Plezierreisje met bezoek aan Arnhem, 1740
In 1740 maakten vier Groningse notabele jonge heren een plezierreis van Groningen naar Kleef en doen daarbij Arnhem aan. Ze verbleven er op zaterdag 16 juli anderhalf uur, vanaf elf uur in de ochtend tot half één in de middag. Twee van hen hebben hun reis opgetekend en hun reisverslagen zijn vrijwel identiek. We geven hier eerst het tekstfragment over Arnhem van Theodorus Beckeringh uit diens originele handschrift.1 Daarna wordt in prenten en kaarten getoond wat de heren zagen aan de hand van het dagverslag van Beckeringh en het journaal van zijn reisgenoot en zwager Michiel van Bolhuis.2
Beckeringh en Van Bolhuis volgden met hun uitstapje de rijtuig- en voetsporen van hun vaders Lambert en Abel Eppo die in 1705 Arnhem bezochten en daarvan ook verslag deden.3
De vier reizigers vertrokken op zaterdag 10 juli 1740 vanuit Rosendael naar Arnhem. Theodorus Beckeringh schrijft:
‘Vervolgden te 10 uir onzen reis en reeden tusschen het gebergde door langs een breeden weg, an weerskanten met drie dubbelde reijen eijkenboomen beplandt, hebbende een heerlijk gezigte op de Torens der stadt Arnhem, lieten voorts de heerlijkheid Clarenbeek an onz linkerhand leggen, passeerden door tabaksplantasien en kwamen met de klokslag elf uiren tot Arnhem, nemende den intrek in den herbergh de Pauw, bij monsr de Roij.
Na onze maagjes een weinig voorzien hadden, gingen een promenade door de stadt doen, bezoekende onderweegs de Geldersche jonkers in het koffihuis, tegenover het Hoff’ van Gelderland, en gingen langs den Rhijn weder na den herberg. Vertrokken weder te half een uir uit Gelderlands hooftstadt, door den Rhijnschen poort, gevende een stuiver straatgeld, passeerden langs den hogen weg voort na een uir over Klingelbeek (een snel stromende watertje, dat an de regterzijd van den weg een koornmolen omdrijft) latende even van te voren de plaats Hulkestein, van den heer van Reuven, an onze linkerhand leggen; hadden van dezen hogen weg een charmant gezigte over den Rhijn en bijkans den geheelen Betuwe; kwamen te half twee in het dorpje Oosterbeek,’
[volgt een beschrijving van Oosterbeek]
Wij Arriveerden vervolgens te twee uir van den hogen weg, beneden an den Rhijn, tegenover het Drielsche veerhuis en wierden na een half uir wagtens, al kloetjende overgezet, landende voort daarna in de Betuwe, nabij het dorp Driel; gingen weder opzitten en reeden over den Rhijnschen dijk, voorbij het gehugt Mekren, langs den Grift, en passeerden de heerlijkheid Parik, betaalden aldaar an het tolhek agt stuivers tol, arriverende quartier voor vier in het dorp Elst (…)’
Gebergte van het Arnhemse schependom
Gebergte
Beckeringh: ‘Vervolgden te 10 uir onzen reis en reeden tusschen het gebergde door’
Bolhuis: ‘Vervolgden om tyn uur onze reis, en reeden tusschen het gebergte door’
Op zaterdag 10 juli 1740 vertrok het reisgezelschap om tien uur in de ochtend van landgoed Rosendael. Op weg naar Arnhem reden ze door de heuvels van het oostelijke schependom van de stad.
Rosendaelseweg met eikenbomen
Een brede weg met drie dubbele eikenbomen
Beckeringh: ‘een breeden weg, an weerskanten met drie dubbelde reijen eijkenboomen beplandt’
Bolhuis: ‘een breeden wegs aan weerkanten met drie dubbelde reijen eike bomen beplant’
De Rosendaalseweg was van oudsher de belangrijkste verbindingsweg tussen Rosendael en Arnhem.
