Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1 augustus 1594 en 1 augustus 1602
Pest is straf van God voor zondige Arnhemmers
1 augustus 1594 en 1 augustus 1602
Pest is straf van God voor zondige Arnhemmers
We hebben het in deze rubriek al vaker over de pest in Arnhem gehad. In de 16e en 17e eeuw bezocht de dodelijke ziekte geregeld de stad en keer op keer werden de bestaande verordeningen om de epidemie te bestrijden herhaald en aangescherpt. Zo twee keer op 1 augustus in 1594 en 1602, maar in vele andere jaren gebeurde dit op een andere dag: 8 augustus 1613, 28 juli 1684, 20 juni 1630 en 11 augustus 1636.
Bij die laatste epidemie was het kerkhof bij de Grote of Eusebiuskerk zo overvol dat burgers gevraagd werd om hun doden bij de vroegere St. Walburgiskerk en de St. Janskerk te begraven. De prijs van de doodskisten was zo hoog dat het stadsbestuur zelf de prijs vaststelde.
Terug naar 1 augustus 1594. Bij de verordening vermeldde ‘Godt dese stadt en hare burgers omb haren veelfaltigen sunden mit die gaue der pestilentie heimsueckt’. God strafte dus de zondige Arnhemmers door de pest over hen uit te spreiden. Die zienswijze werd in 1602 nogmaals onder de aandacht van de burgers gebracht.
Literatuur
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 4, p. 101-114.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 191-193.
Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 215-230.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 93.
Ribbius, P.R., Medici en medische toestanden te Arnhem door alle tijden. In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1927, p. 623-648.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), p. 1-66, vooral p. 19-23.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 405.
2 augustus 1783 (zaterdag)
Kerkhofoproer 1783
2 augustus 1783 (zaterdag)
Kerkhofoproeren 1783-1784
In de Verleden Vandaag van acht februari hebben we er al aan gerefereerd: de roemruchte Arnhemse Kerkhofoproeren in 1783 en 1784. Er zijn maar weinig gebeurtenissen waarin politieke, sociaaleconomische en culturele ontwikkelingen zo samengebald worden als in de augustusgebeurtenissen van die jaren. We besteden daarom vier opeenvolgende dagen aan de hectische taferelen aan het eind van de 18e eeuw. Dit jaar (2022) gaan we terug naar 1783. Volgend jaar zullen we de kerkhofonlusten tijdens de augustusdagen van 1784 bespreken.
Op zaterdag 2 augustus 1783 was het onrustig in de stad. Een dysenterie-epidemie veroorzaakte veel dodelijke slachtoffers onder de Arnhemmers. Vooral de armeren bezweken aan de ziekte. In totaal stierven van de zevenduizend inwoners er zo’n tweehonderd aan ‘de Roode loop’, zoals de ziekte werd genoemd. De hevige diarree ging namelijk gepaard met bloed in de ontlasting.
Om verdere besmetting te voorkomen, had het stadsbestuur een dag eerder, op vrijdag 1 augustus, besloten dat besmette lijken van de armere Arnhemmers niet meer op de kerkhoven binnen de stadsmuren begraven mochten worden. Een jaar eerder was, onder het nodige tumult, al een nieuwe begraafplaats buiten de Velperpoort aangelegd. Dat terrein, waar nu de Martinuskerk aan de Steenstraat staat, was echter vroeger de stedelijke vuilstort met o.a. het slachtafval van de ‘vilders’ geweest. Bovendien werd het gebruikt om de geëxecuteerde misdadigers te begraven. Daar wilde een fatsoenlijk mens niet ter aarde besteld worden.
Het besluit van de prinsgezinde Arnhemse burgemeesters en schepenen, dat op zaterdag 2 augustus publiekelijk werd gemaakt, stuitte bovendien op politiek verzet. Het stadsbestuur had het besluit genomen zonder overleg met de gezworen gemeente, een adviserend bestuursorgaan met vertegenwoordigers uit de burgerij. Veel van de ‘gemeenslieden’ hadden patriotse sympathieën en zagen in het besluit het zoveelste bewijs van het ondemocratische karakter van de Arnhemse regenten. De onvrede en de spanningen stegen op zaterdag 2 augustus. Wat zou de volgende dag brengen?
Literatuur (een selectie)
Cappers, W.P.R.A., ‘Wee je gebeente!’: het Arnhemse kerkhofoproer gezien vanuit genderperspectief, 1781-1785. In: Altena, M. e.a. (red.), Moordmeiden en schone slaapsters; beleving en verbeelding van vrouwen en de dood. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis, 2004, p. 11-45.
Franken, M., De uitbarsting van de Patriottenbeweging in Arnhem door de bril van Willem Anne Schimmelpennnick van der Oye (december 1782-augusrus 1783). In: Elias, B.J.G. (red.), Veluwse en andere geschiedenissen. Liber amicorum drs. R.M. Kemperink. Hilversum 2010 (Uitgeverij Verloren), p. 141-158.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 226-227.
Mentink, G.J. De rode loop in Gelderland. De dysenterie-epidemie de jaren 1778-1779 en 1782-1783, toegelicht aan gegevens uit het archief van het Hof van Gelderland en uit de begraafregisters. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 65 (1971), p. 124-144.
Nijenhuis, P.P.Th., Arnhem in de achttiende eeuw: regentenfamilies aan de macht. In: Manheim, R. (red.), Arnhem na 750 jaar. Machten, ervaringen, toekomsten. Arnhem 1983 (Gemeentemuseum Arnhem), p. 11-15.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 96-97.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 102-107.
Wertheim-Gijse Weenink, A.H, Democratische Bewegingen in Gelderland 1672-1795.
Amsterdam 1973 (Van Gennep), p. 120-121.
Wertheim-Gijse Weenink, A.H. Gelderland van 1672-1795. In: Meij, P.J. (e.a.), Geschiedenis van Gelderland van 1492-1795. Zutphen 1975 (De Walburg Pers), p. 303-304.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, p. 76-78.
3 augustus 1783 (zondag)
Buigen of barsten: begraven binnen of buiten de stad?
Dag twee van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
3 augustus 1783 (zondag)
Buigen of barsten: begraven binnen of buiten de stad?
Dag twee van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
Het op zaterdag 2 augustus afgekondigde besluit van het stadsmagistraat dat alleen de armen, die aan de dysenterie waren gestorven, buiten de stadsmuren begraven moesten worden, was de lont in het kruitvat van het toch al onrustige Arnhem. Op zondag verzamelden honderden woedende inwoners zich op de Markt voor het stadhuis. Schoolmeester Barend Borgardijn verwoordde het gevoel van klassenjustitie: ‘het lijk van een aanzienlijken zoo wel infectie veroorzaakte als dat van een geringen’. Het stadsbestuur riep de hulp van het garnizoen in en liet zowel de begraafplaats buiten de Velperpoort als het stadhuis bewaken. De demonstranten lieten zich echter niet uit veld slaan en de burgerschutterij, met het Rijnstraatse vendel voorop, marcheerden gewapend langs de Waag naar het stadhuis en namen de posities van de garnizoensmilitairen over.
De druk werd verder vergroot doordat de commandant van het Arnhemse garnizoen Otto Lodewijk von Quadt (1739-1794) één van zijn sergeants dwong om zijn op zaterdag overleden vrouw op de nieuwe begraafplaats te begraven. Daarmee wilde hij laten zien dat de troepen van het prinsgezinde stadsbestuur niet wilden buigen voor een patriotse en opstandige burgermacht. Het was nu patriciërs tegen paupers en prinsgezinden tegen patriotten. Het lijk van de soldatenvrouw werd dezelfde zondag 3 augustus om acht uur ’s avonds onder escortebewaking van zestien ruiters (cavaleristen) en een compleet bataljon voetsoldaten (infanteristen) naar het nieuwe kerkhof gebracht. Om te voorkomen dat het kerkhof zou worden bestormd liet Von Quadt tot de vroege ochtend zijn soldaten de wacht houden. Gedurende de nacht ‘werden er door het Gemeen veele baldadigheden en buitenspoorigheden bedreven en bij verscheidene leden van den Magistraat de glazen ingeslagen’. Het stadbestuur besloot om maandagochtend in een spoedzitting bijeen te komen om zich te beraden over de explosieve situatie in de stad. Wat was nu wijsheid?
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
4 augustus 1783 (maandag)
Het volk in opstand
Dag drie van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
4 augustus 1783 (maandag)
Het volk in opstand
Dag drie van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
Na de begrafenis, onder militaire bewaking, van een sergeantsvouw op het nieuwe kerkhof buiten de Velperpoort, braken er in de nacht van zondag op maandag rellen uit in de stad. Het stadsbestuur riep maandagochtend een gezamenlijke vergadering bijeen met de gezworen gemeente (de vertegenwoordigers van de burgerij) en de officieren van de burgerschutterijen. Met twee stemmen tegen werd in meerderheid besloten om het besluit van 1 augustus terug te draaien. Tevergeefs, de geest was al uit de fles.
