Aankoop Sonsbeek, 1899

Witte Villa in Sonsbeek
Het oudste middengedeelte van het gebouw dateert uit het midden van de 18e eeuw. De anonieme schilder legde de villa op de Hartjesberg een eeuw later vast.
© Gelders Archief.

Zypendaal en Sonsbeek aan de Jansbeek
Een virtuele reis langs de Jansbeek vanaf Zypendaal tot aan de stad. Met de parken, de (verdwenen) molens, de groene heuvels, de weilanden, enz.
© Arnhem 3D, 8 minuten.

In 1899 nam de gemeenteraad van Arnhem een verstrekkend besluit. Ze besloot tot aankoop van een groot deel van het landgoed van baron Van Heeckeren. De baron kon de kosten van zijn immense landgoed niet meer opbrengen. Vanaf 1880 had hij stukken verkocht aan projectontwikkelaars als Thomas Etty (Burgemeesterskwartier), Hendrik Kooy (Transvaalbuurt) en Van Gendt en Nieraad (St. Marten en Sonsbeekkwartier). De gemeenteraad schrok van de prijs (fl 850.000), maar dankzij de doortastendheid van de directeur gemeentewerken, J.W.C. Tellegen, kwam de stad in het bezit van het park en de bijbehorende witte villa op de Hartjesberg. De vooruitziende Tellegen werd in 1928 geëerd met de ingebruikname van een monumentale Tellegen-bank bij de grote vijver.

Groene parkenstad 
Vanaf 1800 kwamen de afzonderlijke landgoederen rondom de stad steeds meer in één hand. De burgemeestersfamilie Van Eck verwierf Mariëndaal, Den Brink (Kema-terrein), de Lichtenbeek en Boschveld in het westen. Een ander Arnhems burgemeestersgeslacht, Van Pallandt, werd de eigenaar van de landerijen ten oosten van de stad (Klarenbeek, Angerenstein en Rennen Enk). De grootste van de grootgrondbezitters was de familie Van Heeckeren van Enghuizen. Vanaf 1821 kocht de baron met vooral geld van zijn rijke Amerikaanse vrouw, vrijwel het hele noordelijke bossen- en heidegebied – tot ver over de Schelmseweg – op. 

Rond 1880 kwamen de landeigenaren in de problemen. Het onderhoud van de landgoederen nam toe en de opbrengsten daalden. Een algemene landbouwcrisis, die versterkt werd door de invoer van goedkoop Amerikaans graan, was het gevolg. Bij het overlijden van de eigenaar van het landgoed Klarenbeek besloten de erfgenamen dan ook het landgoed te verkopen. Wethouder H.J. Cordes zag in angstdromen het park in handen vallen van houtkappers en bouwbazen. Hij wist de gemeenteraad in 1886 te overtuigen om voor ruim 200 duizend gulden Arnhem haar eerste stadspark te geven.  

De aanschaf van Sonsbeek had meer voeten in de aarde. Het landgoed lag niet buiten het stadscentrum zoals Klarenbeek, maar liep door tot het Willemsplein. Het grondoppervlak was bovendien vele malen groter en de koopprijs navenant. Toen Tellegen echter zag dat eerdere verkochte stukken grond zonder enig plan werden volgebouwd, greep hij in. In mei 1899 werden de hekken van het landgoed voor het eerst voor het publiek opengesteld. De mensen vergaapten zich – net als de miljoenen Arnhemmers en toeristen na hen – aan de beboste heuvels, de vijvers, de Grote Waterval, de Witte Villa en de Belvedère. 

In 1925 dreigde het landgoed Zypendaal ook in de handen van projectontwikkelaars te vallen. Een aankoopvoorstel van B&W werd echter door de gemeenteraad verworpen. Daarop kocht, in een ‘grootmoedige daad’, dr. J.C. Hartogs, directeur en oprichter van de Enka, het prachtige bezit. Hij gaf het direct in bruikleen aan de gemeente en stond vrij gebruik door de Arnhemse bevolking toe. In 1930 kwam het landgoed, tegen een beduidend lagere prijs, alsnog in de handen van de gemeente.

