1 september 1860 (zaterdag) Opening Kweekschool van Onderwijzeressen
1 september 1860 (zaterdag) Opening Kweekschool van Onderwijzeressen Het prachtige schoolgebouw uit 1908 staat nog steeds in de Weverstraat. In fraaie letters staat op de gevel ‘Kweekschool van Onderwijzeressen’. Die school werd op 1 mei 1862 op deze plek gevestigd, maar dan in een ouder pand. Dat gebouw, waarin zowel internaat als school waren gevestigd, moest wijken voor het in glanzende gele verblendstenen opgetrokken pand. De meeste oudere Arnhemmers kennen dit gebouw, naar een ontwerp van architect Jan Persijn, vooral als het vroegere onderkomen van de Muziekschool. Maar zelfs 1862 was niet het begin van deze negentiende-eeuwse pedagogische academie. Op zaterdag 1 september 1860 begon de school namelijk in het verenigingsgebouw van ‘De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen’ aan de Kleine Oord-Broerenstraat. De Maatschappij stond samen met het ‘Natuurkundig Genootschap Tot Nut en Vergenoegen / Wessel Knoops’ aan de basis van de kweekschool. In de Onderwijswet van 1857 was wel voorzien in rijksopleidingsscholen voor mannelijke leerkrachten in het lager onderwijs, maar niet voor vrouwelijke onderwijzeressen. Vandaar dat de twee particuliere Arnhemse organisaties de handen ineen sloegen en met steun van de gemeente een eigen kweekschool stichtten. Het was daarmee de eerste kweekschool voor onderwijzeressen in Nederland. En, met succes, want de meisjes en vrouwen, ‘niet beneden de 16 jaar’, stroomden toe. Binnen enkele jaren telde de school ruim zestig ‘kwekelingen’, waarvan er veertig ook in het internaat aan de Weverstraat verbleven.
Literatuur en bronnen Bigot, L.C.T., De Kweekschool voor Onderwijzeressen te Arnhem, 1860-1910. Gedenkboek bij gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan. Arnhem 1910.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 106.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 161-162.
2 september 1912 (maandag) Van Verschuerwijk officieel geopend
2 september 1912 (maandag) Van Verschuerwijk officieel geopend De Woningwet van 22 juni 1901 moest een geweldige kwaliteitsslag zijn voor de miserabele behuizing van de arbeiders. De aangescherpte eisen hadden in eerste instantie, de wet ging op 1 augustus 1902 in werking, een averechts effect. In Arnhem zag de meer ideële woningbouwvereniging Openbaar Belang geen kans meer om tegen een redelijke prijs arbeidershuizen te bouwen. Daarom nam het gemeentebestuur het initiatief een nieuwe vereniging in juli 1908 op te richten: de Vereeniging Volkshuisvesting. Sinds 1992, na het samengaan met de Centrale Woningstichting, is dit de Stichting Volkshuisvesting. Na de bouw van het eerste sociale woningbouwproject op de Musschenberg werd aan de andere kant van Arnhem, in Het Broek, een tweede groep woningen gebouwd: de Van Verschuerbuurt. De officiële opening daarvan vond plaats op maandag 2 september 1912. Het is nog steeds, met poortgebouwen en plein, een prachtig staaltje stadsarchitectuur. Het stedebouwkundige ontwerp was van de directeur gemeentewerken ir. Willem F.C. Schaap (1870-1933) en de huizen waren een ontwerp van de architecten J.H. de Roos (1875-1942) en W.F. Overeynder (1875-1941) uit Rotterdam. En, om in stijl te blijven: de Musschenbuurt werd naar de rode dakpannen het Rode Dorp genoemd en zo kreeg de Van Verschuerwijk de naam het Zwarte of Blauwe Dorp. Het was lastig om in de eerste jaren huurders te vinden, want de huurprijzen van f 2 tot f 3,25 per week waren voor de meeste arbeiders te hoog.
Literatuur Bleekman, B.J.M., Volkswoningbouw. Een eeuw volkshuisvesting in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 31-32.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), p. 69-75.
Willemsen, J.Th.W., De volkshuisvesting in Arnhem 1829-1925. Arnhem 1969 (Gemeentearchief Arnhem), p. 48-51.
3 september 1901 (dinsdag) Straatnamen Transvaalbuurt
3 september 1901 (dinsdag) Straatnamen Transvaalbuurt Het gebied rondom de Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika was van circa 1650 (Jan van Riebeeck) tot 1800 een Nederlandse kolonie. Na jaren van schermutselingen nam Groot-Brittannië in 1806 definitief het bestuur over. Bij de Britse overname ontstond een conflict met de van oorsprong Nederlandse boeren, o.a. over de afschaffing van de slavernij. De ‘Boeren’ trokken het binnenland (‘Grote Trek’) in en stichtten twee onafhankelijke republieken, Oranje-Vrijstaat en Transvaal. De Britten probeerden dit gebied rond 1900 met geweld in te nemen. In deze ‘Boerenoorlogen’ was er in Nederland grote sympathie voor de ‘Boeren’, die uiteindelijk in 1902 capituleerden. In dezelfde tijd werd in Arnhem ten noorden van de spoordijk tussen de Zijpendaalse en Apeldoornsepoort een nieuwe wijk gebouwd. En niet zomaar een wijk. Op de heuvels en in het dal van de Jansbeek werden prachtige huizen van architect Willem Diehl in een Jugendstilachtige stijl gebouwd. De ‘Zuid-Afrikaanse Boeren’, met hun Transvaalse president Paul Kruger, konden ook in Arnhem op grote steun rekenen. Het was dan ook geen wonder dat de Arnhemse gemeenteraad op dinsdag 3 september 1901 besloot om de straatnamen in de nieuwe buurt te vernoemen naar Transvaalse ‘helden’: Koos de La Rey, Louis Botha, Christiaan de Wet, enz. Ruim tachtig jaar later gingen vergeefs stemmen op om deze namen weer te schrappen. De associatie met de apartheidspolitiek van de toenmalige Zuid-Afrikaanse regering was voor sommigen te groot. Dat ging niet door maar wel werd, wellicht als compensatie, de Roermondspleinbrug in 1987 herdoopt in Nelson Mandelabrug.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, 7-12-1900.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
1 augustus 1594 en 1 augustus 1602 Pest is straf van God voor zondige Arnhemmers
1 augustus 1594 en 1 augustus 1602 Pest is straf van God voor zondige Arnhemmers We hebben het in deze rubriek al vaker over de pest in Arnhem gehad. In de 16e en 17e eeuw bezocht de dodelijke ziekte geregeld de stad en keer op keer werden de bestaande verordeningen om de epidemie te bestrijden herhaald en aangescherpt. Zo twee keer op 1 augustus in 1594 en 1602, maar in vele andere jaren gebeurde dit op een andere dag: 8 augustus 1613, 28 juli 1684, 20 juni 1630 en 11 augustus 1636. Bij die laatste epidemie was het kerkhof bij de Grote of Eusebiuskerk zo overvol dat burgers gevraagd werd om hun doden bij de vroegere St. Walburgiskerk en de St. Janskerk te begraven. De prijs van de doodskisten was zo hoog dat het stadsbestuur zelf de prijs vaststelde. Terug naar 1 augustus 1594. Bij de verordening vermeldde ‘Godt dese stadt en hare burgers omb haren veelfaltigen sunden mit die gaue der pestilentie heimsueckt’. God strafte dus de zondige Arnhemmers door de pest over hen uit te spreiden. Die zienswijze werd in 1602 nogmaals onder de aandacht van de burgers gebracht.