’s Middags trok ‘een geheele hoop volks’ naar het kerkhof buiten de vestingmuren om de begraven vrouw een waardigere eeuwige rustplaats te bieden. Het waren vooral vrouwen die hierbij het initiatief namen en ‘zeker gemeen vrouwsperzoon alias genaamt Het Kind in de wieg de voorganger was en in het graf klom en mit de handen de aarde uythaalde en de kist opbeurde’. In triomftocht liep de stoet met een omweg via de Markt, waar het stadbestuur zich in het stadshuis en het garnizoen zich in de Hoofdwacht bevond, naar de Janskerk. Daar werden de klokken zo hard geluid tijdens de herbegrafenis zo hard geluid dat ze uit de ophanging schoten en bijna naar beneden vielen.
Dit alles was voor de opgewonden volksmenigte nog niet genoeg, want aan het eind van de middag werd het hek van de nieuwe begraafplaats gesloopt en naar het oude kerkhof bij de Eusebiuskerk gebracht. Daar werd het voor de deur van David Meijer gegooid, die een jaar eerder een deel van het kerkhof had gekocht om zijn voorerf te vergroten. Dat riep toen al verontwaardiging op en nu was het tijd voor revanche. werd Ook andere gegoede burgers en vermeende sympathisanten van het stadsbestuur werden belaagd en menige glasruit sneuvelde in de stad. De muren van het nieuwe kerkhof werden tenslotte volledig neergehaald. Het scheen dat het volk deze slag had gewonnen: ‘De Zeeghafte Burgerij te Arnhem’. Een gewonnen slag betekende echter nog niet een gewonnen strijd.
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
5 augustus 1783 (dinsdag)
Wil Nijmegen Arnhem een lesje leren in het kerkhofoproer?
Dag vier van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
5 augustus 1783 (dinsdag)
Wil Nijmegen Arnhem een lesje leren in het kerkhofoproer?
Dag vier van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
Na de herbegrafenis van de sergeantsvrouw op het kerkhof van de Janskerk en de sloop van de buitenbegraafplaats aan de Steenstraat leek op maandag 4 augustus de overwinning van het volk compleet.
De volgende dag ging er echter een gerucht door de stad. Het prinsgezinde garnizoen van Nijmegen zou soldaten richting Arnhem sturen om de opstand tegen het, ook orangistische, stadsbestuur teniet te doen.
De burgerschutterijen werden daarom op dinsdag 5 augustus opnieuw in staat van paraatheid gebracht om de komst van dir regiment Zwitserse huursoldaten tegen te houden. Arnhemse eenheden trokken naar de veren bij Malburgen en Westervoort om de soldaten uit Nijmegen tegen te houden. De ponten werden aan de Arnhemse rivierkant gelegd, zodat ze niet gebruikt konden worden. De grootste groep schutters bewaakte de schipbrug bij de Rijnpoort. Die werd bovendien helemaal uitgevaren zodat een oversteek onmogelijk was. Maar, de soldaten uit Nijmegen kwamen helemaal niet opdagen, het bleek een loos gerucht.
In de stad verminderde de druk op burgemeesters en schepenen niet. Enkele bestuurders hadden er genoeg van en overwogen ontslag te nemen. Toen de burgeronderhandelaars akkoord gingen met de eerder gedane toezegging om het buitenkerkhof niet in gebruik te nemen en het in ere herstellen van het oude kerkhof bij de Eusebiuskerk werd het weer wat rustiger in de stad. Een definitief akkoord moest echter nog gesloten worden.
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
6 augustus 1783 (woensdag)
De blote billen van burgemeester Brantsen of
een gewapende vrede tussen twee kerkhofoproeren
Dag vijf en de laatste episode van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
6 augustus 1783 (woensdag)
De blote billen van burgemeester Brantsen of
een gewapende vrede tussen twee kerkhofoproeren
Dag vijf en de laatste episode van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
Na de hectiek van de voorgaande dagen in Arnhem was het woensdag zes augustus 1783 de dag van een voorlopig akkoord tussen het stadsbestuur en de gezworen gemeente. Deze vertegenwoordiging van de burgerij had de laatste jaren flink aan macht ingeboet, maar zag nu zijn kans schoon. Onder druk van het gewelddadige volksoproer en het doortastende optreden van de burgerschutterijen ging de Arnhemse magistraat overstag. Een akkoord werd vooral mogelijk gemaakt doordat twee invloedrijke, conservatieve Oranjegezinde stadsbestuurders het gezamenlijke overleg niet konden bijwonen. Goossen Bentinck, die in de stad de stadhouder vertegenwoordigde, en Hendrik Brantsen, ontegenzeglijk de man met het meeste gezag, waren niet aanwezig. Brantsen (1739-1823) was voor één van zijn talloze andere functies op inspectiereis voor het Hoogheemraadschap.
Zonder hen werd besloten dat het oude kerkhof bij de Eusebiuskerk weer in de oude situatie werd hersteld. Bovendien onderschreef het stadsbestuur de oude rechten en privileges van de gezworen gemeente. In ruil hiervoor moesten de gemeenslieden en de schutterijen ‘zig vooraan wagte van zig aan eenige onbetamelijke beweegingen schuldig te maken’. De vrede leek gesloten, maar er blek twee hindernissen te zijn. In de eerste plaats moest David Meijer weer een deel van de grond voor zijn huis afstaan om het Eusebiuskerkhof weer zijn oude omvang te geven. Dat wilde de vader van de twee jaar eerder in Arnhem geboren Jonas Daniel Meijer, die later een beroemd jurist zou worden, niet zonder een tegenprestatie
En wat zouden Bentinck en Brantsen wel niet van dit besluit vinden? Dat werd bij de terugkeer van Hendrik Brantsen snel duidelijk. Hij probeerde met alle middelen het besluit terug te draaien. In vergaderingen en pamfletten liet hij blijken dat het stadsbestuur gezwicht was voor volksterreur en dat dit teniet gedaan moest worden. Die opstelling van Brantsen leidde in het voorjaar 1784 tot de fraaiste spotprent uit de Arnhemse geschiedenis. Op de tekening krijgt Brantsen een pak slaag op zijn blote achterwerk van Arnhemse vrouwen. De strijd was nog lang niet gestreden en in augustus 1784 leidde een tweede kerkhofoproer tot nog meer geweld.
Daarover in Verleden Vandaag van 2023.
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
7 augustus 1595 (maandag)
Wurging en brandstapel voor tovenaar en weerwolf Hans Poeck
7 augustus 1595 (maandag)
Wurging en brandstapel voor tovenaar en weerwolf Hans Poeck
Als we nu aan heksenvervolgingen en heksenprocessen denken, komen vooral beelden van vals beschuldigde vrouwen in de middeleeuwen die eindigen op de brandstapel voor onze ogen. Dat is slechts een deel van het verhaal. In Arnhem werden de meeste heksenprocessen gevoerd in de 16e en 17e eeuw, dus na de middeleeuwen. Bovendien werd in die tijd meer gesproken van ‘toverij’ dan van hekserij. In de stad werden door de Schepenbank van de stad en het gewestelijk Hof van Gelre een dertigtal processen gevoerd, waarbij eenmaal de doodstraf werd uitgesproken. Andere zaken eindigden met vrijspraak of verbanning uit de stad en het gewest.
De enige doodstraf die in Arnhem werd uitgesproken, was bovendien tegen een man, Hans Poeck. Dat vonnis, die ‘sententie’, vond plaats op maandag 7 augustus 1595 en was het sluitstuk van het geruchtmakendste ‘heksenproces’ in de stad.
Poeck was door zijn eigen dochter ervan beschuldigd om haar huis in brand te steken en haar kinderen te doden. Ook zou hij een herbergierster uit Lent (bij Nijmegen), Neeltje, hebben betoverd. Daarnaast zou Hans Poeck een weerwolf zijn geweest.
De aanklacht werd ingediend bij de ambtman (bestuurder) van de Overbetuwe, die de zaak doorspeelde naar de Schepenbank van Arnhem. In afwachting van het proces werd Hans Poeck in de St. Janspoort opgesloten. Toen Poeck tijdens het proces om de waterproef vroeg en dit geweigerd werd door de Schepenbank, kwam de zaak in handen van het Hof van Gelre. Als de verdachte tijdens de waterproef zou blijven drijven, was hij schuldig.
Voor het Hof bekende de verdachte ‘so buyten als in pijnen, dus zonder en met martelingen, al zijn misdaden. Hij zou een lapje doek, ‘een sletgen’, hebben ontvangen. Dit doekje scheen als goud, maar eenmaal opgevouwen, stonk het als modder. Zodra hij dit doekje op zijn hoofd legde, veranderde hij in een weerwolf en wanneer hij dan een dier aanraakte, stierf deze binnen een paar dagen. Het Hof veroordeelde Poeck tot de doodstraf: ”om aen een staeke, na dat hij eerst daer aen geworcht sal sijn, gebrant te worden, sulx dat die doot daerna volghe’. Dat vonnis van 7 augustus 1595 werd nog dezelfde dag uitgevoerd.
Literatuur en bronnen
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 242-244.
Kruysdijk, A. van, Heksen in Gelderland. Enige notities over het geloof in heksen en heksenprocessen in het algemeen en in Gelderland in het bijzonder. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, Deel 72 (1981), p. 47-67.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 178.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 43.
Waardt, H. de, Toveren en onttoveren Achtergronden en ideeën van enkele bij toverij betrokken personen op de Veluwe in de zestiende eeuw. In: Volkskundig bulletin, deel 12.2 (1986), p. 152-202.
