1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
Vastenavond 1523 (dinsdag)
Elisabeth, hertogin van Gelre, viert carnaval in Arnhem
Het was altijd een gevecht tussen de vier steden van Gelre: waar gaan de hertog en hertogin ‘vastelavont’ vieren? Nu was Karel van Gelre voortdurend op (oorlogs)pad en daarom spitste de strijd zich toe op zijn echtgenote, Elisabeth van Brunswijk.
Behalve de eer en grote festiviteiten stonden ook financiële belangen op het spel. Want de luxe maaltijden gingen vergezeld van de nodige vaten bier en wijn. Die werden door de plaatselijke handelaars geleverd. Daarnaast was het de gewoonte dat de hertogin kwistig met geldbedragen strooide om haar erkentelijkheid aan de Arnhemmers te tonen.
Zo ook in 1523: in het Wijnhuis op de Grote Oord werd een twee dagen durende ‘vastelavont’ gehouden, waarbij de ‘Raeden, Burgemeesteren (Arnhem had er twee), Jufferen en Burgherkijnderen’ aanwezig waren. Muziek luisterde het geheel op: ‘harpen- en trommelslegers, trompetten en pijpers’ (fluiten). Een extra beloning kreeg de blinde speelman. De totale kosten voor ‘den Genadighen Vrouwe’ waren 23 goudguldens en tien florijnen.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 83-84.
2-3-1612 (vrijdag)
(contra)remonstranten: quade humeuren van bavianen en slijkgeuzen
2-3-1612 (vrijdag)
(contra)remonstranten: quade humeuren van bavianen en slijkgeuzen
Op 2 maart 1612 stuurde het Arnhemse stadsbestuur een brief aan stadhouder Maurits waarin het om militaire hulp vroeg en de prins waarschuwde. Dit allemaal “tot afwering der schadelijke en lasterlijke ketterijen door sommige quade humeuren in den staat in gevoerd en strekkende tot scheuring onder de provinciën en infractie der landvorstelijke hoogheid”.
De politieke macht en het ‘ware’ geloof is de inzet van een protestantse broederstrijd tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) van de Tachtigjarige Oorlog.
De remonstranten, aanhangers van de ideeën van de Leidse hoogleraar Arminius, stonden tegenover volgelingen van een collega-professor van hem, Gomarus en zijn contraremonstranten. Niet alleen was de inzet een interpretatie van de Bijbel en de predestinatieleer (is de mens vooraf voorbestemd voor de hemel of hel). Het ging er ook om of de Staten-Generaal of de Gewestelijke Staten een bepaalde richting op konden leggen aan de inwoners.
De Arminianen (rekkelijken, vrijzinnigen) dolven op de Nationale Synode in Dordrecht van 1619 uiteindelijk het onderspit. Hun tegenstanders verbasterden de naam Arminianen al snel tot ‘bavianen’.
De Gomaristen (preciezen, orthodoxen werden op hun beurt ‘slijkgeuzen’ genoemd, omdat ze liever met modder aan hun schoenen een kerk verder liepen dan in een remonstrantse kerk het Woord Gods te moeten beluisteren.
In Arnhem moesten de remonstranten ook formeel het veld ruimen, maar een kleine Remonstrantse Broederschap bleef altijd bestaan. Sinds 1926 hebben ze een fraai kerkgebouw aan de Parkstraat.
Literatuur
Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en Boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem.
Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 54.
Klerck, J. de, Johannes Fontanus (1545-1615).
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 260-261.
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 266.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 427.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem.
Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 49.
3-3-1888 (zaterdag)
Ingrijpende renovatie schouwburg
3-3-1888 (zaterdag)
Ingrijpende renovatie schouwburg
Hoe anders, dan de afgelopen twee jaar in de gemeenteraad, was de stemming in de raadszitting van 3 maart 1888. Zonder al te uitvoerige discussie en zelfs zonder hoofdelijke stemming ging de raad akkoord met een ingrijpende verbouwing van de Stadsschouwburg. Het voor die tijd toch forse bedrag van fl 37.400,- werd niet alleen aan de (brand)veiligheid besteed. Bijna alles in het theater kreeg een opknapbeurt: opslagruimtes, artiesteningang, foyer, directiekamers, toiletten, verwarming en gasverlichting.
Dit alles nog geen vijfentwintig jaar nadat de schouwburg in 1865 was geopend. Het zou niet de laatste renovatie zijn totdat het pand in 1934 volledig afbrandde (zie Verleden Vandaag 27-12). Op dezelfde plek verrees in 1938 een nieuw gebouw dat nog steeds de kern vormt van het huidige stadstheater. En opnieuw staat die voor een ingrijpende kostbare verbouwing.
Literatuur
Bemmel, H.Chr. van, Cultuur.
In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.) (2004). Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315; p. 307-308.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
Righart, H. en Bergh H. van den, Vijftig jaar speelruimte. Geschiedenis van de Schouwburg Arnhemm 1938-1988.
Zutphen 1988 ( Walburg Pers), p. 14-18.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 3-3-1888.
In: Gelders Archief: 2192-112, Secretarie Gemeente Arnhem.
4 t/m 6 maart 1855 (zondag t/m dinsdag)
Watersnoodramp
4 t/m 6 maart 1855 (zondag t/m dinsdag)
Watersnoodramp
Het thema dit jaar van de Maand van de geschiedenis / Dag van de Arnhemse geschiedenis is ‘Wat een ramp!’. Daarom besteden we in de aanloop naar de activiteiten in oktober wat extra aandacht aan enkele trieste gebeurtenissen. In Verleden Vandaag van 19 februari kwam de watersnood in 1861 aan nodig, nu die van 1855.
Het had die winter weer eens flink gevroren en de Rijn was bedekt met een dikke ijslaag. Toen het in de eerste week van maart wat warmer werd, kwam het ijs door de stroming van de stijgende waterstand in beweging. Het kruiende ijs stapelde zich op tot een enorme ijsdam en beschadigde de kades, Malburgse veerdam en dijken. Het toestromende water stroomde door de gaten en over de dijken en zette een flink deel van het rivierengebied langs de Rijn en IJssel onder water. Voor de leniging van de ergste nood werd op 20 maart een algemene collectie gehouden met een opbrengst van fl. 7597,87.
Literatuur
Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem.
Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 45-47.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 103.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 148.
Mulder, J.R., Keunen, L.J. en Zwart, A.J.M., In de ban van de Betuwse dijken.
Deel 5 Malburgen. Een bodemkundig, archeologisch en historisch onderzoek naar de opbouw van de Rijndijk te Malburgen/Bakenhof, Arnhem.
Wageningen 2004 (Alterra-rapport 405), p. 89-91.