Literatuur Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 4, p. 101-114.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 191-193.
Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 215-230.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 93.
Ribbius, P.R., Medici en medische toestanden te Arnhem door alle tijden. In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1927, p. 623-648.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), p. 1-66, vooral p. 19-23.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 405.
2 augustus 1783 (zaterdag) Kerkhofoproer 1783
2 augustus 1783 (zaterdag) Kerkhofoproeren 1783-1784 In de Verleden Vandaag van acht februari hebben we er al aan gerefereerd: de roemruchte Arnhemse Kerkhofoproeren in 1783 en 1784. Er zijn maar weinig gebeurtenissen waarin politieke, sociaaleconomische en culturele ontwikkelingen zo samengebald worden als in de augustusgebeurtenissen van die jaren. We besteden daarom vier opeenvolgende dagen aan de hectische taferelen aan het eind van de 18e eeuw. Dit jaar (2022) gaan we terug naar 1783. Volgend jaar zullen we de kerkhofonlusten tijdens de augustusdagen van 1784 bespreken. Op zaterdag 2 augustus 1783 was het onrustig in de stad. Een dysenterie-epidemie veroorzaakte veel dodelijke slachtoffers onder de Arnhemmers. Vooral de armeren bezweken aan de ziekte. In totaal stierven van de zevenduizend inwoners er zo’n tweehonderd aan ‘de Roode loop’, zoals de ziekte werd genoemd. De hevige diarree ging namelijk gepaard met bloed in de ontlasting. Om verdere besmetting te voorkomen, had het stadsbestuur een dag eerder, op vrijdag 1 augustus, besloten dat besmette lijken van de armere Arnhemmers niet meer op de kerkhoven binnen de stadsmuren begraven mochten worden. Een jaar eerder was, onder het nodige tumult, al een nieuwe begraafplaats buiten de Velperpoort aangelegd. Dat terrein, waar nu de Martinuskerk aan de Steenstraat staat, was echter vroeger de stedelijke vuilstort met o.a. het slachtafval van de ‘vilders’ geweest. Bovendien werd het gebruikt om de geëxecuteerde misdadigers te begraven. Daar wilde een fatsoenlijk mens niet ter aarde besteld worden. Het besluit van de prinsgezinde Arnhemse burgemeesters en schepenen, dat op zaterdag 2 augustus publiekelijk werd gemaakt, stuitte bovendien op politiek verzet. Het stadsbestuur had het besluit genomen zonder overleg met de gezworen gemeente, een adviserend bestuursorgaan met vertegenwoordigers uit de burgerij. Veel van de ‘gemeenslieden’ hadden patriotse sympathieën en zagen in het besluit het zoveelste bewijs van het ondemocratische karakter van de Arnhemse regenten. De onvrede en de spanningen stegen op zaterdag 2 augustus. Wat zou de volgende dag brengen?
Literatuur (een selectie) Cappers, W.P.R.A., ‘Wee je gebeente!’: het Arnhemse kerkhofoproer gezien vanuit genderperspectief, 1781-1785. In: Altena, M. e.a. (red.), Moordmeiden en schone slaapsters; beleving en verbeelding van vrouwen en de dood. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis, 2004, p. 11-45.
Franken, M., De uitbarsting van de Patriottenbeweging in Arnhem door de bril van Willem Anne Schimmelpennnick van der Oye (december 1782-augusrus 1783). In: Elias, B.J.G. (red.), Veluwse en andere geschiedenissen. Liber amicorum drs. R.M. Kemperink. Hilversum 2010 (Uitgeverij Verloren), p. 141-158.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 226-227.
Mentink, G.J. De rode loop in Gelderland. De dysenterie-epidemie de jaren 1778-1779 en 1782-1783, toegelicht aan gegevens uit het archief van het Hof van Gelderland en uit de begraafregisters. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 65 (1971), p. 124-144.
Nijenhuis, P.P.Th., Arnhem in de achttiende eeuw: regentenfamilies aan de macht. In: Manheim, R. (red.), Arnhem na 750 jaar. Machten, ervaringen, toekomsten. Arnhem 1983 (Gemeentemuseum Arnhem), p. 11-15.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 96-97.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 102-107.
Wertheim-Gijse Weenink, A.H, Democratische Bewegingen in Gelderland 1672-1795. Amsterdam 1973 (Van Gennep), p. 120-121.
Wertheim-Gijse Weenink, A.H. Gelderland van 1672-1795. In: Meij, P.J. (e.a.), Geschiedenis van Gelderland van 1492-1795. Zutphen 1975 (De Walburg Pers), p. 303-304.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, p. 76-78.
3 augustus 1783 (zondag) Buigen of barsten: begraven binnen of buiten de stad?