Waardt, H. de en W. de Blécourt, De regels van het recht. Aantekeningen over de rol van het Gelderse Hof bij de procesvoering inzake toverij. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 80 (1989), p. 24-51.
8 augustus 1936 (zaterdag)
Aanbieding De Monchy-monument in Arnhem-Zuid
8 augustus 1936 (zaterdag)
Aanbieding De Monchy-monument in Arnhem-Zuid
Vlak na de viering van zijn 12,5 jarige ambtstermijn op 14 april 1934 verruilde mr. Salomon (J.R. Jean René) de Monchy het burgemeesterschap van Arnhem voor die van Den Haag. Het cadeau dat het voor zijn jubileum opgerichte huldeblijkcomité in gedachten had, was nog niet klaar. Vandaar dat de Haagse burgemeester op zaterdag 8 augustus 1936 was afgereisd naar zijn vroegere woon- en werkplaats om alsnog bij de aanbieding van het burgergeschenk aanwezig te zijn.
Over de eerste ontwerpen van het gedenkteken voor De Monchy van was de gemeente niet tevreden en architect François Baijlé werd aan de kant geschoven. Uiteindelijk tekende stadsarchitect Johannes van Biesen van Bureau Gemeentewerken voor het definitieve monument. Het werd geplaatst in de kersverse wijk Arnhem-Zuid, want burgemeester De Monchy was van dat nieuwe stadsdeel een groot pleitbezorger In de feestelijke toespraken werd natuurlijk gerefereerd aan verdiensten van De Monchy bij de bouw van de vaste Rijnbrug en de aanleg van de nieuwe woonwijk in de vroegere Stadswaarden.
Het monument lag iets ten westen van het De Monchy-plein dat midden in de Nijmeegseweg, de latere A325, lag. De hoge bakstenen zuil met twee elektrische uurwerken was een waar een zichtbaken. Voor ‘Arneym’ was het De Monchyplein als klein jongetje uit Malburgen-Oost een bijna eindeloze vlakte tussen de Huissensestraat en de Gelderse Rooslaan/Meinerwijkseweg. Hij heeft nooit begrepen waarom bij de herinrichting van het plein en de Nijmeegseweg in 1967 juist het monument moest verdwijnen. Gelukkig zorgde’ kunstdetective’ Theo Brink ervoor dat de bronzen plaquette uit het monument in 2019 teruggeplaatst werd in de zijgevel van voormalig Hotel Zuid naast het vroegere De Monchyplein.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 8-8-1936.
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 34-37.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 41-43.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen 1892-1968. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 155-156.
Wentink, H., Arnhem-Zuid. De ontwikkeling van een stadsdeel. Utrecht 2011 (Uitgeverij Matrijs), p. 32.
9 augustus 1581 (zondag)
Verkoop Hof van Middachten bij brandende kaars
9 augustus 1581 (zondag)
Verkoop Hof van Middachten bij brandende kaars
Iedere historische geïnteresseerde Arnhemmer kent het kasteel Middachten in De Steeg. Minder bekend is het ‘Hof van Middachten’ dat stond aan de noordzijde van de Ketelstraat tussen de Heijdendaalsteeg en de Mariënburgstraat. Zoals de naam al aangeeft, was het huis en omliggend terrein eigendom van de familie Van Middachten. Jonker Anthonie van Middachten schonk zijn huis en erf in 1567 aan het kartuizerklooster Monnikenhuizen. Na de reformatie kwam het in bezit van de stad en die besloot het terrein op zondag 9 augustus 1581 te verkopen. Dat gebeurde ‘bij barnender keersse’: er kon een bod gedaan worden zolang een kaars brandde. Bij het doven van de kaars ging het terrein naar degene die het laatste bod had gedaan.
In 1616 werd besloten om in het complex het in de Bakkerstraat gevestigde Burgerweeshuis te herbergen. Vandaar de naam Wezenstraat tussen de Ketel- en Ruiterstraat. Meer dan tweehonderd jaar heeft het weeshuis daar de ouderloze kinderen opgevangen, totdat in 1843 een groot pand in de Bovenbeekstraat werd betrokken. Dat monumentale gebouw kennen we nog steeds als het Burgerweeshuis, maar daarbij moeten we dus bedenken dat daarachter het oude Burgerweeshuis stond.
Literatuur en bronnen
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 335-336, 374.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 344.
Vredenberg, J.P., Als off sij onse eigene kijnder weren. Het Burgerweeshuis te Arnhem 1583-1742. Arnhem 1983 (Gemeentearchief Arnhem), p. 39-41.
10 augustus 1469 (dinsdag)
Getijdenboek zuster Margariet Block is af
10 augustus 1469 (dinsdag)
Getijdenboek zuster Margariet Block is af
In de late middeleeuwen verschenen steeds meer kloosters binnen en buiten de stadsmuren van Arnhem. In de stad zelf lag het Agnietenklooster aan de Beekstraat en het Minderbroedersklooster (orde van Franciscanen Observanten) aan de Broerenstraat. Ten westen van de stad lag Mariënborn/Mariëndaal en in het oosten Monnikhuizen en Bethaniën. Dit laatste klooster noemde zich naar de Bijbelse plaats waar Jezus de gestorven Lazarus uit de dood liet terugkeren naar het leven.
In het Bethaniënklooster legde zuster Margariet Block rond dinsdag 10 augustus 1469 de laatste hand aan een getijdenboek. Hierin stonden gebeden die op bepaalde uren van de dag (‘getijden’) gelezen, gezegd of gedacht konden worden. In haar eigen woorden van haar in het boek: ‘Inden jaer ons heren dusent CCCC ende LXIX is dit boec gecreven en de geeyndet omtrint sunte laurens mitter hant suster margariet blocks nonne toe bethanien buten arnhem.’ Niet zozeer door de gebeden , maar door de prachtige illustraties is dit getijdenboek zo bijzonder.
Het Bethaniënklooster splitste zich rond 1404 af van het Agnietenklooster en kreeg in 1428 buiten de stad een eigen gebouw. Na de Reformatie in Arnhem in 1579 werd het klooster gesloopt. In 2014 zijn bij opgravingen enkele fundamenten terug gevonden.
Literatuur en bronnen
Kuys, J. A.E., Kerk en religie in de late middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275.
Schulte, A.B.C en C.J.M., Kunst en cultuur van de late middeleeuwen tot 1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 276-309.
Smole, L., Ruitenberglaan. Archeologische begeleiding volgens protocol opgraven van de rioolaanleg ter hoogte van voormalig nonnenklooster Bethanië en Huis Presikhaaf. Arnhem 2015 (Gemeente Arnhem – Archeologisch Rapport Arnhem 66).
11 augustus 1747 (vrijdag)
Tiendenruzie in Elden: impetrant klaagt spolie aan
11 augustus 1747 (vrijdag)
Tiendenruzie in Elden: impetrant klaagt spolie aan
We maken vandaag een uitstapje naar Elden, die prachtige groene enclave binnen de gemeente Arnhem.
In de 18e eeuw lagen rondom de Bonifatiuskerk enkele boerderijen en landgoederen. De gronden waren veelal het bezit van gasthuizen en broederschappen in Arnhem. De akker- en weidegronden waren verpacht aan boeren die ‘tiendplichtig’ waren aan de eigenaar. De pachtboertjes moesten 10% van de opbrengst van de landerijen betalen aan de grondbezitter.
De Pruisische drost van Huissen, Frederik Otto van Wittenhorst en heer van Sonsfeld, meende nu dat één van de vier korentienden in Elden aan hem behoorde. In een rechtszaak voor het Hof van Gelre trad hij op als eiser, ‘impetrant’, en beschuldigde hij H. Bouman van ‘spolie’ (diefstal). Die Ruttenbrusche tiend, lag net als de drie andere korentienden, de Van Megens-, de Pastorie- en de Kosterietiend ‘tusschen de zoogenaamde Moijestraat en de Zeeg, wetering of togtgraaf’. De gedaagden Bouman c.s. betwisten dit alles en werden door het Hof in het gelijk gesteld. De eis van de Pruisische drost werd niet ontvankelijk verklaard.
Literatuur en bronnen
Frank, C.J.B.P. en J.H.J. van Hest, Elden. Betuws dorp in Arnhem-Zuid. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 14-16.
Nijhoff, P., Registers op het Archief, afkomstig van het voormalig Hof des Vorstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen. Opgemaakt volgens besluit van Heeren Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland van 9 December 1851, nº. 3. Arnhem 1856 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 301 en 302.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 19-21.