5 maart 1529 (dinsdag)
Oekraïense kleuren van Karel van Gelre in Arnhem
5 maart 1529 (dinsdag)
Oekraïense kleuren van Karel van Gelre in Arnhem
In deze roerige tijden (maart 2022) wordt het een tijd om naar de Gelderse-Oekraïense kleuren geel-blauw te gaan. Op 5 maart 1529 beval hertog Karel van Gelre (1467-1538) in een missive (brief) dat alle Gelderse ambtenaren op hun kleding (‘cledonge’) zijn kleuren moesten dragen. Die ambtenaren hielden vooral kantoor in Arnhem, dus de stad moet opgesierd zijn met de kleuren van de hertog: geel en blauw: “Item onse divisie (= livrei/ambtskleding) sall sijn root, gell ind blauwe geschackeert”. Het rood waarvan Karel in zijn brief sprak, waren de klauwen en tong van de gele Gelderse leeuw op een blauw veld. Daarbij ging Karel voorbij aan de tweede (Gulikse) leeuw van het wapen van het hertogdom: een zwarte leeuw op een geel veld (geel-swert).
Literatuur
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581).
Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 101-104.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 3e stuk, no. 1549, p. 944.
6 maart 1814 (zondag)
Opvang Franse krijgsgevangenen
6 maart 1814 (zondag)
Opvang Franse krijgsgevangenen
Op 30 november 1813 verjoegen Pruisische troepen en Russische kozakken de Fransen uit Arnhem. Vrijwel tegelijkertijd landde de toekomstige koning Willem I met een scheepje op het strand Scheveningen. Een definitief einde van de Franse Tijd was het nog niet, want het leger van Napoleon hield nog andere steden, zoals Nijmegen en Amsterdam, bezet. Die werden in de eerste maanden van het nieuwe jaar verdreven. Nijmegen had veel meer Franse soldaten binnen de stadsmuren dan Arnhem en de stad was te klein om ze allemaal op te vangen. Meer dan 1800 soldaten en 44 officieren werden daarom op 6 maart 1814 overgebracht naar Arnhem. In de Varkensstraat en in de soldatenstallen op de Beek zaten al 900 krijgsgevangenen gevangen. Die kregen nu gezelschap.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 81.
7-3-1896 (zaterdag)
Gemeente verdringt Bell Telephoonmaatschappij
7-3-1896 (zaterdag)
Gemeente verdringt Bell Telephoonmaatschappij
Dat Arnhem in de 19e eeuw een welgestelde stad was, laat ook de introductie van de telefoon zien. Na Amsterdam was Arnhem de tweede stad van het land dat een eigen telefoonnet kreeg. In augustus 1882 opende de Nederlandsche Bell Telephoonmaatschappij (naam naar de uitvinder, Alexander Graham Bell)een kleine telefooncentrale in de Pauwstraat. Dat kon doordat de gemeenteraad de firma in dat jaar, op 12 april, een vijftienjarige concessie had verleend. Toen die in 1896 afliep werd in de raadsvergadering van 7 maart besloten om de vergunning niet te verlengen. De gemeente nam het telefoonnet in eigen beheer en vestigde de centrale aan het Velperplein. Het kleine Telefoonstraatje naast het Velperplein herinnert daar nog steeds aan. Aan die gemeentelijke exploitatie kwam, met de overname door de Rijkstelefonie in 1926, een einde.
Wie had nu als eerste een telefoon in Arnhem? Dat was het sjieke Hotel Bellevue aan de Utrechtseweg, die had de allereerste van de veertig aansluitingen in 1882.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 127, 132.
Jansen, J. (red.), Telegraaf- en Telefoonkantoor Arnhem.
In: Telefan.nl. nr. 2 (2020) Magazine Speciale uitgave 75 jaar na dato. Copyright CC-BY-NC.
URL: https://pubhtml5.com/bookcase/avxs, geraadpleegd o.a. 5-3-2022.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen.
In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p.152-154.
Schulte, A.B.C en A.G. Schulte, De verdwenen stad. Arnhem voor de verwoesting van 1944-1945.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 74-75.
Stempher, A.S. (1982). Nog ‘s sjouwen door Oud-Arnhem.
Arnhem: Gijsbers & Van Loon (3e druk, 1e druk 1969.) p. 106-107.
8 maart, Internationale Vrouwendag
Drie strijdbare Arnhemse vrouwen door de eeuwen heen
8 maart, Internationale Vrouwendag
Drie strijdbare Arnhemse vrouwen door de eeuwen heen
Sinds 1911, in Nederland vanaf 1912, is 8 maart Internationale Vrouwendag. In een tijd van ‘Me Too’ blijkt dat vrouwenstrijd nog steeds geen overbodige luxe is. Daarom vandaag aandacht voor drie bijzondere Arnhems vrouwen uit drie verschillende eeuwen.
We beginnen met de in de Rijnstraat geboren Marga Klompé (1912-1986). Als eerste vrouwelijke minister van Nederland zorgde ze voor de invoering van de Algemene Bijstandswet (1965). Hierdoor werden vrouwen financieel onafhankelijk van hun man en hoefden ze niet in een slecht huwelijk bij hun man te blijven.
Louise van Ommeren-Ommeren-Hengevelt (1757-1846) was een patriotse vrouw uit Arnhem aan het eind van de 18e eeuw. Nog voordat het abolitionisme Nederland bereikte, pleitte zij in een borduurwerk voor de afschaffing van de slavernij.
De derde is Helena Coets die in 1677 de voorzitster (praetor) werd van het ‘St. Caecilia-Concert’ . Dit in een tijd dat vrouwen alleen maar via hun man burgerrecht hadden en daarmee uitgesloten waren van alle officiële functies. Helena weigerde echter zich als excuusvrouw in het elitaire muziekgezelschap te zien: niet “om alleen te zijn tot een ornament des collegie”.
Literatuur
Duysters, K., Ode aan vier vrouwen in de naaldkunst. Louise van Ommeren, Constance de Nerée tot Babberich, Mien Bongers en Tjitske Modderman.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 2, p. 62-65.
Mostert, G., Marga Klompé, 1912-1986. Een biografie.
Amsterdam 2011 (Uitgeverij Boom).
Staats Evers, J.W., Het St. Caecilia-Concert te Arnhem, opgericht in 1591, uit het archief beschreven.
Arnhem 1874 (Drukkerij G.W. van der Wiel & Co.), p. 8, 45, 71.
9-3-1908 (maandag)
Nieuw viaduct Zijpendaalsche Poort
9-3-1908 (maandag)
Nieuw viaduct Zijpendaalsche Poort
Rond 1900 nam het autoverkeer toe. Arnhem gaat valselijk met een gedenksteen aan de Rijnkade de geschiedenis in als de eerste Nederlandse stad waar in 1896 een auto reed. Een jaar eerder bleek een Tilburgse textielfabrikant al met een vaart van 20 km per uur rond te tuffen. En in 1893 stak een Duitser even met een driewielige auto bij Venlo even de grens over.
Dit alles nam niet weg dat het autoverkeer een grote vlucht nam en dat de smalle poorten in de spoordijken vervelende obstakels waren. De eerste poort die verbreed werd, was de Zijpendaalsche Poort. Op maandag 9 maart 1909 besloot de gemeenteraad dat de ‘Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen’ een nieuw viaduct in gewapend beton mocht bouwen. De kosten werden verdeeld: Arnhem f 5.000,- en het Rijk het resterende bedrag tot een maximum van f 47.000,-. Het prachtige boogviaduct werd een jaar later in gebruik genomen.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 138.
Stempher, A.S., Sjouwen door Oud-Arnhem.
