Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1 oktober 1894 (maandag)
Gemeente wil deel van Warnsborn kopen
1 oktober 1894 (maandag)
Gemeente wil deel van Warnsborn kopen
Het uitgebreide grondbezit van het klooster Mariënborn/Mariëndaal werd na de Hervorming publiekelijk verkocht en raakte vanaf 1640 versnipperd. In de negentiende eeuw kwam het landgoed in handen Amsterdamse ondernemers. Zij verfraaiden het gebied door het landhuis te vergroten, wegen aan te leggen, boerderijen neer te zetten en een heuse oranjerie en ijskelder te bouwen. Toen bankier Willem Frederik Piek besloot de complete buitenplaats in een veiling aan de hoogstbiedende te verkopen, kwam het Arnhemse gemeentebestuur in actie. Na de succesvolle aankoop van het landgoed Klarenbeek zes jaar eerder wilde B&W nu ook de natuur ten noordwesten van de stad veilig stellen. De gemeenteraad ging op maandag 1 oktober 1894 akkoord, maar Gedeputeerde Staten van Gelderland vonden het aankoopbedrag van 130.000 gulden, waarvoor een extra lening moest worden afgesloten, iets teveel van het goed en draaiden het besluit terug.
Daarop sprong de familie Van Verschuer in. Frans Hendrik baron van Verschuer (1843-1930), broer van gemeenteraadslid Barthold Pieter van Verschuer (1841-1910), kocht het landgoed op naam van zijn vrouw. Zij, Catharina Wilhelmina barones van Balveren (1856-1944), liet het landgoed bij haar dood na aan de Stichting Het Geldersch Landschap. Zo werd het landgoed alsnog veilig gesteld voor publiekelijk gebruik.
Literatuur en bronnen
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 131.
Jacobs, I. D., Schaarsbergen. Ontginningsdorp in Arnhem-Noord. Utrecht 2021 (Uitgeverij Matrijs), p. 43-53.
Ven, A.J. van de, De oude buitenverblijven rondom de stad. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 187-223, in het bijzonder p. 199-200.
2 oktober 1944 (maandag)
Verwoestend bombardement op Huissen
2 oktober 1944 (maandag)
Verwoestend bombardement op Huissen
Vandaag maken we een uitstapje naar onze buurgemeente Lingewaard, om precies te zijn naar de stad (sinds 1314) Huissen. Daar vond op maandag 2 oktober 1944 een verwoestend geallieerd bombardement plaats dat aan 98 mensen het leven kostte en het oude centrum in puin legde.
Na de mislukte Operatie Market Garden en de door geallieerden verloren Slag om Arnhem hergroepeerden de Duitse en geallieerde troepen zich. Piloten van de RAF zien op zondag 1 oktober een aantal Duitse tanks bij Huissen. Besloten wordt om die de volgende dag met Britse en Amerikaanse gevechtsvliegtuigen uit te schakelen. Op 2 oktober, een zonnige en heldere dag, laten rond 13.00 uur twaalf geallieerde vliegtuigen in twee formaties van zes stuks elk hun verwoestende lading van driehonderd bommen (500 ponders) boven Huissen vallen. De plaats telde, door de vele evacués van Operatie Market Garden, geen 6.000 maar 10.000 bewoners. Bijna honderd daarvan komen om en vrijwel het hele historische centrum werd in de as gelegd. Het extra wrange: geen enkele Duitse tank werd geraakt. Die waren inmiddels al een flink stuk voorbij Huissen.
Opdat wij niet vergeten!
Literatuur en bronnen
Loonen, M. (red.), De canon van Lingewaard. Huissen-Lingewaard 2009, p. 58-59.
3 oktober 1528 (woensdag)
Vrede van Gorinchem: hertog Karel heeft kinderen nodig
3 oktober 1528 (woensdag)
Vrede van Gorinchem: hertog Karel heeft kinderen nodig
Alles wat Karel van Egmond, hertog van Gelre, in de tien jaar daarvoor had opgebouwd, viel in 1524 weer uit zijn handen. De hertog had in 1514 door de inname ‘met de molenkar’ van Arnhem heel Gelre weer onder zijn controle. Vervolgens maakte hij handig gebruik van de onrust in het noorden van de Nederlanden. Met de steun van zijn veldheer Maarten van Rossem en de Friese opstandeling Pier Donia van Kimswerd, ‘Grutte Pier, werd hij uitgeroepen tot heer van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel. In 1524 was Karel op het toppunt van zijn macht. Hij was de baas over een groot aaneengesloten gebied van het Gelderse Roermond tot aan Leeuwarden en Groningen toe.
Keizer Karel V was in die jaren in zijn Duitse Rijk vooral druk met een religieus-politiek conflict van een nog grotere omvang. Verschillende Duitse vorsten hadden de kant van de protestantse Luther gekozen. Dat was een doorn in het oog van de vurige katholiek Karel V met enkele godsdienstoorlogen als gevolg.
Nadat Karel van Gelre in 1528 zijn veldmaarschalk Van Rossem veld- en plundertochten naar Den Haag en Utrecht liet houden, kwam keizer Karel in actie. Met een grote legermacht dwong hij de Gelderse hertog op woensdag 3 oktober 1528 tot het ondertekenen van een akkoord, de Vrede van Gorinchem. De Gelderse heer kwam er eigenlijk genadig vanaf. In ruil voor persoonlijke en militaire trouw aan keizer Karel, o.a. in de vorm van een flink jaargeld en tweehonderdvijftig ruiters, mocht hertog Karel Gelre, Groningen en Drenthe houden. Wel werd afgesproken dat Karel V heer van Gelre werd als Karel van Gelre bij zijn dood geen wettige nakomelingen naliet. De vooruitzichten waren wat dat betreft somber. Het tienjarige huwelijk met Elisabeth van Brunswijk had de zestigjarige Karel en zijn 33-jarige echtgenote nog geen kinderen opgeleverd. Wel had Karel voor zijn huwelijk bij verschillende vrouwen zeven (bastaard)kinderen verwekt, maar die telden niet mee.
Literatuur en bronnen
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 136-138.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581).
Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 145-149.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6-2, p. CLXIX-CLXXVII, p. 932-935 en deel 6-3, p. III-XXI.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p 330-343 (Boek XI, no. 59-67).
Witteveen, M., Maarten van Rossem. Krijgsheer en Bouwer Gelre 1500-1555. Zutphen 2020 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 73-80.
4 oktober 1814 (dinsdag)
‘Soeverein’ krijgt Arnhems zilver op goud
4 oktober 1814 (dinsdag)
‘Soeverein’ krijgt Arnhems zilver op goud
Willem I was in oktober 1814 nog geen koning. Die titel werd hem pas enkele maanden later door de Europese vorsten op het Congres van Wenen verleend. De teruggekeerde zoon van de in 1795 verdreven stadhouder Willem V tooide zich met de titel ‘Souverein Vorst’. Dat ‘soevereine’ maakte wel de ambities van Willem I zichtbaar. Hij beschouwde zich als het oppergezag van het land, die het grootste deel van het parlement benoemde en de ministers zag als zijn dienaren.