Dag twee van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
3 augustus 1783 (zondag) Buigen of barsten: begraven binnen of buiten de stad? Dag twee van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783. Het op zaterdag 2 augustus afgekondigde besluit van het stadsmagistraat dat alleen de armen, die aan de dysenterie waren gestorven, buiten de stadsmuren begraven moesten worden, was de lont in het kruitvat van het toch al onrustige Arnhem. Op zondag verzamelden honderden woedende inwoners zich op de Markt voor het stadhuis. Schoolmeester Barend Borgardijn verwoordde het gevoel van klassenjustitie: ‘het lijk van een aanzienlijken zoo wel infectie veroorzaakte als dat van een geringen’. Het stadsbestuur riep de hulp van het garnizoen in en liet zowel de begraafplaats buiten de Velperpoort als het stadhuis bewaken. De demonstranten lieten zich echter niet uit veld slaan en de burgerschutterij, met het Rijnstraatse vendel voorop, marcheerden gewapend langs de Waag naar het stadhuis en namen de posities van de garnizoensmilitairen over. De druk werd verder vergroot doordat de commandant van het Arnhemse garnizoen Otto Lodewijk von Quadt (1739-1794) één van zijn sergeants dwong om zijn op zaterdag overleden vrouw op de nieuwe begraafplaats te begraven. Daarmee wilde hij laten zien dat de troepen van het prinsgezinde stadsbestuur niet wilden buigen voor een patriotse en opstandige burgermacht. Het was nu patriciërs tegen paupers en prinsgezinden tegen patriotten. Het lijk van de soldatenvrouw werd dezelfde zondag 3 augustus om acht uur ’s avonds onder escortebewaking van zestien ruiters (cavaleristen) en een compleet bataljon voetsoldaten (infanteristen) naar het nieuwe kerkhof gebracht. Om te voorkomen dat het kerkhof zou worden bestormd liet Von Quadt tot de vroege ochtend zijn soldaten de wacht houden. Gedurende de nacht ‘werden er door het Gemeen veele baldadigheden en buitenspoorigheden bedreven en bij verscheidene leden van den Magistraat de glazen ingeslagen’. Het stadbestuur besloot om maandagochtend in een spoedzitting bijeen te komen om zich te beraden over de explosieve situatie in de stad. Wat was nu wijsheid?
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
4 augustus 1783 (maandag) Het volk in opstand
Dag drie van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
4 augustus 1783 (maandag) Het volk in opstand Dag drie van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783. Na de begrafenis, onder militaire bewaking, van een sergeantsvouw op het nieuwe kerkhof buiten de Velperpoort, braken er in de nacht van zondag op maandag rellen uit in de stad. Het stadsbestuur riep maandagochtend een gezamenlijke vergadering bijeen met de gezworen gemeente (de vertegenwoordigers van de burgerij) en de officieren van de burgerschutterijen. Met twee stemmen tegen werd in meerderheid besloten om het besluit van 1 augustus terug te draaien. Tevergeefs, de geest was al uit de fles. ’s Middags trok ‘een geheele hoop volks’ naar het kerkhof buiten de vestingmuren om de begraven vrouw een waardigere eeuwige rustplaats te bieden. Het waren vooral vrouwen die hierbij het initiatief namen en ‘zeker gemeen vrouwsperzoon alias genaamt Het Kind in de wieg de voorganger was en in het graf klom en mit de handen de aarde uythaalde en de kist opbeurde’. In triomftocht liep de stoet met een omweg via de Markt, waar het stadbestuur zich in het stadshuis en het garnizoen zich in de Hoofdwacht bevond, naar de Janskerk. Daar werden de klokken zo hard geluid tijdens de herbegrafenis zo hard geluid dat ze uit de ophanging schoten en bijna naar beneden vielen. Dit alles was voor de opgewonden volksmenigte nog niet genoeg, want aan het eind van de middag werd het hek van de nieuwe begraafplaats gesloopt en naar het oude kerkhof bij de Eusebiuskerk gebracht. Daar werd het voor de deur van David Meijer gegooid, die een jaar eerder een deel van het kerkhof had gekocht om zijn voorerf te vergroten. Dat riep toen al verontwaardiging op en nu was het tijd voor revanche. werd Ook andere gegoede burgers en vermeende sympathisanten van het stadsbestuur werden belaagd en menige glasruit sneuvelde in de stad. De muren van het nieuwe kerkhof werden tenslotte volledig neergehaald. Het scheen dat het volk deze slag had gewonnen: ‘De Zeeghafte Burgerij te Arnhem’. Een gewonnen slag betekende echter nog niet een gewonnen strijd.
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
5 augustus 1783 (dinsdag) Wil Nijmegen Arnhem een lesje leren in het kerkhofoproer?
Dag vier van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
5 augustus 1783 (dinsdag) Wil Nijmegen Arnhem een lesje leren in het kerkhofoproer? Dag vier van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783. Na de herbegrafenis van de sergeantsvrouw op het kerkhof van de Janskerk en de sloop van de buitenbegraafplaats aan de Steenstraat leek op maandag 4 augustus de overwinning van het volk compleet. De volgende dag ging er echter een gerucht door de stad. Het prinsgezinde garnizoen van Nijmegen zou soldaten richting Arnhem sturen om de opstand tegen het, ook orangistische, stadsbestuur teniet te doen. De burgerschutterijen werden daarom op dinsdag 5 augustus opnieuw in staat van paraatheid gebracht om de komst van dir regiment Zwitserse huursoldaten tegen te houden. Arnhemse eenheden trokken naar de veren bij Malburgen en Westervoort om de soldaten uit Nijmegen tegen te houden. De ponten werden aan de Arnhemse rivierkant gelegd, zodat ze niet gebruikt konden worden. De grootste groep schutters bewaakte de schipbrug bij de Rijnpoort. Die werd bovendien helemaal uitgevaren zodat een oversteek onmogelijk was. Maar, de soldaten uit Nijmegen kwamen helemaal niet opdagen, het bleek een loos gerucht. In de stad verminderde de druk op burgemeesters en schepenen niet. Enkele bestuurders hadden er genoeg van en overwogen ontslag te nemen. Toen de burgeronderhandelaars akkoord gingen met de eerder gedane toezegging om het buitenkerkhof niet in gebruik te nemen en het in ere herstellen van het oude kerkhof bij de Eusebiuskerk werd het weer wat rustiger in de stad. Een definitief akkoord moest echter nog gesloten worden.
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
6 augustus 1783 (woensdag) De blote billen van burgemeester Brantsen of een gewapende vrede tussen twee kerkhofoproeren
Dag vijf en de laatste episode van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783.
