Het onderstaande biedt slechts een oppervlakkige eerste schets van de geschiedenis van de pest in Arnhem. dit artikel zal voortdurend worden aangevuld en verbeterd.
Inhoud
De Zwarte Dood, 14-15e eeuw
Pestepidemieën in Arnhem , 16e-17e eeuw
Zorg voor pestlijders
Het verleden in het heden
Literatuur
De Zwarte Dood, 14-15e eeuw
De pest wordt vaak in verbinding gebracht met de middeleeuwen. Dit komt door de grote middeleeuwse pestepidemie de ‘Zwarte Dood’, die tussen 1347 en 1351 in Europa woedde. Hierbij stierf ongeveer een derde deel van de Europese bevolking. De verspreiding van de pest beperkte zich niet tot Europa maar was een wereldwijde pandemie.
Voor Arnhem zijn over deze middeleeuwse uitbraak weinig tot geen gegevens bewaard gebleven. Arend van Slichtenhorst schreef er in zijn ‘Veertien boeken van de Gelderse Geschiedenissen’ in algemene zin over. Een citaat:
“1347
Op ’t eynde van ’t jaer na vele treurige Son- en Maenezwijmen heeft zich doorgaens in ’t Christendom een vreesselijk pestvuur ontsteeken, ’t welk de kerkhoven met dooden vermaekte, ende in vijf jaeren het rechte driede deel der menschen verslond. Binnen welken tijd drie opperdwaelsterren (planeeten) van Saturn, Mars en Jupiter eens zijn vergaderd geweefd in het teyken ofte de wooninge van den Waterman. Hoedanige gestaltenisse des luchts men mede vernam in den jaere 1120 wanneer de Gods-gave insgelijx den drieden mensch wech-ruckte. Hoewel de verkeerdheyd der Christenen dit tegenwoordig jammer den Jooden te last leyde, alsof die de putten en waterbeeken hadden vergiftigd.”
1348
Неt zmet-vuyr was op desen tijd soo woedende in ’t Сhristenrijk, dat het niet en is te beschryven. Те Florentien (Florence; arneym) stierven op dit iaer 100000. menschen, te Lubeck 90000, ende binnen 24. uyren 1500.
Те Saragosa in Spanien zagh men in den weynmaend (oktober; arneym) dagh voor dagh 300. dooden. In weynige iaren zijn wegh-gehaeld meer dan 12000 Сarthuser-Моnikken. In dese gehuchten en tusschen Vrankrijk en de Elve (rivier Elbe; arneym langs de zee-strand is een menighte van menschen, zoo sy stonden ofte gingen, in een omsien tijds schielyken dood ter neder gevallen.”
Uit. Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Jacob van Biesen), Zevende Boek, p. 136-137.
Een vrije ‘hertaling’: in 1347 brak na sombere zons- en maansverduisteringen de pest uit. Binnen vijf jaar stierf een derde van de bevolking. Aan de hemel verbonden verschillende planeten zich met elkaar, net zoals in 1120. Betreurenswaardig is dat enkele christenen de joden valselijk beschuldigden van het vergiftigen van het water. In 1348 stierven binnen korte tijd vele duizenden mensen in Italië, Spanje, het Europese binnenland en langs de hele Noordzeekust, van Frankrijk tot Duitsland (Elbe).
In 1441 wordt gemeld dat een Arnhemse bestuurder op zijn reis naar Lübeck in Duitsland, om daar toegang voor Arnhem tot de Hanze te vragen, specerijen meekreeg om zich te beschermen tegen de onderweg heersende pest. Zie voor deze bron hieronder.
Pestepidemieën in Arnhem, 16e-17e eeuw
Over de pestepidemieën uit de zestiende en zeventiende eeuw, weten we meer. Over deze periode zullen we het dan ook met name hebben.
In 1565 stierven er elke dag zes tot zeven inwoners van de stad aan de pest. De doodgravers konden het vele werk nauwelijks aan. Het bestuur van Gelre vertrok tijdelijk uit de stad: de Kanselarij werd gesloten en het Hof werd verplaatst naar Rosendael. De vergaderingen werden in kloosters en huizen buiten de stad gehouden.
De plaatselijke vroedvrouw kreeg een extra geldbedrag bij haar hulp aan zwangere vrouwen die met de pest besmet waren.
In 1574 werd in een pestordonnantie (gemeentebesluit) o.a. het volgende bepaald:
- elk besmet huis moest een bos stro aan de deur hangen;
- slechts één bewoner van een besmet huis mocht naar de vlees- of vismarkt;
- besmette bewoners mochten op de markt niet dicht bij de handelswaar komen; zij moesten van afstand aan wijzen wat zij wilden kopen;
- alleen onbesmette burgers mochten water uit de stadsputten halen; iedereen moest woensdag en zaterdag de goten voor het huis schoonmaken.
Bij de pestuitbraak in 1581 stierven o.a. de hervormde predikant Caspar van Gendt en burgemeester Alexander Bentinck.
In 1598 was er weer een pestepidemie in de stad. Het stadsbestuur benoemde voor zes maanden een speciale pestmeester. Het salaris voor deze functie bedroeg vijftig daalders. Bijzonder was zijn kleding: een lange mantel en een overkleed van bombazijn (dik, sterk linnenweefsel) dat hij ter herkenning en bescherming moest dragen.
Bij een nieuwe epidemie in 1614 bepaalde het stadsbestuur dat besmette huizen opnieuw een bos stro aan de voordeur moesten hebben. Bewoners van besmette huizen mochten alleen buiten komen als ze, gedurende zes weken, duidelijk zichtbaar een witte stok bij zich droegen.