12 augustus 1957 (maandag)
Woningnood: systeembouw voor f 16,- weekhuur
12 augustus 1957 (maandag)
Woningnood: systeembouw voor f 16,- weekhuur
Oorspronkelijk was het de bedoeling om van Arnhem-Zuid een tuinstad te maken met vrijstaande middenstandswoonblokken en veel groen. De verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en de bevolkingsexplosie daarna veranderden alles. In een hoog tempo moesten veel woningen uit de grond gestampt worden. Het stadsbestuur van Arnhem was dan in 1957 ook niet blij dat het Rijk een streep zette door de Arnhemse plannen voor nieuwe woningen in Arnhem-Zuid: te duur en te weinig. In de gemeenteraadsvergadering van 12 augustus 1957 presenteerde het College van B&W een aangepast plan dat zowel voldeed naar de grote vraag naar woningen als aan de eisen van de landelijke overheid. Niks geen groene tuinstad met verschillende huistypen in Arnhem-Zuid, maar systeembouw. Het eerste gebied waar het zou worden uitgevoerd was Malburgen-West: 288 woningen in laag- en hoogbouw. Over die hoogbouw werd in die jaren flink gediscussieerd. Drie woonlagen vond men ietwat dorps en niet stedelijk aandoend, dus dat ging niet door in de stedelijke allure die Arnhem wilde uitstralen. Met vijf woonlagen was een lift voor de bewoners verplicht: te duur. Daarom zien we in de naoorlogse wijken de woonblokken van vier verdiepingen. Toen werden deze gebouwen etagewoningen genoemd en wij zeggen nu portiekflats. Naast de flats werden rijtjes eenvoudige arbeiderswoningen gebouwd volgens het doorzon of duplexmodel. Omdat er geen geld was voor recreatieve voorzieningen of parken liet men enkele lijnen open. Zo kon nog enigszins de schijn van de tuinstad opgehouden worden. Door de systeembouw was de weekhuur niet meer dan zestien gulden per week. De huur en het gebruik van de gasgeiser niet meegeteld.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 13-8-1957.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 107-108, 119-121.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), p. 53-47.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 53-56.
Wentink, H., Arnhem-Zuid. De ontwikkeling van een stadsdeel. Utrecht 2011 (Uitgeverij Matrijs), p. 28-33.
13 augustus 1840 (donderdag)
Overlijden stadsarchitect Aytink van Falkenstein
13 augustus 1840 (donderdag)
Overlijden stadsarchitect Aytink van Falkenstein
Hij werd slechts drieënveertig jaar en de laatste dertien jaar van zijn jonge leven was hij ‘stadsarchitect en meestertimmerman’ van Arnhem. De in Zutphen geboren Antonij Aytink van Falkenstein leidde de stadsuitleg toen Arnhem vanaf 1829 de hoofdwal rondom de stad sloopte. Nieuwe wegen en singels werden aangelegd en Aytink van Falkenstein was er de baas over. Ook ontwierp hij een aantal iconische neoclassicistische gebouwen. De Willemskazerne (ingebruikname 1837) en het Paleis van Justitie (opening 6-5-1839) hebben de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog niet doorstaan. Gelukkig hebben we nog wel de Koepelkerk (inwijding 6-1-1839) en de portiershuisjes bij de hoofdingang van Sonsbeek aan de Apeldoornseweg (ca. 1821). Omdat we in ‘Verleden Vandaag’ de andere gebouwen al eens getoond hebben, kiezen we bij de afbeeldingen voor die laatste achthoekige gebouwtjes. Ook had hij in 1830 leiding over de verbouwing van het Duivelshuis tot stadhuis. Dit was, het moet gezegd worden, één van zijn mindere creaties. Voor het overige heeft Arnhem veel te danken aan Aytink van Falkenstein.
Literatuur en bronnen
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 122.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 16-22.
Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 11-13, 46-47.
Schulte, A.G., Monumenten in het park. In: Iddekinge, P.R.A. (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 123-153.
Seebach, T.,Anthony Aytink van Falkenstein 1797-1840. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
14 augustus 1847 (zaterdag)
Musis Sacrum wordt muzikaal in gebruik genomen
14 augustus 1847 (zaterdag)
Musis Sacrum wordt muzikaal in gebruik genomen
Op de kop af vandaag opende het gebouw haar deuren in 1847. Dat was om plaats te bieden aan de zeshonderd zangers van het ‘Internationaal Nederrijnsch-Nederlandsch Zangersfeest’. En niet alleen de honderden zangers moesten in het gebouw passen, maar ook het bezoekende publiek. De concert- en evenementenhal zou aanvankelijk helemaal niet Musis Sacrum (‘Aan de muzen gewijd’) heten, maar ‘Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen’.
Arnhem was in 1847 de gastvrouw voor de jaarlijkse bijeenkomst van enkele ‘Liedertafels’ (mannelijke zangverenigingen) uit steden langs de Nederlandse en Duitse Rijn. Het Comediegebouw in de Bakkerstraat (het voormalige kerkgebouw van het Catharinagasthuis) voldeed volstrekt niet aan de eisen, laat staan aan de allure die Arnhem wilde uitstralen. Architect en projectontwikkelaar Henri Guillaume (Willem) Fromberg (1812-1882) uit Kleef ontwierp een eenvoudig gebouw dat op de fundamenten van een vestingwerk (ravelijn) voor de vroegere Velperpoort kwam te staan. Het complex (grote zaal, kleine zaal en een koffiekamer) werd, met ondersteuning van een burgerinzamelingsactie (crowdfunding in de 19e eeuw), in drie maanden tijd door driehonderd arbeiders opgetrokken.
De bouw van Musis Sacrum is daarmee een symbool van de groei van Arnhem: welgestelde burgers ontplooien activiteiten, die veel arbeiders naar de stad trekken.
Literatuur en bronnen
Dijkerman, P., Musis Sacrum wel of niet in drie maanden gebouwd? In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 20 (2000), nr. 2, p. 78-80.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 129-133.
Langenhoff, K.F.E. en C. Seebach, De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem).
Seebach, T.,Henri Guillaume Fromberg 1812-1882. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 41.
Nationale Herdenking 15 augustus
Van Heutsz op Bronbeek
Nationale Herdenking 15 augustus
Van Heutsz op Bronbeek
Vandaag is het de ‘Nationale Herdenking 15 augustus’ en wordt stil gestaan bij het einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden en herdenken we alle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Indonesië/Nederlands-Indië.
Een bijzondere, en bediscussieerde, rol bij de landelijke viering is weggelegd voor het Van Heutsz-regiment die traditiegetrouw de vaandelwacht houdt. En als het gaat om het aandeel van Nederland en Van Heutsz in de geschiedenis van Indonesië, dan kunnen we in Arnhem niet om Bronbeek en het borstbeeld van Van Heutsz heen.
Generaal en gouverneur Jo van Heutsz (1851-1924) gaf leiding aan het optreden van het Nederlandse leger op Aceh/Atjeh rond 1900, waarbij tienduizenden Acehers gedood werden. Als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië voerde hij vervolgens een voor die tijd progressief beleid door Indonesiërs en vrouwen een plaats te geven in het bestuur. Ook bevorderde hij het onderwijs voor de Indonesiërs door de oprichting van de ‘dessascholen’. Zijn naam zal echter vooral verbonden blijven met de gewelddadige onderwerping van Atjeh.
De verschillende Van Heutsz-monumenten in Amsterdam, geboorteplaats Coevorden en Arnhem waren dan ook verschillende malen doelwit van acties.
Het borstbeeld van Van Heutsz dat op Bronbeek staat, was een ontwerp van beeldhouwer Theo van Reijn. Het werd oorspronkelijk onthuld op maandag 6 juni 1932 bij de begraafplaats Peucut in Banda Aceh (vroeger Peutjoet in Kota Radja). Via allerlei omzwervingen kwam het, met toestemming van de Indonesische en Atjehse autoriteiten, uiteindelijk naar Bronbeek. In de zomer van 1951 werd de buste daar aan de Velperweg geplaatst. Op hetzelfde moment vocht het Regiment Van Heutsz in Korea, als onderdeel van de VN-missie, tegen de communistische legers van Noord-Korea en China. Van Heutsz, regiment, generaal, borstbeeld, gouverneur: het zal ook de komende jaren onderwerp van discussie blijven.
Literatuur en bronnen
Bevaart, W., Bronbeek. Tempo doeloe der rechtvaardigheid. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 136.
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 52, 161.
Het Vaderland, 31-3-1951.
Ravensbergen, N.B., Groeten van Bronbeek. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 63.
16 augustus 1912 (vrijdag)
Geboortedag van Marga Klompé
16 augustus 1912 (vrijdag)
Geboortedag van Marga Klompé
Marga Klompé (1912-1986) werd vandaag, 110 jaar geleden, geboren in de Rijnstraat. Als eerste vrouwelijke minister van Nederland was zij o.a. verantwoordelijk voor de invoering van de Algemene Bijstandswet. Vanaf 1965 hoefde niemand meer, dankzij Marga Klompé, afhankelijk te zijn van liefdadigheid. Verder konden vrouwen zonder werk en zonder inkomsten makkelijker ontsnappen aan een ongelukkig huwelijk. Voor een financieel bestaansminimum hoefden ze niet meer bij hun man te blijven.
Vandaag besteden we, met behulp van haar biografie van Gerard Mostert, aandacht aan haar prille Arnhemse jaren. Marga werd geboren in het bovenhuis boven de winkel van haar ouders in de Rijnstraat 22. De door en door katholieke vader Jan en moeder Ursula stuurden hun vijf kinderen vanzelfsprekend naar een katholieke lagere school. Voor Marga, de één na oudste, werd dit de Sint-Agnesschool aan de Eusebiusbinnensingel. Daar stelde ze soms zulke moeilijke vragen dat de leerkrachten er geregeld geen antwoord op hadden. Ze werd ook, om haar vrijmoedigheid, uitgekozen om als 12-jarige tijdens de Plechtige Heilige Communie in de Onze-Lieve Vrouweparochie (Van Slichtenhorststraat) de geloofsbeloften in de stampvolle kerk uit te spreken. Voorbodes van de gedreven en eigenzinnige politica die ze zou worden.