Dat deed aan de populariteit van de vorst onder de bevolking niets af, zoals zijn bezoek aan Arnhem op dinsdag 4 oktober liet zien. De stad was nog aan het opkrabbelen van de rampspoed die de Fransen en keizer Napoleon hadden aangericht. Overal in de stad en niet alleen op de schipbrug, waarover Willem vanuit ’s Hertogenbosch via Nijmegen om acht uur ’s avonds in het schemerdonker de stad binnenkwam, was feestverlichting (‘illuminatien’) aangebracht. Erebogen met fraaie spreuken stonden aan de Rijnpoort en in de Rijnstraat, Bakkerstraat en bij het stadhuis op de Markt. De Arnhemsche Courant, die twee dagen later uitgebreid verslag deed van het bezoek, citeerde ze stuk voor stuk. Het rijmdicht bij het stadhuis luidde:
‘Door Eeuwen trotsch op roem, en heil in ’s Lands historie;
Door bittre ervaring, daar voor schand en ramp gekocht,
Heeft d’ Almacht zelf getoond, dat Nederlands bloei en glorie,
Voor eeuwig aan ’t bezit van Nassau is verknocht.’
Dankzij dat krantenverslag kunnen we ook een tegenspraak in de literatuur op lossen. In Fockema c.s. staat dat de vorst gouden stadssleutels kreeg aangeboden. Knap c.s. vermeldt dat dit zilveren sleutels waren en dat klopt: ‘twee nieuw vervaardigde zilvere in het vuur vergulde Sleutels, op een fluweel, met goud geborduurd Kussen.’
Hoe lang zal het duren voordat zijn nazaat Willem-Alexander weer zulke huldeblijken ten deel zal vallen?
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 6-10-1814.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal,. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 81.
Haak, S.P., Arnhem door de eeuwen heen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 29-91, p. 83.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 117.
5 oktober 1624 (zaterdag)
Arnhemse pestordonnantie met ‘karbonkel’ veroverde de wereld
5 oktober 1624 (zaterdag)
Arnhemse pestordonnantie met ‘karbonkel’ veroverde de wereld
Het besluit dat het Arnhemse stadsbestuur vandaag in 1624 in drukvorm uit liet brengen, werd de afgelopen eeuwen in bijna elk boek over de pest, wereldwijd, opgenomen. En dat is niet vreemd. Tekst en afbeelding van de ‘Pestordonnantie van 1624’ tonen op de omslag verschillende facetten van de pest. Dat:
– de pest een straf van God was en dat de feitelijke oorzaak (een bacil die door rattenvlooien verspreid werd) onbekend was;
– de stadsgeneesheren (‘medicijn doctoren’) het stadsbestuur adviseerden;
– de pest zich uit in o.a. gezwellen, koorts en geelzucht;
– rijk en arm (de tekening laat een zieke welgestelde burger zien) niet gespaard bleven;
– de boekdrukkunst steeds meer werd ingezet voor verspreiding van besluiten.
Het duurde wel enkele maanden voordat de drukker Jansz. het besluit van 28 juli van de Arnhemse magistraat gedrukt had. Intussen had de ziekte al weer de nodige slachtoffers gemaakt.
En voor de nostalgische fans van de vroegere schooltv-serie ‘Ik Mik Loreland’ kiezen we vandaag een fragment uit het pestbesluit over Karbonkel:
‘Wat belanght de Carbonculen / gheswellen en andere uytslagh / die plegen wel na het Ader-laten ende zweeten te verdwijnen / soo die noch sullen verblijven / sla men hier over vernemen het advijs van de Doctor ofte Chirurgijn.’
Literatuur en bronnen
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 191-194.
Leppink, G.B. en R.C.M Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 215-230, 482-487.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 405.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), p. 1-66, p. 30-34.
6 oktober 1798 (zaterdag)
Herverdeling van Arnhemse kerken mislukt
6 oktober 1798 (zaterdag)
Herverdeling van Arnhemse kerken mislukt
Met de machtsovername van de patriotten in 1795 zouden de idealen van de Verlichting in de nieuwe Bataafse Republiek gerealiseerd worden. ‘Vrijheid, Gelijkheid. Broederschap’ was de leus, maar de praktijk bleek weerbarstig. Pas in 1798 werd met de eerste grondwet van ons land, de ‘Staatsregeling voor het Bataafsche Volk’ de vrijheid van godsdienst formeel geregeld. Toen kon beginnen worden met de herverdeling van de kerkgebouwen in de stad, die sinds 1579 allemaal in bezit en gebruik waren van de protestanten, een andere bestemming hadden gekregen of gesloopt waren. Zo was de Walburgiskerk wapenopslagplaats geworden en waren de kloosters buiten de stad (Mariëndaal, Monnikhuizen, Bethanië) gesloopt.
Bij een speciaal landelijk besluit, het decreet van 6 juli 1798, werd vastgelegd dat de kerkgebouwen in een plaats naar evenredigheid van de verschillende religies verdeeld moesten worden. Naar goed Nederlands gebruik werd hiervoor in Arnhem op zaterdag 6 oktober 1798 een commissie in het leven geroepen. Vier gemeenteraadsleden en een flinke afvaardiging van elk van de vier godsdiensten in de stad (gereformeerden, katholieken, lutheranen en joden) vormden de commissie ‘schikking der kerkgebouwen’. Drie jaar lang kreeg de commissie niets voor elkaar en toen werd op landelijk niveau, na de zoveelste staatsgreep, het besluit voor de kerkgebouwverdeling weer ingetrokken. De katholieken moesten vervolgens nog zeven jaar wachten voordat koning Lodewijk Napoleon hen de Walburgiskerk teruggaf. Zie hiervoor Verleden Vandaag 21 juli (1808).
Literatuur en bronnen
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem).
Klerck, J. de, Kerk en religie. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 192-235, vooral p. 207-209.
Koene, B., De diligences van Bouricius. Anderhalve eeuw bedrijvigheid langs ’s heren wegen. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 107-109.
Potjer, M., De Arnhemse kerken in de Franse tijd. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 39-52, vooral p. 43-44.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, vooral p. 83-86.
7 oktober 1944 (zaterdag)
Geallieerd bombardement op Rijnbrug en Arnhemse binnenstad
7 oktober 1944 (zaterdag)
Geallieerd bombardement op Rijnbrug en Arnhemse binnenstad
Het is wat wrang om te zeggen, maar door de Duitse bezetter opgelegde evacuatie van de stad, vielen in oktober 1944 tijdens twee geallieerde bombardementen maar weinig slachtoffers in de stad.