6 augustus 1783 (woensdag) De blote billen van burgemeester Brantsen of een gewapende vrede tussen twee kerkhofoproeren Dag vijf en de laatste episode van het Arnhemse Kerkhofoproer van 1783. Na de hectiek van de voorgaande dagen in Arnhem was het woensdag zes augustus 1783 de dag van een voorlopig akkoord tussen het stadsbestuur en de gezworen gemeente. Deze vertegenwoordiging van de burgerij had de laatste jaren flink aan macht ingeboet, maar zag nu zijn kans schoon. Onder druk van het gewelddadige volksoproer en het doortastende optreden van de burgerschutterijen ging de Arnhemse magistraat overstag. Een akkoord werd vooral mogelijk gemaakt doordat twee invloedrijke, conservatieve Oranjegezinde stadsbestuurders het gezamenlijke overleg niet konden bijwonen. Goossen Bentinck, die in de stad de stadhouder vertegenwoordigde, en Hendrik Brantsen, ontegenzeglijk de man met het meeste gezag, waren niet aanwezig. Brantsen (1739-1823) was voor één van zijn talloze andere functies op inspectiereis voor het Hoogheemraadschap. Zonder hen werd besloten dat het oude kerkhof bij de Eusebiuskerk weer in de oude situatie werd hersteld. Bovendien onderschreef het stadsbestuur de oude rechten en privileges van de gezworen gemeente. In ruil hiervoor moesten de gemeenslieden en de schutterijen ‘zig vooraan wagte van zig aan eenige onbetamelijke beweegingen schuldig te maken’. De vrede leek gesloten, maar er blek twee hindernissen te zijn. In de eerste plaats moest David Meijer weer een deel van de grond voor zijn huis afstaan om het Eusebiuskerkhof weer zijn oude omvang te geven. Dat wilde de vader van de twee jaar eerder in Arnhem geboren Jonas Daniel Meijer, die later een beroemd jurist zou worden, niet zonder een tegenprestatie En wat zouden Bentinck en Brantsen wel niet van dit besluit vinden? Dat werd bij de terugkeer van Hendrik Brantsen snel duidelijk. Hij probeerde met alle middelen het besluit terug te draaien. In vergaderingen en pamfletten liet hij blijken dat het stadsbestuur gezwicht was voor volksterreur en dat dit teniet gedaan moest worden. Die opstelling van Brantsen leidde in het voorjaar 1784 tot de fraaiste spotprent uit de Arnhemse geschiedenis. Op de tekening krijgt Brantsen een pak slaag op zijn blote achterwerk van Arnhemse vrouwen. De strijd was nog lang niet gestreden en in augustus 1784 leidde een tweede kerkhofoproer tot nog meer geweld. Daarover in Verleden Vandaag van 2023.
Literatuur en bronnen: zie Verleden Vandaag van 2 augustus.
7 augustus 1595 (maandag) Wurging en brandstapel voor tovenaar en weerwolf Hans Poeck
7 augustus 1595 (maandag) Wurging en brandstapel voor tovenaar en weerwolf Hans Poeck Als we nu aan heksenvervolgingen en heksenprocessen denken, komen vooral beelden van vals beschuldigde vrouwen in de middeleeuwen die eindigen op de brandstapel voor onze ogen. Dat is slechts een deel van het verhaal. In Arnhem werden de meeste heksenprocessen gevoerd in de 16e en 17e eeuw, dus na de middeleeuwen. Bovendien werd in die tijd meer gesproken van ‘toverij’ dan van hekserij. In de stad werden door de Schepenbank van de stad en het gewestelijk Hof van Gelre een dertigtal processen gevoerd, waarbij eenmaal de doodstraf werd uitgesproken. Andere zaken eindigden met vrijspraak of verbanning uit de stad en het gewest.
De enige doodstraf die in Arnhem werd uitgesproken, was bovendien tegen een man, Hans Poeck. Dat vonnis, die ‘sententie’, vond plaats op maandag 7 augustus 1595 en was het sluitstuk van het geruchtmakendste ‘heksenproces’ in de stad. Poeck was door zijn eigen dochter ervan beschuldigd om haar huis in brand te steken en haar kinderen te doden. Ook zou hij een herbergierster uit Lent (bij Nijmegen), Neeltje, hebben betoverd. Daarnaast zou Hans Poeck een weerwolf zijn geweest. De aanklacht werd ingediend bij de ambtman (bestuurder) van de Overbetuwe, die de zaak doorspeelde naar de Schepenbank van Arnhem. In afwachting van het proces werd Hans Poeck in de St. Janspoort opgesloten. Toen Poeck tijdens het proces om de waterproef vroeg en dit geweigerd werd door de Schepenbank, kwam de zaak in handen van het Hof van Gelre. Als de verdachte tijdens de waterproef zou blijven drijven, was hij schuldig. Voor het Hof bekende de verdachte ‘so buyten als in pijnen, dus zonder en met martelingen, al zijn misdaden. Hij zou een lapje doek, ‘een sletgen’, hebben ontvangen. Dit doekje scheen als goud, maar eenmaal opgevouwen, stonk het als modder. Zodra hij dit doekje op zijn hoofd legde, veranderde hij in een weerwolf en wanneer hij dan een dier aanraakte, stierf deze binnen een paar dagen. Het Hof veroordeelde Poeck tot de doodstraf: ”om aen een staeke, na dat hij eerst daer aen geworcht sal sijn, gebrant te worden, sulx dat die doot daerna volghe’. Dat vonnis van 7 augustus 1595 werd nog dezelfde dag uitgevoerd.
Literatuur en bronnen Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 242-244.
Kruysdijk, A. van, Heksen in Gelderland. Enige notities over het geloof in heksen en heksenprocessen in het algemeen en in Gelderland in het bijzonder. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, Deel 72 (1981), p. 47-67.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 178.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 43.
Waardt, H. de, Toveren en onttoveren Achtergronden en ideeën van enkele bij toverij betrokken personen op de Veluwe in de zestiende eeuw. In: Volkskundig bulletin, deel 12.2 (1986), p. 152-202.
Waardt, H. de en W. de Blécourt, De regels van het recht. Aantekeningen over de rol van het Gelderse Hof bij de procesvoering inzake toverij. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 80 (1989), p. 24-51.
