Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1 mei Dag van de Arbeid
Eerste 1 Mei-viering op zondag 3 mei 1891
1 mei Dag van de Arbeid
Eerste 1 Mei-viering op zondag 3 mei 1891
In 1890 vonden in heel Europa voor het eerst de ‘Mei-vieringen’ plaats. De socialisten, die het onderling over bijna alles oneens waren, waren dit ook over de dag van de viering. Het voorstel om het feest op de eerste zondag in mei te houden, stuitte in sommige landen op bezwaren. In de eerste jaren werden de feestelijke bijeenkomsten dus zowel op 1 mei als op de eerste zondag van de maand gehouden. Belangrijkste inzet van de ‘Meibeweging’ was de invoering van de 8-urige werkdag.
Dat Arnhem direct het volgende jaar op zondag 3 mei meedeed, was vooral het werk van de anarchist Adrianus (roepnaam Janus) van Emmenes (1857-1906). Die was enkele maanden eerder in Arnhem komen wonen op een bovenhuis in de Spijkerstraat. Het hele hoekhuis behoorde tot het verenigingscentrum ‘Voorwaarts’ van de radicale Sociaal-Democratische Bond gevestigd. Op de begane grond was een café gevestigd en op de eerste verdieping konden in de vergader- en toneel zaal wel 400 bezoekers. De landelijke leider van de SDB, de beroemde Ferdinand Domela Nieuwenhuis, hield in het verenigingscafé meermalen toespraken, maar ook feministe Wilhelmina Drucker gaf er acte de presence.
Uit het hele land waren socialisten naar de Spijkerstraat gekomen waar een kolossale rode vlag het ontmoetingscentrum sierde. Vanuit ‘Voorwaarts’ ging het vervolgens onder het zingen van de ‘Achturen-marsch’ naar de stadsweide bij de gasfabriek aan de Westervoortsedijk. Daar hield Van Emmenes een van zijn opzwepende toespraken en werd, zonder enige tegenstem, een motie aangenomen om te streven naar de acht-urige-werkdag. Het voltallig opgeroepen politiekorps en de marechaussees met geladen karabijnen hoefden niet in actie te komen. Vandaar dat de socialisten aan het eind van de dag konden concluderen: “Niet veel meer dan die Meidagen – en de geheele slapende menscheid is wakker.”
Literatuur
Dullaart, P., Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903. Oosterbeek 1982 (Uitgeverij Bosbespers).
Ketelaar, S., Rode kopstukken in Arnhem. Socialisten, anarchisten en communisten.
Arnhem 2022 (Uitgeverij Parkstraat), vooral p. 33.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 79-80.
Luremans, C.H. en W.H. Kruiderink (red.), Het eerste verzet. Geschiedenis der Arnhemse arbeidersbeweging voor 1894.
Arnhem 1933 en Nijmegen 1995; fotomechanische herdruk van Stichting Vakbondshistorisch Archief Nijmegen, p. 58-59.
2-5-1844 (donderdag)
Stadsziekenhuis op voormalig bastion
2-5-1844 (donderdag)
Stadsziekenhuis op voormalig bastion
Aan het begin van de 19e eeuw werden zieken min of meer aan hun lot overgelaten. In het Catharinagasthuis aan de Beekstraat werden patiënten wel verpleegd en de diaconie van de Hervormde Kerk bezocht zieken thuis, maar alles ademde nog een sfeer van goedbedoelde liefdadigheid. Professionele zorg, zeker voor de allerarmsten, was er niet.
Daarom besluiten B&W op 2 mei 1844 dat er een stadsziekenhuis moet komen. Als locatie koos men een voormalig verdedigingswerk aan de stadsmuur, bastion ‘Het Slakkengat’ tussen de Walburgiskerk en de Sabelspoort. Dat is nu de Eusebiusbinnensingel naast de oprit van de John Frostbrug. Anderhalve maand na dit besluit, bleek dat er meer geld nodig was. De gemeente moest fl 35.000,- lenen om de bouw mogelijk te maken. De bouw en inrichting liepen voortdurend vertraging op en pas op 1 april 1848 werd het officieel in gebruik genomen. De kosten waren inmiddels opgelopen tot fl 47612,16.
In het nieuwe ziekenhuis, een ontwerp van stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. was plaats voor 108 patiënten. Al snel ging het hospitaal ten onder aan zijn eigen succes. Er kwamen zoveel armen, prostituees en soldaten met geslachtsziekten dat een ‘fatsoenlijke burger’ daar niet verpleegd wilde worden.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Heusden-Sleutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg. 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem.
Arnhem 1995 (Ziekenhuis Rijnstate), p. 13-16.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem.
Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 148-149.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848.
Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 76-77.
3-4-5 mei 1943 (maandag t/m woensdag)
Arrestatie en executie negentien verzetsmensen
3-4-5 mei 1943 (maandag t/m woensdag)
Arrestatie en executie negentien verzetsmensen
Tot voor drie weken terug was de gedenkplaats aan de Waterbergseweg achter het Openluchtmuseum één van de onbekendste oorlogsmonumenten van Arnhem. Toen verscheen het in woord en beeld in de tv-serie Het verhaal van Nederland. Sindsdien mag het gedenkteken zich terecht verheugen in een grotere belangstelling.
Op 29 mei 1943 besloot de opperbevelhebber van de Duitse Wehrmacht in Nederland, generaal Friedrich Cristiansen, dat alle Nederlandse oud-militairen alsnog in krijgsgevangenschap moesten treden. Het coulante optreden van de Duitse bezetter ten opzichte van de soldaten die in de meidagen van 1940 de inval van het Duitse leger bestreden, was hiermee verdwenen. Voor de mannen dreigde transport naar Duitsland om tewerkgesteld worden bij allerlei oorlogsbedrijven.
Spontaan braken in het land overal stakingen uit, het eerst in Twente. Bij die eerste werkonderbrekingen hoorden ook de melktransporteurs. De April-meistakingen worden daarom ook de Melkstakingen genoemd.
Het verzet breidde zich uit naar verschillende machine- en staalfabrieken in Gelderland, de HEVEA-rubberfabriek in Doorwerth/Heveadorp en vervolgens over heel Nederland. Veel fabrieken ondersteunden het Duitse oorlogsbedrijf en daarom sloeg de Duitse bezetter nog harder toe dan gebruikelijk. Stakers en vermeende verzetsleiders werden opgepakt en door een Polizei-Standgericht ter dood veroordeeld. Negentien mannen vonden tussen 3 en 5 mei 1943 in de bossen van de Waterberg hun einde voor het vuurpeloton.
Ze stierven voor de vrijheid van anderen. Opdat wij niet vergeten!Literatuur
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst.
Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 63.
Arnhemsche Courant, 13-4-1950 en 1-5-1950.
Nationaal Comité 4 en 5 mei, Arnhem, monument aan de Waterbergseweg. URL: https://www.4en5mei.nl/oorlogsmonumenten/zoeken/849/arnhem-monument-aan-de-waterbergseweg
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem.
Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs).
Vredenberg, J., Johannes van Biesen 1892-1968.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 155-156.
4 mei 1946 (zaterdag)
Sobere eerste Dodenherdenking met overlevende van Dachau
4 mei 1946 (zaterdag)
Sobere eerste Dodenherdenking met overlevende van Dachau
Direct na de oorlog was er nog geen scheiding tussen de Dodenherdenking op 4 mei en de Bevrijdingsdag van 5 mei. In Arnhem was ook het beeld ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hoff, waarbij nu traditiegetrouw op het Kerkplein/Audrey Hepburnplein de doden worden herdacht, er ook nog niet. Dat beeld diende vanaf 1953 als centrum van de herdenking (zie Verleden Vandaag van 18 januari).
In 1946 werd op verschillende plaatsen teruggeblikt op oorlog en de bevrijding. De officiële gemeentelijke bijeenkomst vond plaats bij het Airborne Monument aan de voet van de Rijnbrug. Daar vond in hetzelfde jaar ook de veel grootsere herdenking plaats van de Slag om Arnhem.