Grote waterval, 1835
Direct vanaf de aanleg in 1821 trok de Grote Waterval, met onderdoorgang, veel toeristen. Tot 1899 moest wel eerst toestemming worden gevraagd bij de tuinman van het park. Prent van H.W. Couwenberg naar A.J. Couwenberg.
© Gelders Archief: 1551 – 3061, H.W. Couwenberg, Topografisch-historische Atlas (THA). Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Geld als water
Baron van Heeckeren van Enghuizen betaalde 70 duizend gulden voor de aanleg van de Grote Waterval in 1821. Verschillende negentiende-eeuwse arbeidersgezinnen hadden van dat bedrag jarenlang kunnen leven.

De naam Sonsbeek is trouwens geen verbastering van de St. Jansbeek, zoals vaak wordt gedacht. Het park dankt zijn naam aan joffer Anna van Sonsbeeck die rond 1700 verschillende stukken grond en een molen langs de Jansbeek in bezit had. Bij vererving, verkoop en het toevoegen van omringende landerijen werden de bezittingen aangeduid als ‘Sonsbeeck’. Die naam werd overgenomen door latere eigenaren toen zij de landerijen rondom de Jansbeek, de Wildbaan (bij de Parkweg) en de Hartjesberg, de plek waar de Witte Villa werd gebouwd, samenvoegden.

Herinneringsplaatsen
Tellegenbank  (bij de Grote Vijver in Sonsbeek)
Tellegenlaan
Zijpendaalseweg
Klarenbeeklaan

Emancipatiebewegingen vanaf 1870

Aletta Jacobs in het Musis Sacrum,1920
Feestelijke bijeenkomst van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht op 18 juli 1920.
 © Gelders Archief: 1583–1238, fotocollectie, Gemeentearchief Arnhem 2. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).  

In 1920 vond in Musis Sacrum een feestelijke vergadering van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht plaats. Middelpunt van de bijeenkomst was oprichtster (1894), voorzitster (1903-1919) van de vereniging, Aletta Jacobs. De aanwezigen vierden dat een jaar eerder het vrouwenkiesrecht in de grondwet was opgenomen. De in dat jaar gehouden gemeenteraadsverkiezingen in Arnhem leverden meteen twee vrouwelijke raadsleden op.

Behalve de vrouwen brachten ook de arbeiders, de katholieken en de protestanten in Arnhem de welgestelde liberale burgermannen in het nauw. De verschillende groeperingen kregen steeds meer voet aan de grond. De opening in 1896 van een nieuw verenigingsgebouw voor de RK Werkliedenvereniging St. Joseph (nu Posttheater) is er een voorbeeld van.

Vroegere KAB-gebouw, nu Posttheater
Symbool van katholieke emancipatie.
© Fotograaf Jan de Vries, 2008.

Strijd en verzuiling
Rond 1850 waren de leef- en werkomstandigheden van de arbeiders in Arnhem te triest voor woorden. Krot- en kelderwoningen rondom de Langstraat en de mestvaalten van de Spoorweghoek. In Klarendal was de behuizing van het armste deel van de bevolking. De bewoners vonden werk als losse arbeiders in de verschillende grote bouwprojecten (sloop vestingwerken, aanleg spoordijk, uitvoering uitbreidingsplan Heuvelink, bouw van Musis Sacrum en Schouwburg, enz.) of als knecht bij een ambachtsbedrijf. Meisjes en vrouwen werkten als dienstmeiden in de herenhuizen aan de singels of op de buitenverblijven van de landgoederen rondom de stad. Op fabrieken waarin met (stoom)machines werd gewerkt, moest Arnhem lang wachten, maar de steenfabrieken en een enkele textielfabriek, zoals de Bandfabriek aan de Rozenstraat, gaven aan veel arbeidershanden werk. De werkdagen waren lang en het loon laag.