8 augustus 1936 (zaterdag) Aanbieding De Monchy-monument in Arnhem-Zuid
8 augustus 1936 (zaterdag) Aanbieding De Monchy-monument in Arnhem-Zuid Vlak na de viering van zijn 12,5 jarige ambtstermijn op 14 april 1934 verruilde mr. Salomon (J.R. Jean René) de Monchy het burgemeesterschap van Arnhem voor die van Den Haag. Het cadeau dat het voor zijn jubileum opgerichte huldeblijkcomité in gedachten had, was nog niet klaar. Vandaar dat de Haagse burgemeester op zaterdag 8 augustus 1936 was afgereisd naar zijn vroegere woon- en werkplaats om alsnog bij de aanbieding van het burgergeschenk aanwezig te zijn. Over de eerste ontwerpen van het gedenkteken voor De Monchy van was de gemeente niet tevreden en architect François Baijlé werd aan de kant geschoven. Uiteindelijk tekende stadsarchitect Johannes van Biesen van Bureau Gemeentewerken voor het definitieve monument. Het werd geplaatst in de kersverse wijk Arnhem-Zuid, want burgemeester De Monchy was van dat nieuwe stadsdeel een groot pleitbezorger In de feestelijke toespraken werd natuurlijk gerefereerd aan verdiensten van De Monchy bij de bouw van de vaste Rijnbrug en de aanleg van de nieuwe woonwijk in de vroegere Stadswaarden. Het monument lag iets ten westen van het De Monchy-plein dat midden in de Nijmeegseweg, de latere A325, lag. De hoge bakstenen zuil met twee elektrische uurwerken was een waar een zichtbaken. Voor ‘Arneym’ was het De Monchyplein als klein jongetje uit Malburgen-Oost een bijna eindeloze vlakte tussen de Huissensestraat en de Gelderse Rooslaan/Meinerwijkseweg. Hij heeft nooit begrepen waarom bij de herinrichting van het plein en de Nijmeegseweg in 1967 juist het monument moest verdwijnen. Gelukkig zorgde’ kunstdetective’ Theo Brink ervoor dat de bronzen plaquette uit het monument in 2019 teruggeplaatst werd in de zijgevel van voormalig Hotel Zuid naast het vroegere De Monchyplein.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, 8-8-1936.
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 34-37.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 41-43.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen 1892-1968. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 155-156.
Wentink, H., Arnhem-Zuid. De ontwikkeling van een stadsdeel. Utrecht 2011 (Uitgeverij Matrijs), p. 32.
9 augustus 1581 (zondag) Verkoop Hof van Middachten bij brandende kaars
9 augustus 1581 (zondag) Verkoop Hof van Middachten bij brandende kaars Iedere historische geïnteresseerde Arnhemmer kent het kasteel Middachten in De Steeg. Minder bekend is het ‘Hof van Middachten’ dat stond aan de noordzijde van de Ketelstraat tussen de Heijdendaalsteeg en de Mariënburgstraat. Zoals de naam al aangeeft, was het huis en omliggend terrein eigendom van de familie Van Middachten. Jonker Anthonie van Middachten schonk zijn huis en erf in 1567 aan het kartuizerklooster Monnikenhuizen. Na de reformatie kwam het in bezit van de stad en die besloot het terrein op zondag 9 augustus 1581 te verkopen. Dat gebeurde ‘bij barnender keersse’: er kon een bod gedaan worden zolang een kaars brandde. Bij het doven van de kaars ging het terrein naar degene die het laatste bod had gedaan. In 1616 werd besloten om in het complex het in de Bakkerstraat gevestigde Burgerweeshuis te herbergen. Vandaar de naam Wezenstraat tussen de Ketel- en Ruiterstraat. Meer dan tweehonderd jaar heeft het weeshuis daar de ouderloze kinderen opgevangen, totdat in 1843 een groot pand in de Bovenbeekstraat werd betrokken. Dat monumentale gebouw kennen we nog steeds als het Burgerweeshuis, maar daarbij moeten we dus bedenken dat daarachter het oude Burgerweeshuis stond.
Literatuur en bronnen Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 335-336, 374.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 344.
Vredenberg, J.P., Als off sij onse eigene kijnder weren. Het Burgerweeshuis te Arnhem 1583-1742. Arnhem 1983 (Gemeentearchief Arnhem), p. 39-41.
10 augustus 1469 (dinsdag) Getijdenboek zuster Margariet Block is af
10 augustus 1469 (dinsdag) Getijdenboek zuster Margariet Block is af In de late middeleeuwen verschenen steeds meer kloosters binnen en buiten de stadsmuren van Arnhem. In de stad zelf lag het Agnietenklooster aan de Beekstraat en het Minderbroedersklooster (orde van Franciscanen Observanten) aan de Broerenstraat. Ten westen van de stad lag Mariënborn/Mariëndaal en in het oosten Monnikhuizen en Bethaniën. Dit laatste klooster noemde zich naar de Bijbelse plaats waar Jezus de gestorven Lazarus uit de dood liet terugkeren naar het leven. In het Bethaniënklooster legde zuster Margariet Block rond dinsdag 10 augustus 1469 de laatste hand aan een getijdenboek. Hierin stonden gebeden die op bepaalde uren van de dag (‘getijden’) gelezen, gezegd of gedacht konden worden. In haar eigen woorden van haar in het boek: ‘Inden jaer ons heren dusent CCCC ende LXIX is dit boec gecreven en de geeyndet omtrint sunte laurens mitter hant suster margariet blocks nonne toe bethanien buten arnhem.’ Niet zozeer door de gebeden , maar door de prachtige illustraties is dit getijdenboek zo bijzonder. Het Bethaniënklooster splitste zich rond 1404 af van het Agnietenklooster en kreeg in 1428 buiten de stad een eigen gebouw. Na de Reformatie in Arnhem in 1579 werd het klooster gesloopt. In 2014 zijn bij opgravingen enkele fundamenten terug gevonden.
Literatuur en bronnen Kuys, J. A.E., Kerk en religie in de late middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275.
Schulte, A.B.C en C.J.M., Kunst en cultuur van de late middeleeuwen tot 1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 276-309.
Smole, L., Ruitenberglaan. Archeologische begeleiding volgens protocol opgraven van de rioolaanleg ter hoogte van voormalig nonnenklooster Bethanië en Huis Presikhaaf. Arnhem 2015 (Gemeente Arnhem – Archeologisch Rapport Arnhem 66).
