone’ Arnhemmer in augustus gehouden op de Markt. In vroegere tijden gebeurde dit op de Paasweide, een weiland naast de Praets. De zes initiatiefnemers verwoordden het in hun voorstel aan hun mederaadsleden op zaterdag 18 maart 1876 als volgt: ‘dat de kermis haar reden van bestaan heeft verloren, meer en meer ontaardt en, zoals zij thans gevierd wordt, in zeer hooge mate aanleiding geeft tot grove buitensporigheden vooral onzer lagere volksklasse en alzoo allernadeeligst terugwerkt op hare zedelijke en stoffelijke welvaart.’ Historisch-sociologen noemden later dit beteugelen van de driften van het gewone volk het ‘burgerlijke beschavingsoffensief’. De arbeider moest een keurig leven leiden en zich daarbij laten leiden door de waarden, normen en het gedrag van de welgestelde heersende burgerij. Het voorstel werd o.a. ondersteund door de Kerkenraad van de Hervormde Kerk, maar kreeg tegengas van de middenstand (‘neringdoenden’) en individuele bewoners. Ook een verzoek van de Kamer van Koophandel voor een uitstel tot in 1879 mocht niet baten: het voorstel werd met algemene stemmen aangenomen. En ja hoor, een jaar later in augustus 1877 was de boot aan: op de dag voorafgaand aan het traditionele begin van de kermis, maandag 27 augustus, was Arnhem in alle staten van opwinding. Grote samenscholingen, winkeliers die hun ramen barricadeerden en een parate soldatenmacht. In de nachtelijke opstootjes werd bij burgemeester Pels Rijcken z’n hoge hoed van zijn hoofd geslagen. Zijn onverstoorbare reactie daarop oogstte vervolgens weer grote bewondering. Over dit alles, sociale strijd, volksongenoegen of ‘lekker rellen’, wellicht in Verleden Vandaag van 26 augustus. Want: je pakt niet zomaar de ‘Ernemmer’ een feestje af.
Literatuur Dullaart, P., Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903. Oosterbeek 1982 (Uitgeverij Bosbespers), p. 9.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 122.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 215-223.
Verslagen der zittingen van den Gemeenteraad, 26-2 en 18-3-1876.
19-3-1844 (zaterdag) Een nieuwe tijd en een nieuw (gas)licht
19-3-1844 (zaterdag) Een nieuwe tijd en een nieuw (gas)licht De eerste verworvenheden van de Industriële Revolutie ,die ongeveer vanaf 1770 in Engeland losbarstte, bereikten rond 1840 ook Arnhem. Uit steenkool werd gas gewonnen als brandstof voor verlichting en verwarming. Arnhem gaf op zaterdag 19 maart 1844 toestemming aan de Utrechtse ondernemer Willem. H. de Heus om een kolengasfabriek te bouwen en tot 1867 als enige de gasexploitatie in handen te nemen. Het contract werd vier dagen later getekend. Dat gas mocht alleen worden gebruik voor de openbare straatverlichting en de gemeentelijke gebouwen. Van verlichting of verwarming van huizen was nog geen sprake. Gemeente-architect Hendrik Jan Heuvelink tekende voor het ontwerp van de gasfabriek dat verrees op het Roermondsplein tegenover de Rijnstraat. Dat terrein was vrijgekomen door de sloop van de stadsmuren en de demping van de Roermondsgracht. Het complex bestond uit de fabriekshallen met de steenkoolovens en een gashouder. Heuvelink bedacht een neoclassicistische voorgevel voor de toch smerige productie daarachter. Dat nam niet weg dat het fabriekje met hoge schoorsteen schril contrasteerde met de fraaie panden die in deze jaren op de vroegere vestingwerken werden gebouwd. Toen het contract met De Heus afliep, nam de gemeente de gasexploitatie in eigen handen. Daarvoor werd in 1867 een nieuwe gasfabriek aan de Westervoortsedijk gebouwd. Het complex aan het Roermondsplein werd gesloopt. Wat twintig jaar eerder nog als het allernieuwste gezien, was door de voortschrijdende tijdsontwikkelingen ingehaald.
Literatuur Defilet, M. en M. Splinter-Dupont, De Arnhemse gasfabriek. Geschiedenis en archeologie van de gasvoorziening. Utrecht 2016 (Uitgeverij Matrijs), p. 15-16.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99 en 122.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 11-12.
Meurs, M.H. van, Gemeentebestuur in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-115.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 40-41.
20-3-1886 (zaterdag) Gemeente schiet projectontwikkelaar Etty te hulp
20-3-1886 (zaterdag) Gemeente schiet projectontwikkelaar Etty te hulp Hij schuwde een financieel risico niet, Thomas Etty. Het moest echter niet te gek worden en daar zag het wel naar uit in 1886. Twee jaar eerder was de geboren Engelsman (York, 1833) uit Indonesië naar Arnhem gekomen. Hij liet zich naturaliseren en betrok Villa Buitenzorg aan de Utrechtseweg. Dat kon hij makkelijk betalen, want hij was in Nederlands-Indië steenrijk geworden. Hij was lid van de uitgebreide Ettyfamilie. Nazaten van Charles Etty (1793- 156) volgden deze stichter van een suikerimperium in de Nederlandse kolonie. Toen rond 1880 de suikercrisis uitbrak (de machinale suikerbietverwerking in Europa verdrong de rietsuiker uit de Oost en de West), trokken veel Etty’s naar Nederland, het moederland van hun suikeronderneming. Het ondernemen zat Thomas in het bloed en hij kocht in 1885 van de in geldnood verkerende eigenaar van Sonsbeek (Willem F.M.A.H. baron van Heeckeren, 1858-1915; zie Verleden Vandaag van 1 februari) een deel van diens bezittingen. De kern lag tussen de Burg. Weersstraat en het Burgemeestersplein. Het doorverkopen van de grond of het bebouwen met huizen verliep niet soepel. Op 20 maart 1886 liet Ettty de straten, met al het onderhoud, weer overnemen door de gemeente. Thomas was wel goed (met geld), maar niet gek. Zijn financiële ondernemingslust leverde hem ook de steenfabriek ‘Elden’ en aandelen in veel Duitse fabrieken in het Ruhrgebied op. Daar, in Wiesbaden, overleed hij in 1904.
Literatuur Crone, C.F.A. en J. Vredenberg, De Burgemeesterswijk. Wonen op stand bij Park Sonsbeek in Arnhem. Utrecht 2007 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39-41.
21-3-1845 (vrijdag) Tweede haven in Meinerswijk
21-3-1845 (vrijdag) Tweede haven in Meinerswijk De Arnhemse bankier G.L.C.H. Graaf van Ranzow (1794-1866) was niet voor niets schatrijk geworden. In 1826 had hij van Arnhem de vroegere heerlijkheid Meinerswijk gekocht voor f 29.490,-. Bijna twintig jaar later maakte hij een dikke ton winst, toen hij het begin 1845 weer doorverkocht voor bijna f 160.000,- aan koning Willem II. Zijn persoonlijke contacten met de koninklijke familie zullen zeker aan die mooie deal hebben bijgedragen. Vrijwel op hetzelfde moment waren er in Arnhem plannen een tweede haventje aan te leggen. De scheepvaart breidde zich in deze jaren uit doordat de stoomboten definitief de zeilvaart verdrongen en de Oude Haven aan de noordzijde van de Rijn werd te klein. Voor de haven aan de zuidzijde had de gemeente het oog laten vallen op de Paaschweide, een weiland naast de Praets. Daar werd in vroeger jaren altijd de jaarmarkt en kermis gehouden. Op 21 maart 1845 ging er daarom een brief naar Zijne Majesteit De Koning voor het afstaan van een bunder (hectare) grond. Dat werd de stad gegund, maar uiteindelijk kwam het aan de andere kant van de Praets te liggen. Daar pachtte houthandelaar Gerrit Coers (1826-1903) enkele jaren later dat haventje voor zijn houtzagerij en scheepstimmerwerf die hij daar had opgezet. In 1870 was het uitgegroeid tot de grootste industriële onderneming van de stad met een eigen tweede haventje op de linkerrivieroever.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39.
22-3-1579 (donderdag) Arnhem ondertekent de Unie van Utrecht
22-3-1579 (donderdag) Arnhem ondertekent de Unie van Utrecht Het had bijna drie maanden geduurd, de ‘last en ruggespraak’ van de ondertekening van de3 Unie van Utrecht. De Gelderse stadhouder Jan van Nassau had het op 23 januari in de kapittelzaal van de domkerk in Utrecht voor elkaar gekregen. Afgevaardigden van de zeven noordelijke gewesten besloten om de gewapende strijd tegen de soldaten van het Spaanse gezag van Filips II voort te zetten en dat de gewesten zelf over de godsdienst mochten beslissen. In de praktijk kwam dit er op neer dat het protestantisme de leidende godsdienst werd in het noorden van de zeventien Lage Landen. Dat was hun antwoord op enkele zuidelijke provinciën die hadden besloten om trouw te blijven aan Filips II en daarmee aan het katholicisme (Unie van Atrecht). De afgevaardigden konden dit wel besluiten, maar het moest in Gelderland nog wel bekrachtigd worden door de besturen van de vier kwartieren en de steden, dat was de ‘ruggespraak’. Voor Arnhem en het Kwartier van Veluwe gebeurde dit op donderdag 22 maart 1579. Arnhem had definitief voor de opstand en het calvinisme gekozen.
Literatuur Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275.
23-3-1854 (donderdag) Van Ranzow pakt het slim aan
23-3-1854 (donderdag) Van Ranzow pakt het slim aan Dudok Arnhem is één van de geliefdste ontmoetingspunten van de stad. Op de hoek van de Koningstraat en de Kippenmarkt, in de schaduw van de Eusebiuskerk, staat het imposante pand in traditionele stijl uit 1921. ‘Van Ranzow’s Bank’ staat op de gevel en de ramen zijn voorzien van tralies. Dit was lang het onderkomen van één van de vele particuliere banken die Arnhem rond 1900 telde. Het levensverhaal van de stichter ervan, leest als een spannende historische roman. Georg(e) L. C. H. van Ranzow werd in 1794 geboren in Kleef en trad op 18 jarige leeftijd in dienst van het Franse leger van Napoleon. Hij vocht mee in verschillende veldslagen en raakte gewoond door een bajonetsteek. Na de nederlaag van Napoleon nam hij dienst in het Nederlandse leger en werd in 1818 als eerste luitenant in Arnhem geplaats. Vier jaar later weet hij een bijzondere bruid aan de haak te slaan de rijke weduwe (douairière) Anna Maria Johanna van Haersolte, geboren van der Burch. De Van Haersoltes behoorden tot de rijkste en invloedrijkste adellijke families van Gelderland. Via die adellijke connecties kreeg Van Ranzow toegang tot koninklijke kringen en weet zich op te werpen tot rentmeester van de Kroondomeinen en Rijksbetaalmeester. Bovenal werd hij deel van de vriendenkring rondom Willem II. Zijn inmiddels aanzienlijke kapitaal wist hij te vergroten door leningen uit te zetten. Zo ook op donderdag 23 maart 1854 als Arnhem bij hem een lening afsluit van f 40.000,- (vergelijkbaar met 400.000 euro) tegen 4% rente. De soldaat is bankier geworden. Wat hem stak, was dat hijzelf niet van adel was. Daarvoor had hij op z’n minst grond en een adellijk huis nodig. Daarom kocht hij in 1826 van Arnhem de vroegere heerlijkheid Meinerswijk voor f 29.490,-. Bijna twintig jaar later maakte hij ruim een ton winst, toen hij het begin 1845 weer doorverkocht voor bijna f 160.000,- aan zijn vriend koning Willem II. Toen die overleed, waren de schulden van de vorst, vooral aan zijn zwager de Russische tsaar Nicolaas I, niet te tellen. Meijnerswijk werd weer terugverkocht aan Arnhem met een verlies van f 20.000,-voor de erfgenamen van Willem II. Van Ranzow mocht zich wel inmiddels graaf noemen en was, zoals vaak in zijn leven, de lachende derde. De rijke graaf-bankier overleed in Arnhem op 71-jarige leeftijd in 1866.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 103.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 269.
Swaneveld, W., Van Ranzow’s Bank. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 2 (1982), nr. 3, p. 34-41.
24-3-1923 (zaterdag) Opening boogviaduct Cattepoelseweg De Arnhemsche Courant haalde de metaforen flink voor de dag in het artikel over de opening van het viaduct op de Schelmseweg over de Cattepoelseweg. Arnhem werd, met de komst van het fraaie betonnen boogviaduct ,vergeleken met het honderdpoortige Thebe uit de Griekse Antieken. Wellicht wat overdreven, maar voor 1923 was het nieuwe viaduct een indrukwekkend staaltje bouwtechniek. Daarbij had ontwerper ingenieur J.P. van Muilwijk (1893-1953) van Gemeentewerken Arnhem goed gekeken naar het spoorviaduct over de Zijpendaalseweg uit 1909. Architectuur, wegenbouw en sociale ondersteuning kwamen samen in de gedenksteen in de zuidelijke balustrade: ‘Gebouwd krachtens raadsbesluit van 27 december 1921 no.6338 met rijkssteun. Door den dienst van gemeentewerken ontworpen en gebouwd met werkloozen. Voor het verkeer opengesteld 24 maart 1923’. Meer dan 200.000 gulden had de aanleg gekost waarvan het rijk, zoals de gedenksteen aanhaalt, 25% voor zijn rekening nam. Bij de officiële opening op zaterdag 24 maart 1923 in aanwezigheid van tal van hoogwaardigheidsbekleders waaronder burgemeester Salomon J.R. de Monchy, moest nog wat werkzaamheden worden verricht. De Dienst Gemeentewerken moest dan wel zorgen dat dit voor 1 januari 1924 werd uitgevoerd, want dat was de einddatum van de rijkssubsidie. Op de openingsdag dacht niemand daaraan en had men vooral oog voor de prachtige gebogen lijnen, de keperboogfriezen van de balustrades en de Arnhemse wapenschilden. Vijf jaar werd het nog grotere viaduct bij de Apeldoornseweg over de Cattepoelseweg geopend.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), p. 79-81.
Vredenberg, J., De Zijpsepoort en de betonnen boogviaducten van J.P. van Muilwijk. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 18 (1998), nr. 1, pp. 28-34.
25-3-1739 (woensdag) Pruisische postwagens van Arnhem over Westervoort en Zevenaar
25-3-1739 (woensdag) Pruisische postwagens van Arnhem over Westervoort en Zevenaar Nadat Arnhem in 1735 de heerlijkheid Westervoort met veerrechten over de IJssel had gekocht (zie Verleden Vandaag 14 maart) liet de gemeente erg geen gras over groeien. Onderhandelingen met het koninkrijk Pruisen werden geopend om het vervoer van personen en goederen naar de Duitse steden te bevorderen. Op 10 maart 1739 werd al een voorlopige overeenstemming bereikt. Dat akkoord werd in een contract van 10 bladzijden uitgewerkt op woensdag 25 maart. In fraaie 18e-eeuwse termen werd vastgelegd wat de rechten en plichten van de stad en de ‘Conincklijke Pruissische Generaal Postampt’ waren. Vanaf nu waren via Westervoort-Zevenaar-Kleve-Emmerik-Wesel steden als Keulen en zelfs Berlijn bereikbaar. Een paar keer overstappen was wel noodzaak, maar de regeling betekende een geweldige stimulans voor Arnhem als postkoetsoverstapplaats voor Duitse ondernemers en waren richting Utrecht en Amsterdam. De Arnhemse vervoerbedrijven voeren door de komst van de Pruisische postwagen er ook wel bij. De stad deed alles om dit uit te breiden. De doorgaande weg naar Westervoort en Zevenaar werd met zand opgehoogd en een deel van de weg werd door een wat hoger deel van de polder geleid. Zo konden de met vier paarden voorgespannen postwagens sneller en in een groter deel van het jaar Arnhem aandoen.