Doel van de geallieerde bommenwerpers was de Rijnbrug, die ondanks de beschadigingen tijdens de Slag om Arnhem nog steeds gebruikt kon worden. Het Duitse leger stuurde over de brug troepen en materieel naar de Betuwe om daar de posities van de geallieerde grondtroepen te bestoken.
De bommen van het eerste bombardement op vrijdag 6 oktober misten de Rijnbrug bijna allemaal. Wel werd de binnenstad naast de brug flink geraakt.
Om de verkeersbrug toch buiten werking te stellen, werd op zaterdag een formatie Amerikaanse bommenwerpers, zeven tweemotorige B-26 Martin Maraudervliegtuigen van de 344th Bomb Group, met zwaardere bommen richting Arnhem gestuurd. Nu met succes: met enkele voltreffers werd de brug in puin geschoten en verdween deels onder water. Ook bij dit bombardement werd de binnenstad geraakt. Doordat het Arnhemse centrum verlaten was, vielen gelukkig geen slachtoffers zoals bij andere geallieerde bombardementen op Nederlandse steden in de oorlog.
Literatuur en bronnen
Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 60-61.
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 57.
8 oktober 1853 en 1855
Fraaie Fromberghuizen: drie vliegen in een klap
8 oktober 1853 en 1855
Fraaie Fromberghuizen: drie vliegen in een klap
Vandaag combineren we twee ‘acht oktobers’ met elkaar. In 1853 gaf de gemeente toestemming en subsidie voor de bouw van een blok van zeven herenhuizen op de fundamenten van de voormalige stadsmuur naast de Janspoort. Twee jaar later besloot de gemeenteraad op acht oktober om het open terrein voor deze stadspaleizen Willemsplein te noemen naar de even verderop gelegen Willemskazerne.
Het verzoek van projectontwikkelaar Hendrik Willem (Henri Guillaume) Fromberg (1812-1882) om de stadsvilla’s te bouwen, paste naadloos in het ‘Plan tot uitleg van de stad’ dat stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink (1806-1867) in januari van dat jaar had gepresenteerd. Prachtige herenhuizen moesten langs de nieuw aan te leggen singels en pleinen verschijnen. Daarmee zouden ook de armoedige krotten en sloppen van de allerarmsten aan het gezicht worden onttrokken. Arnhem wilde met de villabouw welgestelde burgers uit het westen van het land en rijke renteniers uit Indonesië aantrekken.
Na de sloop van de Janspoort bleven enkele armzalige woningen naast de gesloopte poort bestaan. Markus herinnerde zich deze als ‘een rij krotten zoo vuil en armoedig, dat ik niet geloof dat er nog dergelijke in Klarendal te vinden zijn.’ Fromberg kreeg zevenduizend gulden subsidie om het financiële tekort in zijn bouwplan, krottensloop en villabouw, te dekken. De indrukwekkende neoclassicistische gevel aan het Willemsplein verborg bovendien de krotten in de daarachter gelegen Janslangstraat. En zo waren de Fromberghuizen drie vliegen in één klap: een fraaie aanblik van het Willemsplein, krotten weg en sloppen verborgen.
Literatuur en bronnen
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1913 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 102.
Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 50.
Lavooij, W., Van neostijlen tot Nieuwe Kunst. Arnhemse Architectuur uit de negentiende eeuw. Utrecht 2017 (Uitgeverij Matrijs), p. 23-24.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 18.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 51.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Seebach, T., Henri Guillaume Fromberg 1812-1882. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
9 oktober 1897 (zaterdag)
Nalatenschap Ver Huell wordt na 23 jaar museum
9 oktober 1897 (zaterdag)
Nalatenschap Ver Huell wordt na 23 jaar museum
Hij was één van de zonderlingste en opmerkelijkste Arnhemmers van de negentiende eeuw: Alexander Ver Huell (1822-1897). Met zijn humoristische tekeningen, die een ironiserende of moraliserende ondertoon hadden, voor verschillende tijdschriften, kranten en boeken verwierf hij niet alleen plaatselijke maar ook de nodige landelijke faam. Dankzij familiekapitaal kon Ver Huell zich in zijn huis aan de Bovenbergstraat 10 (verdwenen verlengde van de Bergstraat ten noorden van de Utrechtsestraat) helemaal wijden aan de kusten en de geschiedenis. Het grote publiek verliet hem echter toen hij in 1863 twee dagen voor zijn huwelijk de aanstaande bruid in de steek liet en naar Parijs vluchtte.
Na zijn terugkeer trok hij zich terug uit het openbare leven. Tekenen deed hij nog volop, maar echte erkenning bleef, tot zijn eigen grote frustratie, uit. Hij stortte zich op het verzamelen van kunstwerken, die hij vervolgens vaak weer schonk aan verschillende instellingen zoals Bronbeek.
De laatste jaren van zijn zelf verkozen eenzame leven waren extra zwaar door de ziekte van Parkinson. Bij zijn overlijden op 28 mei 1897 liet hij zijn complete kunstverzameling na aan de gemeente Arnhem met de uitdrukkelijke wens om van zijn huis een museum te maken. Ondanks de persoonlijke toezegging van burgemeester Van Lawick van Pabst vlak voor zijn dood aan Ver huell en het besluit van de gemeenteraad op zaterdag 9 oktober 1897, is dit er nooit van gekomen.
Het gemeentebestuur vond uiteindelijk zijn huis, ook door achterstallig onderhoud, niet geschikt en verkocht het pand in 1901. Met de opbrengst daarvan wilde men een geschikter gebouw vinden voor het museum, want de Oudhedenkamer in de bovenzaal van de Waag op de Markt voldeed ook al jaren niet meer. De gemeenteraad keurde daarom op 17 juni 1911 de aankoop de Buitensociëteit aan de Utrechtseweg goed. Het duurde tot zaterdag 25 september 1920 voordat het ‘Gemeentemuseum Arnhem’ hier de deuren opende. Drieëntwintig jaar na de dood van Ver Huell werd eindelijk zijn laatste wil gerealiseerd.
Literatuur en bronnen
Bervoets, J.A.A., De kluizenaar op de berg. Alexander Ver Huell, een Arnhems leven in de negentiende eeuw. In: Schulte-Van Wersch C.J.M. en T. Gitsels (red.), Arnhem. Elf facetten uit de 19de en 20ste eeuw. Zutphen 1983 (De Walburg Pers), p. 30-41.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 133.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 115.
Stenfert Kroese, H.E. & Neijenesch, D. W., Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling. Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), p. 132-133.