Literatuur en bronnen
Duffhues, T, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19e en 20ste eeuw. Baarn 1991 (Uitgeverij Arbor).
Mostert, G., Marga Klompé, 1912-1986. Een biografie. Amsterdam 2011 (Uitgeverij Boom), vooral p. 27-36.
Mostert, G., Jeugd en oorlogsjaren van Marga Klompé. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 4, p. 202-208.
Ranft, F.R., De Arnhemse familie Klompé. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 22 (2002), nr. 1, p. 45-46.
17 augustus 1931 (maandag)
Communist Brugman tegen Wilhelmus bij Lorentz-monument
17 augustus 1931 (maandag)
Communist Brugman tegen Wilhelmus bij Lorentz-monument
Het zou de feestelijke huldiging moeten worden van één van Arnhems grootste zonen: de onthulling van het Lorentz-monument in Sonsbeek op 9 september 1931. Dat moest natuurlijk met de gebruikelijke festiviteiten gepaard gaan: koninklijk bezoek van prinses Juliana, toespraken, een krans en zingende schoolkinderen. Voor dat laatste had het College van B&W een circulaire verstuurd aan alle lagere scholen waarin onderwijzers en leerlingen van de twee hoogste klassen opgeroepen werden om ‘vaderlandsche liederen’, waaronder het Wilhelmus, te zingen.
Dat was tegen het revolutionaire been van het communistische raadslid Reinier Brugman (1885-1970). Hij vroeg in de raadsvergadering van maandag 17 augustus 1931 in een interpellatie, op zijn gevreesde demagogisch-populistische toon, of het zingen van vaderlandse liederen zich wel verdroeg bij het neutrale karakter van de openbare scholen. Ook vond hij de aanwezigheid van prinses Juliana niet passend. Het vorstenhuis zag hij als ‘de huichelachtige oranje-kliek die parasiteert op de ellende van de arbeiders’.
Tevergeefs: bij de onthulling van het Lorentz-monument hieven schoolkinderen luidkeels liederen aan. Eén leerling ontbrak. Vader Brugman verbood zijn 13-jarige zoon bij de onthulling aanwezig te zijn.
Vier jaar later kreeg Brugman het opnieuw met de autoriteiten aan de stok. Hij werd veroordeeld tot een boete van f 60,- voor het ‘beledigen van een bevriend staatshoofd’. Dat staatshoofd was Adolf Hitler.
Literatuur en bronnen
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 19, 21,23.
Iddekinge, P.R.A., Sonsbeek de juiste achtergrond. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 155-174, p. 154-156.
Ketelaar, S. Rode kopstukken in Arnhem. Socialisten, anarchisten en communisten. Arnhem 2022 (Parkstraat Uitgeverij), p. 99-140.
18 augustus 1956 (zaterdag)
Ambonees woonoord ‘Kamp Golf Links’
18 augustus 1956 (zaterdag)
Ambonees woonoord ‘Kamp Golf Links’
Na de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 kwamen voormalige Zuid-Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen naar Nederland. In Arnhem werden ze op twee plekken gehuisvest. In de noodwoningen op Onderlangs en op een barakkenkamp bij het terrein van de Rosendaelsche Golfcub aan de Apeldoornseweg.
Die houten barakken waren daar in 1942 neergezet door het Duitse bouwbedrijf Organisation Todt, genoemd naar de verantwoordelijke Reichsminister Fritz Todt. In de barakken werden arbeiders gehuisvest die de autosnelweg naar Duitsland (Rijksweg 12, later A12) moesten aanleggen. Arnhemmers noemden die weg spottend ‘het hazenpad’, want het Duitse leger zou via die weg zich snel uit de voeten kunnen maken.
Na de oorlog was het kamp het onderkomen van de Nationale Reserve. Vanaf 1956 betrokken gerepatrieerde Zuid-Molukkers/Ambonezen de houten barakken. In de Arnhemsche Courant van zaterdag 18 augustus 1956 vertelden de eerste zeven gezinnen over dit woonoord en het leven in Kamp Golf Links. De niet nagekomen belofte van de Nederlandse regering voor een eigen republiek (RMS) en de mogelijke terugkeer naar de Molukken beheerste toen al hun gedachten. Zo was het kamp ook bedoeld: opvang van mensen die terug wilden naar Indonesië en een deel deed dat ook. Na de bouw van speciale woonwijken voor de Molukkers, o.a. in Elst en Arnhem-Zuid, vertrokken de overige 235 bewoners en werden de barakken in 1968 afgebroken.
Meer over Barakkenkamp Golf Links.
Francien Deux, oud-bewoonster van barak 5 vertelde in de Historische Herberg over haar leven als jong meisje op Kamp Golf Links.
Literatuur en bronnen
Bierens de Haan, J. C. (red.), Van Heide naar Holes. 125 jaar Rosendaelsche Golfclub 1895-2020. Arnhem 2020 (Rosendaelsche Golfclub), p. 38-39, 98.
Ranft, F.R., De aanleg van het Hazepad bij Arnhem. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 16 (1996), nr. 4, p. 174-181
19 augustus 1853 / 15 Menachem 5613 (vrijdag)
Plechtige inwijding synagoge
19 augustus 1853 / 15 Menachem 5613 (vrijdag)
Plechtige inwijding synagoge
Iets meer dan een jaar nadat de eerste steen van de nieuwe synagoge in de Pastoorstraat was gelegd, werd de ‘sjoel’ plechtig ingewijd op vrijdag 19 augustus 1853. Op de plek van het geboortehuis van de beroemde jurist Jonas Daniel Meijer (geboren 15 september 1780) had stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. een prachtig gebouw ontworpen. In de architectuur waren verschillende bouwstijlen bijeengebracht (eclecticisme) met nadruk op gotische elementen.
Op de dag van de opening kwam de Joodse gemeenschap ’s ochtends eerst bijeen in de noodsynagoge op de hoek Bentinckstraat-Kerkstraat. Vervolgens ging het in een plechtige optocht naar een straat verderop, de Pastoorstraat. Daar begon om 12.00 uur de inwijding. De verschillende toespraken werden opgeluisterd met koorzangen en muziek van een ’vocaal en instrumentaal orchest’. Hoogtepunt was het binnendragen van de Thorarollen en het plaatsen daarvan in de Ark van het Verbond. ‘De H. Wetsrollen werden voorafgegaan door eenige bloemendjes dragende en sierlijk gekleede meisjes’.
De plechtigheid duurde tot vijf uur in de middag. Maar de feestelijkheden waren daarmee niet afgelopen. Twee dagen later was er een feestdiner met illuminatie en een bal in Musis Sacrum.
Literatuur en bronnen
Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 49.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 341-343.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1789-1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 46.
Waterman, J., Toespraak en verslag van de werkzaamheden des kerkbestuurs en der commissie tot den opbouw eener nieuwe synagoge voor de Israëlitische Gemeente te Arnhem, in verband met de geschiedenis der vestiging, opkomst en den bloei dezer gemeente. Arnhem 1853 (G.J. Thieme).
20 augustus 1790 (vrijdag)
Sluiting Nassausch Weduwenhuis
20 augustus 1790 (vrijdag)
Sluiting Nassausch Weduwenhuis
In ‘Verleden Vandaag’ van 24 mei is aandacht besteed aan de stichting en de exacte locatie van het Nassausch Weduwenhuis in de Kerkstraat (nu huisnummers 16-16c). Vanaf 1606 werden daar ‘ses olde vrouwepersonen‘ opgevangen.
Vandaag de sluiting van het weduwenhuis in de Kerkstraat 1790. Op vrijdag 20 augustus van dat jaar sloten de Prins van Oranje (stadhouder Willem V) en het stadsbestuur een overeenkomst. Het in bouwvallige staat verkerende weduwenhuis werd overgedragen aan de stad en het Catharinagasthuis. Daarbij werd door het Huis van Oranje een voorwaarde gesteld. Zij konden ten allen tijde in het gasthuis een weduwe plaatsen “om aldaar zonder betaling in huisvesting, kost en drank, op de voet als de andere kostgangers, verpleegd te worden.’ Die vrijgehouden weduwenkamer kwam in het Catharinagasthuis aan de Beekstraat en werd lange tijd ‘De Koningskamer’ genoemd. Tot na de Tweede Wereldoorlog werd er altijd een kamer in de opvolger van het Catharinagasthuis, De Drie Gasthuizen, hiervoor vrijgehouden. Het bleef echter een geheim welke kamer dat was en wie erin verbleef.
Ondanks de al miserabele staat van het huis van het Nassausch Weduwenhuis in de Kerkstraat in 1790 duurde het nog tot 1806 voordat het werd afgebroken.
Literatuur en bronnen
Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), p. 16-18.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 219-220.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 2, 158, 183.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 344-345.
Oltmans, A., Het Nassausche Weduwenhuis te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 31 (1928), p. 155-180.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1789-1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 7.