De eerste verenigingen die bij ziekte en overlijden de arbeiders ondersteunden, stonden onder controle van de patroons of beperkten zich tot één beroepsgroep. Tot 1869 als in Arnhem de eerste Algemeene Arbeidersvereeniging ‘Hoop op Geregtigheid’ van Nederland werd opgericht. De vereniging kreeg de wind in de zeilen door binnen twee jaar een loonsverhoging voor haar leden binnen te slepen.

Vaandel Katholieke Werkliedenvereniging St. Joseph
© Gelders Archief: 1524 – 11159, fotocollectie, Diacollectie Gemeente Arnhem.  CC0 1.0 licentie (auteursrechtenvrij). Disclaimer.

Met het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 organiseerde de katholieke geloofswereld zich weer. Ook het zelfbewustzijn van de protestantse ‘kleine luyden’ groeide, zeker na de oprichting in 1879 door Abraham Kuyper van de Anti-Revolutionaire Partij en de Afscheiding onder Kuypers leiding van de Hervormde Kerk in 1886. Katholieken, gereformeerden en socialisten stichtten voor hun achterban eigen woningbouwverenigingen (Eusebius, Patrimonium, Openbaar Belang), arbeidersverenigingen (St. Joseph, Patrimonium, A.N.V.W.), ziekenhuizen (Elisabeths Gasthuis, Diaconessenhuis, Gemeenteziekenhuis), sportverenigingen en nog veel meer. Vanaf 1890 roerden de anarchisten en revolutionair-socialisten onder leiding van Ad van Emmenes zich kort maar hevig in Arnhem.

De strijd voor het algemeen kiesrecht kreeg in Arnhem een gezicht door de actieve afdeling Arnhem van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Wilhelmina Drucker (Dolle Mina) en Aletta Jacobs werden meermalen uitgenodigd voor lezingen in de stad. Arnhemse feministes als Betsy Perk en Titia van der Tuuk verwierven landelijke bekendheid.

Creutzberg, Patrimonium en Talma
De protestants-christelijke zuil had ook haar eigen arbeidersorganisatie en woningbouwvereniging. Beide droegen de naam Patrimonium. Een belangrijke rol bij de ontwikkeling van deze organisaties had de predikant Karel Creutzberg. Hij was vooral actief in de achterbuurten van Klarendal. Creutzberg stond aan de wieg van verschillende kapellen, scholen met de Bijbel en zorginstellingen (Diaconessenziekenhuis en Johannastichting). Woningbouwvereniging Patrimonium bouwde in 1916 een complex arbeiderswoningen rondom het Talmaplein. Zes jaar later konden de kinderen daar naar de aan de Vijverlaan geopende Creutzbergschool. De in 1911 overleden dominee Creutzberg kreeg zo een meer dan passend eerbetoon

Woningstichting Patrimonium Talmaplein, 1916
© Gelders Archief: 1553-200, tekening van C. de Geus, Topografisch-historische  atlas Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
‘Rode dominee’ en sociale minister
Aritius Sybrandus (Syb) Talma (1864-1916)
© Zaanstad foto’s 1/120 s, R73.4, G44.5, B56.1,

Het Talmaplein was genoemd naar de ‘rode dominee’ van de Grote of Eusebiuskerk Syb Talma. Na zijn onverwachte verkiezing tot Tweede Kamerlid in 1901 werd hij zeven jaar later minister. Met zijn, voor die tijd vooruitstrevende, sociale wetten was hij de wegbereider voor de naoorlogse verzorgingsstaat.

Herinneringsplaatsen
Klaas Katerlaan
Talmaplein
Creutzberglaan

Klaas Kater, 1833-1916
Oprichter van de christelijke werkliedenvereniging Patrimonium.
© Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam BG A15/678 (auteursrechtenvrij).

893 n. Chr.: Arneym

Eerste schriftelijke vermelding van Arnhem.
Arneym als eerste schriftelijke vermelding in 893 n. Chr. in een goederenlijst van het klooster Prüm in de Eifel, Duitsland.
Prümer Urbar van 893 n.Chr. in een handgeschreven kopie uit 1222.
© Landeshauptarchiv, Koblenz.