Tijdens de plechtigheid sprak dominee Jacobus Overduin (1902-1983). Overduin had zelf tijdens de oorlog drie maal gevangen gezeten wegens kritiek op de Duitse bezetter. Hij werd overgebracht naar het concentratiekamp Dachau, maar wist dit te overleven. Hij zei o.a. “Wij kunnen niet staan op historische grond zonder de ontroering te ondergaan van de nagedachtenis van hen, die hun bloed gaven voor onze vrijheid.”
Opdat wij niet vergeten!
5 mei 1945 (zaterdag)
Geen Bevrijdingsdag in Arnhem
5 mei 1945 (zaterdag)
Geen Bevrijdingsdag in Arnhem
Bij Bevrijdingsdag gaan vooral de gedachten terug naar mei 1945 toen de capitulatie van het Duitse leger in Nederland werd getekend op 4 mei op het veldhoofdkwartier van Montgomery op de Lüneberger Heide. De wapens zouden definitief neergelegd worden op zaterdag 5 mei om 08.00 uur. Op die dag werd in Hotel De Wereld in Wageningen tussen de geallieerde en Duitse bevelhebbers besproken hoe dit in Nederland zou plaatsvinden.
In Arnhem echter geen juichende mensen op straat of jongelui die op tanks en jeeps van Britse, Canadese of Amerikaanse soldaten door de straten toerden. De geëvacueerde Arnhemmers waren vooral bezig met het terugkeren van hun onderkomens op de Veluwe en uit Friesland. Ze troffen een volledig geplunderde en verwoeste stad aan. De blijdschap over het einde van de oorlog maakte bij velen plaats voor ontzetting hoe hun woningen en huisraad eruit zagen.
Literatuur
Arnhem Dagblad, 5-5-1945.
Frequin, L., Knap, H.A.A.R. en W.H. Kruiderink, Arnhems Kruisweg.
Amsterdam 1946 (Uitgevrij Promotor).
Horlings, A., Arnhem Spookstad. Ooggetuigenverslagen van de Slag en Evacuatie.
Arnhem 2018 (Sycorax, heruitgave van editie van 1995), p. 159-172.
Iddekinge, P.R.A. van, Arnhem 44/45.
Arnhem 1981 (Geldersche Boekhandel / Gouda Quint), p. 322-326.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964.
Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), p. 27.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs).
6 mei 16e eeuw
Chronologie van de Opstand
6 mei 16e eeuw
Chronologie van de Opstand
Op sommige dagen in het verleden gebeurde er zoveel in Arnhem dat een keuze soms lastig is. Neem nu 6 mei: voor de zestiende eeuw kiezen we drie stuks en bieden zo een oriëntatie op de Opstand/Tachtigjarige Oorlog in de stad.
6 mei 1566 (vrijdag)
Koning Filips II is verhinderd te komen
De koning van Spanje, Filips II, was sinds 1555 ook heer der Nederlanden. Vanuit Madrid stuurde hij op zaterdag 6 mei een brief met het bericht dat hij helaas Arnhem niet kan bezoeken. Zijn aanwezigheid was rondom de Middellandse Zee vereist, waar een “waarschijnlijke wederkomst der Turken en Mooren” een bedreiging vormde voor zijn geopolitieke macht en katholieke geloof. Wel liet hij de stad weten “intusschen te waken tegen allen die den vrede zoeken te breken en hem tegenwerken. Geen overbodige vermaning, want op 10 augustus brak de Beeldenstorm in de Lage Landen los.
6 mei 1572 (zaterdag)
Alva waarschuwt Arnhem voor de Geuzen
Na de Beeldenstorm stuurde Filip zijn generaal Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Diens schrikbewind met vele terdoodveroordelingen door de Raad van Beroerten (‘Bloedraad’) en het uitmoorden van Nederlandse steden had een averechts effect. En toen de Watergeuzen het stadje Den Briel op 1 april 1572 wisten in te nemen, liet Alva nogmaals via het Hof van Gelre aan Arnhem weten “om dag en nacht scherpe wacht te houden, daar de Geuzen en rebellen van zins waren eenige Geldersche steden te overvallen”.
6 mei 1581 (woensdag)
Zusters van Catharinagasthuis mogen geen begijnenkleding dragen
Ook die waarschuwing van Alva sorteerde geen effect, want in 1578/1579 ging Arnhem, na twee stedelijke Beeldenstormen, over op het nieuwe protestantse geloof en de Opstand. Twee jaar later kregen de “susteren des Hospitaels van Sinte Catherinen” (St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat) te horen “oere olde habijt und begijnen klederen te verlaten”. Als tegenprestatie voor het uitlaten van de katholieke kleding mogen ze dan in het gasthuis blijven wonen “mits zij zich eerlijk en vroom gedragen en den armen, kranken ende bedlegerige naar haar beste vermogen bijstaan”. Arnhem was een protestantse stad geworden.
Literatuur
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-125.
Leppink, G.B., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Verloren), p. 248-249 en Bijlage P.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 234, 247-248, 340.
7 mei 1859 (zaterdag)
Kleppermanshuisje krijgt varkenswaag op het Jansplein
7 mei 1859 (zaterdag)
Kleppermanshuisje krijgt varkenswaag op het Jansplein
Het een prachtige zin in één van Arnhems kronieken: op zaterdag 7 mei 1859 besloot de gemeenteraad om “eene bascule in het kleppermanshuisje op de varkensmarkt te plaatsen”.
De varkensmarkt werd op het Jansplein gehouden. De dieren werden vanaf de haven bij de Rijnpoort via de Varkensstraat naar de markt geleid. Op de hoek van het Jansplein en de Jansplaats, die plekken liepen in de 19e eeuw in elkaar over, stond een wachthuisje van de nachtwakers, de kleppermannen. Zij trokken ’s nachts door de straten met een ratel om dieven en ander geboefte geen kans te geven. Bij dat wachthuisje werd nu een grote weegschaal (“bascule”) geplaatst om de varkens, maar ook schapen, te wegen. Zo kon de koper zeker zijn of het beest zijn gewicht in geld waard was. In 1887 werd een nieuwe waag gebouwd tussen de tegenwoordige Janssteeg en Janslangstraat.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 105.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 65, 85, 388.
8 mei 1932 (zondag)
Moederdag met taart in crisistijd
8 mei 1932 (zondag)
Moederdag met taart in crisistijd
Vandaag is het Moederdag. En zelfs in de crisistijd van de jaren dertig van de vorige eeuw lieten de Arnhemse banketbakkers zich op die dag van hun beste kant zien. En dan hebben we het inderdaad over de voor- en naoorlogse Arnhemse bakkersinstituten zoals Hagdorn (Arnhemse Meisjes). Landman (Turco taart) en Petri. Zij bakten een hele serie taarten voor de patiënten derde klasse van alle Arnhemse ziekenhuizen. Daarbij merkte de krant wat teleurgesteld op dat dit feest nog door te weinigen werd gevierd. Zo werden op zondag 8 mei 1932 de armste ziekenhuispatiënten, moeder of geen moeder, verrast.
9 mei 1950 (dinsdag)
Herstelde Rijnbrug in gebruik
9 mei 1950 (dinsdag)
Herstelde Rijnbrug in gebruik
Drie noodbruggen waren tussen 1945 en 1950 nodig voordat op dinsdag 9 mei 1950 de herstelde Rijnbrug in gebruik kon worden genomen. Eerst lag ter hoogte van de huidige Nelson Mandelabrug de Campbell Bridge. De brug was genoemd naar het hoofd van de technische dienst van het eerste Canadese legercorps, brigadier Colin Alexander Campbell. De oversteek deed als allereerste noodvoorziening twee maanden dienst.