11 augustus 1747 (vrijdag) Tiendenruzie in Elden: impetrant klaagt spolie aan
11 augustus 1747 (vrijdag) Tiendenruzie in Elden: impetrant klaagt spolie aan We maken vandaag een uitstapje naar Elden, die prachtige groene enclave binnen de gemeente Arnhem. In de 18e eeuw lagen rondom de Bonifatiuskerk enkele boerderijen en landgoederen. De gronden waren veelal het bezit van gasthuizen en broederschappen in Arnhem. De akker- en weidegronden waren verpacht aan boeren die ‘tiendplichtig’ waren aan de eigenaar. De pachtboertjes moesten 10% van de opbrengst van de landerijen betalen aan de grondbezitter. De Pruisische drost van Huissen, Frederik Otto van Wittenhorst en heer van Sonsfeld, meende nu dat één van de vier korentienden in Elden aan hem behoorde. In een rechtszaak voor het Hof van Gelre trad hij op als eiser, ‘impetrant’, en beschuldigde hij H. Bouman van ‘spolie’ (diefstal). Die Ruttenbrusche tiend, lag net als de drie andere korentienden, de Van Megens-, de Pastorie- en de Kosterietiend ‘tusschen de zoogenaamde Moijestraat en de Zeeg, wetering of togtgraaf’. De gedaagden Bouman c.s. betwisten dit alles en werden door het Hof in het gelijk gesteld. De eis van de Pruisische drost werd niet ontvankelijk verklaard.
Literatuur en bronnen Frank, C.J.B.P. en J.H.J. van Hest, Elden. Betuws dorp in Arnhem-Zuid. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 14-16.
Nijhoff, P., Registers op het Archief, afkomstig van het voormalig Hof des Vorstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen. Opgemaakt volgens besluit van Heeren Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland van 9 December 1851, nº. 3. Arnhem 1856 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 301 en 302.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 19-21.
12 augustus 1957 (maandag) Woningnood: systeembouw voor f 16,- weekhuur
12 augustus 1957 (maandag) Woningnood: systeembouw voor f 16,- weekhuur Oorspronkelijk was het de bedoeling om van Arnhem-Zuid een tuinstad te maken met vrijstaande middenstandswoonblokken en veel groen. De verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en de bevolkingsexplosie daarna veranderden alles. In een hoog tempo moesten veel woningen uit de grond gestampt worden. Het stadsbestuur van Arnhem was dan in 1957 ook niet blij dat het Rijk een streep zette door de Arnhemse plannen voor nieuwe woningen in Arnhem-Zuid: te duur en te weinig. In de gemeenteraadsvergadering van 12 augustus 1957 presenteerde het College van B&W een aangepast plan dat zowel voldeed naar de grote vraag naar woningen als aan de eisen van de landelijke overheid. Niks geen groene tuinstad met verschillende huistypen in Arnhem-Zuid, maar systeembouw. Het eerste gebied waar het zou worden uitgevoerd was Malburgen-West: 288 woningen in laag- en hoogbouw. Over die hoogbouw werd in die jaren flink gediscussieerd. Drie woonlagen vond men ietwat dorps en niet stedelijk aandoend, dus dat ging niet door in de stedelijke allure die Arnhem wilde uitstralen. Met vijf woonlagen was een lift voor de bewoners verplicht: te duur. Daarom zien we in de naoorlogse wijken de woonblokken van vier verdiepingen. Toen werden deze gebouwen etagewoningen genoemd en wij zeggen nu portiekflats. Naast de flats werden rijtjes eenvoudige arbeiderswoningen gebouwd volgens het doorzon of duplexmodel. Omdat er geen geld was voor recreatieve voorzieningen of parken liet men enkele lijnen open. Zo kon nog enigszins de schijn van de tuinstad opgehouden worden. Door de systeembouw was de weekhuur niet meer dan zestien gulden per week. De huur en het gebruik van de gasgeiser niet meegeteld.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, 13-8-1957.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 107-108, 119-121.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), p. 53-47.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 53-56.
Wentink, H., Arnhem-Zuid. De ontwikkeling van een stadsdeel. Utrecht 2011 (Uitgeverij Matrijs), p. 28-33.
13 augustus 1840 (donderdag) Overlijden stadsarchitect Aytink van Falkenstein
13 augustus 1840 (donderdag) Overlijden stadsarchitect Aytink van Falkenstein Hij werd slechts drieënveertig jaar en de laatste dertien jaar van zijn jonge leven was hij ‘stadsarchitect en meestertimmerman’ van Arnhem. De in Zutphen geboren Antonij Aytink van Falkenstein leidde de stadsuitleg toen Arnhem vanaf 1829 de hoofdwal rondom de stad sloopte. Nieuwe wegen en singels werden aangelegd en Aytink van Falkenstein was er de baas over. Ook ontwierp hij een aantal iconische neoclassicistische gebouwen. De Willemskazerne (ingebruikname 1837) en het Paleis van Justitie (opening 6-5-1839) hebben de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog niet doorstaan. Gelukkig hebben we nog wel de Koepelkerk (inwijding 6-1-1839) en de portiershuisjes bij de hoofdingang van Sonsbeek aan de Apeldoornseweg (ca. 1821). Omdat we in ‘Verleden Vandaag’ de andere gebouwen al eens getoond hebben, kiezen we bij de afbeeldingen voor die laatste achthoekige gebouwtjes. Ook had hij in 1830 leiding over de verbouwing van het Duivelshuis tot stadhuis. Dit was, het moet gezegd worden, één van zijn mindere creaties. Voor het overige heeft Arnhem veel te danken aan Aytink van Falkenstein.
Literatuur en bronnen Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 122.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 16-22.
Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 11-13, 46-47.
Schulte, A.G., Monumenten in het park. In: Iddekinge, P.R.A. (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 123-153.
Seebach, T.,Anthony Aytink van Falkenstein 1797-1840. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
14 augustus 1847 (zaterdag) Musis Sacrum wordt muzikaal in gebruik genomen
14 augustus 1847 (zaterdag) Musis Sacrum wordt muzikaal in gebruik genomen Op de kop af vandaag opende het gebouw haar deuren in 1847. Dat was om plaats te bieden aan de zeshonderd zangers van het ‘Internationaal Nederrijnsch-Nederlandsch Zangersfeest’. En niet alleen de honderden zangers moesten in het gebouw passen, maar ook het bezoekende publiek. De concert- en evenementenhal zou aanvankelijk helemaal niet Musis Sacrum (‘Aan de muzen gewijd’) heten, maar ‘Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen’. Arnhem was in 1847 de gastvrouw voor de jaarlijkse bijeenkomst van enkele ‘Liedertafels’ (mannelijke zangverenigingen) uit steden langs de Nederlandse en Duitse Rijn. Het Comediegebouw in de Bakkerstraat (het voormalige kerkgebouw van het Catharinagasthuis) voldeed volstrekt niet aan de eisen, laat staan aan de allure die Arnhem wilde uitstralen. Architect en projectontwikkelaar Henri Guillaume (Willem) Fromberg (1812-1882) uit Kleef ontwierp een eenvoudig gebouw dat op de fundamenten van een vestingwerk (ravelijn) voor de vroegere Velperpoort kwam te staan. Het complex (grote zaal, kleine zaal en een koffiekamer) werd, met ondersteuning van een burgerinzamelingsactie (crowdfunding in de 19e eeuw), in drie maanden tijd door driehonderd arbeiders opgetrokken. De bouw van Musis Sacrum is daarmee een symbool van de groei van Arnhem: welgestelde burgers ontplooien activiteiten, die veel arbeiders naar de stad trekken.