Arnhem 1968 (Gijsbers & Van Loon), p. 94, 95.
10-3-1630 (zondag)
Het hart van Karel van Gelre opgegraven
10-3-1630 (zondag)
Het hart van Karel van Gelre opgegraven
In de kerk van het Franciscaner Minderbroederklooster werd in 1630 al ruim vijftig jaar geen godsdienstige bijeenkomst gehouden. De monniken moesten Broerenkerk en klooster na de Arnhemse Beeldenstormen van 1578 en 1579 verlaten. De kerk werd slecht onderhouden en op 10 maart 1630 werden wat reparatie- en graafwerkzaamheden in het koor van de kerk verricht, ook om een nieuw graf in te richten. Daarbij stuitte men op een houten kistje met een bijzondere inhoud. Binnenin bevond zich in een dicht gesoldeerd loden kistje met weer een zilveren doos vergezeld van een adellijk wapen van de hertog van Gelre en een Latijnse inscriptie. Die zei dat in het kistje ‘het hart van de zeer doorluchtige vorst Karel hertog van Gelre’ lag. Bij het zilveren kistje lag, aan een zijden lint een sleutel waarmee de doos kon worden geopend. Het stadsbestuur werd opgetrommeld en men trok met de gevonden spullen naar het Oude Stadhuis op de Markt. Daar werd het zilveren kistje geopend en men trof het gebalsemde hart van Karel van Gelre aan. En toen herinnerde het men zich weer. Na het trieste overlijden van de hertog in 1538 werden namelijk zijn ingewanden overgebracht naar het klooster Monnikenhuizen en kreeg zijn hart een plek in de Minderbroerenkerk. Voor het gebeente werd het schitterende praalgraf in de Grote of Eusebiuskerk gebouwd. Zo konden de Arnhemmers en Geldersen op drie plekken bidden voor het zieleheil van de overleden vorst.
Voor het hart werd een nieuw kistje gemaakt en het geheel werd teruggeplaatst in de Broerenkerk. Pas bij de sloop van die kerk in 1805 werd het hart overgebracht naar de Eusebiuskerk. In november 1963, bij het einde van de eerste restauratieperiode van de Eusebiuskerk, werden de stoffelijk resten opnieuw plechtig bijgezet.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 272.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 425-428.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 440.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad.
Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p 166-167.
11-3-1848 (zaterdag)
Arnhemsche Courant wil echte democratie
11-3-1848 (zaterdag)
Arnhemsche Courant wil echte democratie
‘Thans vooral is een ruime, liberale herziening der grondwet behoefte.’ Dat is de kop van de Arnhemsche Courant op 11 maart 1848. De krant was in de eerste helft van de negentiende eeuw de schrik van conservatief Den Haag. In felle bewoordingen hekelde de krant de conservatieve politiek van de koningen Willem I en II. In het begin van het Europese revolutiejaar 1848 zag de krant de komst van de grondwetsherziening al komen: ‘Bedenk wel wat gij doet, mannen des bestuurs! Bedenkt het wel, hoofden der dynastiën, ‘de Ure komt’ Hervorming of Revolutie.’
Uitgever Carl Albert Thieme ondersteunde krachtig de nieuwe grondwet van 1848, waarvan de vooruitstrevende liberale politicus Johan Rudolf Thorbecke de geestelijke vader was. Zelf mocht Thieme door zijn overlijden een jaar eerder dat niet meer meemaken.
Literatuur
Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche?
Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem).
12-03-1829 (donderdag)
Arnhem mag stadsmuren slopen
12-03-1829 (donderdag)
Arnhem mag stadsmuren slopen
Twaalf maart 1829 is één van de belangrijkste dagen geweest in de geschiedenis van de stad. Natuurlijk mogen 13 juli 1233 (stadsrechten) en 17 september 1944 (Slag om Arnhem) in een eventuele ‘Top Tien Tijdstippen’ ook niet ontbreken, maar deze dag in 1829 bepaalde voor een groot deel de ontwikkeling van de stad. Bij Koninklijk Besluit gaf Willem I toestemming om de stadsmuren en poorten te slechten. Bovendien mochten de stadsgrachten gedempt worden. Andere steden mochten dat pas 45 jaar later bij de Vestingwet van 18 april 1874. Arnhem kreeg met het besluit een voorsprong van bijna een halve eeuw op de andere steden. De stad groeide in de jaren na 1829 het sterkst van alle steden in het land. Deze ongekende toename werd verder veroorzaakt door de komst van de spoorlijn in 1845 en het ‘welgestelden-beleid’ van het stadsbestuur. In verschillende fasen werden de muren neergehaald en verdwenen drie van de vier hoofdpoorten. De Rijn-, en Janspoort waren al twee jaar eerder met koninklijke toestemming gesloopt. Nu moest ook de Velperpoort eraan geloven en bleef alleen de Sabelspoort over als tastbare herinnering aan een middeleeuws verleden. Met het besluit van 12 maart 1829 trad Arnhem een nieuwe stedebouwkundige tijd in.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 96.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878.
In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, p. 86-106.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
13-3-1977 (zondag)
Protest tegen sluiting Stokvishal
13-3-1977 (zondag)
Protest tegen sluiting Stokvishal
In 1971 werd een oude loods (bouwjaar 1938) van de W.J. Stokvis’ Koninklijke Fabriek van Metaalwerken aan de Langstraat, in de hoek Nieuwstraat-Vossenstraat-Oeverstraat, het domein van popminnend Arnhem: de Stokvishal.
Dankzij programmeur Frans de Bie, die ook de planning voor poptempel Paradiso in Amsterdam verzorgde, kwamen tientallen topbands naar de tochtige, koude en van elk comfort ontdane concertzaal: U2, Blondie, Ramones, Simple Minds, Sex Pistols, enz.
Toch kampte de hal vanaf het begin met financiële tekorten en kon niet bestaan zonder subsidie van de gemeente. Toen de gemeente in 1977 de geldkraan wilde dichtdraaien, besloten medewerkers op zondag 13 maart een protestgeluid te laten horen. Ze schilderden de leus’ Stokvishal moet blijven’ op de gevel en dat hield de hal nog eens vijf jaar in leven. En dat was maar goed ook, want juist in deze jaren vestigde de zaal haar faam als internationaal poppodium. In 1984 was het echter gebeurd met de muziekhal. Een combinatie van sociale woningbouwplannen, de bouw van een parkeergarage (Langstraat-Rozet), drugsoverlast in en rondom de hal en een Stokvisbestuur dat het niet al te nauw nam met het financiële beheer (greep in de geldkas) betekende het einde in 1984. Rockers en punkers konden nog tot 2007 terecht bij de Goudvishal in de Vijfzinnenstraat.
Literatuur
Bemmel, H.Chr. van, Cultuur.
In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315, p. 314.
Gerritsen, K., Leven in Arnhem in de jaren 70.
Oosterbeek 2018 (Uitgeverij Kontrast), p. 34-40.
Roelofs, B., De was buiten hangen. Arnhemse kwesties 1970-2000.
Utrecht 2020 (Uitgeverij Matrijs), p. 20-24.