21 augustus 1770 (dinsdag)
Overlijden Hendrik Cannegieter, professor in welsprekendheid en historie
21 augustus 1770 (dinsdag)
Overlijden Hendrik Cannegieter, professor in welsprekendheid en historie
In ‘Verleden Vandaag’ van 30 oktober zagen we dat Arnhem met een forse salarisverhoging alles in het werk stelde om Hendrik Cannegieter voor de stad te behouden. Dat lukte en de universiteiten van Harderwijk, Utrecht en Groningen probeerden tevergeefs de geleerde te verleiden naar hen te komen: ‘Alle deze beroepen wees hij van de hand, ofschoon hij voor zich zelven daartoe genegen was; maar zijne stokoude schoonvader en beminde huisvrouw, voor welke hij beide de grootste achting voedde, en de gedurige aanhouding van zijne eerbiedwaardige en magtige vrienden, gevoegd bij het groot aantal studenten, die mede van afgelegene plaatsen kwamen om van zijne lessen gebruik te maken, hielden hem te Arnhem, waar hij zoo bijzonder naar zijn genoegen was; ook waren de meeste vaste goederen van zijne vrouw in de nabuurschap van Arnhem gelegen.’
Die lessen gaf hij als (con)rector van de Latijnsche School, de voorloper van het Stedelijk Gymnasium Arnhem. Rond 1700 was de school gevestigd in het vroegere Franciscanen Broerenklooster midden in de stad. Na afbraak van dit complex hield de straatnaam ‘Schoolplaats’ tot in de twintigste de herinnering levend aan de Latijnsche School daar.
Vermaard was Cannegieter ook om zijn wetenschappelijke werk en de uitgave van het derde ‘Groot Gelders Placeat-Boeck’. In zijn privéleven had hij de nodige tegenslagen. Uit zijn vijftigjarige huwelijk met Rachel Muis, die dus de nodige gronden rondom Arnhem in o.a. Het Broek en bij Heteren bezat, werden negen kinderen geboren. Hiervan, stierven er vier eerder dan hun vader.
Zesenvijftig jaar bleef Cannegieter verbonden aan de Latijnsche School voordat hij op dinsdag 21 augustus 1770 overleed en in de Eusebiuskerk werd begraven. Zijn grafsteen is daar nog steeds te zien.
Literatuur en bronnen
Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden. Deel 3, p. 109-112. Haarlem 1858 (J.J. van Brederode).
Hasselt, G. van, Geldersch Maandwerk voor ’t jaar 1807. Arnhem 1807 (J.H. Moeleman), deel 1, p. 364-372.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’. Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016. Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 29-31.
Potjer, M., Hendrik Cannegieter (Steinfurt 1691-Arnhem 1770). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 242-243.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 91.
22 augustus 1782 (donderdag)
Katholieken vragen vergeefs om groot burgerschap
22 augustus 1782 (donderdag)
Katholieken vragen vergeefs om groot burgerschap
Aan het eind van de achttiende eeuw was de religieuze tolerantie, mede onder invloed van de Verlichting en de patriottenbeweging, in de stad toegenomen. De dagen van dominee Fontanus en andere orthodox-gereformeerden rond 1600, om van de stad een zuiver calvinistisch bolwerk te maken, waren voorbij. De lutheranen mochten in 1737 een eigen nieuwe kerk openen op de Korenmarkt (nu Fifth Avenue) en de Joden betrokken een synagoge op de hoek van de Kerkstraat-Bentinckstraat. De rond 1690 gestichte ‘schuilkerken’ voor katholieken in de paardenstal van de vroegere Commanderie van St. Jan en in een huis in de Varkensstraat traden vanaf 1752 ook meer in de openbaarheid. Die laatste kerk mocht in 1779 vergroot worden, waardoor de achtergevel tot aan de Muntersteeg reikte. De ‘Eusebiusstatie’ had de ingang aan de Luthersestraat, maar stond door de grote zijgevel met ramen aan de Varkensstraat ook bekend als de Varkensstraatkerk.
Dit alles nam niet weg dat het volledige Arnhemse burgerrecht voor deze geloofsgroepen niet was weggelegd. Ze konden, tegen betaling, alleen het klein burgerrecht bemachtigen. Daarmee konden ze een lid worden van het een gilde en zelfstandig een beroep uitoefenen. Toen de katholieken echter op donderdag 22 augustus 1782 ook vroegen om toegelaten te worden tot het groot burgerrecht, zodat ze ook voor bestuurlijke functies in aanmerking kwamen, werd dat door het protestantse stadsbestuur afgewezen.
Literatuur en bronnen
Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 22-25.
Dixhoorn, A. van, Goed burgerlijk leven in de Nederlandse Republiek. In: Dekker P. en J. de Hart (red.), De goede burger. Tien beschouwingen over een morele categorie. Den Haag 2005 (Sociaal en Cultureel Planbureau), p. 20-32.
Hooyman, J., De onvergetelijke deken. Mgr. Th. Brouwer, pastoor van St.Walburgis in Arnhem 1848-1873. Arnhem 1972 (Stichting RK Begraafplaats), p. 31.
Keverling Buisman, F., Het Arnhemse burgerrecht. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 88-91.
Klerck, J. de, Kerk en religie. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 192-235, p. 203-205.
Ranft, F.R., Het einde van de Varkensstraatkerk. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 16 (1996), nr. 4, p. 197-199.
Schulte-van Wersch, C.J.M. en A.G. Schulte, De Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Een nieuwe kerk aan een nieuw plein. In: Schulte-Van Wersch C.J.M. en T. Gitsels (red.), Arnhem. Elf facetten uit de 19de en 20ste eeuw. Zutphen 1983 (De Walburg Pers), p. 74-89, p. 77.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73-74.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 90.
23 augustus 1735 (dinsdag)
Verbod op roken van vis bij de Sabelspoort
23 augustus 1735 (dinsdag)
Verbod op roken van vis bij de Sabelspoort
In ’Verleden Vandaag’ van 23 januari is beschreven hoe de vismarkt terecht kwam tussen de Kippenmarkt en de Broerenstraat achter de Eusebiuskerk. Dat was het einde van een reis van enkele eeuwen die de vismarkt door de stad maakte. Het bleek lastig een plek te vinden die zowel voor de handelaren, de klanten als de omwonenden aanvaardbaar was.
Probleem voor die laatsten was vooral het afval en de stank waarmee de afslag van vis gepaard ging. Ook in 1735 werd geklaagd over de stankoverlast van de vismarkt. Verse vis werd verkocht op de Markt, maar haring en andere aangevoerde zeevis – de vissersschepen van Harderwijk en Elburg bevoeren de zoute Zuiderzee – werden buiten de Sabelspoort verkocht. De natuurlijke geur van vis werd daar vermengd met die van het ter plaatse roken van de vis. Dat was in een tijd waarin nog geen koelkasten waren de gebruikelijke manier, naast het drogen en pekelen, om de vis langer goed te houden. En natuurlijk kreeg de vis er een specifieke, voor velen niet versmaden, smaak van. Het stadsbestuur kwam de omwonenden tegemoet en verbood op dinsdag 23 augustus 1735 het ‘rooken bij den afslag van visch’.
Literatuur en bronnen
Boonstra, O., Handel en wandel. In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 43-65, p. 48-50.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 264, 307-308.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 204-205. Markus noemt 1738 als het jaar met het verbod op roken van vis.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
24 augustus 1347 (donderdag)
Hertog Reinald gaat naar de ‘Lommerd’
In Arnhem hebben we de Lombardstraat bij de Spijkerstraat, naast buurthuis ‘de Lommerd’. En een zijstraatje van de Jansstraat heet Lombardsteeg. De benamingen Lombard en lommerd gaan allemaal terug op de Noord-Italiaanse Lombarden, die in de middeleeuwen een speciale rol in de financiële wereld hadden. Zij waren, naast de Joden, de enigen die van de (katholieke) kerk geld mochten uitlenen tegen rente. De Lombarden verwierven daardoor een geweldige machtspositie.
Ook in Arnhem streken zij neer, want graaf – vanaf 1339 hertog – Reinald II van Gelre had geld nodig en stond daarom in 1332 toe dat de Lombarden en de Joden actief in de stad mochten zijn. Maar die Lombarden waren niet gek. Toen de hertog vijftien jaar later van hen 2500 Florentijnsche guldens leende, vroegen de drie geldschieters van Italiaanse afkomst, Bonifaes van Kasasche, Domeyne Bertaut en Conraet den Cleynen, wel een onderpand.
En waar zat het geld in die tijd; bij de steden. Daarom vroeg de hertog op donderdag 24 augustus 1347, ‘Int jaer ons Heren dusent driehondert zeven ende viertich, up sente Bartholomeus dach deys Apostels’, aan de stad Arnhem of die borg wilde staan. Reinald wist wel hoe hij het moest vragen ‘onser liever stat van Arnhem ende scadeloes te houden in goeden trouwen sonder arghelist’.
Ook toen de Lombarden in latere tijden niet meer nodig waren, werd het lenen van geld tegen een onderpand ‘naar de Lombard/lommerd gaan’ genoemd. Eerst in een hoekhuis op de Jansstraat-Lombardsteeg en vanaf 1869 op de Spijkerstraat-Lombardstraat.
Literatuur en bronnen
Benders, J.F. en R.A.A. Bosch, Samenleving en economie circa 1300-1550. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 156-187, p. 161-165.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 470.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 79-85.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 288-289, 342, 382-384.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 23.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 2, p. 29.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 145-146.
25 augustus: Feestdag Eusebius
De tong van de heilige Eusebius
25 augustus: Feestdag Eusebius
De tong van de heilige Eusebius
Sinds de 15e eeuw is de toren van de Grote Kerk, in wat voor vorm dan ook, een markant herkenningspunt van Arnhem. En de kerk zelf is een fraai voorbeeld van de Nederrijnse gotiek. Een gebouw om trots op te zijn.