10 oktober 1601 (woensdag)
Verbod op St. Maartensvuren
10 oktober 1601 (woensdag)
Verbod op St. Maartensvuren
Nu de restauratie van de Eusebiuskerk af is, kunnen we de kerk weer in al haar glorie bewonderen. Dat geldt ook voor de voorganger van de Grote Kerk op deze plek, de Maartenskerk. Bouwplaten verborgen jarenlang de omvangcontouren van deze vroegmiddeleeuwse kerk in het plaveisel ten zuidoosten van de kerk. Nu is het weer te zien.
Meer dan vijfhonderd jaar was St. Maarten de patroonheilige van Arnhem. Tot 1453 heette de Eusebiuskerk de Maartenskerk. Toen in dat jaar relieken van Eusebius vanuit de moederabdij in Prüm (Eifel – Duitsland) kreeg de Grote Kerk haar huidige naam.
Maar, het kan verkeren. Na de reformatie probeerde het protestantse stadsbestuur alle katholieke en pauselijke zaken uit de stad te bannen. Zo besloot de magistraat op woensdag 10 oktober 1601 dat de traditionele St. Maartensvuren niet meer ontstoken mochten worden, op straffe van ‘arbiturale correctie’. De verordening kwam midden oktober om de voorbereidingen van een mogelijke viering van de feestdag van de heilige op 11 november in de kiem te smoren. Zo probeerde men een eind te maken aan een traditie waaraan vooral de Arnhemse jeugd veel plezier aan beleefde.
Literatuur en bronnen
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 101, 111-113.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 24.
11 oktober 1784 (maandag)
Huis Arkenoach wordt gesplitst en hersteld
11 oktober 1784 (maandag)
Huis Arkenoach wordt gesplitst en hersteld
Het is één van de fraaiste plekjes van de Zeven Straatjes in de stad: de Arke Noachstraat. In vroeger dagen was deze verbinding tussen de Koning- en Kerkstraat waarschijnlijk smaller, want in achttiende-eeuwse bronnen spreekt men van de Arke Noachsteeg. Dankzij een meningsverschil weten we dat de straat is genoemd naar een huis met die naam: ‘een Huys binnen deeze Stad in de Arke Noachsteeg staande van ouds gen.t (= genaamt) de Arkenoach’.
Zeven foliokantjes had het stadsbestuur nodig om de situatie rondom het huis met achterplaats te beschrijven. Na het overlijden van de vroegere bewoners werd de helft van het pand door de erven van ‘wijlen weduwe Christina Pauw’ verkocht. En wie was de koper? Stadsbestuurder (‘meedeschepen’) Van Hamel. Die kreeg onenigheid met de bewoners van de andere helft van het perceel en de zaak werd aan het stadsbestuur voorgelegd. Gezien de betrokkenheid van collega Van Hamel was extra voorzichtigheid geboden, want in deze tijd was het zeer onrustig in de stad met de strijd tussen patriotse burgers en de prinsgezinde magistraat. Uiteindelijk werd besloten dat het huis gesplitst mocht worden en dat de nodige reparaties mochten worden uitgevoerd.
Literatuur en bronnen
Commissie- en Politieboek der stad Arnhem, deel 72, 11-10-1784, folio 348recto-351recto.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 349.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 503.
12 oktober 1343 (zaterdag)
Hertog Reinald II valt van stoel en breekt zijn nek
12 oktober 1343 (zaterdag)
Hertog Reinald II valt van stoel en breekt zijn nek
Hij was in de kracht van zijn leven, 48 jaar oud. Vier jaar eerder, in 1339, was hij door de Duitse keizer Lodewijk tot hertog verheven. Met Reinald/Reinout II was Gelre geen graafschap meer, maar een hertogdom. In de adellijke hiërarchie was dat slechts één plaatsje onder een koninkrijk. Hij leidde een turbulent leven, niet in het minst door zijn omgang met zijn temperamentvolle vrouw, de Engelse prinses Eleonora. Die verbintenis leidde tot zijn bemoeienis met het begin van de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) tussen Engeland en Frankrijk. Inderdaad, die oorlog waarin later Jeanne d’Arc zo’n bijzondere rol speelde. In het hele geopolitieke krachtenspel tussen het Duitse Rijk, Frankrijk en Engeland, versterkte Reinald zijn positie met geldschenkingen, veldtochten, persoonlijke vetes, roddel en achterklap. Zijn tegenstanders, waaronder in latere jaren zijn vrouw Eleonora, voorspelden hem vanwege zijn onbetrouwbare persoonlijke gedrag dan ook een onverwachte dood. En dat gebeurde op zaterdag 12 oktober 1343 als hij in het hertogelijk Hof in Arnhem plotseling sterft. Hij zou tijdens een mis van zijn gebedstoel zijn gevallen., waarbij hij zijn nek brak. In de woorden van de zeventiende-eeuwse kroniekschrijver Arend van Slichtenhorst: ‘Op den 11. ofte 12. der wijn-maend is Reynald tot Arnhem, zoo hy binnen zijn Ноf den Godsdienst pleeghde, heel schielyken ende met gesoпder herten wt de wereld geruckt, vallende wt zijn stoel en den hals breekende.’
Een jaar voor zijn dood had Reinald het klooster Monnikenhuizen gesticht. Zo hoopte hij zijn zielenheil veilig te stellen en had hij een plek waar hij eeuwig bijgezet kon worden. Helaas, zijn dood kwam ook daarvoor te snel en zijn lichaam werd, net als dat van zijn voorgangers, ter aarde besteld in het klooster Gravendaal/Graefenthal. Dat prachtige klooster, even over de grens bij Goch, is te bezoeken en een ideale besteding van een zonnige herfstmiddag Combineer bijvoorbeeld het klooster(café) met een wandeling langs het riviertje de Niers.
13 oktober 1755 (maandag)
Joden mogen begraafplaats stichten in Sinkenberg
13 oktober 1755 (maandag)
Joden mogen begraafplaats stichten in Sinkenberg
Het is één van de mooiste historische plekjes van de stad, de oude Joodse begraafplaats aan de Utrechtseweg boven op ‘Bovenover’. Vijf grafzerken staan nog steeds op deze voor bezoekers toegankelijke, maar wat lastig te vinden, begraafplaats. Vanuit het stadscentrum loop je langs Museum Arnhem en na ca. 50 meter leiden enkele traptreden tussen de bomen naar de begraafplaats. In 1701 werd de stad versterkt door wallen en andere vestingwerken, naar een plan van de befaamde vestingbouwer Menno van Coehoorn. Een onderdeel van dat plan was de aanleg van een vooruitgeschoven aarden verdedigingswerk, het retranchement. Die strekte zich uit van de Rijnpoort en de westelijke stadsmuren tot op de Zandberg. Op deze vestingwerken werd toegezien door een ‘fortificatiemeester’. Het stadsbestuur vroeg hem in het najaar van 1755 om advies inzake een verzoek op 22 september 1755 van Salomon Jacobsoon Cohen en Samuel Levi om buiten de stad een ‘kerkhof of begraafplaats voor de Joodsche gemeente’ aan te leggen. Tot dat jaar begroeven de Joden hun doden buiten de stad, eerst in Huissen en later in Wageningen. Een joodse begraafplaats bij Arnhem was dus voor de Joodse inwoners zeer welkom. De fortificatiemeester Wolfsen, die ook schepen (wethouder) van de stad was, had geen bezwaar en het stadsbestuur stelde op maandag 13 oktober 1755 een stuk grond van 40 bij 50 voet (ongeveer 12 bij 15 meter) beschikbaar. De begraafplaats moest afgebakend worden met een één steek brede greppel (kielspit) en moest omheind worden met een schutting. Vanaf de weg mochten de graven niet te zien zijn.