Gezicht op de torens van Arnhem
Torens van Arnhem
Beckeringh: ‘hebbende een heerlijk gezigte op de Torens der stadt Arnhem’
Bolhuis: ‘hebbende een heerlijk gezigte op de Torens van de Stadt Arnhem’
Huis Klarenbeek
Heerlijckheit Clarenbeek
Beckeringh: ‘lieten voorts de heerlijkheid Clarenbeek an onz linkerhand leggen’
Bolhuis: ‘lieten voorts de heerlijkheit Klarenbeek een herelijke lustplaats (…) aan onze linkerhant leggen’
De kern van het Huis Klarenbeek werd in het midden van de zeventiende eeuw gebouwd in opdracht van burgemeester Rutger Huygens. Rondom het huis werd een met park met watervalletjes aangelegd. Het Huis Klarenbeek lag ten zuiden van de weg naar Rosendaelseweg, aan de linkerhand als je van Rosendael kwam.
Bronnen en literatuur
A. Markus, Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen, Arnhem 1907, 425.
M. Potjer, De Velperweg in kaart
gebracht, 1600-1795. Eigenaren en eigenaardigheden, Utrecht/Westervoort 2008, 175-191.
Werkgroep Historie Angerenstein, Angerenstein. Van landgoed tot woonwijk, Utrecht 2008, 23-24.
Tabaksvelden
Tabaksplantages
Beckeringh: ‘passeerden door tabaksplantasien’
Bolhuis: ‘passeerden door tabaksplantagen’
Logement De Paauw
Herberg de Paauw
Beckeringh: ‘nemende den intrek in den herbergh de Pauw, bij monsr de Roij’
Bolhuis: ‘ons logement nemende in de Paauw bij Mons. de Roy’
Logement De Paauw werd gedreven door Assueer (dat is zijn voornaam) de Roy met zijn vrouw Anna Catharina van Gaesberg. Zij hadden drie personeelsleden in dienst om o.a. de zeven stookplaatsen, haardsteden’, van het logement in de gaten te houden.
Bronnen en literatuur
Gelders Archief, Oud Rechterlijk Archief Arnhem, toegang 2003, inv.nr.467, Tweede Protokol
van Bezwaar Binnen Wester Kwartier, fol. 141r (scan 391); https://permalink.geldersarchief.nl/EBAAF0243FD84B08BD89F9FCD1518EEE
Gelders Archief, Archief Staten van het Kwartier van Veluwe en hun Gedeputeerden, toegang 0008, inv.nr. 255, Lijsten van huizen, inwoners, beroepen en bezittingen, 1749, Arnhem, vendel 3: Rijnstraat (scan 41); https://permalink.geldersarchief.nl/8DEC5DE1C089438F8816EAFBCF5CC7FE
H.Chr. van Bemmel, ‘Logementen op en rond de Korenmarkt in Arnhem’ in: Arnhems Historisch Tijdschrift 34 (2014-4) 167-172.
J.G.A. van Hogerlinden, ‘Arnhem in 1856 (slot)’, in: Arnhemsche Courant, 3-12-1921. Via KB-site Delpher. Grote versie totale krantenpagina:
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000104508:mpeg21:p005
A. Markus, Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen, Arnhem 1907, 382, 402-403.
Drielse veerhuis
Drielsche veerhuis
Beckeringh: ‘Arriveerden vervolgens te twee uir van den hogen weg, beneden an den Rhijn, tegenover het Drielsche veerhuis’
Bolhuis: ‘arriveerden om twee uur van den hoge wegh, beneden aan den Rhijn, tegens over het Drielsche Veerhuis’
Bronnen en literatuur
F. Busch. Een geschiedenis van het Drielse veer en die van de pachters Busch, Den Burg 2022 (uitgave in eigen beheer), 16-20.
Drielse veer
Al kloetjend over de Rijn
Beckeringh: ‘wierden na een half uir wagtens, al kloetjende overgezet‘
Bolhuis: ‘wierden na een half uur wagtens, met de pont en kloetjende overgezet’
Het veer bracht de heren ‘als kloetjende’, al bomende, over. Met een vaarboom werd de boot door de veerschipper naar de overkant geduwd. Een teken dat de Rijn niet al te diep kan zijn geweest.
Al rond het jaar 1000 zette het Drielse veer mensen, vee en goederen over van Driel naar Oosterbeek, in het bijzonder voor een kerkgang naar de katholieke kerk daar. Op een kaart uit de tweede helft van de zestiende eeuw heeft de veerboot een zeil. Misschien dat door een ongunstige wind de oversteek in 1740 niet met windkracht kon worden gedaan.
Het veer werd in 1669 door de inmiddels hervormde kerk in Oosterbeek overgedragen aan de stad Arnhem. Arnhem verkocht in oktober 1845 het veer met het veerhuis en een stuk grasland voor ƒ11.310,- weer aan de Oosterbeekse fabrikant Johannes Backer (1790-1872). De eigenaarsoverdracht van het veer vond plaats op 1 mei 1846.