Literatuur Koene, B., De diligences van Bouricius. Anderhalve eeuw bedrijvigheid langs ’s heren wegen. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 30-33, 46-54.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 485.
26-3-1509 (vrijdag) Paus bemiddelt tussen Karel en Karel
26-3-1509 (vrijdag) Paus bemiddelt tussen Karel en Karel Karel van Gelre (1467-1538) was niet het type dat snel opgaf. Hij had een fikse nederlaag in 1505 geleden toen zijn leger werd verslagen en Arnhem werd ingenomen door de Bourgondische vorst Filips de Schone. Daarbij had hij assistentie van zijn vader, de Duitse keizer Maximiliaan van Habsburg. Hertog Karel moest in de ‘knieval van Rosendael’ Filips als zijn heer erkennen. Die werd ‘de Schone’ genoemd, niet omdat hij zich zo vaak waste, maar omdat hij doorging voor de aantrekkelijkste man van Europa. Dat was hij zeker voor zijn vrouw, Johanna van Castilië, die gek werd van liefdesverdriet over Filips plotseling overlijden in 1506. Zij ging vervolgens de geschiedenisboeken in als ‘Juana la Loca’, Johanna de Waanzinnige. Voor Karel van Gelre was de onverwachte dood van de hertog van Bourgondië een buitenkans en hij pakte direct de wapens weer op. Dat liet de zoon van Filips de Schone, de latere keizer Karel V niet op zich zitten, en gooide als achtjarige met zijn opa Maximiliaan er een strafexpeditie tegen naamgenoot Karel en Gelre aan. Karel van Gelre moest andermaal, in het Verdrag van Kamerijk (1508), plechtig beloven dat hij geen oorlog meer zou beginnen. Dat hield hij een half jaar vol en toen brak hij opnieuw zijn gegeven woord, Toen had zelfs paus Julius II er genoeg van en op vrijdag 26 maart 1509 verordonneerde hij ‘met kerkelijke censuur’ dat het afgelopen moest zijn met de Bourgondisch-Gelderse Oorlog. Tevergeefs: Karel van Gelre bleef tot aan zijn trieste dood in 1538 proberen om de enige en onafhankelijke heer van Gelre te blijven.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 133-134.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 139-140.
Noordzij, A., Gelre. Dynastie, land en identiteit in de middeleeuwen. Hilversum 2009 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 59), p. 216-219.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 1e stuk, no. 648, p. 415.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 326.
27-3-1898 (zondag) Opening Lutherse Kerk Spoorwegstraat Deze week, in maart 2022, werd bekend dat de voormalige Lutherse kerk aan de Spoorwegstraat (weer) te koop staat. Dat kon de geloofsgemeenschap rond 1895 natuurlijk niet bevroeden toen ze een nieuwe kerkgebouw zochten voor het te klein geworden prachtige pand aan de Korenmarkt (nu uitgaansgelegenheid Fifth Avenue). Geheel in de mode van de tijd ontwierp in september 1896 de Arnhemse architect Arie Reinier Freem (1853-1921) de kerk in neogotische-stijl. De kosterswoning rechts naast de kerk kreeg ook wat trekken van de neorenaissance. Bij de aanbesteding nam de firma Mulder en Van Wessemvoor f 56.250,- de bouw voor zijn rekening. De Lutherse gemeente hoede niet alles te betalen, want het geld voor de kerktoren kwam van mevrouw G.A. Swaving-Arriens. Op zondag 17 maart 1898 werd het gebouw met een kerkdienst in gebruik genomen. Het fraaie interieur met de houten lambrisering en de glas-in-loodramen is in restaurant Bizar-Bazar bewaard gebleven. Eens kijken of een mogelijke nieuwe eigenaar na betalen van de gevraagde 3,3 miljoen euro dat ook gaat doen.
Literatuur Keesom, J., Het Spoorboekje. Ruim 150 jaar leven in de Spoorhoek. Arnhem z.jr. (Stichting Werkgroep Spoorhoek), p. 23-24, 65, 88.
Vredenberg, J., Gustav Cornelis Bremer 1880-1949 – Arie Reinier Freem 1853-1921. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 100-102.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem. Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 25-26, 49.
28-3-1850 (donderdag) Binnenmolen wordt Stedelijk Gymnasium
28-3-1850 (donderdag) Binnenmolen wordt Stedelijk Gymnasium Langs de Jansbeek stonden eeuwenlang in totaal tien molen: zeven buiten de stadsmuren en drie in de stad zelf. De Beekstraat en Bovenbeekstraat herinneren ons eraan dat de Jansstroom vanuit het noorden de stad inging. Aan de Bovenbeekstraat stond sinds de 13e eeuw de ‘Binnenmolen’, een waterkorenmolen. In de 19e eeuw was deze niet meer rendabel en eigenaar Gerrit Mos verkocht de molen en grond in 1844 voor f 16.000,- aan de stad. Die sloopten het bovenste deel en besloten op donderdag 28 maart 1850 de molen niet meer te verpachten, maar het als bouwterrein te gebruiken voor de Latijnsche School. In 1879 verrees een heel nieuw schoolgebouw aan de hand van gemeentearchitect A. van Cuijlenburgh jr. met een indrukwekkende neoclassicistische voorgevel. Met de onderwijswet van 1876 werd ook de naam nieuw: het Stedelijk Gymnasium. Leerlingen hadden er een extra rustbrenger bij, want de school stond naast het huis van de politiecommissaris. Toen de school in 1941 naar de Statenlaan vertrok werd in het pand zelfs het hoofdbureau van de politie gevestigd.
Literatuur Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem. Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 10, 53-54.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 100.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 24, 29-30, 57-60.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’. Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016. Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 131-134.
29-03-1496 (dinsdag) De ‘kokenmeister’ van Karel van Gelre
29-03-1496 (dinsdag) De ‘kokenmeister’ van Karel van Gelre Wie door de kronieken en archieven van Arnhem bladert, stuit vaak op prachtige zinssneden en verdwenen woorden. Neem nu eens dit besluit van Karel van Gelre van 29 maart 1496: “Hertog Karel neemt Goossen van Bemmel aan tot zijnen kokenmeister en legt hem toe, voor de bezorging van den dagelijkschen kost in zijn hof, de opbrengst der assijsen en der tollen in de drie kwartíeren van Nijmegen, Zutphen en Arnhem en daarboven 400 malder rogge. In den jair onss Heren duysent vyerhondert sess ende tnegentich, des dynxdaiges na den heiligen palmdach.” Het laatste ‘heiligen palmdag’ is Palmzondag, de laatste zondag in de vastentijd voor Pasen. Maar nu gaat het om de ‘kokenmeister’ die voor de dagelijkse kost voor het hof van hertog Karel moet zorgen. Dat was in de 15e eeuw wel iets meer dan chefkok, wat de letterlijke hertaling van deze functie zou zijn. De ‘kokenmeister’ kookte zelf niet, maar moest zorgen dat Karel en zijn gevolg altijd onderdak en eten had. Om dat te financieren mocht hij gebruik maken van belastingen (‘assijsen’ vergelijkbaar met accijnzen) en tollen van de hertog gebruiken. Ook kreeg hij een flinke hoeveelheid rogge: 400 malder is ongeveer 50.000 liter. Karel trok namelijk met zijn hele hofhouding van ongeveer 200 personen van stad naar stad om met zijn aanwezigheid zijn gezag uit te oefenen. De ‘kokenmeister’ was dus eerder een soort minister van financiën/rentmeester dan een chef-kok.
Literatuur Hilberdink, C., Gelre’s hof. Van paardestal tot Huis der Provincie.Zutphen 1983 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 52-53.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 1e stuk, no. 169, p. 124.
30-3-1908 (maandag) Nieuw straatwerk in Klarendal
30-3-1908 (maandag) Nieuw straatwerk in Klarendal Aan het eind van de 19e eeuw moest in Klarendal nog een flinke inhaalslag gemaakt worden op het gebied van de riolering en bestrating van de wijk. In 1908 werd eindelijk een goede stap gezet toen de gemeenteraad op 30 maart besloot om de wegen langs het spoor, Klarendalsingel en Sonsbeeksingel, opnieuw te bestraten. Een bedrag van f 124.000,- werd daarvoor uitgetrokken. Met het opruimen van de allerslechtste woningen en de bouw van nieuwe huizen in het kader van de Woningwet van 1901 kreeg Klarendal eindelijk die aandacht die het verdiende. Een eerste stap, want saneren en renoveren zijn al sinds mensenheugenis met de wijk verbonden wijk.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 138.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), pp. 45-72.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 25-29.
31-3-1913 (maandag) Een lange weg naar de Rijnbrug
31-3-1913 (maandag) Een lange weg naar de Rijnbrug Op maandag 31 maart 1913 besloot de gemeenteraad dat een nieuwe vaste brug over de Rijn in het verlengde van de Lauwersgracht moest komen. Die brug moest de schipbrug, die sinds 1603 tussen de Praets en het Roermondsplein lag, vervangen. Aan het besluit gingen jaren van discussie vooraf, want ook dat Roermondsplein was in beeld als plek voor de verkeersbrug. Om het scheepvaartverkeer vrij onder de brug door te laten varen, moest de brug een behoorlijke hoogte hebben. Volgens de scheepvaartregels (Akte van Mannheim, 1868) moest de brug minimaal 9,1 meter boven de hoogste waterstand liggen. Zelfs de auto’s in die dagen konden maar moeite een flink hoogteverschil overbruggen, om van paard en wagen nog maar te zwijgen. Toch was het toenemend aantal auto’s de belangrijkste reden voor de bouw van een vaste brug en die hadden een lange op- en afrit (de ‘afweg’) nodig. Maar ja, wie gaat dat betalen. Eindeloze discussies tussen gemeente, provincie en Rijk waren het gevolg en ze kwamen er niet uit. Zelfs het heffen van tolgeld werd uit en te na besproken. Van Rijkswege kwam in 1927 het Rijkswegenplan en Arnhem kon daarop financieel meeliften. Toen ging de uitvoering van het besluit ineens heel snel. In 1933 werd begonnen met het dempen van het zuidelijke deel van de Lauwersgracht en in 1935 kon de (latere John Frost)brug voor het verkeer worden opengesteld.
Literatuur Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 24-25, 58-60.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 144.
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 17-43.
Schulte-van Wersch, C.J.M., De singels in Arnhem. Van vestinggordel tot Centrumring. Utrecht 2013 (Uitgeverij Matrijs), p. 47-49.
1-2-1898 (dinsdag) Overspelige baron verkoopt Sonsbeek Willem F.M.A.H. baron van Heeckeren (1858-1915) was in 1898 overladen met schande en financiële problemen. Een gevangenisstraf wegens (aanzetten tot) ontucht en twee echtscheidingen wegens overspel leidden niet alleen tot publieke ongenade, maar ook tot een failliete boedel. De dubbele alimentatie (na de echtscheidingen in 1883 en 1898) was, met teruglopende inkomsten, niet meer op te brengen. De baron had er genoeg van en was toch al vaker in zijn eigen woning in Parijs dan in de witte villa op de Hartgersberg te vinden. Gelukkig was zijn grondbezit, ondanks meerdere grondverkopen vanaf 1883, nog steeds aanzienlijk: Sonsbeek met landerijen tot in Deelen toe, St. Marten, delen van het Sonsbeekkwartier, de Transvaalbuurt en ga zo maar door. Willem verkocht bijna al zijn onroerend goed aan een speciaal daarvoor opgerichte bouwbedrijf, de Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Sonsbeek. Grote man daarin was de rijke Arnhemse oliehandelaar Hendrik Kooy jr. Die greep zijn kans en kocht voor fl 750.000,- heel het gebied tussen de Schelmse-, Hommelse- en Zijpendaalseweg. Een jaar later sloot Kooy een overeenkomst met de gemeente en kwam het park in gemeentelijke handen. In ruil daarvoor ontving Kooy bijna hetzelfde bedrag en de garantie dat de gemeente de gronden naast het eigenlijke park bouwrijp zal maken. De stad is verzekerd van een groen hart en nieuwe woningbouwterreinen. Een prachtige deal voor alle partijen. De baron behield nog wat kleine landerijen bij Deelen en onder Hoenderloo. Hij stortte zich weer op de jacht en verhuisde in 1910 definitief naar Parijs. Daar overleed hij vijf jaar later.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Habets, A., ‘Op grond van overspel …‘ Het verval van Sonsbeek onder Willem van Heeckeren. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 41 (september 2021), nr. 3, pp. 140-151.
Habets, A., Gratie voor Willem van Heeckeren. De ontknoping van het Sonsbeek-schandaal. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 41 (december 2021), nr. 4, pp. 238-241.
Iddekinge, P.R.A., Park van de Gemeente. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle, 1998 (Uitgeverij Waanders), pp. 55-73.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 34-53.
2-2-1735 (woensdag)
Bontenburch op Korenmarkt wordt Lutherse Kerk
2-2-1735 (woensdag) Bontenburch op Korenmarkt wordt Lutherse Kerk Het gereformeerde geloof was leidend tussen 1579 en 1795 in Arnhem. Andere godsdienstige uitingen werden gedoogd en in deze ‘gewetensvrijheid’ was voor soms meer mogelijk. Ook de Lutherse geloofsgemeenschap mocht niet openlijk het eigen geloof uitoefenen. Vanaf 1657 stond het stadsbestuur toe dat de lutheranen weer openlijker hun geloof mochten belijden. Zij kwamen bijeen in het huis Bontenburch, op de Korenmarkt. De Lutherse gemeente kreeg op 2 februari 1735 toestemming om het inmiddels bouwvallige Bontenburch te slopen en op die plek een nieuwe kerk te bouwen. Het stadsbestuur gaf zelfs een bedrag van fl 175,00 als een bijdrage in de bouwkosten. Twee jaar later, in 1737, kon de zaalkerk in gebruik worden genomen. Niemand minder dan stadstimmerman Leendert Viervant de Oude tekende waarschijnlijk voor het classicistische ontwerp. In 1898 verliet de Lutherse gemeente de kerk en verhuisde naar een nieuw godshuis aan de Spoorwegstraat. Het gebouw op de Korenmarkt werd graanpakhuis en kreeg daarna verschillende amusements- en horecabestemmingen (bioscoop Scène eind jaren zeventig en discotheek Bubbles) en is sinds 2003 in gebruik bij uitgaanscentrum 5th Avenue.
Literatuur Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 132.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw met geschiedkundige aanteekeningen. Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1975; ongewijzigde herdruk van de uitgave uit 1907, pp. 397-398.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem. Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), pp. 14, 22-23, 24, 48.