Literatuur en bronnen
Cappers, W., Funeraire Cultuur Arnhem. Soesterberg / Rotterdam 2002 (Uitgeverij Aspekt en De Terebinth), p. 21.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 44-46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 343, 476-477.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 459, 490.
14 oktober 1772 (dinsdag)
Arnhem koopt de heerlijkheid Meijnerswijck
14 oktober 1772 (dinsdag)
Arnhem koopt de heerlijkheid Meijnerswijck
We schrijven nu vooral Meinerswijk, maar in vroeger dagen werd de naam van de polder ten zuidwesten van Arnhem op uiteenlopende manieren gespeld. En het was meer dan een polder, ‘Meijnerswijck ’was voor een flink deel een heerlijkheid. De eigenaar, de ‘heer van Meijnerswijk’ bezat eigen rechten en de heerlijkheid was min of meer onafhankelijk. Maar ook onafhankelijkheid kan ge- en verkocht worden.
In de 18e eeuw hadden de stad Arnhem en enkele plaatselijke instellingen (Catharinagasthuis en Nicolaibroederschap) al delen van de polder in bezit, maar de heerlijkheid Meijnerswijck met het gelijknamige versterkte huis was in bezit van Alard Wijnand Hackfort tot ter Horst (1711-1784, heer van De Ham, schepen van Het Loo en ambtsjonker van Apeldoorn) en zijn vrouw Angela Wendelina van der Heyden (1739-1796). Het stadsbestuur kocht op dinsdag 14 oktober 1772 van hen de heerlijkheid voor een bedrag van f 97.665,-.
De stad zou in 1826 Meijnerswijk weer verkopen voor f 69.945,- aan graaf Georg van Ranzow. Die was de stichter van de Van Ranzow’s Bank, waarin nu café-restaurant Dudok is gehuisvest. Van Ranzow, die Meinerswijk dus voor een aanzienlijk lager bedrag kocht dan de kosten die de stad in 1772 maakte, wist wel wat handelen was. Hij verkoopt Meinerswijk met jachtrechten in 1845 voor meer dan het dubbele bedrag weer door aan zijn vriend koning Willem II. Enkele jaren later verkopen de erfgenamen van de koning met verlies de heerlijkheid weer aan Arnhem.
Literatuur en bronnen
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 311.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 457-459.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem, 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 30.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 91-95.
Visser, G., Het bruisende verleden van de Praets en de Stadsblokken. Arnhem 2015. Visser, G., Meinerswijk en De Praets. In: Kringbulletin Historische Kring Elden, jrg.32 (2013), nr. 117, p. 6-12.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 15, 37-39.
15 oktober 1898 (zaterdag)
Aankoop panden voor verbreding Walburgstraat
15 oktober 1898 (zaterdag)
Aankoop panden voor verbreding Walburgstraat
Op 1 juni 1897 had de Arnhemse gemeenraad besloten tot verbouwing van het Duivelshuis en de uitbreiding met enkele nieuwe ruimtes en gebouwen daarachter. Dit plan van de Amsterdamse architect Constantijn Muysken (1843-1922) werd in fasen uitgevoerd. Eerst werd de in 1830 in neoclassicistische stijl gerestaureerde gevel van het Duivelshuis teruggebracht in de oude staat van de renaissance.
Om een goede publieke toegang tot de nieuwe gebouwen achter het Duivelshuis te krijgen, moest de smalle Walburgsteeg verbreed worden. Dat besluit nam de gemeenteraad op zaterdag 15 oktober 1898. De panden links en rechts naast de steeg werden gesloopt en de Walburgsteeg werd Walburgstraat. Met de afbraak van het directe zuidelijke rechterbuurpand van het Duivelshuis, het grote herenhuis van de weduwe van de vroegere stadsgeneesheer dr. J. Woltersom, was er ruimte om een balkon aan het Duivelshuis te bouwen.
Literatuur en bronnen
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 131, 132, 133.
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 123-185; p. 156-158.
Iddekinge, P.R.A., Arnhem. In: Roos, J. de en T. de Roos, Gemeentehuizen van Gelderland. Van Aalten tot Zutphen. Arnhem 1995 (Vereniging Gelre en Groningen: REGIO-PRojekt), p. 38-40.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 232-240.
Schaap, K., Stadhuis Arnhem 1968. Arnhem 1968 (Gemeente Arnhem; geen paginering)
Wentink, H., Van Duivelshuis tot Stadstheater. Monumenten van bestuur en cultuur in Arnhem. Utrecht 2018 (Uitgeverij Matrijs), p. 10-13.
Werf. J. van der, Het Duivelshuis in Arnhem. Het merkwaardige woonhuis van de vermaarde maarschalk. Arnhem 2019 (Gemeente Arnhem), p. 17-30.
16 oktober 1922 (maandag)
Historische schoorsteen uit Bakkerstraat in Duivelshuis
16 oktober 1922 (maandag)
Historische schoorsteen uit Bakkerstraat in Duivelshuis
De fraaie schouw in de Schepenkamer van het Duivelshuis behoorde niet tot het oorspronkelijke interieur van het zestiende-eeuwse woonhuis van veldheer Maarten van Rossem (1478-1555). De schoorsteenmantel is afkomstig uit een groot winkel- woonhuis in de Bakkerstraat. Die straat liep tot de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog door tot aan de Turfstraat. In het verlengde van de huidige Bakkerstraat, ter hoogte van het Kerkplein/Audrey Hepburnplein, was op de huisnummers 35 en 36 het ‘Manufacturen en Beddenmagazijn’ van de familie Hoefsloot gevestigd.
Tot aan de crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw ging het goed met de textiel-, tapijten- en beddenzaak. Zaakgrondlegger Petrus Michael Hoefsloot had in 1905 het pand op de hoek met de Torensteeg van smederij en ijzerwinkel (kachels, brandkasten, enz.) van E.G. Traanboer gekocht. In 1915 kon hij de zaak uitbreiden met de aankoop van het zuidelijke buurpand, nr. 36, van de theewinkel van Van Balen.