De eerste schriftelijke vermelding van Arnhem als plaats dateert uit 893. Arnhem en omgeving was in het bezit van de benedictijner Sint-Salvatorabij in Prüm in de Duitse Eifel.

Arneym 893
De vertaalde Latijnse tekst luidt:

In Arnhem is een kerk die 1 pond tijns betaalt.
Daar bevinden zich 7 laathoeven; elke hoeve betaalt op St. Maarten 20 denariën, 2 mud rogge, 4 karren hout, met Pasen 1 kip en 5 eieren, op biddagen 2 varkens ter waarde van 5 denariën, met Pinksteren 6 denariën; in mei ’14 dagen’, in augustus evenzo.
Er zijn ook halve hoeven, die de helft aan tijns betalen met uitzondering van Pinksteren, waarop zij de 6 denariën niet hoeven te betalen; in Velp zijn 3 1/2 hoeven, die behoudens het 4de deel van de graanoogst niets aan tijns betalen. Op de Veluwe en in Monnikhuizen zijn 5 woeste hoeven.

Uit: Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad.
Utrecht 1994 (Uitgeverij Stichting Matrijs), p. 35.

Woordenlijst

Bron Verklaring
pondgewichts- of munteenheid
tijnsbelasting (cijns, accijns)
laathoeveboerderij van een horige; een halfvrije boer
hoeveboerderij
denariën(zilveren) muntstukkem
mud(oude) inhoudsmaat; nu één hectoliter
halve hoeveboerderij met een grondoppervlak van ongeveer 8 hectare (= 80.000 vierkante meter= ongeveer 12,5 voetbalvelden)
biddagdag van algemeen georganiseerd gebed;
de biddag voor het gewas (bidden dat er een goede oogst zal zijn) is in maart.
Naast de biddagen zijn er ook de dankdagen. In oktober of november is er de dankdag voor het gewas (en de arbeid).
St. Maarten11 november; de kerkelijke feestdag van Sint Martinus/Sint Maarten
woestgrond die nergens voor gebruikt kan worden; nog te ontginnen gebieden;
Op de Veluwe en bij Monnikhuizen waren dat vooral heide-, zand- en bosgebieden.
De Karolingische vorsten Pepijn/Pippijn de Korte en zijn zoon Karel de Grote (vanaf 800 keizer) schonken de abdij in Prüm veel grond. Ook maakten zij de bouw van een kerk mogelijk. Op deze miniatuur dragen zij die kerk op aan Jezus Christus. Daar dankt het klooster zijn naam: Jezus de Verlosser (Latijn: ‘Salvator’) wordt Sint-Salvatorabdij.
Prümer Urbar van 893 n.Chr. in een handgeschreven kopie uit 1222, folio 1, voorblad.
© Landeshauptarchiv, Koblenz.

Inhoud en betekenis van de bron
De oorspronkelijke bron is in het Latijn opgesteld, wat laat zien dat door de taal de Romeinse cultuur voortleeft in het middeleeuwse Europa. Ook zien we dit aan de ‘denarius’; een van oorsprong Romeinse zilveren munt.
Zowel de bron als Arnhem zijn in het bezit van een klooster. Godsdienst, in de vorm van monniken in een klooster, neemt dus een belangrijke culturele plaats in. We zien het belang van de godsdienst ook aan de vermelding in de bron van de verschillende kerkelijke feestdagen (Pasen, Pinksteren) en de biddagen. Het expliciet noemen van St. Maarten zou erop duiden dat de in de bron genoemde kerk de St. Maartenskerk in Arnhem is (in 1452 opgegaan in de Grote of Eusebiuskerk)
Er moet zowel belasting in natuur als in munt betaald worden, wat betekent dat er een gemengde naturale/geldeconomie bestaat. De ‘natuureconomie’ zal overheersend zijn geweest, want van echte handel is nog geen sprake.