In 1624 liet het stadsbestuur een speciale pestdrank door de stadsdoktoren maken. De drank was te koop bij apotheek Worms, die een vestiging had op de hoek van de Bakkerstraat en de Torensteeg.
Bij het innemen van het drankje moest eerst de naam van god worden aangeroepen. Daarna diende het warm gedronken te worden, waarna men, dik toegestopt, het bed in moest, waardoor men flink ging zweten. De eerste achttien uur moest de patiënt wakker blijven om daarna twaalf uur aan een stuk te slapen.
In 1636 weer een pestaanval. In de Grote Kerk mocht niet meer begraven worden. Er kwam een nieuwe begraafplaats bij de Sint-Walburgiskerk. De doden moesten daar extra diep begraven worden.
In 1666 heerste de pest voor het laatst in de stad. Op alle huizen met pestlijders moest een zwart bordje met de letter P worden aangebracht.
Zorg voor pestlijders
De verpleging en zorg voor de pestlijders was in Arnhem toevertrouwd aan het Sint Catharina Gasthuis. Gasthuis is de oude benaming voor elke instelling die de zorg voor zieken, armen en bejaarden op zich nam.
Het Sint Catharina Gasthuis werd voor het eerst in 1246 genoemd en dit armenhospitaal stond toen in de Bakkerstraat. Op het gasthuisterrein tussen de Bakkerstraat, Pastoorstraat en Kerkstraat was in het begin van de 17e eeuw al een pesthuis. In 1636 verhuisde het naar “Op de Beeck” en nam het intrek in het, na de Hervorming gedwongen verlaten, Sint Agnietenklooster. De kapel van dit klooster en later dus gasthuiskerk is de huidige Waalse Kerk (in de Beekstraat achter de schouwburg).
In 1590 werden de regels voor het Sint Catharina Gasthuis gewijzigd, waarbij werd bepaald dat pestlijders tegen betaling van vier stuivers in het gasthuis konden worden opgenomen. Pestlijders die te arm waren, hoefden niets te betalen.
Vanaf 1622 wordt een apart pesthuis bij de Beekstraat vermeld. Als in 1636 het St. Catharina Gasthuis ook naar de Beekstraat gaat, wordt dit pesthuis daarin andermaal opgenomen. Het pesthuis lag in het noordwestelijke gedeelte van het gasthuiscomplex.
In de voorschriften voor de beheerder van het pesthuis stond o.a. dat hij alle kleding van pestlijders moest bewaren. En juist dit bewaren zorgde er voor dat later de besmetting weer toesloeg.
In 1695, 33 jaar nadat de pest voor het laatst toesloeg in Arnhem, wordt het Pesthuis van het Sint Catharinagasthuis ingericht als soldatenkamer. Daarvoor was geen toestemming verleend om van het pesthuis een schermzaal te maken.
Medicijnen tegen de pest, 1441
“1441. Tooch Goessen van den Gruithuus tot Lubich van den Stad wegen, om deselve in de Hanse te brengen, ende Hem werdt medegegeven aan specerien wt den Apteken vuer der pestilentien wille, die onderweghen regierde, kneel, gengber, ende polver vuer die pestilentie.”
Toelichting:
Tooch = toog, ging
Lubich = Lübeck
van den Stad wegen = in opdracht van de stad
wt = uit
kneel = kaneel
gengber = gember
polver = poeder
Het verleden in het heden
Er is nu nog maar weinig in Arnhem over wat aan de pest herinnert. De enige tastbare herinnering is het gebouw van De Drie Gasthuizen aan de Rosendaelseweg. Eén van die drie gasthuizen, naast het St. Petersgasthuis en het St. Antonisgasthuis, is het Sint Catharina Gasthuis.
In moderne spreekwoorden zien we de pest wel terug:
Iemand pesten.
Ergens de pest aan hebben.
De p in hebben.
Bij moderne ziekte-aanvallen als aids en andere ziekteuitbraken (ebola) komt de pest weer op. Veelal wordt een vergelijking gemaakt met de reacties vroeger op epidemieën en de huidige. Angst, zondebokken, uitsluiting of juist genieten van de weinige dagen die je resten?
Literatuur
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen.
In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek.
Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 123-185, m.n. pp. 146-148, 174.
Haak, S.P., Arnhem door de eeuwen heen.
In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek.
Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 29-91, m.n. p. 56.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (W. Troost en Zoon), p. 23.
Iddekinge, P.R.A., e.a. (red.) , Ach Lieve Tijd. 750 jaar Arnhem, de Arnhemmers en hun rijke verleden.
Arnhem/Zwolle 1982-1983 (De Gelderse Boekhandel – Uitgeverij Waanders)
Deel 12, p. 272-277 (over het Sint Catharina Gasthuis)
Deel 11, p. 258-261 (over de pest)
Jansma, K. en Schroor, M., Tweeduizend jaar geschiedenis van Gelderland.
Leeuwarden 1986 (Uitgeverij Inter-Combi van Seijen).
pp. 120-121 (pest rond 1350 in Gelderland)
p. 146 (pest in Arnhem in 1565)
Knap, W. W.G.Zn. & Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 19-20 (over het Sint Catharina Gasthuis)
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 303, 309.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen.
Arnhem 1983 (Drie Gasthuizen), pp. 13-15.
Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), pp. 215-230, 485-487.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 31.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem.
In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), pp. 1-66.