Op 8 juni 1945 werden twee naast elkaar gelegen Baileybruggen, de Simonds- en Foulkesbrug geopend. Zo werden de twee Canadese generaals geërd onder wiens bevel Arnhem was bevrijd. De bruggen hebben acht maanden dienst gedaan, want vanaf 6 februari 1946 kon men via de derde Baileybrug, de Generaal Winkelmanbrug, de rivier oversteken. Deze brug, vernoemd naar de Nederlandse opperbevelhebber in de meidagen van 1940, lag op een deel van de pijlers van de oude Rijnbrug en extra aangelegde pijlers. Deze hoge en dubbele Baileybrug en was veel steviger dan de voorgaande twee noodbruggen. Ook het zwaardere vrachtautoverkeer kon nu de Rijn over.
De uiteindelijke nieuwe Rijnbrug werd naast de Winkelmanbrug gebouwd. Op het laatste moment moest dus wel de Winkelmanbrug worden afgebroken, waarna de nieuwe brug op de juiste plek kon worden ‘gerold’. Toen dit alles achter de rug was, kon burgemeester Chris Matser op dinsdag 9 mei 1950 de huidige John Frostbrug openen.
Literatuur
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem.
Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 60-70
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964.
Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), o.a. p. 37.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs).
10 mei 1940 (vrijdag)
Duitse inval en opblazen Rijnbrug
Na een eerste vuurgevecht tussen Nederland en Duitse soldaten bij Roermond om 01.40 uur op de tiende mei, begon de Duitse invasie met codenaam Fall Gelb (Operatie Geel) om 03.55 uur. Toen passeerde o.a. een Duitse pantsertrein de Nederlands-Duitse grens bij Zevenaar met als eerste doel de bruggen bij Westervoort en Arnhem. De spoorbrug over de IJssel werd om 04.15 uur door het Nederlandse leger opgeblazen en de oprukkende Duitse eenheden werden bij Fort Westervoort onder vuur genomen. Die tegenstand werd rond 09.30 uur gebroken.
Bij de Rijnbrug bij Arnhem hield het 4de Regiment Huzaren de wacht. Rond 05.00 uur kreeg vaandrig Pieter Kooij de opdracht om de brug op te blazen. Dat gebeurde kort na vijf uur waarbij het olievrachtschip Onderneming, dat juist van de kade weg voer, op de ingestorte brug strandde. Even later werd ook de spoorbrug bij Oosterbeek opgeblazen (05.30 uur).
De zuidelijke af- en oprit van de Rijnbrug bleek echter nog intact te zijn. Ten westen van de brug, stroomafwaarts ter hoogte van het Roermondsplein, lag de oude rivierkanonneerboot Hr. Ms. Freyr aangemeerd. Dit schip uit 1877, vernoemd naar de Germaanse god Freyr, wist met kanonschoten dat deel van de brug ook onbruikbaar te maken.
Dit alles nam niet weg dat Duitse soldaten vanuit Westervoort rond 10.00 uur de Johan de Wittlaan opmarcheerden. Toen de Freyr richting de Grebbelinie wilde varen, werd het op de westelijke Rijnkade onder vuur genomen door de eerste gearriveerde zestig tot tachtig Duitse soldaten. Bij het vuurgevecht sneuvelde de 21-jarige matroos Cees van Slooten en ook zo’n tien Duitse soldaten lieten het leven. De Freyr voer vervolgens door om de Grebbelinie te versterken.
Rond 11.00 uur was Arnhem in handen van de Duitse bezetter.
Literatuur en bronnen
Boersema, J., De schipper die op de Rijnbrug strandde, 10 mei 1940. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 39 (2019), nr. 4, p. 182-187.
Jacobs, I.D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 12-19.
Jacobs, I.D., Arnhem 40-45. Zwolle 2014 (Uitgeverij WBooks), p. 44-51.
Janssen, G.B., De bewaking der bovenrivieren tijdens de meidagen van 1940. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 88 (1997), p. 140-166, vooral p. 157.
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945. Deel 3 Mei ’40. ’s Gravenhage 1970 (Martinus Nijhoff), p. 93-94, 98-99.
Kerkhoffs, B., Driemaal Arnhem. Arnhem 1982 (Vroom en Dreesman en De Nieuwe Krant), p. 15-29.
Klijn, M., De stille slag. Joodse Arnhemmers 1933-1945. Westervoort 2003 (Uitgeverij Van Gruting), p. 87-92, 247 noot 1.
Nuis, J., Hr.Ms. ‘Freyr’ bij de Grebbeberg, mei 1940.
URL: https://www.grebbeberg.nl/index.php?page=hr-ms-freyr-bij-de-grebbeberg-mei-1940
(o.a. geraadpleegd 9-5-2022).
11 mei 1944 (donderdag)
Verzet bevrijdt ‘Frits de Zwerver’ uit Koepelgevangenis
11 mei 1944 (donderdag)
Verzet bevrijdt ‘Frits de Zwerver’ uit Koepelgevangenis
Het is de verjaardag van NSB-leider Anton Mussert en op donderdagavond 11 mei 1944 wordt in Musis Sacrum, in het Wehrmachtheim, een groot feest gehouden. Veel Duitse soldaten en officieren zijn daarbij aanwezig.
Tweeënhalve kilometer verderop stoppen bij de Koepelgevangenis om 19.50 uur twee zwarte limousines, een Opel Olympia en een Ford V8. Uit één van de auto’s stappen twee Nederlandse marechaussees. Tussen hen in voeren ze een gevangene mee. Ze lopen naar de grote toegangspoort van de gevangenis, bellen aan en vertellen dat ze met hun gevangene vanuit Groningen op weg naar Nijmegen in Arnhem zijn gestrand. Ze vragen of de gevangene hier een nachtje ondergebracht kan worden. De portier vertrouwt het niet en opent de deur slechts op een kier. Op dat moment rammen de drie de deur open en houden een pistool onder de neus van de bewaker. Uit de twee auto’s komen dan nog zeven andere mannen aangerend die de eerste drie volgen naar het cellencomplex.
De jonge mannen zijn verzetslieden van de LKP (Landelijke Knokploeg) en zijn uit heel Nederland opgeroepen om die avond ‘Frits de Zwerver’ te bevrijden. Dominee Frits Slomp, was samen met Heleen ‘Tante Riek’ Kuipers één van de landelijke leiders van de LO (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers). Als ‘Frits de Zwerver, in de gewelddadige verhoren van de SD (Sicherheitsdienst), doorslaat en de namen van medestanders prijs geeft, stort een groot deel van het verzetswerk in. ‘Frits de Zwerver’ moet en zal bevrijd worden, wat met deze spectaculaire actie ook lukt. Enkele dagen later worden enkele verzetsmannen, die met de bevrijdingsoverval hadden meegedaan, gearresteerd. Ze worden opgesloten in het Huis van Bewaring in de Arnhemse binnenstad. Een tweede verzetsactie is nodig en die vindt precies een maand later plaats op 11 juni. Over die bevrijding van 54 gevangenen meer in ‘Verleden Vandaag’ van die dag.
Literatuur
Aerde, R. van e.a., Het Grote Gebod. Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP.
Kampen 1951 (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok). Twee delen met een herdruk in 1979.
Kaajan, D., Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944.
In: Pierik P. van en B. van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), 251-324.
De Zwerver. Weekblad van de Stichting LO.-LKP, 1945-1949.
12 mei 1674 (zaterdag)
Stadhouder Willem III versterkt positie in Arnhem
12 mei 1674 (zaterdag)
Stadhouder Willem III versterkt positie in Arnhem
In het voorjaar van 1674 werd het Lodewijk de Veertiende duidelijk dat zijn bezetting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1672 op een mislukking was uitgelopen. De ‘Zonnekoning’ verlegde zijn ambities en besloot om zijn troepen uit het oosten en zuiden van de Republiek terug te trekken. Zo verliet het |Franse bezettingsleger op dinsdag 21 april de stad. Ze namen wel twaalf Arnhemse gijzelaars mee als waarborg voor de toegezegde afkoopsom van f 160.000,-. De gevangenen werden na enkele maanden weer vrijgelaten (zie Verleden Vandaag van 10 april en 18 februari).