Arnhem is rond 900 een onderdeel van het hofstelsel (domaniale economie). Het klooster Prüm kan worden gezien als het verblijf van de heer en Arnhem e.o. als het grondgebied met een hof van waar het bestuur over de goederen plaats vindt en de bezittingen (land, boerderijen) zelf. In Arnhem moet het ‘hof van Prüm’ tussen de Grote of Eusebiuskerk en de Beekstraat (Jansbeek) gelegen hebben. De pastoor van de (Maartens)kerk trad op als beheerder van de kloosterbezittingen.

Het hofstelsel kent het systeem van ‘horigheid’: boeren die aan de grond en het hof zijn gebonden en diensten en producten leveren aan het hof en de heer. De laathoeve duidt hierop, evenals de betaling van belastingen en de horige diensten: ’14 dagen’ werk in de drukke maanden mei en augustus.

Dat monniken zich bezig hielden met ontginningen maakt de bron ook duidelijk; mansa absi wordt door Schulte (1994) vertaald als woeste hoeve; bij Verkerk ( p. 10) als ontginningshoeve. Schulte (1999) spreekt van ‘een verlaten hoeve in een ontginningsgebied’.

Arneym 893; de oorspronkelijke bron in het Latijn

Est in Arneym ecclesia I que solvit libram I, mansa ledilia VII.
Solvit unusquisque ad festivitatem cancti Martyni denarios XX, de sico modios II, ligne carradas III, ad Pascha pullum I, ova V, ad Rogationes procos II, valente denarios V, ad Pentecosten denarios VI, in mense Maio XIIII dies, in autumno similiter.
Sunt etiam mansa dimidia VI qui medietatem unusquisque solvit, nisi ad Pentecosten denarios VI non solvit; et in Willipe sunt mansus II unde nullum censum exit, nisi quarta pars annonae, et in Velide et Munihchusen sunt mansa V absa.

Uit: Prümer Urbar

De Latijnse tekst is op verschillende plaatsen te vinden:
Het meest gebruikt wordt:
Sloet, L.A.J.W. Baron, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen, tot op den slag van Woeringen, 5 juni 1288.’s Gravenhage 1872-1876 (Uitgeverij Martinus Nijhoff), Oorkonde nr. 66.

De tekst uit Sloets oorkondenboek is (met aangepaste interpunctie e.d.) overgenomen in:
Verkerk, C.L., Arnhem van koningsgoed tot stad.
In: Bemmel, H.C. van, e.a. (1983). Arnhem. Acht Historische Opstellen.
Arnhem 1983 (Uitgeverij Gouda Quint BV), pp. 1-40 ; pp. 34, noot 44.

Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem.
Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), pp. 18-21.

Haans, F.A.C. & Frank, C.J.B.P., De ondergrondse stad. Een tocht door de Arnhemse kelders.
Utrecht 2003 (Uitgeverij Matrijs), pp. 12-15.

Schulte, A.G.. De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad.
Utrecht 1994 (Uitgeverij Stichting Matrijs), p. 35.

Schulte, A.G. & Schulte-van Wersch, C.J.M., Monumentaal groen. Kleine cultuurgeschiedenis van de Arnhemse parken.
Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 33.

Sloet, L.A.J.W. Baron, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen, tot op den slag van Woeringen, 5 juni 1288.
’s Gravenhage 1872-1876 (Uitgeverij Martinus Nijhoff), Oorkonde nr. 66.

Verkerk, C.L., Arnhem van koningsgoed tot stad.
In: Bemmel, H.C. van, e.a. (1983). Arnhem. Acht Historische Opstellen.
Arnhem 1983 (Uitgeverij Gouda Quint BV), pp. 1-40; pp. 9-12, 34.

Verkerk, C.L., Machten in het middeleeuwse Arnhem.
In: Manheim, R. (red.), Arnhem na 750 jaar.  Machten, ervaringen, toekomsten.
Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentemuseum Arnhem), pp. 4-10; p. 5.

Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen.
In: F. Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 42-91, pp. 47-49.