3-2-1737 (zondag)
Melk moet bliksembrand Grote Kerk blussen
3-2-1737 (zondag) Melk moet bliksembrand Grote Kerk blussen Op zondag 3 februari 1737 trof de bliksem voor de tweede keer in vijf jaar de toren van de Grote Kerk. In 1732 gebeurde dit uitgerekend op 2e Pinksterdag tijdens een kerkdienst. De brand die in 1737 uitbrak, werd niet alleen met water maar ook – een oud volks bijgeloof volgend – met melk geblust. Arnhemmers renden af en aan met kannen (inhoudsmaat ca. 1,4 liter) om te voorkomen dat de brand zich verspreidde. En dat lukte.
Het stadsbestuur kwam de volgende dag bijeen en putte zich uit in complimenten voor de inzet van de bevolking. Ze vroeg ook iedereen, die met de melkblussing had geholpen, om zich te melden. Hen werd een financiële tegemoetkoming voor de melk in het vooruitzicht gesteld. De Arnhemmers meldden in totaal slechts 640 kannen aan. Uiteindelijk gaf dus water toch de doorslag bij het blussen. De brandschade zelf repareerde men voor een bedrag van fl 345,-.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 308.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 62.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
4-2-1546 (maandag/donderdag)
Achter de staart van keizer Karels paard
4-2-1546 (maandag/donderdag) Achter de staart van keizer Karels paard Vergezeld door zijn jongere zus, landvoogdes Maria van Hongarije (1505-1558), arriveert op 4 februari 1546 de drager van de hertogstitel van Gelre in de stad: Karel van Habsburg. Hij is niet alleen hertog van Gelre, maar ook heer van alle zeventien Nederlanden, koning van Spanje en keizer over het Duitse Rijk. Hij wordt met die laatste, hoogste, titel aangesproken: keizer Karel V. Via de Rijnpoort rijdt Karel tegen het vallen van de avond de stad binnen. Hij wordt ‘met diepe eerbiedingh en veele geschenken gewillekomd’. Om de feeststemming verder te verhogen, laat de stad ter ere van de keizer drie gevangenen vrij. Die gaan ‘an die Lijne’: de vrijgelatenen worden met een touw vastgebonden aan de staart van het paard van de keizer. Zo lopen ze achter de kont van keizer Karels paard van de Rijnpoort naar de Markt. Ze vergeten nooit meer aan wie ze hun vrijheid te danken hebben.
Literatuur Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 2, p. 219-220.
Hasselt, G. van, Oorsprong van het hof van Gelderland. Arnhem 1792 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 35.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 139-162, p. 142.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 135.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 17.
5-2-1749 (woensdag) De ‘Vrouwe van Sonsbeek’ trouwt
5-2-1749 (woensdag) De ‘Vrouwe van Sonsbeek’ trouwt Er zijn Arnhemse meisjes, maar ook ‘Arnhemse Meisjes’, de befaamde koekjes. Er zijn Arnhemse vrouwen, maar er is ook een ‘Vrouwe van Sonsbeek’. Zij is beeldbepalend voor de stad geweest. Bovendien is haar leven met mysteriën omgeven. In de archieven hebben historici nog maar weinig over haar kunnen vinden. Er is ook geen enkel portret van haar bekend, terwijl ze toch geld genoeg had om een kunstschilder te betalen. Wel weten we wanneer de vrouw, die de witte villa op Sonsbeek in 1742 liet bouwen, trouwde. Dat was vandaag, zo’n 270 jaar geleden, op 5 februari 1749. De plechtigheid vond, met toestemming van de Arnhemse predikant W. Themmen, plaats in de Oude Hervormde Kerk in Oosterbeek. Een romantische locatie inderdaad. De gelukkige bruidegom is een advocaat van het Hof van Gelderland, Johannes Jongbloet. Hij slaat een geweldige slag. Door het huwelijk komt hij in het bezit van de mooiste heuvel van het landgoed Sonsbeek de Hartgersberg, inclusief het vijf jaar daarvoor opgeleverde ‘huisje op de berg’.
De naam van de bruid: Adriana van Bayen. Ze werd geboren in Batavia, werd wees en erfde een fortuin. Als minderjarige stond ze onder het toezicht van de Arnhemse Weeskamer en kwam hier wonen. In het bestuur van het weeshuis zaten enkele stadsbestuurders en die gaven zowel toestemming voor de koop van de Hartgersberg (voor 6.000 gulden), de bouw van de witte villa (12.000 gulden) als voor het huwelijk. Maar veel van het leven van Adriana (1723-1755), de Vrouwe van Sonsbeek, blijft in raadselen gehuld.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 483-484.
6-2-1465 (maandag) IJselijk verraad en Arnhemse trouw
6-2-1465 (maandag) IJselijk verraad en Arnhemse trouw Maar liefst twee brieven verstuurt Adolf van Gelre (1438-1477) op zes februari 1465 naar Arnhem. Hij ‘belooft en zweert, de regten en vrijheden der stad Arnhem te zullen onderhouden.’ Bovendien zegt hij na te willen denken over het privilege dat zijn vader, Arnold (1410-1473) eerder aan de stad gaf, om op St. Lucasdag (18 oktober) een veemarkt mag houden. Die vond jaarlijks plaats op de Jansplaats. Voor deze twee brieven had Adolf, de vader van de roemruchte Karel van Gelre, alle reden. In de ijskoude nacht van 9 op 10 januari had hij een machtsgreep uitgevoerd. Na een zogenaamd gezellig etentje met zijn vader op kasteel Grave nam hij hem midden in de nacht gevangen. Over de bevroren slotgracht werd de oude hertog, die zijn slaaphemd nog aan had, weggevoerd. Arnhem zag dit tevreden aan, want de rechtmatige Arnold had zich geen krachtig vorst getoond. Arnolds halfslachtige optreden op politiek gebied en het militaire slagveld riepen de ergernis van het stadsbestuur op. Met voortdurend verhoogde belastingen was de maat vol. Maar de trouw van Arnhem aan de mogelijk nieuwe hertog moest wel beloond worden. En Adolf begreep dat: hij gaf meteen aan dat hij de rechten van de stad respecteerde en dat ook de veemarkt op St. Lucasdag niet meteen geschrapt zou worden. De strijd tussen vader en zoon duurde voort. Zelfs de paus kwam eraan te pas om een verzoening te regelen. Lachende derde in dit alles: de Bourgondische hertogen.
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 188-221, pp. 126-155, p. 136.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 156.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 125-126.
7-2-1912 (woensdag) Coen de Koning wint Elfstedentocht
7-2-1912 (woensdag) Coen de Koning wint Elfstedentocht Op een historische schaatsdag in 2022 met de vijfde achtereenvolgende gouden medaille op de Olympische Spelen voor Ireen Wüst kijken we terug naar een schaatswedstrijd 110 jaar geleden. Toen werd de tweede Elfstedentocht een triomf met een vreemde nasmaak voor de in Arnhem wonende Coen de Koning. Hij was al een groot sportkampioen in 1912 met een wereldduurrecord op de schaats dat 43 jaar lang zou blijven staan en verschillende Europese en wereldtitels. Waar De Koning aan de start verscheen, waren de anderen eigenlijk alleen in gevecht voor de tweede plaats. Het weer zat al niet echt mee op woensdag 7 februari. De dooi was een dag eerder ingetreden en bij de start om vijf uur in de ochtend regende het zacht. Van de 65 deelnemers haalde 36% de finish, maar Koning wist na 11 uur en 40 minuten als winnaar te eindigen. Na afloop diende zijn grote rivaal Jan Ferwerda een protest in. In de eigen woorden van De Koning: “Het protest luidde dat ik mij had laten trekken door mijn gids. Ik verzekerde hem dat ik mij door niemand had laten trekken, dat ik zelfstandig de wedstrijd had uitgereden en volgens mij waren het grote leugens. Na dit onderhoud ging ik de zaal binnen en ik bemerkte een gedrukte stemming. Als er een gewoon mens binnengekomen zou zijn, kon het niet stiller zijn geweest. Maar het liet mij ijskoud en ik nam plaats op een stoel ver van de anderen verwijderd.” Het protest werd afgewezen en een dag later werd De Koning groots ingehaald in Arnhem. Tussen Ferwerda en De Koning kwam het nooit meer goed. De Koning wilde eigenlijk niet deelnemen aan de volgende Elfstedentocht in 1917. Toen hij hoorde dat Ferwerda wel zou meedoen, bond hij alsnog de schaatsen onder en won andermaal.
Literatuur Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem. Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), pp. 45-46.
8-2-1782 (vrijdag) Geruchtmakende grondverkoop Eusebiuskerkhof Het stadsbestuur dacht op 8 februari 1782 een geweldige slag te slaan. Het bleek anderhalf jaar later de lont in een kruitvat van ongenoegen en geweld. Ten noorden van de Eusebiuskerk, nu de Kippenmarkt en de Broerenstraat, lag het kerkhof van de Grote Kerk. De begraafplaats was overvol en ‘de rooden loop’ (dysenterie) zorgde bovendien voor extra sterfgevallen. Om de besmetting in de perken te houden, zou het goed zijn om de doden buiten de stadsmuren te begraven. Maar dat kostte geld en daar moest wat op gevonden worden. Er diende zich plots een buitenkans aan. De eigenaar van een groot herenhuis bij het kerkhof wil zijn voorterrein vergroten en wil het achterste, westelijke gedeelte van het kerkhof kopen. De welgestelde David Meijer nam bovendien alle verder kosten op zich: verbreden van de straat, het verplaatsen van twee brandspuithuisjes en het plaatsten van een hek voor zijn huis als duidelijke scheiding tussen zijn privéterrein en het openbare gebied. In het huis van David Meijer werd twee jaar eerder de beroemde rechtsgeleerde Jonas Daniel Meijer geboren. De tweejarige kreeg waarschijnlijk niet mee wat er in zijn jonge leven allemaal gebeurde (zie Verleden Vandaag van 6 december). De Arnhemmers wilden namelijk niet op de nieuwe begraafplaats buiten de Velperpoort (ter hoogte van de huidige Martinuskerk) begraven worden, want dit was een vroegere vuilstort. Bovendien: was hier geen sprake van vriendjespolitiek en corruptie? Had Meijer niet een flink bedrag geleend aan een stadsbestuurder en was dit een discutabele wederdienst? Bij de eerste geplande begrafenis op het nieuwe kerkhof op 1 augustus 1783 sloeg de vlam in de pan. Het huis van Meijer werd belaagd en de vermaarde ‘Arnhemse Kerkhofoproeren, 1783-1784’ voltrokken zich met plundering, gewelddadige rellen, een politieke machtsgreep, enz.. Daarover in een ‘Verleden Vandaag’ van augustus.
Literatuur Cappers, W., Funeraire Cultuur Arnhem. Soesterberg/Rotterdam 2002 (Aspekt / De Terebinth), p. 22.
Cappers, W.P.R.A., ‘Wee je gebeente!’: het Arnhemse kerkhofoproer gezien vanuit genderperspectief, 1781-1785. In: Altena, M. e.a. (red.), Moordmeiden en schone slaapsters; beleving en verbeelding van vrouwen en de dood. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis, 2004, pp. 11-45.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 226-227.
Mayer-Hirsch, N., Rellen rondom het geboortehuis van Jonas Daniel Meijer. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 6 (1985), nr. 1, p. 17-23.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 96-97.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, p. 76-78.
9-2-1884 (zaterdag) De stoomtram komt eraan!
9-2-1884 (zaterdag) De stoomtram komt eraan! Op de agenda van de raadsvergadering van zaterdag 9 februari 1884 luidde agendapunt 11: ‘Concessie voor den aanleg en exploitatie van een stroomtramweg Onderlangs’. Die beoogde concessie was vastgelegd in 25 artikelen en elk artikel werd punt voor punt besproken. Verschillende amendementen werden per artikel ingediend en na lang beraad werd de aangepaste concessie met 24 stemmen tegen één aangenomen. Het eindpunt van de stoomtram, die via Driebergen-Zeist de stad met Amersfoort zou verbinden, kwam te liggen bij ‘hôtel “de Zon”’ (hotel met circonflexe-dakje op de o). De Arnhemmers kennen dit beter als ‘Du Soleil’ op de Onderlangs, in 1884 genummerd als Rijnstraat en pas later als Onderlangs. Raadsleden hadden vooral moeite met de bouw van werkplaatsen en remises, die het aanzicht van met bomen omzoomde Onderlangs zouden verpesten. Ook de veiligheid van de kinderen op de scholen in de buurt vroeg de aandacht. Daarnaast werd de eventuele geluidsoverlast van de stoomfluit genoemd (‘Kan de fluit niet vervangen worden door een bel?’), maar ontlokte verder geen grote discussie. De OSM (Ooster Stoomtram-Maatschappij) kreeg de vergunning en de eerste feestelijke (proef)rit op donderdag 29 mei 1884 werd onverwacht een wedstrijd tussen het traditionele paard en het ijzeren stoompaard.
Literatuur Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem. Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 8-9.
De Gelderlander, 6-1-1884.Via Regionaal Archief Nijmegen.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Verslag van de raadsvergadering, 9-2-1884. In: Gelders Archief: 2192-108, Secretarie Gemeente Arnhem.
10-2-1900 (zaterdag)
Huis Sonsbeek wordt luxehotel: vijf gulden voor kerstdiner
10-2-1900 (zaterdag) Huis Sonsbeek wordt luxehotel: vijf gulden voor kerstdiner Toen de gemeenteraad op 15 april 1899 besloot het Park Sonsbeek te kopen, kreeg het ook 34 gebouwen extra in beheer. Daaronder schuren, boerderijen, tuinmanswoningen en bovenal ‘Huize Sonsbeek’. De villa werd sinds jaren niet meer vast bewoond, want de laatste particuliere eigenaar baron Willem Frederik van Heeckeren verbleef, vanwege enkele schandalen, het liefst in Parijs (zie Verleden Vandaag 1 februari). De gemeente zat met de villa in zijn maag: groot onderhoud en renovatie was nodig. Op 10 februari 1900 gaf de gemeente daarom toestemming tot het exploiteren van een hotel in het gebouw. Daar werd geen half werk van gemaakt, want alle nieuwe snufjes werden aangebracht: wc’s, badkamers, elektriciteit, warmwatervoorziening. Hotel Sonsbeek werd in een klap een van de meest luxueuze hotels in de stad. Het geheel werd gecompleteerd door een aandachttrekkende zonwering over bijna de hele breedte van het zuidelijke terras. In de zomer had de welgestelde clientèle in de schaduw van de verticaal gestreepte gigantische markiezen een magnifiek uitzicht over de Jansbeek, de stad en de Betuwe tot aan de heuvels van de Berg en Dal toe. Die aanblik hebben we vandaag de dag, enige kantoortorens buiten beschouwing latend, nu nog steeds. Een kerstdiner voor vijf gulden zit er echter niet meer in.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Schulte, A.G., Monumenten in het park. In: Iddekinge, P.R.A. (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 123-153, p. 129.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), pp. 45-72, p. 69.