En dat hebben we allemaal te danken aan de relikwieën van de heilige Eusebius. De lichamelijke resten van deze heilige werden in 1453 vanuit het klooster Prüm in de Eifel naar Arnhem gebracht. Die heilige schat verdiende een compleet nieuwe kerk en dat werd ‘de Eus’.
Maar wie was die Eusebius, wiens schedel en tong eeuwenlang in de stad in een zilveren reliekbuste werden bewaard? In de geschiedschrijving van de katholieke kerk zijn wel zestien heiligen, martelaren of belangrijke geestelijken met die naam. De ‘Arnhemse Eusebius’ was een Romein die zich in de tijd van keizer Commodus (180-192) samen met enkele vrienden had bekeerd tot het christendom. Hem werd verboden om van Jezus te spreken en toen hij dat weigerde, werd zijn tong uitgerukt. Toch bleef die Eusebius wonderbaarlijk hardop het Woord van Christus verkondigen. Eusebius werd vervolgens ter dood gebracht door met een zweep een zware loden kogel tegen zijn hoofd te slaan. Zijn lichamelijke resten, waaronder de tong, werden door zijn vrienden in veiligheid gebracht en vormden de kern van de reliekschat die in de 15e eeuw naar Arnhem kwam. De heilige resten waren nog niet in de stad of de gebeden van Arnhemmers, die om hulp aan Eusebius vroegen, werden verhoord. ‘Eus’ kon ook al in de 15e eeuw prat gaan op een grote populariteit.
Vandaag, 25 augustus, is de sterf- en daarmee feestdag van de heilige Eusebius.
Literatuur en bronnen
Kuys, J. A.E., Kerk en religie in de late middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 240-243.
Nissen, P.J.A., De heilige vriend Gods Sint Eusebius. Nederlandse mirakelboeken uit de late middeleeuwen, in het bijzonder het Arnhemse mirakelboek van Sint Eusebius, als bron van volksgeloof. In: Volkskundig Bulletin, deel 12.2 (1986), p. 283-317.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 39-43.
Waardenburg, E., De verering van St. Maarten en St. Eusebius in Arnhem. In: De Grote Kerk van Arnhem. Bouw, verwoesting, herbouw. Arnhem 1964 (Gemeentemuseum Arnhem), p. 11-15.
26 augustus 1926 (donderdag)
Oprichting VDZ – Volharding Doet Zegevieren
26 augustus 1926 (donderdag)
Oprichting VDZ – Volharding Doet Zegevieren
In de jaren twintig van de vorige eeuw komt de verzuiling in Nederland en Arnhem tot volle bloei. Symbool daarvoor mag de oprichting in 1926 zijn van de R.K.S.V. (Rooms-Katholieke Sportvereniging) VDZ.
Het was kapelaan A.F.A. (André), Janssen (1897-1985) van de Eusebiusparochie met de kerk aan het Nieuwe Plein die met lede ogen zag dat de enige rooms-katholieke voetbalclub in de stad, Swift, een wat zieltogend bestaan leidde. Dit terwijl neutrale en openbare verenigingen als Vitesse, Arnhemse Boys, SML, enz. floreerden. Verder maakte hij zich zorgen of de katholieke jongens hun vrije tijd wel zinvol en nuttig besteedden. Hij zag in de jonge wijken Hoogkamp en Sterrenberg een kans voor een nieuwe sportvereniging. Dat werd in 1926 VDZ, Volharding Doet Zegevieren. Natuurlijk leidde die afkorting bij de concurrerende clubs tot andere namen met varianten op Vallen Doet Zeer / Verliezen Doen Ze, enz. Kapelaan Janssen werd G.A. (Geestelijk Adviseur) en de club en kreeg gelijk. VDZ groeide snel en dat bij een contributie van 25 cent per maand. De eerste jaren werd ook nog aan atletiek gedaan, maar die tak van sport verdween al snel naar de achtergrond.
In de eerste jaren werd gesport op een terrein bij de Breitnerstraat op de Sterrenberg. Toen daar huizen gebouwd werden, weken de katholieke voetballers uit naar het Gemeentelijk Sportpark Cranevelt. En daar is de, qua ledenaantal, grootste voetbalclub van de stad nog steeds te vinden.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 27-08-1951.
Duffhues, T, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19e en 20ste eeuw. Baarn 1991 (Uitgeverij Arbor), p. 183-184 en noot 63. Kapelaan Janssen wordt hier abusievelijk met een enkele s gespeld.
Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem. Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), p. 50.
Langeland H. (e.a.) (red.), 75 jaar VDZ Arnhem, 1926-2001. Jubileumboek ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de voetbalvereniging R.K.S.V. VDZ (Volharding Doet Zegevieren te Arnhem op 26 augustus 2001. Arnhem 2001 (VDZ), p. 10-13.
27 augustus 1910 (zaterdag)
Dodelijk ongeluk aviateur Clément van Maasdijk
27 augustus 1910 (zaterdag)
Dodelijk ongeluk aviateur Clément van Maasdijk
Heel Arnhem, ja heel Nederland, was in 1910 in de ban van de nieuwste sensatie: vliegtuigen! Eén van de eerste Nederlandse ‘aviateurs’, de 26-jarige Clément van Maasdijk, werd door talloze steden gevraagd om een vliegdemonstratie te geven. Een Arnhems comité wist hem zowaar vast te leggen voor een aantal vluchten vanaf een heideterrein bij Warnsborn op zondag 28 augustus 1910. Dat één van die comitéleden, notaris N. Th. Ladenius, de vader was van Maasdijks verloofde Jeanne, heeft daarbij zeker meegespeeld. De stad stond volledig in het teken van het grote vlieggebeuren. Boekwinkels maakten reclame voor boeken over de vliegkunst, de reclameaffiches vonden gretig aftrek en de Arnhemsche Courant schreef pagina’s vol over de vliegweek.
De ingang van het vliegterrein was aan de Kemperbergerweg bij de uitspanning ‘Rust Wat’. De organisatie spaarde kosten noch moeite: er waren kaartjes voor twee rangen à f 1,00 en f 0,50, 1000 stoelen, een fietsenstalling voor 1500 fietsen, muziek en buffetten. Er werd een tijdelijke omnibusdienst in het leven geroepen. Voor f 0,30 kon men vanaf de Zijpsche Poort naar het vliegterrein worden vervoerd. Men hoefde niet te laat te komen, want de eerste rit was om 14.00 uur, drie uur voor de aanvang van de vliegshow.
Op zaterdag 27 augustus 1910 arriveerde Van Maasdijk met zijn Arnhemse verloofde Jeanne op het terrein om alles te inspecteren voor de volgende dag. Rond zes uur ging de wind liggen en besloot Van Maasdijk een korte proefvlucht te maken. Na een korte controle nam hij met zijn Sommer-biplan, een tweedekker gemaakt van buizen en doek, een aanloop van circa 70 meter, waarna het vliegtuig het luchtruim koos. Op een hoogte van 50 meter cirkelde Van Maasdijk drie keer boven het vliegveld, maar bij de vierde rondgang ging het mis. In een scherpe bocht over links vanaf een hoogte van 50 meter dook het vliegtuig plotseling steil naar beneden. Van Maasdijk probeerde wanhopig het toestel op te trekken, echter zonder succes. Achter de provisorisch ingerichte hangar op de heide stortte de Sommer neer. De jonge aviateur werd verpletterd onder de 50 pk Gnôme-motor, die achter de vlieger geplaatst was. De motor was losgeraakt en op de borst Van Maasdijk terechtgekomen. Een in de haast opgeroepen arts constateerde de dood en een vlag van de vliegweek werd over het dode lichaam gelegd. Het lichaam werd per brancard overgebracht naar het Diaconessenhuis aan de Bovenbrugstraat in Arnhem. Daar werd door dr. W. Renssen vastgesteld dat hij overleden was als gevolg van een schedelbasisfractuur.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, o.a. augustus en september 1910.
Cappers, W., Funeraire Cultuur Arnhem. Soesterberg/Rotterdam 2002 (Aspekt/De Terebinth). p. 7-9, 12, 35, 60-61.
Het Centrum, dagblad voor Utrecht en Nederland; 1910.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhems Oude Stadshart. Arnhem 1973 Gemeentearchief Arnhem), p. 148.
Stempher, A.S., Nog ‘s sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem 1969 (Gijsbers & Van Loon), p. 30.
Werkgroep Historie Schaarsbergen, Clément van Maasdijk. Icarus van Schaarsbergen. Schaarsbergen-Arnhem 2010 (Dorpsraad Schaarsbergen).
28 augustus 1778 (vrijdag)
Verfraaiing Onderlangs
28 augustus 1778 (vrijdag)
Verfraaiing Onderlangs
In ‘Verleden Vandaag; is al vaker over de Zandberg / Santberg / Bovenover / Sinckelenberg en Onderlangs geschreven. De oude Joodse begraafplaats, de Buitensociëteit, Hotel Belle-Vue en de plek als grondstof voor het Arnhemse aardewerk kwamen aan bod.