Bronnen en literatuur
Gelders Archief, Hof van Gelre en Zutphen, toegang 0124, inv.nr. 4960, civiele processen 1568 no. 10. tussen Oosterbeek en Mariëndaal; https://permalink.geldersarchief.nl/1EC592985ABF48CFA2AD91920C37D8B0
F. Busch. Een geschiedenis van het Drielse veer en die van de pachters Busch, Den Burg 2022 (uitgave in eigen beheer), 7-29.
A. Markus, Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen, Arnhem 1907, 144.
Driel
Driel
Beckeringh: ‘landende voort daarna in de Betuwe, nabij het dorp Driel’
Bolhuis: ‘landende kort daar na in Betuwe na bij het dorp Driel’
Het dorpscentrum van Driel met de kerk ligt bijna anderhalve kilometer westelijk van het Drielse veerhuis.
‘Mekren’ is Meinerswijk
Het ’gehugt Mekren’
Beckeringh: ‘reeden over den Rhijnschen dijk, voorbij het gehugt Mekren’
Bolhuis: ‘over den Rhijnschen Dijk voorbij het gehugt Mekren’
Het reisgezelschap werd vanuit Oosterbeek met het Drielse veer overgezet naar de Betuwe. Daar volgden ze de bandijk richting Elden om via de weg langs de Grift naar Nijmegen te gaan.
Bronnen en literatuur
‘Arnhem in de loop der eeuwen XIII’, in: Arnhemsche Courant, 2-4-1932; via KB-Delpher: https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=MMKB08:000107756:mpeg21:p014
R.C.M. Wientjes, Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem, Zwolle 1995.
Weg langs de Grift
Langs de Grift
Beckeringh: ‘langs den Grift’
Bolhuis: ‘langs de Grift’
De Grift tussen Arnhem en Nijmegen was de eerste gegraven trekvaart van Nederland en werd in 1610 opengesteld. Minstens zo belangrijk als de waterweg was het (jaag)pad dat op een dijkje naast de vaart werd aangelegd. Die zorgde voor een snelle landverbinding tussen Arnhem en Nijmegen. Vanaf de aanleg van de Grift(dijk) hoefden reizigers over land niet meer via Huissen en Bemmel, wat een enorme omweg was, te reizen.
Door achterstallig onderhoud verzandde de Grift voortdurend en werd in 1742 definitief buiten gebruik gesteld. Delen van de trekvaart en ook de oude Griftweg, zijn tot op de dag van vandaag goed herkenbaar bij het tracé van de (oude) Rijksweg tussen Arnhem-Elst-Nijmegen.
Het reisgezelschap nam de weg langs de Grift ter hoogte van het dorp Elden. Daar kruiste de Rijndijk tussen Arnhem en Driel de trekvaart.
Bronnen en literatuur
C.J.B.P. Frank en J.H.J. van Hest, Elden. Betuws dorp in Arnhem-Zuid, Utrecht 2002, 14-15.
P.M.M. Klep, ‘Economische en sociale ontwikkeling’, in: F. Keverling Buisman (red.), Arnhem van 1700 tot 1900,Utrecht 2009, 116-171, vooral 131.
G. Visser, Elderveld vanuit historisch perspectief’, in: F.X.M. Kleijn e.a., Elderveld. Een nieuwe Arnhemse wijk op oude grond, Utrecht 2015, 19-32, aldaar 20-21
M.R. Potjer, ‘Arnhemse schippers en de Betuwse Grift, 1607-1657’, in: Arnhems Historisch Tijdschrift 39 (2019-4), 204-219.
R. Wartena, ‘De grift van Arnhem naar Nijmegen, ’in: Arnhemsche Courant (drie delen), 3, 10 en 17 januari 1959.
R.C.M, Wientjes, Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), 16-21, 32-33.
Tol bij Elst
Acht stuivers tol bij Sevenbruggen
Beckeringh: ‘betaalden aldaar an het tolhek agt stuivers tol’
Bolhuis: ‘betaalden al daar agt Sts: tol’
De tol werd op de weg langs de Grift geheven bij de brug over de Linge, even ten zuiden van de dorpskern van Elst. Na het graven van de Grift telde de Linge in de omgeving van Elst geen vijf maar zeven bruggen en daar dankte de tol zijn naam aan. Tegenwoordig is de tol vooral bekend als ‘De Oude Tol’.