11-2-1532 (donderdag) Een goede scheerbeurt is hertog Karel een molen waard
11-2-1532 (donderdag) Een goede scheerbeurt is hertog Karel een molen waard Een barbier in de 16e eeuw had toch een bijzonder positie. Je was lid van het chirurgijnsgilde en werd geacht eenvoudige medische handelingen te kunnen verrichten. Je messenarsenaal gebruikte de barbier echter niet voor operaties, maar voor het scheren van de mannelijke clientèle. O wee als je mes uitgleed en een kleine snee achterliet op het gezicht van de klant. Zo werd in 1721 een barbier nog beboet met 25 goudgulden, omdat hij een verwonding niet had gemeld. Heel wat tevredener over zijn barbier Herman Boetzeel was hertog Karel van Gelre. In een oorkonde van 11 februari 1532 kreeg de barbier een stuk land en toebehoren, waaronder een watermolen. Het grondstuk lag tussen ‘dess cloesters sent Agneten waitermoelen’ (Agnietenmolen, nu Watermuseum) en ‘onsen ‘Spicker’ (graanopslag en buitenverblijf het ‘Gulden Spijker’) van de hertog (op het eilandje in de Grote Vijver op Sonsbeek). Het is de in 1821 gesloopte Sonsbeker- of Bruininxmolen in de buurt van de huidige Zwanenbrug. Kijk, dan word je graag geknipt en geschoren.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 278-279.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, Band 3, no. 1670, pp. 1008-1009.
12-2-1622 (zaterdag) Walburgiskerk wordt militaire gevangenis
12-2-1622 (zaterdag) Walburgiskerk wordt militaire gevangenis Sinds de Arnhemse Beeldenstormen van 1578 en 1579 was het protestantse geloof (Neder-Duits Hervormd) leidend in de stad. In de Grote Kerk werd de rooms-katholieke aankleding (heiligenbeelden, monstransen, schilderingen) verwijderd. De kerk werd een sober godshuis in de opvattingen van de ‘nieuwe ware leer’. De kloosters en de gasthuiskapellen binnen de stad werden buiten gebruik gesteld. De kloosters buiten de stad (Mariëndaal, Monnikenhuizen, Bethaniën) werden gesloopt. De stenen werden hergebruikt bij de versteviging van de stadsmuur of het bouwen van woonhuizen. Het calvinistische stadsbestuur zat wel in de maag met de Walburgiskerk. Sloop van het gebouw ging een brug te ver, maar welke bestemming moest het dan hebben? Die werd gevonden in de politiek-militaire omstandigheden, de Nederlandse Opstand van de zeven noordelijke gewesten tegen het Spaanse gezag. De kerk werd ingericht als wapenopslagplaats en ging verder door het leven als ‘Bussenhuis’ en ‘Arsenaal’. Er was plek genoeg, want de kerkbanken waren na de Arnhemse Beeldenstorm weggehaald. Er was nog voldoende ruimte over en daarom werd op 12 februari 1622 besloten een deel van het gebouw in te richten als militaire gevangenis. Een ‘provoost’, een militair officier met opsporingsbevoegdheid, hield toezicht op de wapens en de veroordeelde soldaten.
Literatuur Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 272-273.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 33.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 93.
13-2-1760 (woensdag) De prijs van martelen en hangen
13-2-1760 (woensdag) De prijs van martelen en hangen Scherprichter, ‘hij die met het scherp van het zwaard recht doet’, was zijn officiële functienaam. We zeggen nu vooral beul. Een scherprichter verrichte arbeid: de rechtbank had een vonnis uitgesproken en de scherprichter voerde die, tegen betaling, uit. Maar zoals bij alle andere beroepen: men was het vaak niet eens over de hoogte van de kosten. Zo ook in 1759: scherprichter Johan Hendrik Anhalt en het stadsbestuur van Arnhem bleven het oneens over de vergoeding van de verrichte werkzaamheden. Burgmeester en schepenen wilden nieuwe onenigheid in de toekomst voorkomen en stelden daarom op 13 februari 1760 een prijslijst voor Johan op. Nu wisten beide partijen tot in detail waar ze aan toe waren. Enkele prijskaartjes: – een gewone geseling: drie gulden inclusief vastbindtouwen – afsnijden van een oor: drie gulden – knijpen met gloeiende tangen: niet meer dan vijf gulden – onthoofding met zwaard of bijl: basisbedrag drie gulden plus dertig gulden – vierendelen van een veroordeelde: basisbedrag drie gulden plus zeventig gulden enzovoorts, enzovoorts. De uitvoering van de vonnissen vond plaats op de Markt. Voor het ophangen van de veroordeelden gebruikte men verschillende plekken, de galgenbergen. Uiteindelijk kwam die ten noorden van de stad bij Moscowa. Daar heet het gebied nog steeds Galgenberg, Dan kon iedereen die de stad binnenkwam zien dat met Arnhem niet te spotten viel. En ja, ook voor het transport van de ter dood veroordeelde van de Markt naar de Galgenberg mocht de scherprichter een declaratie indienen: twintig gulden, maar dan moest hij wel zelf voor een kar zorgen.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 138-142.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 84-89.
14-2-1880 (zaterdag) Klassenverkleining naar 40 leerlingen zorgt voor Heijenoordschool
14-2-1880 (zaterdag) Klassenverkleining naar 40 leerlingen zorgt voor Heijenoordschool Rond 1880 kwamen in Heijenoord twee ontwikkelingen samen. Tussen de Amsterdamseweg en de spoorlijn hadden zich enkele fabrieken gevestigd en die trokken arbeiders aan. De villabouw, die tot dan toe een hoge vlucht had genomen in dit stadsdeel, werd omgezet in de bouw van arbeiderswoningen. Twee jaar daarvoor had de Tweede Kamer een onderwijswet aangenomen, waarbij de maximale klassengrootte van 70 naar 40 leerlingen ging. Gemeenten moesten toen ineens nieuwe openbare lagere scholen bouwen. Vandaar dat op 14 februari 1880 de Arnhemse gemeenteraad besloot om bij de Noordelijke Parallelweg grond aan te kopen voor de bouw van een nieuwe school. Dit werd ‘School no. 13’ aan de Schilderstaat, de voorloper van de Heijenoordschool.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 127.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem. Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 39.
15-2-1922 (woensdag) Dat waren nog eens winters: bevroren Rijn
15-2-1922 (woensdag) Dat waren nog eens winters: bevroren Rijn Precies honderd jaar geleden kwam langzamerhand een eind aan een strenge winterperiode. Door het drijfijs op de Rijn was de schipbrug al een tijdje buiten gebruik. De pontons waren in de vluchthaven gevaren om beschadiging aan de brug te voorkomen. Voor mensen uit de Betuwe was de stad alleen nog bereikbaar met een stoombootje. Die laveerde tussen de ijsschotsen door van de Praets naar het Roermondsplein. Maar met het zachtere weer kon men nu de schipbrug weer terugleggen. Literatuur Arnhemsche Courant, 15-2-1922.
16-2-1885 (maandag) Oorkonde en gedenksteen opening waterleidingnetwerk
16-2-1885 (maandag) Oorkonde en gedenksteen opening waterleidingnetwerk In een fraai gekalligrafeerde oorkonde werd op 16 februari 1885 de hele aanloop naar de dag zelf, de opening van het waterleidingnetwerk, uit de doeken gedaan. Met de in gebruikstelling van de fonteinen bij de Planten- en Vogeltuin bij de Velperweg (nu park van ‘Regina Pacis’) werd de ondergrondse waterleiding van Arnhem in gebruik genomen. Dat werd hoog tijd, want de openbare waterpompen bleken – vooral in de armoedigste buurten als Langstraat en Klarendal – een bron van ziektebesmetting. De cholera eiste in de voorgaande decennia vele honderden slachtoffers. De exploitatie van het water was in handen van een Belgische maatschappij met de prachtige naam ‘Compagnie Générale des Conduites d’Eau’. Op enkele waterdeksels van het buizennet in de stad is die naam nog te lezen. Het water werd in een pompstation aan de Westervoortsedijk uit de grond gehaald en dan naar een hoogwaterreservoir aan de Hommelseweg geperst. Vandaar ging het naar de huizen in de stad. De oorkonde werd in een loden bus achter een gedenksteen in de voorgevel van het pompstation gemetseld. De oorkonde is in veiligheid gebracht en de gedenksteen belandde in een voortuin aan het Staringplein. Geschiedenisspeurders Benno Landsheer en Theo Brink proberen nu (2022) uit te zoeken hoe dat allemaal heeft kunnen gebeuren. Literatuur Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 193-194.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), pp. 144-159, p. 147-149.
Riele, A.W. te, Geschiedenis van de dienst. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), pp. 11-44, p.23.
Schaap, K. en Seebach, C., Op uw gezondheid. Arnhem 1985 (Gemeentearchief Arnhem), p. 26-31.
17-2-1786 (zondag) Oprichting Vrijmetselaarsloge in Arnhem
17-2-1786 (zondag) Oprichting Vrijmetselaarsloge in Arnhem De Vrijmetselaars roepen nog steeds een sfeer van geheimzinnigheid op. Een ruim tweehonderd jarig bestaan van de ‘Loge der Geldersche Broederschap’ heeft daar niet veel aan kunnen veranderen. Het aanvankelijk besloten karakter en de gebruikte rituelen en symbolen droegen aan het mysterieuze beeld aan. Nog steeds staat op de website van plaatselijke vrijmetselaars: “Vrijmetselarij stimuleert mensen bewust denkend in het leven te staan. Dat doel is niet uniek, maar de manier waarop dat doel wordt nagestreefd is dat wel; er wordt gebruik gemaakt van symbolen en rituelen.“ Na enkele voorbereidende bijeenkomsten vond op zondag 17 februari 1786 in het koffiehuis ‘In den Corstaniënboom’, recht tegenover ‘De Waag’, de officiële oprichting plaats van de Vrijmetselaarsloge der Geldersche Broederschap. De twaalf oprichters kwamen uit de Arnhemse elite: advocaten, schepenen, artsen en hoge legerofficieren. Groot verschil met die elite was dat de vrijmetselaars zich baseerden op het gedachtegoed van de Verlichting en dat ze kritisch stonden ten opzichte van de orangistische prinsgezinde bestuurskliek. De patriotse verenigingen in Arnhem (Vaderlandsche Sociëteit, Aan ’t Nut van ‘t Algemeen) ging voor de Loge echter te ver in ideeën en middelen om dat te bereiken. Dat persoonlijke ontplooiing en maatschappelijke betrokkenheid altijd hand in hand gingen, bewees de loge ook bij het honderdjarig bestaan. Naast een receptie, een diner en een feestavond werd in 1886 ‘s middags aan honderdvijftig behoeftige gezinnen een maaltijd en brandstof verstrekt.
Literatuur Aalbers, P.G., Vrijmetselarij in Arnhem in de achttiende eeuw: oorsprong en achtergronden. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 24 (2004), nr. 1, pp. 2-13.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 116-171, p. 160.
Opregte Haarlemsche Courant, 20-2-1886. Via krantensite Delpher.
Website Vrijmetselaarsloge der Geldersche Broederschap URL: https://www.dgbarnhem.nl/ (geraadpleegd o.a. 16-2-2022).
18-2-1684 (vrijdag) Gegijzeld worden, is niet altijd een ramp
18-2-1684 (vrijdag) Gegijzeld worden, is niet altijd een ramp Op de achtergrond zijn verschillende mensen al druk bezig met de voorbereiding van de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober. Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daar past het volgende bij.
Het stadsbestuur gaf op 18 februari 1684 een stuk grond, dat we nu kennen als de Sterrenberg, cadeau aan de rentmeester van de stad Willem Muys. En dat als nasleep van het ‘Rampjaar 1672’, toen het Franse leger van Lodewijk de Veertiende Arnhem innam. Na twee jaar bliezen de Fransen weer de aftocht en dreigde de Franse legerleiding de stad te plunderen en in brand te steken. Dat kon afgekocht worden voor 160.000 gulden (de ‘brandschatting’), maar de stad was al helemaal uitgeknepen door de Fransen en kon alleen in termijnen betalen. Toen meldde Willem Muys zich met nog enkele vooraanstaande Arnhemmers om als onderpand te dienen voor het ontbrekende bedrag. Hij ging als gijzelaar (‘hostagier/ostagier’) in Franse gevangenschap en belandde op de terugtocht van het Franse leger in verschillende gevangenissen. Daarvoor werd hij in 1684 beloond met “dertig morgen heetvelden boven den Rooden Haan”. Dat was dus 26 hectare heidegrond ten noordwesten van de herberg ‘De Rode Haan’, die net buiten de Janspoort aan de huidige Amsterdamseweg lag.
Waarom pas tien jaar na de gijzeling? Nou, dan wordt het verhaal wat minder glorieus. Muys had in voorgaande jaren de stad heel wat geld voorgeschoten en zo Arnhem voor een bankroet behoed. Om de rijke Muys (ook handelaar, steenfabrikant en burgemeester van Wageningen) te vriend te houden, kreeg hij dus grond die grensde aan zijn eigen landbezit en bovendien wat fraai zilverwerk.
Literatuur Duysters, K., Toiletdoos van Horatius van de Velde met wapen van Willem Muys. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 29 (2009), nr. 4, pp. 168-173.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 116.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 188-221, p. 176-177.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 94-103.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 465.
Vries, J. de en Jonge J.C. de, Nederlandsche gedenkpenningen verklaard, en met verdere bijdragen tot de penningkunde. Den Haag-Amsterdam 1837, deel 2, p. XII, No. 4.
19-2-1861 (dinsdag) Watersnood en kindergedichten
19-2-1861 (dinsdag) Watersnood en kindergedichten In januari 1861 was de Rijn weer eens dicht gevroren en op de 28e begon het ijs te kruien. Geweldige ijsschotsen schoven over de Malburgse veerdam en beschadigden de dijk. Bovendien blokkeerde het ijs het aanstromende water uit de Alpen waar de eerste dooi was ingetreden. Door een dijkdoorbraak bij Malburgen overspoelde het hoge water de Malburgse en Meinerwijkse polders. De hoogste waterstand die werd bereikt was 13.54 boven NAP. Nu, bij gemiddelde waterstand, is dat zo’n 3 meter boven NAP. Ook verderop in de Over- en Neder-Betuwe, het Land van Maas en Waal en het IJsselgebied waren dijkbreuken en grote overstromingen. In totaal betreurde men 37 sterfgevallen. Op 16 februari riep koning Willem III op tot een landelijke geldinzameling voor de slachtoffers van de watersnoodramp. Op dinsdag 19 februari gingen de leden van de Arnhemse gemeenteraad hoogstpersoonlijk langs de deuren om geld op te halen. En niet zonder succes: de ongeveer 34.000 inwoners van de stad brachten samen fl 54.000,- op. Ook kinderen lieten zich niet onbetuigd. Er kwam een gift van fl 1,35 bij de ‘Commissie van Onderstand in gevallen van Watersnood in het district Arnhem’ binnen met het volgende gedicht: ‘Mag ik u dit giftje bie-en van Henriette, Leen en Christien. Al zijn wij kinderkens niet groot Toch geven we gaarne aan den watersnood.’
Literatuur Uit: Arnhemsche Courant, 19-2-1861. Via KB-krantensite Delpher.
Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), pp. 45-47.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 106.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 153.
Mulder, J.R., Keunen, L.J. en Zwart, A.J.M., In de ban van de Betuwse dijken. Deel 5 Malburgen. Een bodemkundig, archeologisch en historisch onderzoek naar de opbouw van de Rijndijk te Malburgen/Bakenhof, Arnhem. Wageningen 2004 (Alterra-rapport 405), pp. 90-91.
20-2-1717 (zaterdag) Luxecel voor internationale topdiplomaat
20-2-1717 (zaterdag) Luxecel voor internationale topdiplomaat Het ‘oude’ Stadhuis op de Markt moest in 1717 verbouwd worden. De ‘Brandkamer’ op de begane grond, waar de belangrijkste papieren bewaard werden, werd verkleind. Het vrijgekomen deel werd samengevoegd met de belendende kamer, waar vroeger de waag in zetelde. De nieuwe ruimte werd als gevangenenkamer ingericht voor niemand minder dan Georg Heinrich von Görtz, één van de machtigste mannen van zijn tijd. De Zweedse topdiplomaat was in Arnhem beland in een spionagereis door Europa om steun te winnen voor een opstand tegen de Engelse koning George I. De Engelsen, ook bedreven in de spionage, achterhaalden zijn plannen en gaven de Staten-Generaal de opdracht hem te arresteren. Dat gebeurde op 20 februari 1717 in een paardenstal van herberg De Pauw bij de Korenmarkt (daar komt de naam Pauwstraat vandaan). De machtige Von Görtz opsluiten in de Sabelspoort of de Janspoort dat kon natuurlijk niet. Daarom werd voor hem een luxe gevangenis ingericht. Het ontbrak Von Görtz in zijn zes maanden durende gevangenschap aan geen enkele luxe: o.a. elke dag een fijne pijp tabak, koffie, Rijnse brandewijn en bier. Let wel: elk dag. Bijzonder was dat de Engelsen daaraan meebetaalden, want die wilden hem gezond en wel in handen krijgen. Dat mislukte, want de Zweden namen de Engelse ambassadeur in Stockholm gevangen. De uitruil tussen de diplomaten vond in augustus 1717 plaats. Arnhem was met Von Görtz in zijn midden even de navel van de Europese geopolitieke diplomatie.
Literatuur Boonstra, O., Passages, passanten: een bezoek aan de Markt. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 119-138, p. 135-138.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 98-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 153-154. Potjer, M., De gevangenis als driesterren hotel voor baron von Görtz (1717). In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 38 (2018), nr. 1 pp. 24-26.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 65.
21-2-1634 (zaterdag) Verbod op ‘publieke huizen’
21-2-1634 (zaterdag) Verbod op ‘publieke huizen’ Bordelen, huizen van plezier, sexwerkplekken, massagesalons; geef het maar een naam. Al sinds het begin der tijden worstelt de overheid met betaalde seks en prostitutie. Dat was in 1634 ook het geval en het stadsbestuur besluit op 21 februari de “publieke huizen’ uit te roeien. Daarmee werd ook het consumeren en aanbieden van betaalde ‘liefde’ in herbergen en tapperijen bedoeld. De kroniekschrijver voegde daar meteen aan toe dat dit niet was gelukt. In december werd een tapper (cafébaas) bestraft die toch met de ‘publieke activiteiten’ was doorgegaan.
Literatuur Keverling Buisman, F., Logementen en herbergen in Arnhem omstreeks 1825. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 142-143.
Potjer, M., Acties voor en tegen de erkenning van Arnhemse bordelen, 1860-1901 In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 1, pp. 8-17.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 38-39.
22-2-1944 (dinsdag) Vergissings- of stupiditeitsbombardement?
22-2-1944 (dinsdag) Vergissings- of stupiditeitsbombardement? Het wordt het ‘vergissingsbombardement’ genoemd. De lading die de Amerikaanse B-24 Liberators-bommenwerpers loslieten op Nijmegen, Arnhem en Enschede. Met grote verwoestingen en honderden doden als resultaat. Achthonderd daarvan in Nijmegen, 57 in Arnhem, 150 in Enschede en één in Deventer. In Operation Argument in The Big Week konden op dinsdag 22 februari 177 geallieerde bommenwerpers hun eigenlijke doel, de oorlogsfabrieken in de Duitse stad Gotha, door opstekende wind en miscommunicatie niet bereiken. Ze keerden terug en kregen de opdracht om hun bommen op gelegenheidsdoelen te laten vallen. In Arnhem werd het industrieterrein aan de Westervoortsedijk en het daarachter gelegen spoorwegemplacement in het Broek gekozen met alle fatale gevolgen vandien. Niet alleen de gasfabriek, Rijnwijk en de Van Verschuerwijk kregen voltreffers, maar zelfs Malburgen-West. Je vergeeft het je geallieerde vrienden al snel: het was een ‘vergissing’. De Duitse propaganda wist er wel raad mee: in affiches en de door de Duitsers gecontroleerde Arnhemsche Courant werd de bevolking fijntjes onder de neus gewreven: zijn dat de Anglo-Amerikaanse vrienden?
Literatuur Defilet, M. en M. Splinter-Dupont, De Arnhemse gasfabriek. Geschiedenis en archeologie van de gasvoorziening. Utrecht 2016 (Uitgeverij Matrijs), p. 40.
Jacobs, I. D., Arnhem 40-45. Zwolle 2014 (Uitgeverij WBooks), p. 32-33. De vermelding dat de Arnhemsche Courant op 23 februari verslag deed van het bombardement moet 24-2 zijn.
Visser, G., Oorlogsjaren op de gasfabriek, Een ooggetuigenverslag van Nico Unck. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 39 (2019), nr. 1, p. 21-33.
23-2-1578 (donderdag) Alleen stadsbier bij carnaval
Is het dan toeval dat het stadsbestuur van Zutphen op 23 februari 1578 vraagt of Arnhem zich wil aansluiten bij een verbod op bieren buiten de stad? Op het brouwen en nuttigen van bier werd belasting geheven. Het gruitrecht (het alleenrecht om dit kruidenmengsel voor bier te gebruiken) uit de middeleeuwen was vervangen door een hopaccijns (hop had de functie van gruit overgenomen). Bovendien werd ook bij de verkoop van bier accijns geheven. De hop- en bieraccijnzen waren één van de voornaamste inkomstenbronnen van een stad. En dan wilden de stadsbesturen niet dat brouwers buiten de stad bier gingen aanbieden. Die brouwerijen moesten dus verdwijnen. Gelukkig waren er in Arnhem genoeg brouwerijen om aan de vraag naar bier bij carnaval te kunnen voldoen.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 398-403.
Defilet, M.P., Beneden het maaiveld. Archeologie in Arnhem. Utrecht 2012 (Uitgeverij Matrijs).
Mark, R., Wemerman, P.J.L. en Venne, A/. van de, Aan de Beek, op de Beek: 1000 jaar wonen aan de St. Jansbeek te Arnhem: basisrapportage archeologisch onderzoek Arnhem-Musiskwartier. Arnhem 2009 (Gemeente Arnhem Archeologisch Rapport 8). P. 95-101.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 299
24-2-1862 (maandag) Belasting op gedistilleerd vlak voor carnaval?
24-2-1862 (maandag) Belasting op gedistilleerd vlak voor carnaval? We verbaasden ons gisteren in ‘Verleden Vandaag’ over beperkingen van de bierproductie in de 16e eeuw vlak voor carnaval. Drie eeuwen later was het hetzelfde laken een pak, maar dan met de sterke drank. In de gemeenteraadsvergadering van 24 februari 1862 werd gesproken over belastingheffing op gedistilleerd. Dat waren niet alleen de jenevers en likeuren, maar ook reukwaters en vernissen waarin alcohol zat. De discussie laat zich raden: moeten alle vloeistoffen op een hoop gegooid worden, is dit de manier om alcoholmisbruik aan te passen, wat moeten schilders en meubelmakers als ze extra kosten maken voor hun lakken, is het niet schadelijk voor de plaatselijke likeurstokerijen? Nadat het algemene voorstel met een stem meerderheid (negen tegen acht) werd aangenomen, ontstond over de verschillende artikelen weer zo’n discussie dat uiteindelijk het voorstel werd aangehouden. Of dat verstandig was, zo vlak voor carnaval?
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 105.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 24-2-1862. In: Gelders Archief: 2192-86, Secretarie Gemeente Arnhem.
25-2-1865 (zaterdag) Besluit tot bouw HBS Willemsplein
25-2-1865 (zaterdag) Besluit tot bouw HBS Willemsplein Het was één van de meeste iconische gebouwen van Arnhem: de witte, neoclassicistische HBS op het Willemsplein. De bouw van ‘hoogere burgerschool’ was het gevolg van de nieuwe landelijke onderwijswet van 1863. De liberale regering van Johan Rudolf Thorbecke wilde, naast het de Latijnsche School (gymnasium) een nieuwe school die de zonen van de gegoede burgerij zou opleiden tot de hogere functies in de handels- en bankwereld. Toegang tot de universiteit gaf de HBS niet direct, daarvoor bleef een gymnasium vereist of een HBS-diploma en een aanvullend staatsexamen. Het opvallende gebouw was een creatie van stadsarchitect F.W. (Frits) van Gendt JGzn. In 1905 werd het de plek voor de driejarige HBS, want de vijfjarige cursus betrok een nieuw gebouw aan de Schoolstraat. Het gebouw had zwaar te lijden van het geweld in de Tweede Wereldoorlog en er werd in 1955 besloten een nieuwe HBS te bouwen, het Thorbecke Lyceum aan de Thorbeckestraat. De HBS aan het Willemsplein werd in 1959 gesloopt, maar de twee leeuwen op de daklijst, met de bijnamen Grim en Grom, verhuisden mee naar het nieuwe gebouw.
Literatuur Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem. Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 105.
Lavooij, W., Van neostijlen tot Nieuwe Kunst. Arnhemse Architectuur uit de negentiende eeuw. Utrecht, 2017 (Uitgeverij Matrijs), p. 71-73.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem, 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 19.
Schulte, A.B.C en A.G. Schulte, De verdwenen stad. Arnhem voor de verwoesting van 1944-1945. Utrecht, 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 71-73.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 25-2-1865. In: Gelders Archief: 2192-89, Secretarie Gemeente Arnhem.
26-2-1959 (zaterdag) Opening Thorbecke Lyceum
26-2-1959 (zaterdag) Opening Thorbecke Lyceum Gisteren zagen we in Verleden Vandaag dat op 25 februari 1865 de gemeenteraad besloot tot het bouwen van de HBS aan het Willemsplein. Vandaag op 26 februari 1959, zo’n honderdjaar verder in de tijd, was de feestelijke opening van één van de opvolgers van de HBS: het Thorbecke-lyceum. De in gebruikname was wel de definitieve doodsteek voor het schoolpand aan het Willemsplein. Het werd nog hetzelfde jaar gesloopt. De leerlingen trokken met het Politiemuziekkorps in een gekostumeerde optocht van het oude naar het nieuwe gebouw. Daar verrichtte burgemeester Chris Matser de officiële opening. De nieuwe school aan de Thorbeckestraat mocht er ook wezen. Het was en is (nu huist het Stedelijke Gymnasium Arnhem, SGA, in het pand) een schitterend voorbeeld van wederopbouwarchitectuur van de Arnhemse stadsarchitect Johannes van Biesen (1892-1968). Het was één van zijn laatste creaties en werd gezien als de bekroning van zijn jarenlange Arnhemse carrière (stadsarchitect van 1920 tot 1957). Het ontwerp in de trant van het traditionalisme, met baksteen en glaspartijen, kreeg met de klokkentoren een moderne uitstraling. De Phoenix-windwijzer die de torentop bekroonde, symboliseerde de herrijzenis van het land na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog.
Literatuur Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem. Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-55.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 55-57.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen 1892-1968. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 155-156.
27-2-1942 (vrijdag) Arnhemse heldendood in de Javazee
27-2-1942 (vrijdag) Arnhemse heldendood in de Javazee Een klein straatje op Presikhaaf is naar hem vernoemd, de Lacombléstraat. Weinig Arnhemmers weten wie deze stadgenoot, Eugène Lacomblé, was. Toch vervulde hij een moedige en tragische heldenrol in de beroemde Slag in de Javazee. Lacomblé, geboren in 1896 in de Spijkerstraat en doorliep een voorbeeldige marinecarrière. Hij werd in januari 1942 benoemd tot gezagvoerder van het vlaggenschip van de Nederlandse oorlogsvloot, Hr.Ms. ‘De Ruyter’. Nog geen week na zijn benoeming onderscheidde Lacomblé zich al In de Slag in de Balizee/Kangean. Tegen de Japanse overmacht in de Slag in de Javazee was hij echter niet opgewassen. Vanaf zijn ‘De Ruyter’ voerde schout-bij-nacht Karel Doorman het gehele opperbevel over de geallieerde vloot. Doorman en Lacomblé stonden samen op de brug van het schip toen het om 23.34 uur werd getroffen door een torpedo van de Japanse kruiser ‘Haguro’. In woorden van één van de weinige overlevenden: De commandant Lacomblé zei: “Nu is het afgelopen.” ‘De Ruyter’ bleef na de voltreffer nog drie uur drijven. Overste Lacomblé gaf bevel om het schip te verlaten: “Jongens tracht je te redden, het schip is verloren en er is niets meer aan te doen. God zij met jullie.” Ik heb hem nooit teruggezien, voor mij zal hij altijd een groot man zijn.” Naar: korporaal der mariniers Rozier van ‘De Ruyter’. In: K. Bezemer, Zij vochten enz.
Aan geallieerde kant stierven in de Slag in de Javazee 2.300 opvarenden, aan Japanse kant 36. Lacomblé werd postuum geëerd met de Militaire Willemsorde en een straatje op Presikhaaf.
Literatuur Bezemer. K.W.L, Zij vochten op de zeven zeeën. Verrichtingen en avonturen der Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Zeist 1954 (Uitgeversmaatschappij W. de Haan), p. 180, 260, 341, 360 e.v.
Doedens, A. en Mulder, L., Slag in de Javazee, 1941-1942. Oorlog tussen Nederland en Japan. Zutphen 2017 (Walburg Pers), p. 167-168, 188.
Hoe vaak zijn de winkelstraten in de binnenstad niet van een nieuwe toplaag voorzien? Om de zoveel tijd worden nieuwe stenen gelegd om de aantrekkelijkheid van het centrum te vergroten. Hoe anders was dat in 1903 toen de gemeenteraad op 28 februari besloot om fl 33.700,- te lenen om de winkelstraten van oost tot west (Roggestraat-Rijnstraat) te asfalteren. De winkels moesten immers goed bereikbaar zijn voor het toenemend aantal auto’s. Toen in 1911 ook nog de elektrische tram door de stad werd geleid, was het oppassen voor de argeloze ‘shoppende’ Arnhemmers.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 135.
Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 januari 1814 (zaterdag) Eerste Arnhemsche Courant
Een nieuw jaar en een nieuw geluid. Dat werd in 1814 in Arnhem letterlijk genomen door de publicatie van de allereerste Arnhemsche Courant. De krant verscheen in de eerste jaren drie keer per week en citeerde in het allereerste nummer uitvoerig Napoleon, die zonder enige bescheidenheid zijn aanstaande nederlaag nog probeerde tegen te houden: “Ik had groote ontwerpen voor het geluk en de welwaart voor de wereld gemaakt en ter uitvoer gebragt.”