De stad had nu wel een nieuw bestuur nodig. De man die gezien werd als redder van de Republiek en die het land had verlost van de Fransen besloot zijn machtspositie verder te versterken: de 23-jarige prins van Oranje, stadhouder Willem III.
Dat kon hij ook doen omdat Holland snode plannen had met de drie gewesten die door de Fransen bezet waren gehouden. Holland wilde Utrecht, Gelderland en Overijssel niet meer toelaten tot de Staten-Generaal, maar rechtstreeks laten besturen door Holland en Zeeland. Zo’n machtspositie voor Holland zag Willem III niet zitten en wist het stemrecht van Gelderland in de Staten-Generaal te behouden. Bovendien verstevigde hij zijn greep op de benoeming van de bestuurders in Arnhem en Gelderland. Dit alles werd op 12 mei 1674 in Arnhem een nieuw bestuursreglement, de ‘magistraatsbestelling’ vastgesteld. Een jaar later wist hij zijn macht in een nieuw Regeringsreglement nog verder te vergroten. Om de stadhouder en zijn benoemde vrienden kon niemand meer heen. De kiem van een volgend conflict, de Gelderse Plooierijen’ was gelegd.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 116-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis.
Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 94-103.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 462.
Potjer, M.R., Johan Ribbius, gegijzeld door de Fransen (1674).
In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 32 (2012), nr. 3, p. 122-126.
13 mei 1865 (zaterdag)
Musis krijgt een concertzaal
13 mei 1865 (zaterdag)
Musis krijgt een concertzaal
Tussen 1830 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland. De toestromende mensen waren in aantal vooral arme arbeiders van het platteland (Veluwe, Betuwe, Achterhoek) en werkzoekenden uit Pruisen (Duitsland bestond pas vanaf 1871) . Ze kwamen naar de stad omdat welgestelden uit het westen van het land in Arnhem gingen wonen. Onder hen veel oud-Indiëgangers die in de kolonie Nederlands-Indië fortuin hadden gemaakt met suikerplantages. Ook oud-bestuurders en gepensioneerde hoge militairen uit ‘de Oost’ kozen Arnhem als woonplaats. De opening van de spoorlijn in 1845 stimuleerde hun komst nog meer.
Naast de villa’s en herenhuizen die ze lieten bouwen, wilden ze natuurlijk ook ontspanning en vertier. Het in 1847 gebouwde Musis Sacrum bleek bij concerten te klein voor de toestromende gegoede burgerij. Op zaterdag 13 mei 1865 besluit de gemeenteraad daarom tot de bouw van een nieuwe concertzaal met 600 zitplaatsen. Een jaar later vond op 16 maart 1866 de feestelijke opening plaats. Het Caecilia-Concert vierde in deze eerste echte concertzaal van Arnhem zijn 275-jarig bestaan met muziekstukken van Beethoven (Egmont) en Wagner (Tannhäuser).
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 166.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983.
Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 10, 23-28.
14 mei 1845 (woensdag)
Opening R(h)ijnspoorweg Arnhem-Amsterdam
14 mei 1845 (woensdag)
Opening R(h)ijnspoorweg Arnhem-Amsterdam
De koning zou komen, maar hij kwam niet. Willem II liet op woensdag 14 mei 1845 verstek gaan door een ‘keelverkoudheid’. Zijn broer Frederik en zijn zonen, de prinsen Willem (de latere koning Willem III), Alexander en Hendrik, waren wel in Arnhem voor de opening van de spoorlijn. De liberale Arnhemsche Courant, die toch al niet veel op had met het autocratische koningshuis, gaf er enigszins smalend verslag van. Dit terwijl het gemeentebestuur opgeroepen had om de feestelijke opening van de Rijnspoorweg ‘op betamelijke wijze en met rechtmatige vreugde’ te vieren. Het stadsbestuur had het verder goed gezien, want ‘het weldadige belang’ van de treinverbinding voor Arnhem bleek al snel.
Als groene stad aan de heuvels van de Veluwezoom trok het welgestelde dagjesmensen uit het westen, maar bovenal gepensioneerde renteniers uit Nederlands-Indië aan. Die wilden graag hun laatste levensjaren in ‘de genoeglijkste’ stad van het land doorbrengen.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 14 t/m 17-5-1845.
Burgers, T. en J. Vredenberg, Sporen naar Arnhem Centraal.
Utrecht 2015 (Uitgeverij Matrijs), p. 16-19.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis.
Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-57, 59, 62, 95-99.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 125-129.
Vredenberg, J. , Verwarring rond de molens bij de Amsterdamseweg.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 27 (2007), nr. 3, p. 62-65.
15 mei 1653 (donderdag)
Eigen gilde voor wijn- en biertappers
15 mei 1653 (donderdag)
Eigen gilde voor wijn- en biertappers
In de Jansstraat recht tegenover de Pauwstraat staat op vijf meter hoogte de mooiste herinnering aan de tapperijen, herbergen, cafés en kroegen uit het verre verleden: ‘de Wildeman’. Genoemd naar een herberg en tapperij die hier al in de 16e eeuw stond. Aan het prachtig gekleurde beeldje, werden in het verleden fantastische betekenissen gekoppeld: het zou een spion van Huissen zijn. Die Kleefse enclave werd in 1502 belegerd Karel van Gelre en dan konden verraders niet gebruikt worden.. Of het zou de mythologische Hercules zijn, of een vervaarlijke struikrover, of …..
Niets van dat alles: het toch ook onbeholpen , en daardoor extra vertederende, beeldje verwijst naar een tapperij, later bakkerij, ‘de Roos in de Wildeman’. Andere fraaie namen van 17e-eeuwse tapperijen: In de Witte Wint en In ‘t Rad van Avontuur. Al in 1550 is er sprake van een huis met de naam ‘De Wildeman’ en omstreeks 1600 wordt er in een processtuk gesproken over een beeld ‘De Wildeman’. Het beeld moet vervangen omdat ‘den ouden Wildeman ten deel van Reijn van Lunteren, half bij sinnen, int leste van sijn leven affgestoten is worden’.
Voor deze bier- en wijntappers was donderdag 15 mei 1653 een grote dag: ze kregen op een eigen gilde. In de gildebrief van dit nieuwe Tappersgilde van het stadsbestuur van die dag werden de rechten en plichten vastgelegd. Zo kregen zij het monopolie op bier en wijn tappen en daarmee waren de plaatselijke horecabedrijfjes beter beschermd tegen de tapperijen van niet uit Arnhem afkomstige ondernemers en de militaire tappers van het garnizoen. Maar er waren ook plichten: het verdunnen van wijn was natuurlijk uit de boze en van herbergiers die ‘lichtvaardig volk’ onderdak gaven werd het lidmaatschap ontnomen. Bovendien moest ieder gildelid elk jaar een vat bier ter waarde van zes gulden aan het gilde schenken.
Literatuur
Klep, P.M.M., De Arnhemse ambachtsgilden (1591-1700).
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 202-203.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 162, 382.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 455.
Potjer, M. R., In de witte Wint: aalmoesbussen en herbergen tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 21 (2001), nr. 2, p. 64-71.
16 mei 1907 (donderdag)
Opening elektriciteitscentrale
16 mei 1907 (donderdag)
Opening elektriciteitscentrale
Een jaar eerder was de bouw gestart en op donderdag 16 mei 1907 was het zover, de opening van de Elektrische Centrale aan de Nieuwe Kade. De plek was strategisch gekozen, want voor het opwekken van stoom was veel water (condensatieproces) en steenkool (brandstof) nodig. Deze twee materialen waren met de Rijn voor de deur ruim en snel voorhanden. De machines die een hoogspanning van 10.000 Volt opwekten, waren de eerste van deze soort in Nederland.