14-3-1735 (maandag)
Arnhem koopt Westervoort
14-3-1735 (maandag)
Arnhem koopt Westervoort
Westervoort had door de wat geïsoleerde ligging aan de IJssel in een uithoek van het graafschap Zutphen een bijzondere positie. Verder viel het van oudsher als ‘heerlijkheid’ onder het bestuur van de graven van (’s Heeren)Bergh.
In de 18e eeuw wilde Arnhem de (handels)verbindingen met het achterland verbeteren. De stad kocht voor f 25.000,- van de in geldnood verkerende Frans Willem graaf van Bergh het gebied, inclusief veerrechten op. En om dat laatste was het Arnhem te doen. Duitse handelaren namen steeds meer de schipbrug bij Doesburg dan het veerbootje bij Westervoort.
De wegen door de oostelijke broek- en waardlanden richting Westervoort werden opgeknapt en in 1763 werd de pont vervangen door een schipbrug. Lang heeft het Arnhemse gezag over Westervoort niet geduurd. Napoleon koppelde in 1811 Westervoort aan Duiven en na het vertrek van de Fransen werd Westervoort een zelfstandige gemeente.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 307.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171, p. 148.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 482.
15-3-1474 (zondag)
Karel de Stoute en Arnhem: een ongemakkelijke relatie
Tik- en taalfouten, ‘arneym’ bezondigt zich er ook geregeld aan. Gelukkig geven oplettende volgers hem de kans geven het een en ander aan te passen.
Verschrijvingen in kronieken en archiefinventarissen leiden ook tot verwarring. Zo is er een oorkonde van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, waarin hij zegt dat het hospitaal in Arnhem (waarschijnlijk het St. Petersgasthuis) al zijn oude rechten behoudt. Karel laat dit in het Frans opschrijven en dateren: ‘le XV jour de Mars, l’an de grace mil quatre cent soixante et quatorze’’: 15 maart 1474. En waarom wordt dit dan in het archief gevolgd door 1475? Enfin, wat is een jaar op de eeuwigheid?
Karel had het trouwens niet alleen goed voor met Arnhem. Omdat de stad heftig verzet had geboden bij de inname in 1473 werd Arnhem gebrandschat met 90.000 goudguldens. Toen de vorst zag dat Arnhem dit echt niet kon betalen, mocht de stad drie jaar lang een extra belasting op wijn en andere koopwaren heffen. Uiteindelijk draaiden de gewone Arnhemmers er weer voor op.
Literatuur
Gelders Archief: 2000-1086. Oud Archief Arnhem, Regesten. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Hier worden zowel 1474 als 1475 vermeld.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 58
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 133.
Hier wordt 1474 genoemd.
16-3-1824 (dinsdag)
Oprichting ‘Tot Nut en Vergenoegen’ / Wessel Knoops
16-3-1824 (dinsdag)
Oprichting ‘Tot Nut en Vergenoegen’ / Wessel Knoops
Arnhem kende in de eerste helft van de 19e eeuw heel wat eerbiedwaardige en oude genootschappen. De geschiedliefhebbers konden terecht bij Prodesse Conamur (= ‘ons doel is nuttig te zijn’ sinds 1792) en muziekaanbidders bij het St. Caecilia-Concert (sinds 1591).
In een huis aan de Weezenstraat, dat eigendom was van het Weeshuis, richtte de jonge apotheker Wessel Knoops (1800-879) op dinsdag 16 maart 1824 een natuurkundige tegenhanger op: het Natuurkundig Genootschap ‘Tot Nut en Vergenoegen’. De vereniging werd al snel in de dagelijkse omgang ‘Wessel Knoops’ genoemd naar de onvermoeibare stichter.
Het genootschap organiseerde de ene ‘voorlezing’ na de andere over uiteenlopende natuurkundige en geofysische onderwerpen.
De vereniging was zeker niet armlastig. Op 10 oktober 1865 werd een nieuw en groots verenigingspand aan de Weerdjesstraat 82 met een lezingenzaal, bibliotheek en museum in gebruik genomen. In de tentoonstellingszaal konden ertsen, metalen en natuurkundige instrumenten bewonderd worden.
Het genootschap is nog steeds actief: http://www.wesselknoops.nl
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 94.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 336-337.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem.
Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 175-176.
17-3-1847 (woensdag)
Heldenontvangst vrijheidskampioen Thieme
17-3-1847 (woensdag)
Heldenontvangst vrijheidskampioen Thieme
Kritiek op de onleesbaarheid en teleurstellende inhoud van de koninklijke troonrede, we kijken er vandaag niet meer van op. Dat was in 1845 wel anders. De eindredacteur en eigenaar van de Arnhemsche Courant Carl Thieme haalde in een zogenaamd ‘Ingezonden stuk’ getiteld Vreemde dingen flink uit naar de regering en koning: ‘Dat de jongste troonrede des konings onkieschheid, verwatenheid en onbeschoftheid ademt, dat men het laster noemt, om eene troonrede als de tegenwoordige te willen doen doorgaan voor een Staatsstuk, hetwelk achting verdient’ en ‘wil men de troonrede lezen zonder stuiptrekkingen of flaauwten, men houde een fiesch azijn in de eene, de troonrede in de andere hand.’
Thieme werd voor de rechter gedaagd en uiteindelijk, bij cassatie van de Hoge Raad, vrijgesproken op woensdag 17 maart 1847. Thieme, kampioen van de vrijheid van meningsuiting en drukpers, had getriomfeerd. En al voor de tweede keer, want een rechtszaak van enkele jaren eerder was ook in zijn voordeel afgesloten. Dit ook dankzij het gloedvolle en intelligente pleidooi betoog van zijn Arnhemse advocaat mr. Johannes. M. de Kempenaer.
Toen Thieme met de trein terugkeerde in Arnhemstond een grote enthousiaste menigte hem op te wachten, maar de krantenman moest daar niets van hebben. Hij wist ongemerkt zijn huis aan de Ketelstraat te bereiken. Vervolgens brachten de Arnhemmers hem daar een serenade met muziek: ‘Leve de heer Thieme – Leve de billijke opposite!’
Enkele maanden later na zijn heldenontvangst overleed hij in oktober van hetzelfde jaar. Waar hij jarenlang voor streed, zou hij zelf niet meer meemaken: de befaamde grondwetsherziening van Thorbecke, waarbij de wetgevende macht definitief bij het gekozen parlement kwam te liggen.
Literatuur
Beekelaar, G.A.M., Inleiding. De Arnhemsche Courant in de eerste helft van de negentiende eeuw.
In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche?
Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), p.5-23, p. 14.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 331-342.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 332-333.
Theeuwen, P., Een conservatief-liberaal die steeds zichzelf gelijk bleef. Jacob Mattheus de Kempenaer op het nationale politiek toneel, 1844-1869.
In: Boonstra, O. en Nijhof, R. (red.), 200 jaar De Kempenaer, advocaten in Arnhem.
Hilversum 2016 (Uitgeverij Verloren), p. 87-114.