Literatuur en bronnen Dijkerman, P., Musis Sacrum wel of niet in drie maanden gebouwd? In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 20 (2000), nr. 2, p. 78-80.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 129-133.
Langenhoff, K.F.E. en C. Seebach, De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem).
Seebach, T.,Henri Guillaume Fromberg 1812-1882. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 41.
Nationale Herdenking 15 augustus Van Heutsz op Bronbeek
Nationale Herdenking 15 augustus Van Heutsz op Bronbeek
Vandaag is het de ‘Nationale Herdenking 15 augustus’ en wordt stil gestaan bij het einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden en herdenken we alle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Indonesië/Nederlands-Indië.
Een bijzondere, en bediscussieerde, rol bij de landelijke viering is weggelegd voor het Van Heutsz-regiment die traditiegetrouw de vaandelwacht houdt. En als het gaat om het aandeel van Nederland en Van Heutsz in de geschiedenis van Indonesië, dan kunnen we in Arnhem niet om Bronbeek en het borstbeeld van Van Heutsz heen. Generaal en gouverneur Jo van Heutsz (1851-1924) gaf leiding aan het optreden van het Nederlandse leger op Aceh/Atjeh rond 1900, waarbij tienduizenden Acehers gedood werden. Als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië voerde hij vervolgens een voor die tijd progressief beleid door Indonesiërs en vrouwen een plaats te geven in het bestuur. Ook bevorderde hij het onderwijs voor de Indonesiërs door de oprichting van de ‘dessascholen’. Zijn naam zal echter vooral verbonden blijven met de gewelddadige onderwerping van Atjeh. De verschillende Van Heutsz-monumenten in Amsterdam, geboorteplaats Coevorden en Arnhem waren dan ook verschillende malen doelwit van acties.
Het borstbeeld van Van Heutsz dat op Bronbeek staat, was een ontwerp van beeldhouwer Theo van Reijn. Het werd oorspronkelijk onthuld op maandag 6 juni 1932 bij de begraafplaats Peucut in Banda Aceh (vroeger Peutjoet in Kota Radja). Via allerlei omzwervingen kwam het, met toestemming van de Indonesische en Atjehse autoriteiten, uiteindelijk naar Bronbeek. In de zomer van 1951 werd de buste daar aan de Velperweg geplaatst. Op hetzelfde moment vocht het Regiment Van Heutsz in Korea, als onderdeel van de VN-missie, tegen de communistische legers van Noord-Korea en China. Van Heutsz, regiment, generaal, borstbeeld, gouverneur: het zal ook de komende jaren onderwerp van discussie blijven.
Literatuur en bronnen Bevaart, W., Bronbeek. Tempo doeloe der rechtvaardigheid. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 136.
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 52, 161.
Het Vaderland, 31-3-1951.
Ravensbergen, N.B., Groeten van Bronbeek. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 63.
16 augustus 1912 (vrijdag) Geboortedag van Marga Klompé
16 augustus 1912 (vrijdag) Geboortedag van Marga Klompé Marga Klompé (1912-1986) werd vandaag, 110 jaar geleden, geboren in de Rijnstraat. Als eerste vrouwelijke minister van Nederland was zij o.a. verantwoordelijk voor de invoering van de Algemene Bijstandswet. Vanaf 1965 hoefde niemand meer, dankzij Marga Klompé, afhankelijk te zijn van liefdadigheid. Verder konden vrouwen zonder werk en zonder inkomsten makkelijker ontsnappen aan een ongelukkig huwelijk. Voor een financieel bestaansminimum hoefden ze niet meer bij hun man te blijven. Vandaag besteden we, met behulp van haar biografie van Gerard Mostert, aandacht aan haar prille Arnhemse jaren. Marga werd geboren in het bovenhuis boven de winkel van haar ouders in de Rijnstraat 22. De door en door katholieke vader Jan en moeder Ursula stuurden hun vijf kinderen vanzelfsprekend naar een katholieke lagere school. Voor Marga, de één na oudste, werd dit de Sint-Agnesschool aan de Eusebiusbinnensingel. Daar stelde ze soms zulke moeilijke vragen dat de leerkrachten er geregeld geen antwoord op hadden. Ze werd ook, om haar vrijmoedigheid, uitgekozen om als 12-jarige tijdens de Plechtige Heilige Communie in de Onze-Lieve Vrouweparochie (Van Slichtenhorststraat) de geloofsbeloften in de stampvolle kerk uit te spreken. Voorbodes van de gedreven en eigenzinnige politica die ze zou worden.
Literatuur en bronnen Duffhues, T, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19e en 20ste eeuw. Baarn 1991 (Uitgeverij Arbor).
Mostert, G., Marga Klompé, 1912-1986. Een biografie. Amsterdam 2011 (Uitgeverij Boom), vooral p. 27-36.
Mostert, G., Jeugd en oorlogsjaren van Marga Klompé. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 4, p. 202-208.
Ranft, F.R., De Arnhemse familie Klompé. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 22 (2002), nr. 1, p. 45-46.
17 augustus 1931 (maandag) Communist Brugman tegen Wilhelmus bij Lorentz-monument
17 augustus 1931 (maandag) Communist Brugman tegen Wilhelmus bij Lorentz-monument Het zou de feestelijke huldiging moeten worden van één van Arnhems grootste zonen: de onthulling van het Lorentz-monument in Sonsbeek op 9 september 1931. Dat moest natuurlijk met de gebruikelijke festiviteiten gepaard gaan: koninklijk bezoek van prinses Juliana, toespraken, een krans en zingende schoolkinderen. Voor dat laatste had het College van B&W een circulaire verstuurd aan alle lagere scholen waarin onderwijzers en leerlingen van de twee hoogste klassen opgeroepen werden om ‘vaderlandsche liederen’, waaronder het Wilhelmus, te zingen. Dat was tegen het revolutionaire been van het communistische raadslid Reinier Brugman (1885-1970). Hij vroeg in de raadsvergadering van maandag 17 augustus 1931 in een interpellatie, op zijn gevreesde demagogisch-populistische toon, of het zingen van vaderlandse liederen zich wel verdroeg bij het neutrale karakter van de openbare scholen. Ook vond hij de aanwezigheid van prinses Juliana niet passend. Het vorstenhuis zag hij als ‘de huichelachtige oranje-kliek die parasiteert op de ellende van de arbeiders’. Tevergeefs: bij de onthulling van het Lorentz-monument hieven schoolkinderen luidkeels liederen aan. Eén leerling ontbrak. Vader Brugman verbood zijn 13-jarige zoon bij de onthulling aanwezig te zijn. Vier jaar later kreeg Brugman het opnieuw met de autoriteiten aan de stok. Hij werd veroordeeld tot een boete van f 60,- voor het ‘beledigen van een bevriend staatshoofd’. Dat staatshoofd was Adolf Hitler.