Elektriciteitsgebruik werd een groot succes en de centrale werd voortdurend aan de stijgende vraag aangepast. Niet alleen particulieren en bedrijven gingen over op elektriciteit. Ook de gemeentelijke gaslantaarns werden vervangen door elektriciteitsverlichting. Om tegemoet te kunnen komen aan die groei werd in 1921 aan de achterkant een groot ketelhuis aangebouwd. Helaas kon de gemeente Arnhem hier niet lang van profiteren, want de provincie (P.G.E.M.) zou alle elektriciteitsnetwerken gaan exploiteren. Nijmegen kreeg de productiecentrale toegewezen en Arnhem kreeg in 1939 als tegenprestatie het hoofdkantoor van de provinciale elektriciteitsmaatschappij aan de Utrechtseweg.
De centrale op de Nieuwe Kade heeft tot 1938 gefunctioneerd. Het pand werd hierna het onderkomen van de firma Thomassen en de firma Kaptein. Toen de maker van de succesvolle brommer Kaptein Mobylette in 1954 verhuisde naar de Dr. Lelyweg werd de voormalige elektriciteitscentrale gesloopt.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 137.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen.
In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p. 150-151.
Stenfert Kroese, H.E. en D. W., Neijenesch, Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling.
Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), p. 67-69.
Vredenberg, J., “Trotse kastelen” voor een nieuwe tijd: Arnhemse architectuur van elektriciteitsbedrijven.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 25 (2005), nr. 2, p. 72-82.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem.
Utrecht, 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 55-56.
17 mei 1499 (vrijdag)
Veer tussen Arnhem en de Praets in erfpacht
17 mei 1499 (vrijdag)
Veer tussen Arnhem en de Praets in erfpacht
‘Arneym’ vindt de middeleeuwse omschrijvingen van de dagen in het jaar prachtig. Neem nu 17 mei 1499. In een Arnhemse kroniek is dat ‘Int jaer onss Heren duysent vierhondert negen en tnegentich, des frijdaiges na den sonnendach Exaudi’.
Die ‘sonnendach Exaudi’ is de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren als een kerkelijk lied begint met Exaudi Domine: “Hoor mij aan Heer”.
Op die dag verklaarden de rigter en schepenen van de stad dat ridder Evert van Wilp het halve veer bij de stad in eeuwige erfpacht genomen heeft. Het eigendomsrecht bleef bij het kapittel van de St. Pieterskerk in Utrecht, maar ridder Evert en zijn nazaten mochten het voor de helft uitbaten. Nu had het geslacht Van Wilp, die hun thuisbasis in die Gelderse plaats bij Voorst hadden, als leenheer van de bisschop van Utrecht al een sterkte band met de Domstad. Die werd met de erfpacht van het Arnhemse veer alleen maar sterker.
In 1601 koopt de stad van het St. Pieter Kapittel alle veerrechten op om, twee jaar later op die plek de schipbrug te bouwen. Zie daarvoor Verleden Vandaag van 4 december (1601).
Literatuur
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-440.
Noordzij, A.G.A., De late middeleeuwen: ridderschap, vorst en territorium.
In: Jacobs, I.D. (red.), Adel en ridderschap in Gelderland. Tien eeuwen geschiedenis.
Zutphen 2013 (WBooks / Gelders Archief), p. 28-51, p. 49.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 171.
Wientjes, R.C.M., Arnhem, Wageningen en het veer op de Praats.
In: Bijdragen en Medede(e)lingen Gelre, deel LXXVI (1985), p. 9-19.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem.
Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 12-14.
18 mei 1878 (zaterdag)
Problemen paardentramlijn Arnhem-Velp
18 mei 1878 (zaterdag)
Problemen paardentramlijn Arnhem-Velp
De Arnhemse gemeenteraad was ‘not amused’ op zaterdag 18 mei 1878. Twee jaar eerder had de heer B. Rutgers uit Doesburg vergunning gekregen voor de aanleg van rails over de singels, Steenstraat en Velperweg voor een paardentram tussen Arnhem en Velp. Er gebeurde echter vervolgens niets. Aanmaningen van het gemeentebestuur aan Rutgers om nu eens gebruik te maken van de aan hem verleende concessie waren tegen dovemansoren gericht. Rutgers vroeg zelfs op deze 18e mei 1878 formeel uitstel van de aanleg en exploitatie aan. Dat verzoek werd door de raad geërgerd van de hand gewezen.
Intussen was wel duidelijk geworden dat van Rutgers niets te verwachten viel. Een jaar later ging de ‘concessie ’daarom over op Arnhemmer D. van der Heyden. Die opende een jaar later, op 3 mei 1880, de paardentramdienst voor het publiek. Dat werd een groot succes, zowel voor het Arnhemse publiek als voor de investeerders in de N.V. Arnhemsche Tramweg-Maatschappij. Zij kregen elk jaar een dividend uitgekeerd op hun ingelegde geld. Als Rutgers uit Doesburg dat had geweten in 1878, dan waren de zaken wellicht anders gelopen. Ach ja, kennis achteraf.
Lees meer in Verleden Vandaag over de paardentram.
6 april (1895) uitbreiding netwerk paardentram door Spijkerkwartier
2 januari (1911) vervanging van de paardentram in 1911 door de elektrische tram.
Literatuur
Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem.
Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 6-8.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 123.
Iddekinge, P.R.A., Van omnibus tot trolleybus.
In: Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar Openbaar vervoer in en om Arnhem.
Leiden 1964 (Uitgeverij E.J. Brill), p. 1-87, p. 12-16.
Nusteling, H.P.H., Verkeer en vervoer tot 1945.
In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 160-189, p. 165.
19 mei 1851 (maandag)
Einde van molen De Verwachting
19 mei 1851 (maandag)
Einde van molen De Verwachting
De vooruitgang eist zijn tol. Met de opening van de Rijnspoorweg tussen Arnhem en Amsterdam in 1845 (zie Verleden Vandaag van 14 mei) was ook het lot bezegeld van de twee windmolens direct buiten de vroegere St. Janspoort. Zeker toen rond 1850 één van de wieken van de molen De Harmonie op het spoor terecht kwam. Dit vlak nadat een koninklijke trein met Willem III was gepasseerd.
Molen De Harmonie werd door de aanleg van de spoorlijn gescheiden van molen De Verwachting die in het verlengde van de Bergstraat ten zuiden van het treintraject lag. Later werd dit de, nu al weer verdwenen, Bovenbergstraat. Die weg moet niet verward worden met de even verderop gelegen Bovenbrugstraat. Vanaf maandag 19 mei 1851 werden de windmolen en bijbehorende gebouwen in fasen gesloopt.
Een pittoresk panorama op Arnhem met de molens tegen de achtergrond van de beboste heuvels en uitzicht op de Betuwe verdween daarmee. Er kwam nieuw cultuurhistorisch schoon voor in de plaats: neoclassicistische villa’s van renteniers die in het koloniale Nederlands-Indië hun fortuin hadden gemaakt: Van Braam, Bosch, Stokvis, d’Abo, enz.
Literatuur
In de literatuur werden de twee molens vaak met elkaar verwisseld. Arends (website) en Vredenberg (AdG 2007) hebben uiteindelijk de misverstanden en verschrijvingen op een rijtje gezet.
Arends, A., Het ontstaan van de woonwijk Oud-Heijenoord, website.
URL: http://www.arendarends.nl/Oud-Heijenoord/Oud-Heijenoord.htm. Geraadpleegd o.a. 18-5-2022.
Crone, C.F.A. en J. Vredenberg, De Burgemeesterswijk. Wonen op stand bij Park Sonsbeek in Arnhem.
Utrecht 2007 (Uitgeverij Matrijs), p. 18.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis.
Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-57, 59, 62, 95-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 464-465.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem.
Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 12-15.
Vredenberg, J. , Verwarring rond de molens bij de Amsterdamseweg.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 27 (2007), nr. 3, p. 62-65.