18-3-1876 (zaterdag)
Un Ernemmer pakjuh nie sin feessie af
18-3-1876 (zaterdag)
Un Ernemmer pakjuh nie sin feessie af
De zes notabele heren gemeenteraadsleden hadden er genoeg van: de vernielingen, de dronkemans vecht- en vrijpartijen en andere onrust van de kermis. Ieder jaar werd dat volksfeest voor de ‘gewone’ Arnhemmer in augustus gehouden op de Markt. In vroegere tijden gebeurde dit op de Paasweide, een weiland naast de Praets.
De zes initiatiefnemers verwoordden het in hun voorstel aan hun mederaadsleden op zaterdag 18 maart 1876 als volgt: ‘dat de kermis haar reden van bestaan heeft verloren, meer en meer ontaardt en, zoals zij thans gevierd wordt, in zeer hooge mate aanleiding geeft tot grove buitensporigheden vooral onzer lagere volksklasse en alzoo allernadeeligst terugwerkt op hare zedelijke en stoffelijke welvaart.’
Historisch-sociologen noemden later dit beteugelen van de driften van het gewone volk het ‘burgerlijke beschavingsoffensief’. De arbeider moest een keurig leven leiden en zich daarbij laten leiden door de waarden, normen en het gedrag van de welgestelde heersende burgerij.
Het voorstel werd o.a. ondersteund door de Kerkenraad van de Hervormde Kerk, maar kreeg tegengas van de middenstand (‘neringdoenden’) en individuele bewoners. Ook een verzoek van de Kamer van Koophandel voor een uitstel tot in 1879 mocht niet baten: het voorstel werd met algemene stemmen aangenomen.
En ja hoor, een jaar later in augustus 1877 was de boot aan: op de dag voorafgaand aan het traditionele begin van de kermis, maandag 27 augustus, was Arnhem in alle staten van opwinding. Grote samenscholingen, winkeliers die hun ramen barricadeerden en een parate soldatenmacht. In de nachtelijke opstootjes werd bij burgemeester Pels Rijcken z’n hoge hoed van zijn hoofd geslagen. Zijn onverstoorbare reactie daarop oogstte vervolgens weer grote bewondering. Over dit alles, sociale strijd, volksongenoegen of ‘lekker rellen’, wellicht in Verleden Vandaag van 26 augustus. Want: je pakt niet zomaar de ‘Ernemmer’ een feestje af.
Literatuur
Dullaart, P., Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903.
Oosterbeek 1982 (Uitgeverij Bosbespers), p. 9.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 122.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 215-223.
Verslagen der zittingen van den Gemeenteraad, 26-2 en 18-3-1876.
19-3-1844 (zaterdag)
Een nieuwe tijd en een nieuw (gas)licht
19-3-1844 (zaterdag)
Een nieuwe tijd en een nieuw (gas)licht
De eerste verworvenheden van de Industriële Revolutie ,die ongeveer vanaf 1770 in Engeland losbarstte, bereikten rond 1840 ook Arnhem. Uit steenkool werd gas gewonnen als brandstof voor verlichting en verwarming. Arnhem gaf op zaterdag 19 maart 1844 toestemming aan de Utrechtse ondernemer Willem. H. de Heus om een kolengasfabriek te bouwen en tot 1867 als enige de gasexploitatie in handen te nemen. Het contract werd vier dagen later getekend. Dat gas mocht alleen worden gebruik voor de openbare straatverlichting en de gemeentelijke gebouwen. Van verlichting of verwarming van huizen was nog geen sprake.
Gemeente-architect Hendrik Jan Heuvelink tekende voor het ontwerp van de gasfabriek dat verrees op het Roermondsplein tegenover de Rijnstraat. Dat terrein was vrijgekomen door de sloop van de stadsmuren en de demping van de Roermondsgracht. Het complex bestond uit de fabriekshallen met de steenkoolovens en een gashouder. Heuvelink bedacht een neoclassicistische voorgevel voor de toch smerige productie daarachter. Dat nam niet weg dat het fabriekje met hoge schoorsteen schril contrasteerde met de fraaie panden die in deze jaren op de vroegere vestingwerken werden gebouwd.
Toen het contract met De Heus afliep, nam de gemeente de gasexploitatie in eigen handen. Daarvoor werd in 1867 een nieuwe gasfabriek aan de Westervoortsedijk gebouwd. Het complex aan het Roermondsplein werd gesloopt. Wat twintig jaar eerder nog als het allernieuwste gezien, was door de voortschrijdende tijdsontwikkelingen ingehaald.
Literatuur
Defilet, M. en M. Splinter-Dupont, De Arnhemse gasfabriek. Geschiedenis en archeologie van de gasvoorziening.
Utrecht 2016 (Uitgeverij Matrijs), p. 15-16.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99 en 122.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 11-12.
Meurs, M.H. van, Gemeentebestuur in de negentiende eeuw.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-115.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen.
In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865.
Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 40-41.
20-3-1886 (zaterdag)
Gemeente schiet projectontwikkelaar Etty te hulp
20-3-1886 (zaterdag)
Gemeente schiet projectontwikkelaar Etty te hulp
Hij schuwde een financieel risico niet, Thomas Etty. Het moest echter niet te gek worden en daar zag het wel naar uit in 1886. Twee jaar eerder was de geboren Engelsman (York, 1833) uit Indonesië naar Arnhem gekomen. Hij liet zich naturaliseren en betrok Villa Buitenzorg aan de Utrechtseweg. Dat kon hij makkelijk betalen, want hij was in Nederlands-Indië steenrijk geworden. Hij was lid van de uitgebreide Ettyfamilie. Nazaten van Charles Etty (1793- 156) volgden deze stichter van een suikerimperium in de Nederlandse kolonie. Toen rond 1880 de suikercrisis uitbrak (de machinale suikerbietverwerking in Europa verdrong de rietsuiker uit de Oost en de West), trokken veel Etty’s naar Nederland, het moederland van hun suikeronderneming.
Het ondernemen zat Thomas in het bloed en hij kocht in 1885 van de in geldnood verkerende eigenaar van Sonsbeek (Willem F.M.A.H. baron van Heeckeren, 1858-1915; zie Verleden Vandaag van 1 februari) een deel van diens bezittingen. De kern lag tussen de Burg. Weersstraat en het Burgemeestersplein. Het doorverkopen van de grond of het bebouwen met huizen verliep niet soepel. Op 20 maart 1886 liet Ettty de straten, met al het onderhoud, weer overnemen door de gemeente. Thomas was wel goed (met geld), maar niet gek. Zijn financiële ondernemingslust leverde hem ook de steenfabriek ‘Elden’ en aandelen in veel Duitse fabrieken in het Ruhrgebied op. Daar, in Wiesbaden, overleed hij in 1904.
Literatuur
Crone, C.F.A. en J. Vredenberg, De Burgemeesterswijk. Wonen op stand bij Park Sonsbeek in Arnhem.
Utrecht 2007 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem.
Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39-41.
21-3-1845 (vrijdag)
Tweede haven in Meinerswijk
21-3-1845 (vrijdag)
Tweede haven in Meinerswijk
De Arnhemse bankier G.L.C.H. Graaf van Ranzow (1794-1866) was niet voor niets schatrijk geworden. In 1826 had hij van Arnhem de vroegere heerlijkheid Meinerswijk gekocht voor f 29.490,-. Bijna twintig jaar later maakte hij een dikke ton winst, toen hij het begin 1845 weer doorverkocht voor bijna f 160.000,- aan koning Willem II. Zijn persoonlijke contacten met de koninklijke familie zullen zeker aan die mooie deal hebben bijgedragen.