De krant kwam in februari 1816 in handen van de drukker C.A. (Carl Albert) Thieme, die tot aan zijn dood in 1847 de hoofdredactie voerde. De krant groeide uit tot de schrik van de gevestigde conservatief-liberale orde in Den Haag. De progressief-liberale hoofdredactionele opiniestukken pleitten voor minder macht voor de koning en meer macht voor het parlement. De krant stelde zich dan ook vierkant achter de grondwetsherziening van Thorbecke in 1848. Ook het koloniale beleid van de achtereenvolgende regeringen kreeg de nodige kritiek. Via ingezonden artikelen liet de Arnhemsche Courant blijken dat de uitbuiting van de Indonesiërs in zedelijke en economische zin verwerpelijk was.
Literatuur Beekelaar, G.A.M., Inleiding. De Arnhemsche Courant in de eerste helft van de negentiende eeuw. In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), pp.5-23.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 77.
2 januari 1911 (maandag) Paardentram wordt elektrische tram
Vanaf 1880 reed de paardentram via verschillende lijnen door Arnhem. De concessie voor de Arnhemsche Tramwegmaatschappij (ATM) liep in 1907 af. De raad besloot om de tramexploitatie in eigen hand te nemen en de lijnen te elektrificeren. Op 2 januari 1911 werd daarvoor een belangrijke stap gezet: het gehele ATM-trambedrijf werd voor een bedrag van 451.00 gulden door de gemeente overgenomen. Na wat proefriten in mei van dat jaar reed de eerste echte elektrische tram voor de gewone burger op zondag 21 mei 1911. Maar liefst 9000 nieuwsgierige tramreizigers maakten een ritje tussen Oranjestraat en Velperpoort. Al snel kwam er een aantal lijnen bij en een jaar later bereikte de elektrificatie ook Velp.
Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem. Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 15-17.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 140.
Iddekinge, P.R.A., Van omnibus tot trolleybus. In: Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar Openbaar vervoer in en om Arnhem. Leiden 1964 (Uitgeverij E.J. Brill), pp.1-87, p. 28.
3 januari 1480 (zaterdag) Nicolai Broederschap krijgt minder giften
In het middeleeuwse Arnhem was het niet altijd pais en vree tussen de verschillende kerken, broederschappen en gasthuizen. Al deze instellingen wilden vanuit hun christelijke achtergrond de nood van armen en behoeftigen lenigen. Die concurrentiestrijd om aalmoezen en giften werd versterkt toen in 1452 de Maartenskerk, de oudste kerk van de stad, de relieken kreeg van de heilige Eusebius en die naam ging dragen. Meteen verloren andere instellingen een flink deel van hun inkomsten, want menig Arnhemmer wilde bij Eusebius in een goed blaadje staan. Zo verloor de sinds 1351 bestaande Sint Nicolai Broederschap aardig wat inkomsten. Het stadsbestuur stelde daarop een regeling vast over de bestemming van giften en aalmoezen en die zou een paar dagen later ingaan. Namelijk op: ‘Des neesten dynsdaiges na jairssdach, ynt jair onss Heren dusent vierhondert ende tachtentich.’
4 januari 1692 (vrijdag) Eerste straatverlichting, de ‘glueiende spiekers’
De donkere dagen voor en na kerstmis, dat is soms wel erg donker. Dat moet het stadsbestuur op 4 januari 1692 hebben gedacht toen besloten werd om de straten te verlichten. Arnhem wilde daarmee niet onder doen voor andere steden en zeker niet voor de steden in Holland en volgde “’t exempel van andere naburige, en principael der Hollandsche Steden”. Was de verlichting bedoeld voor het welbevinden van de gewone Arnhemmer? Welnee, de hoge heren dachten vooral aan zichzelf. Als ze ’s avonds naar de kerk waren geweest, dan “moest altijd een bode met het lampet (= toorts) vaardig staan, om die Heeren daermede na huis te lichten.” En dan nog dreigde er gevaar: de verlichte straten moesten ook “de dieveryen ende de sluickerijen als andere voorvallen” bestrijden.
Die eerste lantaarns waren houten kastjes op stevige vierkanten palen of waren aan een (gevel)muur bevestigd. De olielont brandde in het begin zo fel dat rasechte ‘Ernemmers’ spraken van ‘glueiende spiekers’.
Literatuur en bronnen “Commissie- en Politieboek” der stad Arnhem. Register, bevattende de resolutien van den magistraat, deel 1, 1680-1692, folio 241. In: Gelders Archief: 2000-47, Oud Archief Arnhem.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 300.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 68-70.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 ((Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 468.
5 januari 1953 (maandag) Opening Station Velperpoort
5 januari 1953 (maandag) Opening Station Velperpoort Gelukkig bestaat het oude elegante stationsgebouwtje bij de Velperpoort nog steeds, Vanaf 1895 was er al een spoorweghalte bij het viaduct dat de scheiding vormt tussen de Steenstraat en de Velperweg. De prachtige glazen overkapping van die halte verdween met de opheffing van de stop in 1918. Na de Tweede Wereldoorlog duurde het zeven jaar voordat er geld was om hier een nieuwe spoorhalte te bouwen. De officiële (her)opening was op 5 januari 1953. Dat was ook de dag dat de elektrificatie tussen Arnhem en Zutphen weer operationeel was.
Het had maar weinig gescheeld of de halte Velperpoort was vervangen door een halte bij de Vosdijk. De gemeente, bij monde van de Commissie Stadsplan, vreesde dat veel mensen vanaf Velperpoort niet meer naar het oude winkelhart (Roggestraat, Vijzelstraat enz.) zouden komen, maar zich zouden beperken tot de Steenstraat en het Velperplein. De NS stond echter op handhaving van de halte Velperpoort en aldus, zoals bij alle discussies tussen spoorwegen en gemeente, gebeurde het.
Het fraaie gebouwtje van ir. Koen van der Gaast, één van de vaste architecten in die jaren voor de spoorwegen, zweeft eigenlijk op twee doorgaande kolommen. De stationsruimte is zelf rechthoekig, maar de overstekende luifel is gebogen wat een fraai effect oplevert. Ter hoogte van de spoordijk is een bordes, een soort balkon, rondom het wachtlokaal aangelegd. Nieuw was dat de reiziger niet meer beneden een kaartje kocht en vervolgens naar de trein liep, maar boven zich van een vervoersbewijs moest voorzien. Door het verkooplokaal boven te plaatsen was er meteen toezicht op de perrons.
In 1988 werd het treinloket gesloten en een jaar later werd het gebouw overgedragen aan de Gemeente Arnhem. Diverse instellingen en kantoortjes bivakkeerden vervolgens in de het gebouwtje. Sinds mei 2018 is het (opnieuw) een politiepost.
Om de doorstroming van het verkeer in de jaren tachtig van de vorige eeuw te bevorderen, moest er een nieuwe fietsdoorsteek naast het bestaande spoorviaduct komen. Toen werd ook besloten om de creatie uit 1953 te vervangen door een nieuw gebouw naar ontwerp van ir. Rob Steenhuis (spoorbouwmeester 2000-2005). Die heeft inmiddels (januari 2022) ook al weer enkele renovaties achter de rug.
Literatuur Burgers, T. en J. Vredenberg, Sporen naar Arnhem Centraal. Utrecht 2015 (Uitgeverij Matrijs), p. 66-67.
Dalman, R.S. (1993). Groeten uit een veranderend Arnhem. Tussen 1893 en 1993 ligt een eeuw. Zaltbommel: Europese Bibliotheek. p. 109-110.
Fockema Andreae, S.J. (1925). De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII, 1925, p. 139-183; p. 153-158.
Jeurissen, A.P.J. & Wientjes, R.C.M. (2005). Arnhem na de oorlog 1945-1970. Arnhem: Gijsbers & Van Loon. nr. 89.
Lavooij, W. (1990). Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen: De Walburg Pers. p. 23-30.
Lavooij, W. (1990). Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen: De Walburg Pers. p. 119.
Markus, A. (1907). Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw met geschiedkundige aanteekeningen. Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1975; ongewijzigde herdruk van de uitgave uit 1907. p. 466-467.
Schie, R. van (foto’s), Wentink, H. (tekst) & Lavooij, W. (inleiding) (1999). Stadsschoon in Arnhem. Bouwen in de twintigste eeuw. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. p. 36.
Vredenberg, J. (2002). Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. p. 59.
Vredenberg, J. (2004). Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. p. 38-40.
6 januari (Driekoningen) Illegaal tappen in ‘De Drie Koningen’
6-1 (Driekoningen) Illegaal tappen in ‘De Drie Koningen’
Zes januari: Driekoningen. We konden vandaag kijken naar een besluit uit 1664 van het stadsbestuur om het ‘Driekoningen-lopen’ te verbieden, maar in ‘Verleden Vandaag’ zijn al veel verboden op katholieke gebruiken te lezen.
Daarom vandaag: de Driekoningen(dwars)straat in het Spijkerkwartier. De naam komt van een herberg met die naam. Het logement stond op de hoek van de Steenstraat-Driekoningenstraat vanaf, in ieder geval, 1666 tot de sloop in 1847. In de herberg werden in de 17e en 18e eeuw de veilingen gehouden van de tiendenbelastingen van de terreinen ten oosten van de stad. Vanuit de middeleeuwen moest 10% van de grondopbrengst, veestapel enz. afgestaan worden aan de landeigenaar. Deze ‘tiend’ kon je opkopen en de pachter probeerde dan via goede oogsten iets meer binnen te krijgen dan de pachttiend hem had gekost. Tijdens die veilingen mocht er tot 1798 geen alcohol getapt worden, want alleen leden van het tappersgilde mochten dat. Daar trok Hendrik Jans van de ‘De Drie Koningen’ zich in1668 niets van aan wat hem op een boete van vijftien gulden kwam te staan.
Literatuur Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 13.
Potjer, M., De Velperweg in kaart gebracht, 1600-1795. Eigenaren en eigenaardigheden. Utrecht/Westervoort 2008 (Uitgeverij Van Gruting), p. 63, 81-82.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 44.
7 januari 1876 (vrijdag) Volkslied Transvaal van Gelderse feministe in Arnhem in première
7 januari 1876 (vrijdag) Volkslied Transvaal van Gelderse feministe in Arnhem in première
De Transvaalbuurt is één van de mooiste wijkjes van Arnhem. De Jansbeek doorkruist de staten met de schitterende herenhuizen van Jugendstilarchitect Willem Diehl. De naam van de buurt en die van de straten verwijzen naar de Boerenoorlog tussen 1899 en 1902 in Zuid-Afrika. Twee onafhankelijke ‘boerenrepublieken’ Oranje-Vrijstaat en Transvaal, met nazaten van Nederlandse kolonisten, bonden de strijd aan met het Britse gezag. Die wilde, nadat er diamant en goud was gevonden, de gebieden bij de rivieren Oranje en Vaal in bezit hebben. Toen president Paul Kruger van Transvaal in 1900 met de trein Arnhem passeerde, stonden duizenden mensen langs de spoorlijn om naar hem te zwaaien. Een soortgelijk eerbetoon viel twee jaar later de generaals Louis Botha en Koos de la Rey ten deel, maar die bezochten nog wel het stadsbestuur, de Grote Kerk en Bronbeek.
In 1876 werd Transvaalpresident Thomas Burgers zelfs onthaald op een feestdiner in Hotel “Het Zwijnshoofd” op de Kleine Oord. Bijna alle Arnhemmers die iets voorstelden, of dachten dat te doen, waren aanwezig. De feestdis werd opgeluisterd met muziek van de kapel van Gele Rijders. Bijzonder was dat op die woensdagavond voor het eerst het volkslied van Transvaal werd gespeeld. Op verzoek van de president was de muziek en de tekst geschreven door de Gelderse Catharina van Rees (Zutphen 1831 – Velp 1915). Ze had al meerdere composities op haar naam staan. De grootste bekendheid trok zij echter met haar artikelen over de emancipatie van de vrouw. Daarmee werd zij één van de grondlegsters van de eerste feministische golf.
Literatuur Arnhemsche Courant, 10-1-1876.
Jacobs, I., Catharina van Rees, 1831-1915, Schrijfster, Componiste en Feministe. In: Kuys, J. e.a. (red.), Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Hilversum 2006 (Uitgeverij Verloren), p. 100-102. URL: http://www.biografischwoordenboekgelderland.nl/bio/5_Catharina_van_Rees (laatst geraadpleegd 6-1-2021).
8 januari 1881 (zaterdag) Fileparkeren met koetsjes rondom Musis Sacrum
8 januari 1881 (zaterdag) Fileparkeren met koetsjes rondom Musis Sacrum In 1879 bij de ‘Tentoonstelling van Nationale en Koloniale Nijverheid’ bleek dat Musis Sacrum en de wandelwegen eromheen voor dit soort grote evenementen veel te klein was. Daarnaast bleek de ruimte rondom het concertgebouw te krap was om bij voorstellingen van het ‘St. Caelicia-Concert’ alle koetsjes en andere ‘equipages’ aan te kunnen. Het was ‘filerijden’ en te lang wachten op een ‘parkeerplekje’. Sommige problemen zijn van alle tijden. De gemeenteraad besloot daarom op 8 januari 1881 om het hek bij Musis te verplaatsen en het deel van de vijver tussen Musis en de Roggestraat te dempen. Vijf jaar later werd besloten om ook het gebouw zelf te vergroten en verfraaien. Dan krijgt het gebouw in 1890 (openingsconcert op 16 november) haar huidige uitstraling aan het Velperplein.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 127.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 182-185.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), pp. 27-31.
9 januari 1905 (maandag) Bouwbesluit O.L. School Nr. III Onder de Linden
9 januari 1905 (maandag) Bouwbesluit O.L. School Nr. III Onder de Linden Die schitterende ruim overhangende houten luifel boven de in de hoek geplaatste ingang. Een waar architectonisch kunststukje van architect Gerrit Versteeg aan de vroegere Openbare Lagere School III aan Onder de Linden. Het gebouw dat op 1 december 1906 werd geopend, werd in 2017 van de sloophamer gered door de Stichting Volkshuisvesting en herbergt nu een gezondheidscentrum, Therapeuticum Aquamarijn. Oudere Arnhemmers bezochten deze school onder de naam VGLO/LEAO (Voorgezet Lager Onderwijs / Lager Economisch Administratief Onderwijs).
Versteeg (1872-1938), adjunct-directeur Gemeentewerken, heeft nog meer geweldige schoolgebouwen op zijn naam staan: de voormalige HBS in de Schoolstraat en School 19 aan de Spijkerstraat. Schooldirecteuren en architecten uit heel Europa kwamen naar Arnhem om zijn creaties te bewonderen. Licht, ventilatie, afzonderlijke toiletblokken, een dakterras, een schooltuin en een aparte ruimte voor een schoolarts. Moderner dan de Arnhemse scholen van Versteeg kon een schoolgebouw niet zijn. Dit alles kon de gemeenteraad niet vermoeden toen ze op 9 januari 1905 het besluit nam bij agendapunt 30 “Aankoop van huizen met bouwland aan den Hommelschen weg ten behoeve o.a. van den bouw eener nieuwe school no. 3”. Die school moest de oude School II aan de Korte Walstraat vervangen.