Bij een moderne zaak pasten de oorspronkelijke zeventiende-eeuwse schouwen in de panden niet meer. Twee schouwen schonken Traanboer en Hoefsloot aan het toenmalige Gemeentemuseum. Bij het wegbreken van de grote schoorstenen kwamen nog meer historische balken en betimmeringen tevoorschijn, zo berichtte de Arnhemsche Courant op maandag 16 oktober 1922. Bij de restauratie van het Duivelshuis in 1967 werd één van die schouwen, 17e eeuwse eikenhouten schoorsteen, rustend op 2 marmeren halronde zuilen, consoles en voet van hardsteen’ in de Schepenkamer geplaatst.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 16-10-1922. Via KB-Delpher.
Hoefsloot J. (red.), Van geruwd katoen tot gelakt Pastoe. Reis door de tijd met de ondernemers Hoefsloot. Elst z.jr.
Werf. J. van der, Het Duivelshuis in Arnhem. Het merkwaardige woonhuis van de vermaarde maarschalk. Arnhem 2019 (Gemeente Arnhem), p. 79-83.
17 oktober 1586 (vrijdag)
Dood sir Philip Sidney in de Bakkerstraat
17 oktober 1586 (vrijdag)
Dood sir Philip Sidney in de Bakkerstraat
In de Bakkerstraat (nu nr. 68) overleed op vrijdag 17 oktober 1586 de 32-jarige Engelse legerofficier en dichter sir Philip Sidney. Hij stierf aan verwondingen opgelopen bij gevechten tussen het Spaanse leger en het leger van de opstandige noordelijke gewesten (Slag bij Zutphen). Die troepen stonden onder leiding van zijn oom sir Robert Dudley, de graaf van Leicester.
Leicester was in 1585 door zijn vorstin, Elizabeth I, naar de noordelijke Nederlanden gestuurd om de opstandige gewesten te steun in hun strijd tegen hun vroegere heer, koning Philips II van Spanje. De noordelijke Nederlanden hadden vier jaar eerder in het ‘Plakkaat van Verlatinge’ hun trouw aan de Spaanse koning opgezegd. De eerste nieuwe heer, de Franse hertog van Anjou, bleek een mislukking. Het Spaanse leger onder leiding van Alexander Farnese, de hertog van Parma, wist in 1585 Antwerpen te veroveren (Val van Antwerpen). Elizabeth, net als de Nederlanden ook protestant, was beducht voor een verdere Spaanse opmars en stuurde een legertje onder leiding van de graaf van Leicester naar de andere kant van de Noordzee. Daar werd Leicester benoemd tot opperbevelhebber voegde zijn Engelse soldaten samen met de Nederlandse huurlegers. In één van die confrontaties met het Spaanse leger verloor Leicester dus zijn neef sir Philip Sidney. Die was een beroemdheid in Engeland, ook door zijn dichtkunst, en werd in een indrukwekkende staatsbegrafenis bijgezet in St. Pauls Cathedral in Londen.
Literatuur en bronnen
Schilfgaarde, A.P. van, De laatste brief van sir Philip Sidney. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 55 (1956), p. 197-200.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem, 1876, p. 22 vermeldt abusievelijk als datum van overlijden 16 oktober.
Vredenberg, J. P., Het sterfhuis van Sir Philip Sidney. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 2, p. 56-59.
18 oktober 1589 (woensdag)
Onfortuinlijke dood stadhouder Adolf van Nieuwenaar
18 oktober 1589 (woensdag)
Onfortuinlijke dood stadhouder Adolf van Nieuwenaar
De stadhouder van Gelre (1584-1589), Adolf van Nieuwenaar, graaf van Meurs, stierf vandaag in het jaar 1589. Hij was enkele weken eerder, op 26 september, ernstig gewond geraakt na het uitproberen van buskruit bij een door hem uitgevonden belegeringsvuurgeschut (ge’reedschap’). Door de ontploffing vloog de toren van het stadhouderlijk hof op de Markt de lucht in. De explosie en de vallende stenen troffen de graaf dodelijk. In de woorden van de zeventiende-eeuwse geschiedschrijver Arend van Slichtenhorst: ‘Aen de oude merkt staet het Princenhof; ’t welk in ’t iaer 1589 door het verwaerloosen van ’t bus-kruуd ten deel is wegh gespronghen; wanneer Grave Adolf van Меurs reedchap maekende om de vuyr-werken om de poorten te openen eerst gingh beproeven; van welke vlam de Grave neffens etliike omstanders daer na is omgekoemen.’
Hij kreeg niet zomaar een opvolger. Tot nieuwe stadhouder werd Maurits, prins van Oranje en de zoon van Willem van Oranje, benoemd. In het midden van de Opstand tegen het Spaanse gezag kon Gelre zo’n voortreffelijk militair strateeg wel gebruiken. Over Van Nieuwenaar werd o.a. door de grote rechtsgeleerde Hugo de Groot gezegd: ‘traag in de oorlog, maar onberispelijk van zeden’.
Literatuur en bronnen
Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden. Deel 13, p. 227.
Haarlem 1868 (J.J. van Brederode).
Haak, S.P., Arnhem door de eeuwen heen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 29-91, vooral p. 58.
Hilberdink, C., Gelre’s hof. Van paardestal tot Huis der Provincie. Zutphen 1983 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 56.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: F. Keverling Buisman, (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-125, vooral p. 110.
Martens van Sevenhoven, A.H., Het Hof van Gelre te Arnhem. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 37 (1929), p. 1-44, vooral p. 34-35.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), Boek I, no. 155, p. 97.
19 oktober 1707 (woensdag)
Terugkeer aanhangers Nieuwe Plooi naar Arnhem
19 oktober 1707 (woensdag)
Terugkeer aanhangers Nieuwe Plooi naar Arnhem
Tussen 1702 en 1708 heersten in Gelderland de ‘Plooierijen’. Regenten die van oudsher met de steun van de stadhouder de dienst uitmaakten (de Oude Plooi), werden belaagd en vaak verjaagd door een nieuwe generatie bestuurders (de Nieuwe Plooi). Op 19 oktober 1707 keerden de laatste Arnhemse bewapende vrijwilligers van de Nieuwe Plooi vanuit Wageningen naar Arnhem terug. Zij waren in Wageningen achter gebleven als steun aan de gekozen nieuwe regenten van de Nieuwe Plooi daar.
Die steun aan meer democratisch stadsbestuur bleek tevergeefs, want zowel in Wageningen als Arnhem moesten nieuwe magistraten als burgemeester Willem Adriaan Bouwensch en Derk Reinier Bassenn hun functies opgeven. Na een showproces werden ze uit Arnhem verbannen. De orangistische Oude Plooi had de macht weer terug, maar Bassenn sloeg later via zijn nageslacht terug. Zijn kleinzoon Joan Derk van der Capellen tot den Pol groeide uit tot de spraakmakendste tegenstander van de stadhouder van Oranje met zijn pamflet ‘Aan het Volk van Nederland’ (1781).