Vrijwel op hetzelfde moment waren er in Arnhem plannen een tweede haventje aan te leggen. De scheepvaart breidde zich in deze jaren uit doordat de stoomboten definitief de zeilvaart verdrongen en de Oude Haven aan de noordzijde van de Rijn werd te klein.
Voor de haven aan de zuidzijde had de gemeente het oog laten vallen op de Paaschweide, een weiland naast de Praets. Daar werd in vroeger jaren altijd de jaarmarkt en kermis gehouden. Op 21 maart 1845 ging er daarom een brief naar Zijne Majesteit De Koning voor het afstaan van een bunder (hectare) grond. Dat werd de stad gegund, maar uiteindelijk kwam het aan de andere kant van de Praets te liggen. Daar pachtte houthandelaar Gerrit Coers (1826-1903) enkele jaren later dat haventje voor zijn houtzagerij en scheepstimmerwerf die hij daar had opgezet. In 1870 was het uitgegroeid tot de grootste industriële onderneming van de stad met een eigen tweede haventje op de linkerrivieroever.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Visser, G., Het bruisende verleden van de Praets en de Stadsblokken.
Arnhem 2015. URL: https://www.stadsblokkenmeinerswijk.nl/sites/default/files/bijlagen/bestanden/nummer_125_november_2015_het_bruisende_verleden_van_de_praets_en_de_stadsblokken_0.pdf, o.a. geraadpleegd 21-3-2022.
Visser, G., Meinerswijk en De Praets.
Arnhem 2013. URL: https://www.stadsblokkenmeinerswijk.nl/sites/default/files/bijlagen/bestanden/artikel_historie_nummer_117_nov_2013_p6-12_0.pdf, o.a. geraadpleegd 21-3-2022.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem.
Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39.
22-3-1579 (donderdag)
Arnhem ondertekent de Unie van Utrecht
22-3-1579 (donderdag)
Arnhem ondertekent de Unie van Utrecht
Het had bijna drie maanden geduurd, de ‘last en ruggespraak’ van de ondertekening van de3 Unie van Utrecht. De Gelderse stadhouder Jan van Nassau had het op 23 januari in de kapittelzaal van de domkerk in Utrecht voor elkaar gekregen. Afgevaardigden van de zeven noordelijke gewesten besloten om de gewapende strijd tegen de soldaten van het Spaanse gezag van Filips II voort te zetten en dat de gewesten zelf over de godsdienst mochten beslissen. In de praktijk kwam dit er op neer dat het protestantisme de leidende godsdienst werd in het noorden van de zeventien Lage Landen. Dat was hun antwoord op enkele zuidelijke provinciën die hadden besloten om trouw te blijven aan Filips II en daarmee aan het katholicisme (Unie van Atrecht).
De afgevaardigden konden dit wel besluiten, maar het moest in Gelderland nog wel bekrachtigd worden door de besturen van de vier kwartieren en de steden, dat was de ‘ruggespraak’. Voor Arnhem en het Kwartier van Veluwe gebeurde dit op donderdag 22 maart 1579. Arnhem had definitief voor de opstand en het calvinisme gekozen.
Literatuur
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275.
23-3-1854 (donderdag)
Van Ranzow pakt het slim aan
23-3-1854 (donderdag)
Van Ranzow pakt het slim aan
Dudok Arnhem is één van de geliefdste ontmoetingspunten van de stad. Op de hoek van de Koningstraat en de Kippenmarkt, in de schaduw van de Eusebiuskerk, staat het imposante pand in traditionele stijl uit 1921. ‘Van Ranzow’s Bank’ staat op de gevel en de ramen zijn voorzien van tralies. Dit was lang het onderkomen van één van de vele particuliere banken die Arnhem rond 1900 telde.
Het levensverhaal van de stichter ervan, leest als een spannende historische roman.
Georg(e) L. C. H. van Ranzow werd in 1794 geboren in Kleef en trad op 18 jarige leeftijd in dienst van het Franse leger van Napoleon. Hij vocht mee in verschillende veldslagen en raakte gewoond door een bajonetsteek. Na de nederlaag van Napoleon nam hij dienst in het Nederlandse leger en werd in 1818 als eerste luitenant in Arnhem geplaats. Vier jaar later weet hij een bijzondere bruid aan de haak te slaan de rijke weduwe (douairière) Anna Maria Johanna van Haersolte, geboren van der Burch. De Van Haersoltes behoorden tot de rijkste en invloedrijkste adellijke families van Gelderland. Via die adellijke connecties kreeg Van Ranzow toegang tot koninklijke kringen en weet zich op te werpen tot rentmeester van de Kroondomeinen en Rijksbetaalmeester. Bovenal werd hij deel van de vriendenkring rondom Willem II.
Zijn inmiddels aanzienlijke kapitaal wist hij te vergroten door leningen uit te zetten. Zo ook op donderdag 23 maart 1854 als Arnhem bij hem een lening afsluit van f 40.000,- (vergelijkbaar met 400.000 euro) tegen 4% rente. De soldaat is bankier geworden. Wat hem stak, was dat hijzelf niet van adel was. Daarvoor had hij op z’n minst grond en een adellijk huis nodig. Daarom kocht hij in 1826 van Arnhem de vroegere heerlijkheid Meinerswijk voor f 29.490,-. Bijna twintig jaar later maakte hij ruim een ton winst, toen hij het begin 1845 weer doorverkocht voor bijna f 160.000,- aan zijn vriend koning Willem II. Toen die overleed, waren de schulden van de vorst, vooral aan zijn zwager de Russische tsaar Nicolaas I, niet te tellen. Meijnerswijk werd weer terugverkocht aan Arnhem met een verlies van f 20.000,-voor de erfgenamen van Willem II. Van Ranzow mocht zich wel inmiddels graaf noemen en was, zoals vaak in zijn leven, de lachende derde. De rijke graaf-bankier overleed in Arnhem op 71-jarige leeftijd in 1866.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 103.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 269.
Swaneveld, W., Van Ranzow’s Bank.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 2 (1982), nr. 3, p. 34-41.
Visser, G., Meinerswijk en De Praets.
Arnhem 2013.
URL: https://www.stadsblokkenmeinerswijk.nl/sites/default/files/bijlagen/bestanden/artikel_historie_nummer_117_nov_2013_p6-12_0.pdf, o.a. geraadpleegd 21-3-2022.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem.
Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39.
24-3-1923 (zaterdag)
Opening boogviaduct Cattepoelseweg
24-3-1923 (zaterdag)
Opening boogviaduct Cattepoelseweg
De Arnhemsche Courant haalde de metaforen flink voor de dag in het artikel over de opening van het viaduct op de Schelmseweg over de Cattepoelseweg. Arnhem werd, met de komst van het fraaie betonnen boogviaduct ,vergeleken met het honderdpoortige Thebe uit de Griekse Antieken. Wellicht wat overdreven, maar voor 1923 was het nieuwe viaduct een indrukwekkend staaltje bouwtechniek. Daarbij had ontwerper ingenieur J.P. van Muilwijk (1893-1953) van Gemeentewerken Arnhem goed gekeken naar het spoorviaduct over de Zijpendaalseweg uit 1909.