Literatuur Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem. Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 37-38.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 136.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 9-1-1905. In: Gelders Archief: 2192-130, Secretarie Gemeente Arnhem.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), pp. 40-42.
Vredenberg, J., Gerrit Versteeg 1872-1938. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), pp. 133-135.
10 januari 1575 (vrijdag) Weg met de Spaanse huursoldaten!
10 januari 1575 (vrijdag) Weg met de Spaanse huursoldaten! De strijd tussen steden en gewesten in de Lage Landen, ‘de landen van herwaarts over’, en het gezag van de Spaanse heer, koning Filips II is in volle gang. Landvoogd Alva, ‘de IJzeren Hertog’ was in december 1573 teruggekeerd naar zijn geboorteland. Sommigen zeggen vanwege zijn broze gezondheid als 65-jarige, anderen beweren door zijn politiek van ‘wrede tirannie’ die uiteindelijk de opstand versterkte in plaats van onderdrukte. Opvolger Luis de Zúñiga y Requesens boekt ook niet veel succes. Als dan ook nog de Spaanse schatkist leeg raakt, kan hij zijn Spaanse en Italiaanse huursoldaten niet betalen. Die slaan in de zeventien Nederlanden overal, ook in Gelderland, aan het plunderen. Dat gaat Gelre en Arnhem te ver. De ridderschap, die het platteland controleert, en de steden van de vier Gelderse kwartieren, waaronder Arnhem, sturen op 10 januari 1575 een brief naar landvoogd De Requesens en vragen hem alle soldaten uit het gewest terug te trekken. Het zou de opmaat worden naar de eensgezinde verklaring van alle gewesten voor het vertrek van het Spaanse leger een jaar later: Pacificatie van Gent, 8-11-1576.
Literatuur Ahlers, W., Jacob van Deventer, nieuwe ideeën en nieuwe vragen. In: Caert-Thresoor, jrg. 23 (2004), nr 3, pp. 59-64.
Augusteijn, J., Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 8.1 Gelderland. De Veluwe. Alphen aan den Rijn 1997 (Uitgeverij Canaletto).
Augusteijn, J., De stadsplattegronden van Arnhem tot ca. 1900. In: Bijdragen Felua, deel VII/VIII (1998-1999), pp. 38-48.
Deys, H.P., De stadsplattegronden van Jacob van Deventer: Resultaten van recent onderzoek te Madrid. In: Caert-Thresoor, jrg. 8 (1989), nr 4, pp. 81-95.
Leppink, G.B., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Verloren), pp. 45-46, 79, 493-494.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 271.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (SUN). pp. 16-17.
Rutte, R. en Vannieuwenhuyze, B., Stedenatlas Jacob van Deventer. 226 stadsplattegronden uit 1545-1575. Schakels tussen verleden en heden. Bussum 2018 (Thoth). Twee delen.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Waanders), pp. 10-11 en 52.
11 januari 1896 (zaterdag) Geen straatnamen met ‘zeehelden’ in Sonsbeekkwartier
11-1-1896 (zaterdag) Geen straatnamen met ‘zeehelden’ in Sonsbeekkwartier Straatnamen, een voortdurend punt van discussie. Op 11 januari 1896 sneuvelde het voorstel van B&W om nieuwe straten in het Sonsbeekkwartier naar ‘zeehelden’ te noemen. Verantwoordelijk hiervoor was vooral het raadslid Bijleveld. Hij voerde in een uitvoerig betoog tal van argumenten aan om aan te tonen dat de nieuwe wijk andere namen verdiende. Niet dat De Ruyter, Tromp, Witte de With, Piet Hein, e.a. niet geschikt waren vanwege hun bijdrage in de handel tot slaafgemaakten of een andere vorm van koloniale uitbuiting. Zeker niet: het waren allemaal “mannen die hun trouw aan de vaderlandse vlag soms met bloed hadden bezegeld“.
Nee, ‘zeehelden’ waren niet passend bij de zandige hoogvlakte van de Arnhemse buurt en er waren nog heel veel Arnhemse ‘grootheden’ die nog geen straat naar zich vernoemd hadden gekregen: Graaf Otto, De Wilt, Leoninus, enz. Nu was mr. Jean François Bijleveld (1837-1905) niet de eerste de beste. Voordat hij in 1882 rijksarchivaris werd, was hij wethouder in Arnhem van publieke werken. Dus zowel van geschiedenis als van straten wist hij het een en ander. Burgemeester en Wethouders brachten hun voorstel niet in stemming, maar pasten het, naar de wensen van Bijleveld, aan. Op 1 februari keurde de raad de nieuwe namen goed en sindsdien hebben we de Jacob Cremerstraat, Graaf Ottoplein, De Wiltstraat, e.a. De ‘zeehelden’ kregen enkele jaren later alsnog hun straatnamen in Het Broek.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 132.
Jacobs, I. D., Sint Marten en Sonsbeekkwartier. Arnhemse stadsuitbreidingen in beweging. Utrecht 2017 (Uitgeverij Matrijs), p. 29-30.
Verslag der zittingen van den Gemeenteraad, 11-1-1896 en 1-2-1896. In: Gelders Archief: 2192-120, Secretarie Gemeente Arnhem.
12 december 1768 (dinsdag) Winters van vroeger
12-1-1768 (dinsdag) Winters van vroeger In januari 1768 vriest het dat het kraakt.In een besluit van dinsdag 12 januari spreekt het Arnhemse stadsbestuur van een ‘felle koude’. Vooral de arme Arnhemmers hebben het zwaar. Niet iedereen kan rekenen op hulp van de diakonie, de armenzorg vanuit de protestantse kerk. Het stadsbestuur besluit daarom: “De gasthuizen zouden vrijwillig 1200 gulden opbrengen, en deze gelden werden door de burgervaandels, op de meest kiesche wijs, naar ieders behoeften uitgedeeld.’ De burgervaandels waren de per wijk georganiseerde schutterijen.
De strenge kou gaf zo’n honderd jaar eerder aanleiding tot ijspret, zoals te zien is op het impressionistische schilderij van Salomon Van Ruysdael (1600/1603-1670). Buiten de stadsmuren maken de rijkere burgers paardensleetochtjes. Natuurlijk wordt er geschaatst, gepriksleet en gevallen. Rechts, achter de stadspoort, speelt men kolf op het ijs, een soort ijshockey. In de koek-en-zopie-tenten links kan men een zopie-drankje aanschaffen: flink verwarmd bier, brandewijn of rum met daaraan toegevoegd, naar eigen smaak van de zopieverkoper: suiker, eieren, citroen, kaneel of kruidnagel. Dus absoluut niet de warme chocomel die we nu associëren met ‘zopie’.
Literatuur Buisman, J., Duizend jaar weer, wind en water in Nederland. Deel 6, 1751-1800. Franeker 2015 (Uitgeverij Van Wijnen), pp. 340-345.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 494.
13-1-1325 (zaterdag) Graaf en gruit, bier en belasting
13-1-1325 (zaterdag) Graaf en gruit, bier en belasting Bier was lange tijd veiliger dan water. Door het brouwproces en het alcoholgehalte werd je er minder snel ziek van dan van oppervlaktewater. Tot in de 15e eeuw werd bier niet gebrouwen met hop voor de smaak en om het lang te kunnen bewaren, maar met gruit. Dat was een kruidenmengsel met als hoofdbestanddeel blad van de gagelstruik. Hipsterbiertjes tegenwoordig voegen graag weer gagel aan hun brouwsel toe.
Terug naar 13 januari 1325: dan bevestigt Reinout/Reinald II van Gelre het gruitrecht van Arnhem. Dat was een belangrijk privilege voor de stad, want daarmee haalde Arnhem heel wat inkomsten binnen. Niet alleen de productie van bier leverde geld op. De accijnzen op bierconsumptie was een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de stad. De beheerders van het gruit in de stad, de familie Van den Gruuthuys (die naam hadden ze dus niet voor niks), groeiden uit tot een machtige en rijke ‘maagtaal’ (familiegroep). Om de ‘Gruuthuysen’ kon je niet heen, net zo min als je om bier heen kon.
Oh ja, die Reinald II was officieel helemaal geen graaf in 1325, dat gebeurde pas een jaar later. Hij had zijn vader in 1316 aan de kant gezet en daarom noemde hij zich in het privilege ‘de trouwe zoon’ van Gelre’. Hij zou zich wel revancheren: in 1339 werd hij de eerste hertog van Gelre. En dan zijn tweede vrouw, Eleonora van Engeland, daar was toch ook een bijzonder ‘bloot’ verhaal over? Inderdaad, maar we beperken we ons hier tot gruit en bier.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 388-390.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 1, Arnhem 1836 (Uitgeverij Paulus Nijhoff), p. 201.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 13.
14-1-1899 (zaterdag)
Geld voor bouw Korenbeurs
14-1-1899 (zaterdag) Geld voor bouw Korenbeurs Op 14 januari 1899 besloot de gemeenteraad met 22 tegen 5 stemmen om fl 22.000,00 (gulden!) uit te trekken voor “Bouw eener korenbeurs”. Daartoe werd de bestaande open galerij uit 1845 op de Korenmarkt afgebroken. In het nieuwe gebouw vond vanaf 1900 de graanhandel plaats tot het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914). Als het nieuwe gebouw ogen had gehad, wat zou de Korenbeurs allemaal wel niet gezien hebben op de Korenmarkt vanaf 1900? In ieder geval dat het tussen 1973 en 2018 kon kijken naar ‘arthouse’-films in het Filmhuis, vanaf 2006 onder de naam Focus Filmtheater. Het prachtige eclectische (combinatie van stijlen, in dit geval neorenaissance en neogotiek) gebouwtje is vermoedelijk van de hand van architect J.W. Boerbooms. In de voorgevel is nog steeds in prachtig mozaïek het wapen van Arnhem te zien. Eens kijken of de toekomstige foodhall o.a. het prachtige interieur met de fraaie houten kapconstructie in ere zal houden.
Literatuur Bosch, A. (1981). Korenmarkt. Arnhem 1981 (Uitgeverij Antoine Bosch), pp. 7, 8-9, 26, 32-33, 56-57, 80-81.
Caderius van Veen, D. en Ploeg, H. van der, Verliefd op Arnhem. Arnhem z.jr/2000 (Arnhemse Courant/Gelders Dagblad), Gebonden editie van delen 1 t/m 4. p. 26.
De Gelderlander; o.a. 9-2-2006.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 133.
Martens van Sevenhoven, A.H., De betekenis van het jaar 1233 voor Arnhem. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 21-28; p. 23.
Stenfert Kroese, H.E. en Neijenesch, D. W., Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling. Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), p. 138.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 14-1-1899. In: Gelders Archief: 2192-123, Secretarie Gemeente Arnhem.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs) pp. 23-24.
Vredenberg, J., Johannes Wilhelmus Boerbooms 1847-1899. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 59.
15-1-1590 (maandag)
Een ‘echte’ vrouw voor het Catharinagasthuis
15-1-1590 (maandag) Een ‘echte’ vrouw voor het Catharinagasthuis In deze tijd van lhbtiq+ en genderkritische discussies kan de vermelding van ‘een echte vrouwe’ in een 16e-eeuwse bron makkelijk tot misverstanden of opwinding leiden. Want dat moet volgens het nieuwe reglement van het Catharinagasthuis een rentmeester hebben: ‘een echte vrouwe’. Verder besluit het stadsbestuur op 15 januari 1590 dat renmeester en zijn vrouw “diewelcke allebeijde vande gereformierde religie sijn’.
Met ‘echt’ wordt ‘in de echt verbonden’, getrouwde echtgenote, bedoeld. Een rentmeester die er een ongetrouwde vrouw op na hield, dat ging de protestantse magistraat te ver. Hij mocht wel ongetrouwd zijn, zo wordt verderop in het reglement aangegeven: ‘ook wael een ongehijlickte persoon daer toe nut ende bequaem’. Ongetrouwd, maar dan zonder een vrouw waarmee hij samenwoont. ‘Echte’ vrouwen in het Catharinagasthuis en dan te weten dat die Catharina van Alexandrië (ca. 300 n.Chr.), waar het gasthuis naar vernoemd is, waarschijnlijk nooit echt heeft bestaan.
Literatuur Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), pp. 8-11.
Leppink, G.B. en Wientjes R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 150.
16-1-1584 (maandag)
Willem van Oranje aan Arnhem: houdt moed!
16-1-1584 (maandag) Willem van Oranje aan Arnhem: Houdt moed! Op 16 januari schrijft Willem van Oranje vanuit het Prinsenhof in Delft een zowel alarmerende als opwekkende brief aan het Arnhemse stadsbestuur. Eenheden van het leger van de Spaanse landvoogd en generaal Alexander Farnese, hertog van Parma, waren onverwachts de Veluwe binnengevallen. De hertog van Parma had al veel veroveringen op zijn naam staan en de vrees was dat ook Arnhem zou vallen voor de vijand. Maar, voegt Willem eraan toe: als wij goede burgers eensgezind, vastberaden, moedig en vroom blijven, zullen we niet verslagen worden: “goeden borgeren ’t samen end eenen goeden moet ende couragie nemen, tot wederstandt van den vijandt, dewelcke op ULuijden nijet en can gewinnen, zoo ghìjluijden t’ samen stantvastlelijck blijft in goede courage, vromicheijt, ende gemoet.” Twee dagen later schrijft Willem “dat hij twee vanen (= groepen) ruiters onder ridmeester Barthold Windt en Hoeven gezonden had, om aldaar garnizoen te houden, daar hij vernomen had dat de vijand over den IJssel getrokken en in de Veluwe gevallen was.”
Een half jaar later, op 10 juli 1584, vellen drie kogels uit het radslotpistool van Balthasar Gerards de ‘vader des vaderlands’ dodelijk.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 226-227.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 378-379.
17-1-1885 (zaterdag)
Fonteinen Janssingel: ‘valsche diamanten’
17-1-1885 (zaterdag) Fonteinen Janssingel: ‘valsche diamanten’ Niet vaak werd er in een raadsvergadering zo lang gediscussieerd als over het voorstel om fl 4.000,- te besteden aan het plaatsen van twee fonteinen op de Janssingel. Of zoals het op 17 januari 1885 op de agenda stond: ‘Aanleg van bassins op de gedempte Jansgracht Die zaten in het singelontwerp van de landschapsarchitect Leonard Springer (1855-1940). De jonge Springer kreeg die opdracht na de succesvolle ’Nationale Tentoonstelling van Nederlandsche en Koloniale Nijverheid’ in 1879 rondom Musis en de Janssingel.
De twee fonteinen uit het plantsoenontwerp waren: – teveel; één fontein is genoeg (o.a. raadslid Wansink) – op de verkeerde plaats (o.a. raadslid Karsten) – te lelijk, wanstaltig zelfs (o.a. raadslid Scheidus) – te snel, laten we het plan in drie stappen uitvoeren (o.a. raadslid Maris) – goedkoop ogend in de zinken, in plaats van bronzen, uitvoering. De fonteinen zullen eruit zien als goedkope imitatie, als ‘valsche diamanten’ (o.a. raadsleden Karten en Van der Sleyden).