20 mei 1530 (dinsdag)
Nieuwe belasting om Rijnverlegging te betalen
20 mei 1530 (dinsdag)
Nieuwe belasting om Rijnverlegging te betalen
Het is één van de verstrekkendste gebeurtenissen in de Arnhemse geschiedenis: de verlegging van de Rijn tussen 1530 en 1536 in opdracht van Karel van Egmond, hertog van Gelre: ‘dat men den Rijnstroem durch den stranck narer verbij onss stat alhyer leyden sall’.
Twee hoofddoelen had de hertog met zijn besluit. In de eerste plaats wilde hij Arnhem een extra verdediging geven door de Rijn vlak langs de stadsmuren te laten stromen. Ook wilde hij schippers verleiden om meer de Rijn dan de Waal te kiezen als vaarroute tussen het oosten (Duitse rijk) en het westen van ons land. Het afsnijden van de rivierbocht bij Arnhem zou hem en de stad Arnhem meer tolinkomsten opleveren.
Maar ja, dan moet er gegraven worden, al wordt daar een oude rivierbedding (strang) voor gebruikt: wie gaat dat doen en wie gaat dat betalen? Het stadsbestuur van Arnhem, aan wie de opdracht voor de Rijnvergraving was gericht, had er wel een oplossing voor. Via de middeleeuwse ‘graaf- en karrenplicht’ werden inwoners van de omliggende plaatsen opgetrommeld om zes jaar lang het graafwerk te doen. En er werd een extra belasting geheven op de eerste levensbehoeften van de Arnhemse burgers: bier en meel. Die ‘nieuwen en verhoogden accijs op het gemaal’ van de stadsmagistraat werd natuurlijk op dinsdag 20 mei 1530 door de hertog goedgekeurd.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.
Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 270-271, 464-465.
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV.
Arnhem 1803-1804, deel 1, p. 130-137.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 189-190.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf.
Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 26-27.
21 mei 1864 (zaterdag)
Gratis rivierbad , maar 2 cent voor schipbrug
21 mei 1864 (zaterdag)
Gratis rivierbad , maar 2 cent voor schipbrug
In de loop van de tijd heeft Arnhem verschillende rivierzwembaden in de Rijn gehad. Bij de Nieuwe Kade lagen tussen 1906 en 1936 twee gescheiden zwemgelegenheden: één voor de arme inwoners (‘min- en onvermogenden’) en één voor Arnhemmers die de toegang konden betalen. Toen zwembad Thialf en het Sportfondsenbad hun poorten rond 1932 openden, werd dit bad bij de Elektrische Centrale gesloten. Na de oorlog kende Arnhem-Zuid ook een aangelegd rivierbad aan de Malburgse Bandijk (bij de Veerpolderstraat, 1947-1957).
Het oudste rivierbad werd in 1847 naast de schipbrug bij de Praets geopend. In ‘de drijvende bad- en zweminrigting’ was tussen planken een zwemplek met een heuse ‘hoge’ duikplank gecreëerd. Extra netten zorgden er voor dat de zwemmers niet met de stroom werden meegesleurd. Kleedhokjes waren er ook, maar douchen was tot de eeuwwisseling niet mogelijk. Het rivierbad stond onder gemeentelijk beheer en op zaterdag 21 mei was agendapunt 8 in de raadsvergadering ‘REGELEN omtrent het beheer en gebruik van de badinrigting te Arnhem’. Zo stond in artikel 5 dat het bad geopend was van juni t/m augustus zowel ‘tot baden als zwemmen en tot verkrijgen van onderrigt in de zwemkunst’.
De ‘min- en overmogenheden’ hadden gratis toegang, maar voor hen was de overtocht over de schipbrug voor 2 cent al een te grote financiële barrière om een duik in het rivierbad te nemen.
Literatuur
Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem.
Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), p. 5-6, 32, 86.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
22 mei 1627 (zaterdag)
Weemoedig biertje op een zonnige Klingelbeek
22 mei 1627 (zaterdag)
Weemoedig biertje op een zonnige Klingelbeek
De meester van de Franse School in Arnhem, David Beck, besloot het er van te nemen op zijn vrije zaterdag in 1627. Aangetrokken door het prachtige zomerse weer wandelde hij met zijn vriend, de schilder Herman Breckerveld (de maker van dat iconische schilderij met de brand in de Grote Kerk), naar de Klingelbeek. Ze drinken daar, waarschijnlijk bij de waterkorenmolen De Hes een ‘mol’. Dat drankje was zo’n beetje dagelijkse kost in de 17e eeuw voor de Arnhemmer. Het was een wit, zoetig biertje met een laag alcoholpercentage.
Rozig van de zon, wat loom door de wandeling en het bier mijmerde de 34-jarige David over zijn vroegere, op niets uitgelopen, verliefdheid op Susanne van Dremmen. Pas tegen het donker zijn de mannen weer terug in de stad en om elf uur dook David het bed in.
Deze en andere wandelingen inspireerde David tot een sonnet op Arnhem. Een fragment daaruit, waarbij het lijkt of hij op de heuvels van de Klingelbeek staat. De stad is in de ogen van Beck paradijs (Hof van Eden) en centrum van de rechtspraak (Themis edel hof). Maar bovenal de vrolijkste van alle steden.
“Gins praelt in het blaeuw gebercht van Elten, Cleef en dat
Op sijner cruijnen draecht die schoon stoute stadt
Daer Betuwes landdouw; rondtom mij her een Eden
Maer als ik onze stadt dan zie in ’t schoonste deel
Als Themis edel hof en ’s adels lust-prieel
Dan roep ik Aernhem uijt de vrolijkste aller steden”
Literatuur en bronnen
Beck, D., Journael, ofte Dag-boeckje, inhoudenden mijnen Ontfanck ende Uytgaef, Mits-gaders Mijne voornaemste daden, Wedervaringen ende Ontmoetingen, als oock de fortuynen van mijne Vrienden.
Arnhem 1628. © Gelders Archief: 3096-4, Handschriften Gelders Archief.
Blaak, J., Een schoolmeester in Arnhem. Het journael ofte Dag-boeckje van David Beck, 1626-1628.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 4, pp. 108-185.
Blaak, J. (red.), Mijn voornaamste daden en ontmoetingen. Dagboek van David Beck Arnhem 1627-1628.
Hilversum 2014 (Uitgeverij Verloren), p. 70.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem.
Arnhem 1987 (KEMA), p. 72-83.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf.
Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 40.
23 mei 1844 (donderdag)
Einde manege en ‘Piquer Baan’
23 mei 1844 (donderdag)
Einde manege en ‘Piquer Baan’
Vanaf 1829 verliep de sloop van de vestingwallen met de grachten, bastions, bolwerken en ravelijnen stap voor stap. Zo werd in 1834 de gracht tussen de Velperpoort en het ‘Manége bolwerk’ gedempt. Die naam had dit vestingwerk te danken aan de paardenstallen van de ‘stadscaserne’ die hier sinds 1819 stonden. Toe verhuisde de hoofwacht, door de bouw van het nieuwe Gouvernementsgebouw op de Markt, naar deze plek achter het Catharinagasthuis. Die ‘Blauwe Kazerne’ op het voormalige gasthuisterrein had geen nut meer toen de Willemskazerne in 1837 gebruik werd genomen. Het kazernegebouw functioneerde nog als voorraadmagazijn tot in de Tweede Wereldoorlog.
Tien jaar na de droogleging van dit grachtgedeelte startte men op 23 mei 1844 met de afbraak van het manegegebouw zelf. Daarmee verdween ook het al in de 18e eeuw bestaande inrij- en oefenterrein voor de paarden, de ‘Piquer Baan’. De open vlakte werd jaren later omgedoopt tot het Koningsplein. Op de stevige ondergrond van het bolwerk werd in 1864 de stadsschouwburg gebouwd.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878.
In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Janssen, G. B, Van bolwerk tot bunker. Militaire complexen in Arnhem.
Utrecht 2000 (Uitgeverij Matrijs), p. 17.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 33.
Scholten, F., De vesting Arnhem.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 20-23.