Architectuur, wegenbouw en sociale ondersteuning kwamen samen in de gedenksteen in de zuidelijke balustrade: ‘Gebouwd krachtens raadsbesluit van 27 december 1921 no.6338 met rijkssteun. Door den dienst van gemeentewerken ontworpen en gebouwd met werkloozen. Voor het verkeer opengesteld 24 maart 1923’.
Meer dan 200.000 gulden had de aanleg gekost waarvan het rijk, zoals de gedenksteen aanhaalt, 25% voor zijn rekening nam. Bij de officiële opening op zaterdag 24 maart 1923 in aanwezigheid van tal van hoogwaardigheidsbekleders waaronder burgemeester Salomon J.R. de Monchy, moest nog wat werkzaamheden worden verricht. De Dienst Gemeentewerken moest dan wel zorgen dat dit voor 1 januari 1924 werd uitgevoerd, want dat was de einddatum van de rijkssubsidie. Op de openingsdag dacht niemand daaraan en had men vooral oog voor de prachtige gebogen lijnen, de keperboogfriezen van de balustrades en de Arnhemse wapenschilden.
Vijf jaar werd het nog grotere viaduct bij de Apeldoornseweg over de Cattepoelseweg geopend.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 26-03-1923.Via KB-site Delpher.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad.
Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), p. 79-81.
Vredenberg, J., De Zijpsepoort en de betonnen boogviaducten van J.P. van Muilwijk.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 18 (1998), nr. 1, pp. 28-34.
25-3-1739 (woensdag)
Pruisische postwagens van Arnhem over Westervoort en Zevenaar
25-3-1739 (woensdag)
Pruisische postwagens van Arnhem over Westervoort en Zevenaar
Nadat Arnhem in 1735 de heerlijkheid Westervoort met veerrechten over de IJssel had gekocht (zie Verleden Vandaag 14 maart) liet de gemeente erg geen gras over groeien. Onderhandelingen met het koninkrijk Pruisen werden geopend om het vervoer van personen en goederen naar de Duitse steden te bevorderen. Op 10 maart 1739 werd al een voorlopige overeenstemming bereikt. Dat akkoord werd in een contract van 10 bladzijden uitgewerkt op woensdag 25 maart. In fraaie 18e-eeuwse termen werd vastgelegd wat de rechten en plichten van de stad en de ‘Conincklijke Pruissische Generaal Postampt’ waren. Vanaf nu waren via Westervoort-Zevenaar-Kleve-Emmerik-Wesel steden als Keulen en zelfs Berlijn bereikbaar. Een paar keer overstappen was wel noodzaak, maar de regeling betekende een geweldige stimulans voor Arnhem als postkoetsoverstapplaats voor Duitse ondernemers en waren richting Utrecht en Amsterdam. De Arnhemse vervoerbedrijven voeren door de komst van de Pruisische postwagen er ook wel bij.
De stad deed alles om dit uit te breiden. De doorgaande weg naar Westervoort en Zevenaar werd met zand opgehoogd en een deel van de weg werd door een wat hoger deel van de polder geleid. Zo konden de met vier paarden voorgespannen postwagens sneller en in een groter deel van het jaar Arnhem aandoen.
Literatuur
Koene, B., De diligences van Bouricius. Anderhalve eeuw bedrijvigheid langs ’s heren wegen.
Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 30-33, 46-54.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 485.
26-3-1509 (vrijdag)
Paus bemiddelt tussen Karel en Karel
26-3-1509 (vrijdag)
Paus bemiddelt tussen Karel en Karel
Karel van Gelre (1467-1538) was niet het type dat snel opgaf. Hij had een fikse nederlaag in 1505 geleden toen zijn leger werd verslagen en Arnhem werd ingenomen door de Bourgondische vorst Filips de Schone. Daarbij had hij assistentie van zijn vader, de Duitse keizer Maximiliaan van Habsburg. Hertog Karel moest in de ‘knieval van Rosendael’ Filips als zijn heer erkennen. Die werd ‘de Schone’ genoemd, niet omdat hij zich zo vaak waste, maar omdat hij doorging voor de aantrekkelijkste man van Europa. Dat was hij zeker voor zijn vrouw, Johanna van Castilië, die gek werd van liefdesverdriet over Filips plotseling overlijden in 1506. Zij ging vervolgens de geschiedenisboeken in als ‘Juana la Loca’, Johanna de Waanzinnige.
Voor Karel van Gelre was de onverwachte dood van de hertog van Bourgondië een buitenkans en hij pakte direct de wapens weer op. Dat liet de zoon van Filips de Schone, de latere keizer Karel V niet op zich zitten, en gooide als achtjarige met zijn opa Maximiliaan er een strafexpeditie tegen naamgenoot Karel en Gelre aan.
Karel van Gelre moest andermaal, in het Verdrag van Kamerijk (1508), plechtig beloven dat hij geen oorlog meer zou beginnen. Dat hield hij een half jaar vol en toen brak hij opnieuw zijn gegeven woord, Toen had zelfs paus Julius II er genoeg van en op vrijdag 26 maart 1509 verordonneerde hij ‘met kerkelijke censuur’ dat het afgelopen moest zijn met de Bourgondisch-Gelderse Oorlog. Tevergeefs: Karel van Gelre bleef tot aan zijn trieste dood in 1538 proberen om de enige en onafhankelijke heer van Gelre te blijven.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.
Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 133-134.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 139-140.
Noordzij, A., Gelre. Dynastie, land en identiteit in de middeleeuwen.
Hilversum 2009 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 59), p. 216-219.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 1e stuk, no. 648, p. 415.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien.
Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 326.
27-3-1898 (zondag)
Opening Lutherse Kerk Spoorwegstraat
27-3-1898 (zondag)
Opening Lutherse Kerk Spoorwegstraat
Deze week, in maart 2022, werd bekend dat de voormalige Lutherse kerk aan de Spoorwegstraat (weer) te koop staat. Dat kon de geloofsgemeenschap rond 1895 natuurlijk niet bevroeden toen ze een nieuwe kerkgebouw zochten voor het te klein geworden prachtige pand aan de Korenmarkt (nu uitgaansgelegenheid Fifth Avenue).
Geheel in de mode van de tijd ontwierp in september 1896 de Arnhemse architect Arie Reinier Freem (1853-1921) de kerk in neogotische-stijl. De kosterswoning rechts naast de kerk kreeg ook wat trekken van de neorenaissance. Bij de aanbesteding nam de firma Mulder en Van Wessemvoor f 56.250,- de bouw voor zijn rekening. De Lutherse gemeente hoede niet alles te betalen, want het geld voor de kerktoren kwam van mevrouw G.A. Swaving-Arriens. Op zondag 17 maart 1898 werd het gebouw met een kerkdienst in gebruik genomen. Het fraaie interieur met de houten lambrisering en de glas-in-loodramen is in restaurant Bizar-Bazar bewaard gebleven. Eens kijken of een mogelijke nieuwe eigenaar na betalen van de gevraagde 3,3 miljoen euro dat ook gaat doen.