Ach, komt het ons allemaal niet bekend voor als in Arnhem iets nieuws en moois op stapel staat? En welke echte ‘Ernemmer’ zou nu dit rijksmonument met spuitende griffioenen, al dan niet verlicht in de avond, willen missen? Het voorstel van B&W werd uiteindelijk aangenomen met 18 stemmen voor en 4 tegen en uitgevoerd door de firma L. Schütz en Zn. uit Zeist. Het werd uiteindelijk geen zink of brons, maar beschilderd gietijzer. De fonteinen werden op 15 september van dat jaar feestelijk in werking gesteld. De ook dat jaar gereed gekomen ondergrondse waterleiding droeg natuurlijk ook bij aan deze verfraaiing van de Janssingels. Trouwens, die firma Schütz werd in 1894 overgenomen door een andere zinkproducent, Braat uit Delft. En die bouwde, naar ontwerp van K. Cramer, enkele jaren later de prachtige Zwanenbrug in Sonsbeek en de fraaie Jugendstilbrug in De La Reystraat.
Literatuur Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 34.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 128.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 194-195.
Schulte-van Wersch, C.J.M., De singels in Arnhem. Van vestinggordel tot Centrumring. Utrecht 2013 (Uitgeverij Matrijs), p. 36.
18-1-1952 (vrijdag)
Oorlogsmonument in wording
18-1-1952 (vrijdag) Oorlogsmonument in wording
Op vrijdag 18 januari 1952 stond er een fraai artikel in de Arnhemsche Courant. De journalist was op bezoek bij beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof. Die was druk doende met wat het Arnhemse oorlogsmonument ‘Mens tegen Macht’ zou worden. In het atelier van de kunstenaar aan de Broekstraat nr. 20 wachtte het gipsen beeldmodel om op reis te gaan. Na een skelet van hout en ijzer, twee gipsen voormodellen (bozetto en modello) en een negatiefmodel in klei was dit de één-na-laatste fase van het beeld. Dezelfde week zou het gipsen beeld naar Haarlem gaan om in de gieterij van Binder (in het AC-artikel staat Bienders) in brons gegoten te worden. De kunstenaar dacht dat hij nog wel drie jaar met het beeld bezig zou zijn. Dat liep anders: het beeld stond datzelfde jaar op de internationale beeldententoonstelling ’Sonsbeek ‘52’ . En het was in goed gezelschap met werken van beroemdheden als Rodin, Zadkine en Moore. Op 17 september 1953 werd het beeld op het Kerkplein officieel onthuld door koningin Juliana. Het blijft eeuwig zonde dat de kalkstenen sokkel van A.L. van der Wal met de ‘Pleuranten’ van Jacobs van den Hof sinds 1970 geen deel meer uitmaakt van het monument, maar gelukkig nog wel op Moscowa te zien is.
Literatuur Arnhemsche Courant, 18-1-1952.
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 65
Jacobs-Brouwer, J.B., Ambacht en bezieling. Het atelier van de Arnhemse beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof (1889-1965). Rheden 2020 (onuitgegeven masterscriptie Open Universiteit), passim.
Otterloo, R. van, ‘Voor allen die geloven in de ontzaglijke betekenis van de Europese cultuur’. In: Infobulletin van de Vereniging Vrienden van Sonsbeek, jrg. 18 (2006), nr. 3, pp. 3-4.
Pelzers, E., Gijs Jacobs van den Hof. In: Pelzers, E., Ploeg H. van der en P. Venhuizen (red.), Arnhemse kopstukken. Arnhem 200 (Uitgeverij Kontrast i.s.m. De Gelderlander), pp. 96-99.
19-1-1603 (zondag)
Aanleg haven bij de Rijnpoort
19-1-1603 (zondag) Aanleg haven bij de Rijnpoort De stad Nijmegen zond op 19 januari 1603 een lijst met hun havengelden aan de stad Arnhem. Dat gebeurde niet zomaar. Arnhem had het jaar daarvoor een schipbrug bij de Rijnpoort gebouwd. Dit was al een financiële tegenslag voor Nijmegen. Boeren uit de Betuwe konden nu veel sneller naar de Arnhemse markt dan naar die van Nijmegen. Met een nieuwe grotere haven bij de schipbrug, dreigde Nijmegen ook nog havengelden mis te lopen. Dat ging de Waalstad wat te ver.
Arnhem voelde zich wel verplicht om een grotere vluchthaven aan te leggen, want tot 1603 was de haven niet meer dan een versterkte kade van de Rijnoever. En de stad had “in den verleden winter door de onderganck van verscheidene scheepen en inlaedene coopmansgoderen, een jammerlijck spectakel gezien.” Een grote Arnhemse vluchthaven was gewenst, wat Nijmegen ook daarvan mocht vinden.
Literatuur Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 416.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 25.
20-1-1908 (maandag)
Financiering nieuw slachthuis
20-1-1908 (maandag) Financiering nieuw slachthuis De aanloop was lang, maar op 1 september 1910 opende de gemeente een nieuw eigen slachthuis aan de Nieuwe Kade. Acht jaar eerder waren de eerste plannen gemaakt en in de raadsvergadering van maandag 20 januari 1908 werd het geld vrijgemaakt.
Er verscheen een hypermoderne slachterij met stallen, slachthallen, koelruimtes met een ijsfabriek, ‘darmwasscherijen’ en een apart machinegebouw. Het hek aan de hoofdingang werd geflankeerd door dienstwoningen en een kantoorafdeling.
Het ruime ontwerp van het gemeentelijk slachthuis kwam van de directie van Gemeentewerken zelf: directeur Willem Schaap en zijn adjunct Gerrit Versteeg.
Energie betrok het slachthuis van de elektriciteitscentrale en de gasfabriek, die ook aan de Nieuwe Kade en Westervoortsedijk lagen. Het stadsgas werd in 1957 vervangen door (Duits) aardgas. In deze tijd waarin veel mensen het vlees laten staan en het aardgas bijna taboe is, kunnen we ons verwonderen hoe binnen twee tot drie generaties zoveel kan veranderen.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 138.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), pp. 144-159.
Stenfert Kroese, H.E. & Neijenesch, D. W., Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling. Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), pp. 77-82.
21-1-1954 (donderdag)
Onthulling beeld ‘Het Grote Hert’ op Willemsplein
21-1-1954 (donderdag) Onthulling beeld ‘Het Grote Hert’ op Willemsplein Iedere ‘Ernemmer’ heeft een ‘geel-swert hert’. Maar er is nog een hert dat de echte Arnhemmer aan het hart ligt: het beeld ‘Het Grote Hert’ (Le Grand Cerf) van François Pompon (1855-1933) op het Willemsplein. Op de sokkel kunnen we in het Frans lezen dat het beeld op 21 januari 1954 werd onthuld door burgemeester Matser in gezelschap van de Franse ambassadeur Jean Paul Garnier.
Het bronzen beeld van Pompon, een medewerker van de illustere Auguste Rodin, was twee jaar eerder te zien op de internationale beeldententoonstelling ‘Sonsbeek ‘52’. Na afloop besloot het gemeentebestuur om een nieuw afgietsel (nr. 11) van het beeld uit 1929 aan te schaffen. Het vervoer van het beeld uit de gieterij in Arcueil, in het zuiden van Parijs, had nogal wat voeten in de aarde. Het beeld was te groot voor de vrachtwagen en de winterse wegen waren spekglad.
Zoals altijd werd het kunstwerk wisselend ontvangen door de Arnhemmers. Maar nu zou het Willemsplein in de meeste ogen zou een deel van zijn hart verliezen als het hert er niet meer was.
Literatuur Arnhemsche Courant, 8-1-1954 en 21-1-1954. Via krantensite Delpher.
Beks M. en W. van Heusden, Beeldenvaart door Arnhem. Arnhem 1983 (Uitgeverij Stichting Festival Arnhem), pp. 36-37.
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 32.
Companjen, L. e.a (red.), Beelden in Arnhem. Arnhem 1994 (Uitgeverij Stichting Beeld in Beeld), p. 12.
Middel, H., Beelden op stand Arnhem. Arnhem 2011 (Uitgeverij Stichting Bezoekerscentrum Arnhem), nr. 149.
22-1-1723 (vrijdag)
Oog om oog, wang om wang
22-1-1723 (vrijdag) Oog om oog, wang om wang Een schijnbaar fraai en lieflijk tafereel schildert Jan de Beijer hier op de Markt. Onno Boonstra heeft met moderne computerprogramma’s berekend dat het woensdag 29 augustus 1742, 15.44 uur is. De schaduwinval op de Eusebiuskerk gaf hem de sleutel om dit te ontrafelen, ondanks dat de schilder zelf als jaartal 1741 in de titel zette.
Maar het gaat ons om de man rechts. Hij zit rustig pijprokend in het gezelschap van zijn vrouw en dochtertje te kijken naar de komst of het vertrek van de koets voor het Huis Anderlecht. Daar woont de vijftigjarige Frederik Willem (baron van) Torck en zijn vrouw Jacoba Maria van Wassenaer van Duvenvoorde.
Een lieflijk tafereel, maar schijn bedriegt. De man is Hendrick Cahlee die meer dan vijftig jaar, van 1700 tot 1754, de beul/scherprichter in Arnhem was. En Hendrick moest ook op vrijdag 22 januari 1723 aan het werk. De zeventienjarige Andries Jurriens had iemands wang volledig opengesneden. Nu moest Hendrick dat ook bij Andries doen; oog om oog, wang om wang. Dat was voor de rechters nog niet genoeg. Andries moest zes jaar de gevangenis in en werd daarna verbannen uit de stad. Wat is dat toch altijd, jonge jongens met messen?
Literatuur Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), pp. 76-82.
Potjer, M., Huizen en Herbergen. Wonen aan de Markt. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 13-42, p. 25-28.
Snijder, C.R.H., Servaes van Aldenhoven, een zestiende-eeuwse Gelderse scherprechter. In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 35 (2015), nr. 3, p. 146-160.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 67-68.
23-1-1875 (zaterdag)
Neoclassicistische Vischmarkt
23-1-1875 (zaterdag) Neoclassicistische Vischmarkt De stad heeft in de loop der eeuwen heel wat lopen leuren met de Vismarkt. Niemand wilde de verkoop van rivier- en zeevis (Harderwijk lag aan de Zuiderzee) naast zijn deur hebben. De verkoop vond plaats buiten de Sabelspoort, op de Markt, de Korenmarkt, weer buiten de Sabelspoort op het Eusebiusplein en in de negentiende eeuw aan de Boterdijk buiten de Rijnpoort. Die laatste plek was wel handig voor de visaanvoer via de haven, maar veel Arnhemse klanten vonden het te ver lopen. De vismarkt verloor steeds meer kopers en daardoor zochten de handelaren ook hun heil elders. Daarom neemt de gemeenteraad op 23 januari 1875 het besluit om een nieuwe vismarkt te bouwen op een centrale plek: direct achter de Grote Kerk naast de Kippenmarkt. Een jaar later wordt de markt geopend en de klanten stromen weer toe. En dat lag misschien ook een beetje aan de magnifieke toegangspoort die meer dan 21.000 gulden kostte.
Literatuur Arnhemsche Courant, 27-4-1876 en 7-9-1876. Via krantensite Delpher.
Bloemendaal, P., Arnhem voor Eeuwig. De Arnhemsche Vischmarkt kreeg in de 16e eeuw te maken met ‘coronamaatregelen’. In: De Gelderlander, 22-3-2021.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 120.
Frank, C.J.B.P. en F.A.C Haans, De binnenstad. Duizend jaar wonen in Arnhem tussen Singels en Rijn. Utrecht 1996 (Uitgeverij Matrijs).
Hogerlinden, J.G.A., De Vischmarkt gerestaureerd. In: Arnhemsche Courant, 1-8-1939.
Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs).
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 207.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs).
Schaap, K. en Stempher, A.S., Arnhems Oude Stadshart Arnhem 1973 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 84-89.
Schulte, A.B.C en A.G. Schulte, De verdwenen stad. Arnhem voor de verwoesting van 1944-1945. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 35.
Schulte-van Wersch, C. van, Abraham van Cuijlenburgh 1832-1886. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 60-61.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs).
24-1-1627 (zondag)
De pest waart weer rond
24-1-1627 (zondag) De pest waart weer rond Tussen 1620 en 1630 sloeg de pest verschillende malen toe in de stad. In 1624 werden bestaande maatregelen opnieuw bekrachtigd. In 1627 echter was de toestand weer rampzalig. De dood greep zo snel om zich heen en het besmettingsgevaar was zo groot dat niet op de geëigende manier testamenten konden worden opgemaakt. Alleen in het bijzijn van twee schepenen was een laatste wilsbesluit rechtsgeldig. Maar ja, de pest wachtte niet op de beschikbaarheid van twee stadsbestuurders. En de stadsbestuurders stonden niet te springen om aan het bed van een stervende pestpatiënt te staan. Daarom besloot men op zondag 24 januari dat nu ook een predikant en twee geloofwaardige getuigen voldoende zijn. Waarom eraan toegevoegd dat dit ‘manspersonen’ moeten zijn, ontgaat ‘Arneym’ in 2022.
Literatuur en bronnen Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), pp. 215-230, 485-487.
Raadssignaat der Stad Arnhem, 24-1-1627. In: Gelders Archief: 2000-13, Oud Archief Arnhem, Raetssignaet 1623-1628, folio 248 verso.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 31.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), pp. 1-66, pp. 32-34.
25-1 Paulidag
De nieuwe schepenen laten het zich goed smaken
25-1 Paulidag De nieuwe schepenen laten het zich goed smaken De kalender werd lange tijd geregeerd door de christelijke feest- en naamdagen. Zo is 25 januari de dag die herinnert aan de bekering van de apostel Paulus tot het christendom: ‘Pauli Conversionis.‘ Op Paulusdag/Paulidag werd in Arnhem elk jaar het nieuwe stadsbestuur gekozen: de ‘schepenkeur’. Uit hun midden kozen de twaalf nieuwe schepenen de twee burgemeesters. De verkiezing was verre van democratisch: de zittende schepenen (soort wethouders) kozen uit eigen kring, familie, vrienden, zakenpartners de nieuwe bestuurders. Aan het eind van de middeleeuwen kregen ze wel een raad vanuit de gilden naast zich, de ‘Gemeenslieden’. Die had echter weinig in de bestuurlijke melk te brokkelen en bovendien beslisten de schepenen wie ‘gemeensman’ mocht zijn. Vermaard en berucht waren de etentjes en drinkfestijnen die de nieuwe schepenen voor zichzelf en hun vrouwen op Paulidag regelden. In het Stadswijnhuis op de Grote Oord liet men Spaanse wijnen, herten, hanen, kalkoenen, hazen en nog meer op stadskosten aanrukken. Soms kostten de drie etentjes op een dag meer dan duizend gulden. Naar hedendaagse maatstaven een gigantisch bedrag.
Literatuur Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Deel II. Arnhem 1803 (Drukkerij Moeleman), pp. 144-152.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 156, 167-168.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 61.
Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 188-221, pp. 42-91, pp. 75-76.