24 mei 1650 (dinsdag)
Misverstand rondom weduwenpand
24 mei 1650 (dinsdag)
Misverstand rondom weduwenpand
Over het Nassausch Weduwenhuis, dat tot 1806 in de Kerkstraat stond, hebben zich heel wat oude en moderne historici het hoofd gebroken. Ondanks dat Albert Oltmans in 1928 al stap voor stap alle misvattingen en fouten op een rijtje zette, is een beschrijving van dit weduwenhuis geen gemakkelijke klus. Op verschillende websites en blogs treffen we nog steeds de oude misvattingen, veelal gebaseerd op Markus’ beschrijving, aan. ‘Arneym’ doet een poging tot een correcte weergave en beperkt zich daarbij tot de stichting en de plaats van het weduwenhuis.
In Markus staat dat het weduwenhuis in 1650 is gesticht. Dat moet 1606 zijn.
Toen liet de in Arnhem wonende weduwe van graaf Lodewjik Gunther van Nassau, Anna Margaretha gravin van Manderscheid en Blankenheim, 2.000 gulden na ‘umb daervan te kopen een wonunge binnen de stadt Arnhem voer ses olde vrouwepersonen, haer bekennende tot die Gereformeerde Christelyke religie’. Door haar huwelijk was Anne trouwens de schoondochter van Johan/Jan van Nassau, de broer van Willem van Oranje en stadhouder van Gelderland in Arnhem in 1579.
De vergissing van Markus is enigszins verklaarbaar omdat in het Oud Archief van Arnhem het oudste reglement van het weduwenhuis ligt met de datering 14/24 mei 1650.
Dat het weduwenhuis in (een deel van) het Presickhaeffshuys aan de Kerkstraat 19 was gevestigd, is ook weerlegd door Oltmans. Het lag drie deuren noordwaarts met huisnummers 16-16c. Dat pand werd in 1806 afgebroken, maar omdat in bijschriften bij oude tekeningen en foto’s de trapgevel van het Presickhaeffshuys voor die van het weduwenhuis werd aangezien, lag een nieuwe vergissing voor de hand. Want, om het completer te maken, achter Kerkstraat nr. 9 (weer enkele deuren noordwaarts) was sinds 1575 het Roomsch Catholyk Vrouwenhuis gevestigd.
Literatuur
Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), p. 16-18.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 219-220.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 2, 158, 183.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 344-345.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 453.
Oltmans, A., Het Nassausche Weduwenhuis te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 31 (1928), p. 155-180.
Stempher, A.S., Het Presickhaeffs Huys Kerkstraat 19 te Arnhem. Arnhem 1959 (Twentsche Bank-van Ranzow’s Bank), p. 5.
25 mei 1806 (zondag)
Geboortedag belangwekkende stadsarchitect Heuvelink sr.
25 mei 1806 (zondag)
Geboortedag belangwekkende stadsarchitect Heuvelink sr.
Met recht een zondagskind kan Hendrik Jan Heuvelink sr. worden genoemd. Zijn betekenis voor het stadsaanzicht van Arnhem kan niet vaak genoeg genoemd worden. Zijn befaamde ‘Plan tot uitbreiding van de stad Arnhem’ uit 1853 legde de basis voor de zo kenmerkende groene singels met de witte herenhuizen (‘Arnhems Blond’).
In 1841 was hij Anthony Aytink van Falkenstein opgevolgd, eerst als tijdelijk vanaf 1849 als vaste, stadsarchitect. Eén van zijn eerste opdrachten was het ontwerp van een gebouw voor het Genootschap Kunstoefening. Bij die instelling, had Heuvelink ook zijn bouwkundige scholing gehad. Het is, naast de synagoge in de Pastoorstraat, één van de weinige panden van zijn hand die nog in de stad staat. Restaurant Sushi Koi verblijft nu aan het Gele Rijdersplein hierin. Het Stedelijk Ziekenhuis uit 1848 ging ten onder aan de oorlogsverwoestingen. Alle creaties van Heuvelink hebben een sobere neoclassicistische basis met daarop talloze variaties en aanvullingen. Die eclectische stijl zien we ook in enkele singelhuizen van zijn hand terug. Maar bovenal zal hij de man blijven van het uitbreidingsplan van 1853.
Literatuur
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad.
Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 31-38.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865.
Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 15-18, 61.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
26 mei 1541 (maandag)
Willem ‘de Rijke’ laat het in Parijs breed hangen
26 mei 1541 (maandag)
Willem ‘de Rijke’ laat het in Parijs breed hangen
In 1538 blies de roemruchte Karel van Egmond, hertog van Gelre op 70 -jarige leeftijd op het Hof te Arnhem zijn laatste adem uit. Een half jaar daarvoor had hij van de Gelderse steden en ridderschap gehoord dat hij door hen niet meer werd erkend als landsheer. Als nieuwe heer kozen zij Willem II, hertog van Gulik, Kleef en Berg. Dat ‘verraad’ was zo’n klap voor Karel van Gelre dat het zijn toch al naderende dood versnelde.
Willem had de bijnaam ‘de Rijke’ en daarmee hoopten de steden voor een tijdje van de steeds maar hogere belastingen van Karel af te zijn. Achter hertog Willem werd de schaduw van de werkelijke machtsspeler in de regio, keizer Karel V, echter steeds groter.
Arnhem zette alles in op de nieuwe hertog Willem. De stadsmagistraten luisterden dan ook licht geërgerd op maandag 26 mei 1541 naar enkele hoge functionarissen van de hertog. Die doen op het Hof aan de Markt uitgebreid en omslachtig verslag van een reis van Willem naar Frankrijk. In Parijs en op het fraaie kasteel van Amboise aan de Loire had de hertog meegedaan met allerlei luxe diners en riddertoernooien.
De Arnhemmers vroegen zich af: had de hertog dat geld niet beter kunnen besteden aan verlichting van de belastingdruk of aan versteviging van de vestingwerken van de Gelderse steden? Willems reis naar Parijs was inderdaad een slecht voorteken voor Gelres onafhankelijkheid. Twee jaar later, bij het Tractaat van Venlo, boog Willem letterlijk voor Karel V. De laatste van de zeventien Nederlanden was gevallen voor de keizer van het Duitse Rijk. Die behalve koning van Spanje nu ook heer van alle Nederlanden was.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.
Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 139-145.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 153-156.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 208.
27 mei 1966 (vrijdag)
Wat is ‘kunst’ op Sonsbeek ’66?
27 mei 1966 (vrijdag)
Wat is ‘kunst’ op Sonsbeek ’66?
Met de kennis van nu kunnen we de vijfde grote Sonsbeektentoonstelling, die in 1966 de toepasselijke naam’ Sonsbeek ‘66’ had, als de laatste grote ‘klassiek-traditionele’ beeldententoonstelling zien. Daar dachten studenten van de Arnhemse Bosbouwschool (nu Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp) anders over. Hun school was toen gevestigd in de Witte Villa / Villa Sonsbeek. Zo konden ze tijdens de opening op vrijdag 27 mei vrij eenvoudig een eigen ‘modern’ kunstwerk naar binnen smokkelen. Het oplettende tentoonstellingscommissielid en Kröller-Müllerdirecteur Rudi Oxenaar (1925-2005) ontdekte het vrolijke bedrog.
Een andere ‘zaak’ die de aandacht trok was het Sonsbeekpaviljoen. Voor de kleinere beelden had architect Aldo van Eyck (1918-1999) dit bouwwerk gemaakt. Op een beperkte oppervlakte had hij met betonblokken toch een klein doolhof met halfronde nissen en rechte doorgangen weten te maken. Van Eycks Sonsbeekpaviljoen werd zelf een kunstwerk en staatsinds 2005 in het Kröller-Müller Museum.
Toen de tentoonstelling op 25 september sloot, hadden 85.000 mensen de 176 beelden in Sonsbeek bekeken.