Literatuur
Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden. Deel 2, p. 116-1117.
Haarlem 1855 (J.J. van Brederode).
Wertheim-Gijse Weenink, A.H., 1692-1795. In: Poelhekke, J.J. (red.), Geschiedenis van Gelderland 1492-1795. Zutphen 1974 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 211-330, vooral p. 266-269.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90.
20 oktober 1901 (zondag)
‘Rode dominee´ Talma houdt afscheidspreek
20 oktober 1901 (zondag)
‘Rode Dominee’ Talma houdt afscheidspreek
Het was in 1901 een Godswonder. De Arnhemse dominee A.S. (Syb) Talma (Angeren 1864 – Haarlem 1916) versloeg bij Tweede Kamerverkiezingen voor het Friese kiesdistrict Tietjerkstradeel de gedoodverfde winnaar Pieter-Jelles Troelstra. Een lid van de ARP die in het hol van de leeuw de welbespraakte socialist Troelstra het onderspit liet delven. Nu was Talma met zijn domineesachtergrond ook een goed spreker, maar toch.
Zo moest Talma na zes jaar predikant te zijn geweest in de Grote of Eusebiuskerk afscheid nemen van zijn hervormde gemeente.
Hij vertrok als Kamerlid naar Den Haag, waar hij grote indruk maakte. Het was dan ook geen wonder dat hij van 1908 tot 1913 minister was.
Talma werd ‘de rode dominee’ genoemd, want ondanks tegenstand uit eigen conservatief-protestantse kring (ARP, CHU) wist hij veel sociale wetten (zijn ‘ouderdomsrente’ is de voorloper van de AOW) door te voeren. Hij wordt daarmee als een wegbereider gezien voor die andere sociale Arnhemse minister, Marga Klompé.
In Arnhem herinneren een kantstrook bij de Eusebiuskerk, het Talmaplein en de (verdwenen) Talmaschool aan de Creutzbergstraat op de Geitenkamp aan hem.
21 oktober 1961 (zaterdag)
Koningin Juliana bezoekt gerestaureerde Eusebiuskerk
Het was wat voorbarig op zaterdag 21 oktober 1961. Koningin Juliana woonde de in gebruik name van de gerestaureerde Grote of Eusebiuskerk bij. De kerk was echter nog lang niet klaar. Drie jaar later verdwenen de laatste steigers rondom de toren en het zuidportaal kwam pas in 1968 gereed. In 1972 kwamen de steigers weer terug, een proces wat zich nog een paar keer zou herhalen.
Literatuur
De Tijd/Maasbode, 23-10-1961.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), pp. 76-77.
22 oktober 1935 (dinsdag)
Arnhemmers discussiëren over Jodenvervolging in Nazi-Duitsland
22-10-1935 (dinsdag)
Arnhemmers discussiëren over Jodenvervolging in Nazi-Duitsland
In de bovenzaal van lunchroom ‘André’ (eigenaar André Tolmeijer) in de Roggestraat hield mr. Ab(el) Herzberg (vader van schrijfster Judith Herzberg) een lezing als voorzitter van de Nederlandse Zionisten Bond. Herzberg besprak de in september in Nazi-Duitsland aangenomen wetten waarmee de joden tot tweederangsburgers waren gemaakt. Zo waren gemengde huwelijken (joden met niet-joden) verboden (Bloedbeschermingswet). De visie van Herzberg dat protest niet alleen zinloos, maar zelfs een teken van zwakte was, riep de nodige discussie op.
Afbeelding en literatuur
© Arnhemsche Courant, 23-10-1935
23 oktober 1813 (zaterdag)
Huismeesters Catharinagasthuis doen trieste ontdekking
De huismeesters van het Sint-Catharinagasthuis, dat in 2021 haar 775-jarig bestaan viert, concluderen in een vergadering dat het rijke archief van het gasthuis door de Franse bezetting (1795-1813) volledig in ‘onrede’ en voor een belangrijk deel verloren is geraakt.
Literatuur
Leppink, G.B., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), pp. 388-389.
24 oktober 1861 (donderdag)
‘Soepcommissie’ bepaalt wie de ‘soep’ mag verzorgen
In de Arnhemsche Courant staat welke Arnhemse bedrijven/particulieren de producten voor de soep aan de allerarmsten van de stad mogen leveren.
De officiële naam van de liefdadigheidsinstelling die dit verzorgde was ‘De commissie tot uitdeeling van warme spijzen aan onvermogenden’. In de wandelgangen werd echter gesproken van de ‘Soepcommissie’. De landelijke en gemeentelijke (conservatief-liberale) overheid zag het niet als haar taak om actief maatschappelijk actief te zijn. De verzorgingsstaat was nog ver weg. Armen, zieken, bejaarden waren afhankelijk van de liefdadigheid van kerkelijke en particuliere instellingen.
25 oktober 1642 (zaterdag)
Stadsbestuur verkoopt Wijnhuis
25-10-1642 (zaterdag)
Stadsbestuur verkoopt Wijnhuis
Het stadsbestuur had een eigen ontvangsthuis op de Grote Oord (hoek Ketelstraat), het Stadswijnhuis. Daar trakteerden de bestuurders zichzelf en andere hoogwaardigheidsbekleders op drank of een uitgebreid diner. De kosten van het gebouw wogen echter niet op tegen de baten, temeer omdat er in Arnhem inmiddels andere ‘trefflicke wynhuyse’ waren. Het wijnhuis werd in 1642 verkocht.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 282.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 378-379.
26 oktober 1908 (maandag)
Brand verwoest Hotel Bellevue
26 oktober 1908 (maandag)
Brand verwoest Hotel Belle-Vue
In de nacht van 25 op 26 oktober 1908 verwoestte een brand het luxe Hotel Belle-Vue aan de Utrechtseweg. Daarbij viel de huisknecht Gerrit Wammes als dode te betreuren.
Op zoek naar de oorzaak van de brand ontspon zich een thriller met wisselende verdachten, een liefdesaffaire, familieruzies, oplichting, enz. enz. De rechtszaak trok meer dan grote belangstelling. Dit kwam o.a. doordat spoorwegwerkers bij het begin van de brand een man met een paraplu in zijn hand via de regenpijp het hotel zagen ontvluchten. Deze aanvankelijk tot 6 jaar gevangenisstraf veroordeelde Belgische pianostemmer F. Krönig werd in hoger beroep alsnog vrijgesproken. Hij probeerde zich niet alleen in veiligheid te brengen voor de brand, maar wilde in het hotel ook niet betrapt worden met een ander dame dan zijn echtgenote. Uiteindelijk bleek elektrische kortsluiting de meest waarschijnlijke oorzaak. Bijzonder, want in 1926 vestigde de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (PGEM) haar hoofdkantoor op deze plek en liet er in 1938 een nieuw hoofdkantoor verrijzen. Dat gebouw werd in 1989 gesloopt en nu staat het kantorencomplex van Alliander er.