Literatuur
Keesom, J., Het Spoorboekje. Ruim 150 jaar leven in de Spoorhoek.
Arnhem z.jr. (Stichting Werkgroep Spoorhoek), p. 23-24, 65, 88.
Vredenberg, J., Gustav Cornelis Bremer 1880-1949 – Arie Reinier Freem 1853-1921.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965.
Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 100-102.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem.
Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 25-26, 49.
28-3-1850 (donderdag)
Binnenmolen wordt Stedelijk Gymnasium
28-3-1850 (donderdag)
Binnenmolen wordt Stedelijk Gymnasium
Langs de Jansbeek stonden eeuwenlang in totaal tien molen: zeven buiten de stadsmuren en drie in de stad zelf. De Beekstraat en Bovenbeekstraat herinneren ons eraan dat de Jansstroom vanuit het noorden de stad inging. Aan de Bovenbeekstraat stond sinds de 13e eeuw de ‘Binnenmolen’, een waterkorenmolen. In de 19e eeuw was deze niet meer rendabel en eigenaar Gerrit Mos verkocht de molen en grond in 1844 voor f 16.000,- aan de stad. Die sloopten het bovenste deel en besloten op donderdag 28 maart 1850 de molen niet meer te verpachten, maar het als bouwterrein te gebruiken voor de Latijnsche School. In 1879 verrees een heel nieuw schoolgebouw aan de hand van gemeentearchitect A. van Cuijlenburgh jr. met een indrukwekkende neoclassicistische voorgevel. Met de onderwijswet van 1876 werd ook de naam nieuw: het Stedelijk Gymnasium. Leerlingen hadden er een extra rustbrenger bij, want de school stond naast het huis van de politiecommissaris. Toen de school in 1941 naar de Statenlaan vertrok werd in het pand zelfs het hoofdbureau van de politie gevestigd.
Literatuur
Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem.
Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 10, 53-54.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 100.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis.
Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 24, 29-30, 57-60.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’.
Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016.
Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 131-134.
29-03-1496 (dinsdag)
De ‘kokenmeister’ van Karel van Gelre
29-03-1496 (dinsdag)
De ‘kokenmeister’ van Karel van Gelre
Wie door de kronieken en archieven van Arnhem bladert, stuit vaak op prachtige zinssneden en verdwenen woorden.
Neem nu eens dit besluit van Karel van Gelre van 29 maart 1496:
“Hertog Karel neemt Goossen van Bemmel aan tot zijnen kokenmeister en legt hem toe, voor de bezorging van den dagelijkschen kost in zijn hof, de opbrengst der assijsen en der tollen in de drie kwartíeren van Nijmegen, Zutphen en Arnhem en daarboven 400 malder rogge. In den jair onss Heren duysent vyerhondert sess ende tnegentich, des dynxdaiges na den heiligen palmdach.”
Het laatste ‘heiligen palmdag’ is Palmzondag, de laatste zondag in de vastentijd voor Pasen. Maar nu gaat het om de ‘kokenmeister’ die voor de dagelijkse kost voor het hof van hertog Karel moet zorgen. Dat was in de 15e eeuw wel iets meer dan chefkok, wat de letterlijke hertaling van deze functie zou zijn. De ‘kokenmeister’ kookte zelf niet, maar moest zorgen dat Karel en zijn gevolg altijd onderdak en eten had. Om dat te financieren mocht hij gebruik maken van belastingen (‘assijsen’ vergelijkbaar met accijnzen) en tollen van de hertog gebruiken. Ook kreeg hij een flinke hoeveelheid rogge: 400 malder is ongeveer 50.000 liter. Karel trok namelijk met zijn hele hofhouding van ongeveer 200 personen van stad naar stad om met zijn aanwezigheid zijn gezag uit te oefenen. De ‘kokenmeister’ was dus eerder een soort minister van financiën/rentmeester dan een chef-kok.
Literatuur
Hilberdink, C., Gelre’s hof. Van paardestal tot Huis der Provincie.Zutphen 1983 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 52-53.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 1e stuk, no. 169, p. 124.
30-3-1908 (maandag)
Nieuw straatwerk in Klarendal
30-3-1908 (maandag)
Nieuw straatwerk in Klarendal
Aan het eind van de 19e eeuw moest in Klarendal nog een flinke inhaalslag gemaakt worden op het gebied van de riolering en bestrating van de wijk. In 1908 werd eindelijk een goede stap gezet toen de gemeenteraad op 30 maart besloot om de wegen langs het spoor, Klarendalsingel en Sonsbeeksingel, opnieuw te bestraten. Een bedrag van f 124.000,- werd daarvoor uitgetrokken. Met het opruimen van de allerslechtste woningen en de bouw van nieuwe huizen in het kader van de Woningwet van 1901 kreeg Klarendal eindelijk die aandacht die het verdiende. Een eerste stap, want saneren en renoveren zijn al sinds mensenheugenis met de wijk verbonden wijk.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 138.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren.
In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem.
Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), pp. 45-72.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk.
Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 25-29.
31-3-1913 (maandag)
Een lange weg naar de Rijnbrug
31-3-1913 (maandag)
Een lange weg naar de Rijnbrug
Op maandag 31 maart 1913 besloot de gemeenteraad dat een nieuwe vaste brug over de Rijn in het verlengde van de Lauwersgracht moest komen. Die brug moest de schipbrug, die sinds 1603 tussen de Praets en het Roermondsplein lag, vervangen. Aan het besluit gingen jaren van discussie vooraf, want ook dat Roermondsplein was in beeld als plek voor de verkeersbrug. Om het scheepvaartverkeer vrij onder de brug door te laten varen, moest de brug een behoorlijke hoogte hebben. Volgens de scheepvaartregels (Akte van Mannheim, 1868) moest de brug minimaal 9,1 meter boven de hoogste waterstand liggen.
Zelfs de auto’s in die dagen konden maar moeite een flink hoogteverschil overbruggen, om van paard en wagen nog maar te zwijgen. Toch was het toenemend aantal auto’s de belangrijkste reden voor de bouw van een vaste brug en die hadden een lange op- en afrit (de ‘afweg’) nodig.
Maar ja, wie gaat dat betalen. Eindeloze discussies tussen gemeente, provincie en Rijk waren het gevolg en ze kwamen er niet uit. Zelfs het heffen van tolgeld werd uit en te na besproken. Van Rijkswege kwam in 1927 het Rijkswegenplan en Arnhem kon daarop financieel meeliften. Toen ging de uitvoering van het besluit ineens heel snel. In 1933 werd begonnen met het dempen van het zuidelijke deel van de Lauwersgracht en in 1935 kon de (latere John Frost)brug voor het verkeer worden opengesteld.
Literatuur
Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem.
Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 24-25, 58-60.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913..
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 144.
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem.
Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 17-43.
Schulte-van Wersch, C.J.M., De singels in Arnhem. Van vestinggordel tot Centrumring.
Utrecht 2013 (Uitgeverij Matrijs), p. 47-49.