Het gezelschap betaalde acht stuivers; één stuiver per persoon, en vier stuivers voor de tweewielige phaeton met twee paarden.
Bronnen en literatuur
F. Hoogveld, ‘De tol bij de Zevenbruggen te Elst in het midden van de achttiende eeuw’, in Tabula Batavorm 17, (1999), 4-15.
Bronnen en literatuur
De originele handschriften van Beckeringh en Bolhuis bevinden zich respectievelijk in het Regionaal Archief Nijmegen en de Groninger Archieven en zijn digitaal te raadplegen.
T. Beckeringh, Journal of Dagverhaal van een Plaisir Reisje van Groningen na Kleef, gedaan in den Jare 1740, in: Regionaal Archief Nijmegen, Collectie losse aanwinsten 1500 – heden toegang 610, inv.nr. 48, 71-74 (scan 43-45); https://studiezaal.nijmegen.nl/detail.php?nav_id=0-1&id=2128496048
T. Beckeringh, ‘”Journal of dagverhaal van een Plaisir Reisje, van Groningen na Kleef, in 1740 door P. Muntinghe J.U.D., A.H.W. de Vriese J.U.D., M. van Bolhuis advocaat en mij Theodorus Beckering J.U.D.”, enz’, in: De Navorscher 45 (1895), 349-372, 495-512, 676-699 en 725-746, het fragment over Arnhem op 510.
M. van Bolhuis, Reize naar Kleef, in: Groninger Archieven,
toegang 493, inv.nr. 204, Archief Families van Bolhuis, Arkema en van Zeeburgh,
1603 – 1927, Journaal door M. van Bolhuis van een reis naar Kleef tezamen met P.
Muntinghe, L. Beckeringh en A.H.W. de Vriese, 1740, 126-132 (scan 129-135); https://hdl.handle.net/21.12105/9EC288609A7040B79AB7EFFE8D4CEB73
In de inventaristitel staat abusievelijk L. Beckeringh; dit moet T. Beckeringh zijn.
Noten
- T. Beckeringh, Journal of Dagverhaal van een Plaisir Reisje van Groningen na Kleef, gedaan in den Jare 1740, in: Regionaal Archief Nijmegen, Collectie losse aanwinsten 1500 – heden toegang 610, inv.nr. 48, 71-74 (scan 43-45); https://studiezaal.nijmegen.nl/detail.php?nav_id=0-1&id=2128496048
Het reisverslag van Beckeringh is, met kleine verschillen ten opzichte van het handschrift in druk verschenen:
T. Beckeringh, ‘”Journal of dagverhaal van een Plaisir Reisje, van Groningen na Kleef, in 1740 door P. Muntinghe J.U.D., A.H.W. de Vriese J.U.D., M. van Bolhuis advocaat en mij Theodorus Beckering J.U.D.”, enz’, in: De Navorscher 45 (1895), 349-372, 495-512, 676-699 en 725-746, het fragment over Arnhem op 510. ↩︎ - M. van Bolhuis, Reize naar Kleef, in: Groninger Archieven, toegang 493, inv.nr. 204, Archief Families van
Bolhuis, Arkema en van Zeeburgh, 1603 – 1927, Journaal door M. van Bolhuis van
een reis naar Kleef tezamen met P. Muntinghe, L. Beckeringh en A.H.W. de
Vriese, 1740, 126-132 (scan 129-135); https://hdl.handle.net/21.12105/9EC288609A7040B79AB7EFFE8D4CEB73
In de inventaristitel staat abusievelijk L. Beckeringh; dit moet T. Beckeringh zijn.. ↩︎ - A.E. van Bolhuis, Journael van de reijse door de advocaet Beckeringh en redger Bolhuis in ’t 1705 met de chaise gedaen / Reise na Amsterdam Ao 1705, in: Groninger Archieven, toegang 493, inv.nr. 53 Archief Families van Bolhuis, Arkema en van Zeeburgh, 1603 – 1927, Journaal van de reizen van Abel Eppo van Bolhuis, 1692-1705. Met het verslag van een reis door Michiel van Bolhuis in 1680 naar Duitsland, reis nr. 10 fol. 42-44 (scan 381-383); https://hdl.handle.net/21.12105/CE8C05CCCE294C3784C941B21FEC8180 ↩︎