Ook het Arnhemse stadsbestuur was zich in de achttiende eeuw bewust van de prachtige ligging van Bovenover en Onderlangs. Op vrijdag 28 augustus 1778 besloot het stadsbestuur namelijk om ‘de wandeling onderlangs den Zandberg te verfraaijen, door de rijswaard te doen uitroeijen, de bommen te kappen en den grond langs den rivier tot uiterwaard te maken’. Het smalle pad, dat vaak overstroomde en daardoor onbegaanbaar was, werd zo een fraaie wandelpromenade met de heuvels van de stuwwal van de Veluwe aan de ene en het Rijnpanorama aan de andere kant.
Het voorkwam de afbrokkeling van Onderlangs en Bovenover niet. In 1838 werd de rivieroever verhoogd en werden kribben in de rivier gelegd. Langs de voet- en rijwegen werden opnieuw bomen geplant.
Toch zou het nog tot een flink aantal jaren duren voordat de weg enigszins de huidige vorm kreeg. In 1887 werd besloten om Onderlangs in de richting van de rivier tientallen meters te verbreden met de zogenaamde ’Nieuwe Aanplemping’. De werkzaamheden verliepen erg traag en namen zo’n 25 jaar in beslag. Pas in 1913 waren het plantsoen en de nieuwe wandelwegen klaar. De weg was toen ook voorzien van een dubbelspoor trambaan.
Literatuur en bronnen
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 343, 476-477.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 96.
29 augustus 1610 (zondag)
Leprozerie St. Anthoniegasthuis
29 augustus 1610 (zondag)
Leprozerie St. Anthoniegasthuis
Het is de minst bekende van de drie gasthuizen. Het St. Petersgasthuis huisvest al weer enkele jaren in het prachtige gebouw in de Rijnstraat het klantencentrum en kantoren van de DrieGasthuizenGroep en tot ver in de twintigste eeuw huisde het Catharinagasthuis in een groot complex aan de Beekstraat.
Vanaf 1395 opereerde ook de derde van de nog steeds bestaande Drie Gasthuizen, het Sint Anthoniegasthuis. Het hospitaal met kapel had een specifieke functie: de opvang van melaatsen. Deze leprozen werden, vanwege het grote besmettingsgevaar, verzorgd buiten de stadsmuren. De opvang stond op de vroegere, voor de aanleg van de spoordijk Arnhem-Zevenaar-Emmerik, splitsing van de Steenstraat en Rosendaalsestraat (nu Westeinde). Alle gebouwenvan de leprozerie zijn verdwenen en daarbij sneuvelde de kapel, door de overgang naar de reformatie in Arnhem rond 1579, als eerste. Gelukkig hebben we wel enkele prachtige bronnen over de historie van de Arnhemse leprozerie.
Zo besloot het stadsbestuur op zondag 29 augustus 1160 een nieuw reglement op te stellen voor het Anthoniegasthuis. Niet vanwege de toevloed van melaatsen, maar juist door het dalende aantal leprozen. In 1625 mag het ‘Sint Toenis Hospitaal’ ook andere mensen, dan melaatsen opvangen. De enkele leproos die zich nog meldde, ging naar een aparte ruimte in het Catharinagasthuis aan de Beekstraat.
In 1821 nam de gemeente het gebouw aan de Steenstraat over en vestigde er een militair hospitaal (garnizoensinfirmerie). In 1843 werd het bouwvallige complex afgebroken en kwamen er huizen. In 1856 gingen de drie gasthuizen verder onder één bestuur. In naam bleef het Anthoniegasthuis nog bestaan, want de instelling bracht elk jaar uit haar bezittingen nog aardig wat geld op (f 4100,- in 1860).
Literatuur en bronnen
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 33-34.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 493-494.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 426.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 129-130.
30 augustus 1832 (donderdag)
Cholera slaat voor het eerst toe in Arnhem
30 augustus 1832 (donderdag)
Cholera slaat voor het eerst toe in Arnhem
De Arnhemmers konden het op donderdag 30 augustus 1832 nog niet weten, maar achteraf gezien was het in de negentiende eeuw: augustusmaand, choleramaand! Met de stijging van de temperaturen in de zomer, nam ook de kans op besmetting van water toe. En daar lag de oorzaak voor het uitbreken van de dodelijke ziekte die in de 19e eeuw ook ‘den Aziatischen braakloop’ heette. Hevige diarree, braken en uitdroging brachten veel mensen op de rand van de dood en velen er overheen. De ziekte sloeg met name toe onder de allerarmsten. In 1832, toen de ziekte voor het eerst Arnhem aandeed, bleef het bij één sterfgeval. In 1866 waren dit er ruim 400.
De slechte hygiënische situatie rondom de openbare waterpompen in de armoedigste buurten eisten steeds weer opnieuw slachtoffers. Dit werd verergerd doordat men tot ca. 1870 geen weet had dat vies water de besmettingsbron was.
Nadat de ziekte op 25 juni 1832 in ons land was gesignaleerd besloot het stadsbestuur op 2 augustus om de jaarlijkse kermis van 27 augustus niet door te laten gaan ‘zulks uit hoofde der Cholera-ziekte’. Dat nam niet weg dat op donderdag 30 augustus de ‘president der stedelijke geneeskundige commissie’, dr. W. Otten, moest melden dat de 38-jarige schippersknecht Hendrik Tijdeman aan de ziekte was bezweken. Helaas, de eerste in een lange rij van Arnhemse choleradoden in de jaren daarna.
Literatuur en bronnen
Gelders Archief: 0207-382 Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, aktenummer 265, d.d. 30-8-1832.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 41.
Osterloh, Y., Sterfte en de stad: het effect van maatregelen tegen cholera en dysenterie op sterftecijfers in Arnhem, 1850-1900. Nijmegen 2020 (Online gepubliceerde masterscriptie Radboud Universiteit).
URL: https://theses.ubn.ru.nl/bitstream/handle/123456789/10435/Osterloh%2C_Y.M._%28Yvo%29_1.pdf?sequence=1, geraadpleegd o.a. 18-4-2022.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1789-1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 31.
Verhoeven, S., Toezien, vastleggen en bestrijden. Infectieziekten en het geneeskundig toezicht in Gelderland in de negentiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 111 (2020), p. 169-196.
31 augustus 1816 (zaterdag)
Staat der Fabrieken en Trafieken
31 augustus 1816 (zaterdag)
Staat der Fabrieken en Trafieken
Vroeger, ja vroeger, moesten geschiedenisstudenten aan de universiteit na drie jaar een ‘kandidaatsscriptie’ schrijven. Dit was de eerste echte proeve van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek ter voorbereiding op het doctoraal examen. ‘Arneym’ koos voor dat studieonderdeel de ‘proto-industrialisatie’ van Arnhem. Wat waren de allereerste voorzichtige aanzetten in de overgang van ambachtelijke nijverheid naar industriële massaproductie? In de cijfermatige onderbouwing werden tal van nijverheidsstatistieken uit de negentiende eeuw onderzocht. Eén daarvan was de ‘Staat der Fabrieken en Trafieken’ uit 1816. De conclusie voor dat jaar was snel getrokken: de stad geen enkele vorm van grootschalige ambachtelijke, laat staat industriële, productie.
En het is vandaag, 31 augustus, precies 206 jaar geleden dat de Minister van Binnenlandse Zaken baron W. F. Röel, de provinciën aanschreef om die tabel met de ‘soort, aard en het aantal der fabrieken en trafieken’ aan te leveren. In een trafiek worden halffabricaten vervaardigd die niet direct voor de consument, maar voor verdere verwerkingsbedrijven, waren bestemd. De provinciale besturen vroegen die informatie aan de gemeenten en zo weten we dat in 1816 Arnhem qua nijverheid weinig tot niets voorstelde.
De meeste arbeiders telde de ‘Stadsfabriek’. Dit was echter geen echt bedrijf, maar een negentiende-eeuwse liefdadigheidsinstelling van het plaatselijke Armenbestuur. In enkele lokalen van het Catharinagasthuis aan de Beekstraat probeerden tien arme (‘min- en onvermogende’) mannen en vrouwen en 160 kinderen met spin- en breiwerk wat geld bij elkaar te sprokkelen. Belangrijkste doel van het bedrijf was om mensen uit de ergste armoede en de bedelarij te houden. In de echte nijverheid had het textielpassementbedrijf van E. Meulenburg in de Vijzelstraat de meeste werknemers: acht welgeteld. Het zou nog een lange industriële weg worden naar de Stoombandfabriek aan de Rozenstraat in 1870, laat staan naar de ENKA in 1913.
Literatuur en bronnen
Brugmans, I.J., Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der negentiende eeuw. Eerste Stuk. Den Haag 1956 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 98), p. 164-168.
Damsma, D, De Meere, J.J.M. en L. Noordegraaf, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der negentiende eeuw. Supplement. Den Haag 1956 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 168), p. 461-468.
Duijghuisen, M. en P.M.M. Klep, De Staat van Fabrieken en Trafieken van 1 augustus 1816.
Den Haag 1988 (Stichting Archiefpublicaties). Broncommentaren, aflevering VI-IX.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem).
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 74, 293.
Wolters van der Weij, A.C.S., Vroeg negentiende-eeuwse fabrieken in Arnhem: een overzicht. In: Arnhem de Genoeglijkste, deel 1 jrg. 14 (1994), nr. 4, p. 178-184; deel 2 jrg. 15 (1995), nr. 1, p. 19-26.