Literatuur en bronnen
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 37-39.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 468-470.
27 oktober 1989 (maandag)
Aerosmith in de Rijnhal
Optreden Aerosmith in de Rijnhal
In 1971 werd de sport- en evenementenlocatie de Rijnhal geopend. Zeker nadat de Stokvishal in 1983 door sluiting en sloop haar plek als Arnhems poppodium had verloren, trokken vele grote namen in de popwereld naar Arnhem-Zuid: Genesis, Bon Jovi, Joe Jackson, Santana en ga zo maar door. In 1989 was het de beurt aan de Amerikaanse rockband Aerosmith. Leadman Steven Tyler trok alle registers open in de afsluitende megahit ‘Walk this way’.
28 oktober 1865 (zaterdag)
Verkoop voormalige schouwburg in de Bakkerstraat
28 oktober 1865 (zaterdag)
Voormalige schouwburg in Bakkerstraat verkocht
Toen in 1865 een nieuwe schouwburg bij de Eusebiusbuitensingel aan het Koningsplein werd gebouwd (opening 9 november 1865), was de oude ‘Concertzaal’ in de Bakkerstraat niet meer nodig. De Arnhemse gemeenteraad besloot daarom op zaterdag 28 oktober tot een openbare verkoop van de voormalige schouwburg. Die veiling vond uiteindelijk plaats onder toezicht van notaris C.F. Troost in ‘koffijhuis de Harmonie’ op 28 december. De koper voor een bedrag van f 10.829,- was projectontwikkelaar Hendrik Jan Heuvelink jr. (1833-1901). Deze zoon van stadsarchitect H.J. Heuvelink sr. (1806-176) zou een paar jaar later naam schrijven met zijn uitlegplannen voor het Spijker- en Boulevardkwartier.
Het pand in de Bakkerstraat op nr. 29 was oorspronkelijk de kapel van het Catharina-gasthuis. Na de verkoop was het jarenlang als ‘Centraal-Gebouw’ een feest- en vergaderzaal. De vloer van de grote zaal was op stalen veren aangelegd, die voortdurend geolied moesten worden. Als er flink gedanst werd, zweefde de vloer met de feestgangers mee. Het gebouw kreeg daarom de bijnaam “De Wip”. Na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog moesten de restanten gesloopt worden.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 1865 en 1866.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 115.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 359.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 282.
29 oktober 1853 (zaterdag)
Bibliotheek achter Duivelshuis
29 oktober 1853 (zaterdag)
Reglement voor de Stadsbibliotheek achter het Duivelshuis
Op deze dag werd in 1853 door de gemeenteraad een nieuw reglement voor de Stadsbibliotheek vastgesteld. Het zou nog drie jaar duren voordat de boeken die beheerd werden door het stadsbestuur zouden worden samengevoegd met die van enkele verschillende verspreide particuliere leeszalen. Op 1 oktober 1856 opende in een speciaal gebouwd ‘doeltreffend lokaal’ achter het raadhuis (Duivelshuis) de Arnhemse Openbare Bibliotheek. Die was, conform het reglement uit 1853 twee keer in de week open: op woensdag en zaterdag van 14.00 tot 16.00 uur.
In 1895 verhuisde de bibliotheek naar de Mariënburgstraat en daar zou het tot 1972 blijven. Vervolgens vonden de boeken onderdak in de Koningstraat en vanaf 2013 in Rozet.
Literatuur en bronnen
Jolles, J.J.A., De Openbare Bibliotheek te Arnhem. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 41 (1938), p. 25-153.
Potjer, M. R., Twee eeuwen lezen in Arnhem: van revolutie naar explosie. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 23 (2003), nr.3 (themanummer ‘150 jaar Bibliotheek Arnhem), pp. 107-139.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 74.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 175-176.
30 oktober 1719 (maandag)
Cannegieter moet blijven!
30 oktober 1719 (maandag)
Cannegieter moet blijven!
De conrector van de Latijnse School, Hendrik Cannegieter, kreeg vandaag in 1719 salarisverhoging tot f 150,-per jaar. Zo haalde het stadsbestuur hem over om een aangeboden functie in Deventer af te slaan. De geleerde leraar, historicus o.a. (Geldersch Placaetboek uit 1740) en classicus zou nog ruim vijftig jaar rector van de voorloper van het Stedelijk Gymnasium Arnhem blijven. De Latijnse school was op dat moment gevestigd in een zaal van het vroegere Boerenklooster. In de laatste jaren van zijn functie hoefde Cannegieter niet meer ‘de Latijnsche schooljeugd des Zondags ter kerke te geleiden’. Ordeproblemen, daar heb je op een gegeven moment als ervaren leraar helemaal geen last meer van. Of, zoals bij Cannegieter, daar wil je als docent niet meer mee lastig gevallen worden.
Literatuur
Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden. Deel 3, p. 109-112. Haarlem 1858 (J.J. van Brederode).
Hasselt, G. van, Geldersch Maandwerk voor ’t jaar 1807. Arnhem 1807 (J.H. Moeleman), deel 1, p. 364-372.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’. Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016. Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 19-31.
Potjer, M., Hendrik Cannegieter (Steinfurt 1691-Arnhem 1770). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 242-243.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 65-66, 91.
31 oktober 1811 (donderdag)
Napoleon snelt door Arnhem
31 oktober 1811 (donderdag)
Napoleon snelt door Arnhem
Keizer Napoleon toerde in 1811 in een negendaagse rondreis door Nederland, dat een jaar eerder een deel van het Franse keizerrijk was geworden. Arnhem was hoofdstad van het Departement Boven-IJssel/Département de l’Yssel-Supérieur en hoopte, alleen daarom al, op een lang bezoek van de ´kleine korporaal´.
Helaas, op de laatste dag van zijn Nederlandse toer, was Arnhem slechts een overstapplaats richting Nijmegen en het zuiden. Napoleon keurde de, ter ere van hem gebouwde, drie erebogen nauwelijks een blik waardig en luisterde minzaam op de Rijnkade naar de in het Frans afgestoken toespraken van de stads- en departementsbestuurders. Hij zag wel dat Arnhem een arme stad was, want een paar dagen na zijn snelle doortocht schonk hij de stad het aanzienlijke bedrag van zesduizend Franse francs voor de allerarmsten.
Literatuur en bronnen
Haak, S.P., Arnhem door de eeuwen heen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 29-91, vooral p. 76.
Luikens, E., Leven en overleven tijdens de Franse bezetting, 1810-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 53-74, vooral p. 66-67.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 24.