Literatuur
Hofman, H., De eerste Sonsbeek tentoonstellingen (1949-1971) Een haperende traditie.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 36 (2016), nr. 2, p. 79-91.
de Volkskrant, 25 en 28-5-1966.
28 mei 1892 (zaterdag)
Gratis, vier of zes cents entree in het volksbadhuis
28 mei 1892 (zaterdag)
Gratis, vier of zes cents entree in het volksbadhuis
Het staat er nog steeds, dat prachtige neo-renaissancistische symbool van de hygiënische revolutie in Arnhem: het Volksbadhuis in de West-Peterstraat. Het mocht ook eindelijk wel toen het op 1 oktober 1892 werd geopend. Al teveel dodelijke slachtoffers waren bij verschillende epidemieën (cholera, dysenterie, enz.) in de voorgaande decennia onder de arme Arnhemse bevolking gevallen. Procentueel gezien scoorde de stad zelfs als één van de slechtste plaatsen in het land qua hygiëne voor de ‘min- en onvermogende klasse’.
Toch waren er wel wat raadvergaderingen in 1892 voor nodig voordat op 28 mei besloten werd om aan de dat jaar opgerichte ‘Vereeniging Volksbad’ grond af te staan voor de bouw van een badhuis. Er werd wel een voorwaarde aan verbonden: minstens 30.000 gratis baden per jaar voor de schoolgaande kinderen uit de laagste volksklasse. Volwassenen betaalden voor een bad doordeweeks vier cent (inclusief zeepje en handdoek) en op vrijdag en zaterdag zes cent. Het badhuis werd een groot succes. En wat het ‘schoonste‘ is: het badhuis, inclusief fraai gevelopschrift, heeft de tand des tijds en de dreiging van diverse sloophamers glansrijk doorstaan.
Literatuur
Burgers, T., Badhuizen in Arnhem. Hygiëne voor het volk.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 40 (2020), nr. 1, p. 22-40, p. 26-29.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 130.
Verslagen der zittingen van den Gemeenteraad, 1892.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk.
Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 42-43 en 56-57.
Wolters van der Weij, A.C.S., Jan Hendrik Persijn 18234-1910 / Jan Persijn 1864-1917
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 82-83.
29 mei 1886 (zaterdag)
Klarenbeekse bos gered voor Arnhemmers
29 mei 1886 (zaterdag)
Klarenbeekse bos gered voor Arnhemmers
De parken Klarenbeek en Angerenstein behoorden tot 1886 tot één groot landgoed. In 1807 kocht de adellijke familie Van Pallandt op een veiling het hele gebied. Na de dood van de baron en in 1885 zijn vrouw besloten de erfgenamen het landgoed van de hand te doen. Het gebied ten zuiden van de Rozendaalseweg, park (en nu woonwijk) Angerenstein, werd eigendom van de familie Lüps.
Het Arnhemse stadsbestuur was bang dat het noordelijk deel in handen van projectontwikkelaars zou vallen en vervolgens opgesplitst en verkaveld zou worden. Dit gebeurde op hetzelfde moment namelijk ook al met delen van het landgoed Sonsbeek. Eerst werd in een besloten raadsvergadering van 1 mei het college van burgemeester en wethouders gemachtigd om op de openbare veiling bij notaris F.W.L. van Eck een bod uit te brengen. De aankoop van het 100 hectare Klarenbeekse bos met veel ‘opgaande bomen’ voor het bedrag van f 242.885,39 werd tenslotte in de raadszitting van zaterdag 28 mei definitief goedgekeurd.
Zo werd de stad een geweldig wandelgebied met ‘de Steenen Tafel’ rijker. Dertien jaar later zou de aankoop van park Sonsbeek volgen, maar Klarenbeek was het eerste openbaar-toegankelijke landgoed dat bovendien vrijwel haar oorspronkelijke landschappelijke karakter behield.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
Rhoen, R.P.M., Klarenbeek in de wandeling. Arnhems eerste stadspark 1886-1986.
Arnhem 1986 (Gemeentearchief Arnhem), p. 19-21.
Schulte, A.B.C., ‘Bij Arnhem’ – een Mondriaan gelokaliseerd.
In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 23 (2003), nr. 4, p. 190-192.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren.
In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem.
Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), p. 45-72, p. 63-65.
Werkgroep Historie Angerenstein, Angerenstein. Van landgoed tot woonwijk.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 22-31.
30 mei 1425 (maandag)
Arnhem wil Arnold en niet Adolf
30 mei 1425 (maandag)
Arnhem wil Arnold en niet Adolf
De steden in Gelderland waren rond 1400 een machtsfactor van betekenis geworden in de machtsstrijd om Gelderland. In de Verbondsbrief van 1418 hadden ze hun eendrachtige positie ten opzichte van hun landsheer, de hertog van Gelre, vastgelegd. Die Verbondsbrief wordt door sommige historici en politici gezien als het fundament van de burgerlijke bestuursinvloed in de provincie.
Toen hertog Reinald IV in 1423 kinderloos stierf, grepen de steden opnieuw hun kans. Ze huldigden de dertienjarige Arnold van Egmond, de kleinzoon van de zus van Reinald, als hun heer. Die zou de grondlegger worden van het Huis van Egmond in Gelderland met als laatste telg de vermaarde Karel van Egmond, hertog (1492-1537) van Gelre. Dat stak andere hoge edelen in de regio en vooral Adolf, hertog van Gulik en Berg. Die kreeg de steun van de formele hoogste gezagsdrager, de Rooms-koning Sigismund van het Heilige Roomse (=Duitse) Rijk. Sigismund was immers de leenheer van de hertog van Gelre. Hij beval idaarom n een brief van maandag 30 mei 1425, ‘veertzienhondert jair ind dair nach in dem XXV jare, am neesten midwechen nach dem. heiligen Pynstdach’, Arnold te ‘verlaten’ en Adolf als ‘erfheer te ontvangen’.
Arnhem en de andere steden hadden daar in 1425 geen boodschap aan en bleven voorlopig Arnold trouw.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 105-109.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 116-119.
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid.
Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 103-108.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 208.
31 mei 1952 (zaterdag)
Sonsbeek ’52 toen en Arnhem nu
31 mei 1952 (zaterdag)
Sonsbeek ’52 toen en Arnhem nu
Vier dagen geleden schreven we in deze rubriek over de opening van de vijfde Sonsbeektentoonstelling in 1966. Vandaag is het zeventig jaar geleden dat de tweede Sonsbeektentoonstelling werd geopend.
Na het succes van de eerste beeldententoonstelling in Sonsbeek in 1949 werden al snel plannen gemaakt voor de volgende tentoonstelling met internationale beeldhouwkunst. En ook al is het nu zeventig jaar geleden dat de expositie werd gehouden, we kunnen nog steeds enkele iconische beeldhouwwerken van Sonsbeek ’52 in de stad bewonderen. Meest in het oog springend is natuurlijk ‘Le Grand Cerf’ / Het Hert’ van François Pompon op het Willemsplein. Maak ook het officiële oorlogsmonument van de stad ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hof (nu op het Kerkplein/Audrey Hepburnplein) werd toen voor het eerst geëxposeerd. En dat beeld was niet de enige verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog. Naast de vijver van het stadhuis staat ‘Phoenix’ van Ossip Zadkine. Zeven jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog herrees Arnhem, ook met deze tentoonstelling, als de mythologische vogel uit de eigen as.
Meer over ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hof in Verleden Vandaag van 18 januari.
Meer over de komst van ‘Le Grand Cerf’ van François Pompon naar Arnhem in 1954 in Verleden Vandaag van 21 januari.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 30-5-1952
Bemmel, H. Chr. van, Cultuur.
In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315.
Brink, T., Fietsroute Sonsbeek. Oude Sonsbeekwerken in de openbare ruimte Arnhem.
Arnhem 2021 (Stichting Kunst in de Publieke Ruimte).
Hofman, H., De eerste Sonsbeek tentoonstellingen (1949-1971) Een haperende traditie.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 36 (2016), nr. 2, p. 79-91.