Literatuur en bronnen Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 19, 21,23.
Iddekinge, P.R.A., Sonsbeek de juiste achtergrond. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 155-174, p. 154-156.
Ketelaar, S. Rode kopstukken in Arnhem. Socialisten, anarchisten en communisten. Arnhem 2022 (Parkstraat Uitgeverij), p. 99-140.
18 augustus 1956 (zaterdag) Ambonees woonoord ‘Kamp Golf Links’
18 augustus 1956 (zaterdag) Ambonees woonoord ‘Kamp Golf Links’ Na de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 kwamen voormalige Zuid-Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen naar Nederland. In Arnhem werden ze op twee plekken gehuisvest. In de noodwoningen op Onderlangs en op een barakkenkamp bij het terrein van de Rosendaelsche Golfcub aan de Apeldoornseweg. Die houten barakken waren daar in 1942 neergezet door het Duitse bouwbedrijf Organisation Todt, genoemd naar de verantwoordelijke Reichsminister Fritz Todt. In de barakken werden arbeiders gehuisvest die de autosnelweg naar Duitsland (Rijksweg 12, later A12) moesten aanleggen. Arnhemmers noemden die weg spottend ‘het hazenpad’, want het Duitse leger zou via die weg zich snel uit de voeten kunnen maken. Na de oorlog was het kamp het onderkomen van de Nationale Reserve. Vanaf 1956 betrokken gerepatrieerde Zuid-Molukkers/Ambonezen de houten barakken. In de Arnhemsche Courant van zaterdag 18 augustus 1956 vertelden de eerste zeven gezinnen over dit woonoord en het leven in Kamp Golf Links. De niet nagekomen belofte van de Nederlandse regering voor een eigen republiek (RMS) en de mogelijke terugkeer naar de Molukken beheerste toen al hun gedachten. Zo was het kamp ook bedoeld: opvang van mensen die terug wilden naar Indonesië en een deel deed dat ook. Na de bouw van speciale woonwijken voor de Molukkers, o.a. in Elst en Arnhem-Zuid, vertrokken de overige 235 bewoners en werden de barakken in 1968 afgebroken.
Meer over Barakkenkamp Golf Links. Francien Deux, oud-bewoonster van barak 5 vertelde in de Historische Herberg over haar leven als jong meisje op Kamp Golf Links.
Literatuur en bronnen Bierens de Haan, J. C. (red.), Van Heide naar Holes. 125 jaar Rosendaelsche Golfclub 1895-2020. Arnhem 2020 (Rosendaelsche Golfclub), p. 38-39, 98.
Ranft, F.R., De aanleg van het Hazepad bij Arnhem. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 16 (1996), nr. 4, p. 174-181
19 augustus 1853 / 15 Menachem 5613 (vrijdag) Plechtige inwijding synagoge Iets meer dan een jaar nadat de eerste steen van de nieuwe synagoge in de Pastoorstraat was gelegd, werd de ‘sjoel’ plechtig ingewijd op vrijdag 19 augustus 1853. Op de plek van het geboortehuis van de beroemde jurist Jonas Daniel Meijer (geboren 15 september 1780) had stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. een prachtig gebouw ontworpen. In de architectuur waren verschillende bouwstijlen bijeengebracht (eclecticisme) met nadruk op gotische elementen. Op de dag van de opening kwam de Joodse gemeenschap ’s ochtends eerst bijeen in de noodsynagoge op de hoek Bentinckstraat-Kerkstraat. Vervolgens ging het in een plechtige optocht naar een straat verderop, de Pastoorstraat. Daar begon om 12.00 uur de inwijding. De verschillende toespraken werden opgeluisterd met koorzangen en muziek van een ’vocaal en instrumentaal orchest’. Hoogtepunt was het binnendragen van de Thorarollen en het plaatsen daarvan in de Ark van het Verbond. ‘De H. Wetsrollen werden voorafgegaan door eenige bloemendjes dragende en sierlijk gekleede meisjes’. De plechtigheid duurde tot vijf uur in de middag. Maar de feestelijkheden waren daarmee niet afgelopen. Twee dagen later was er een feestdiner met illuminatie en een bal in Musis Sacrum.
Literatuur en bronnen Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 49.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 341-343.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1789-1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 46.
Waterman, J., Toespraak en verslag van de werkzaamheden des kerkbestuurs en der commissie tot den opbouw eener nieuwe synagoge voor de Israëlitische Gemeente te Arnhem, in verband met de geschiedenis der vestiging, opkomst en den bloei dezer gemeente. Arnhem 1853 (G.J. Thieme).
20 augustus 1790 (vrijdag) Sluiting Nassausch Weduwenhuis
20 augustus 1790 (vrijdag) Sluiting Nassausch Weduwenhuis In ‘Verleden Vandaag’ van 24 mei is aandacht besteed aan de stichting en de exacte locatie van het Nassausch Weduwenhuis in de Kerkstraat (nu huisnummers 16-16c). Vanaf 1606 werden daar ‘ses olde vrouwepersonen‘ opgevangen. Vandaag de sluiting van het weduwenhuis in de Kerkstraat 1790. Op vrijdag 20 augustus van dat jaar sloten de Prins van Oranje (stadhouder Willem V) en het stadsbestuur een overeenkomst. Het in bouwvallige staat verkerende weduwenhuis werd overgedragen aan de stad en het Catharinagasthuis. Daarbij werd door het Huis van Oranje een voorwaarde gesteld. Zij konden ten allen tijde in het gasthuis een weduwe plaatsen “om aldaar zonder betaling in huisvesting, kost en drank, op de voet als de andere kostgangers, verpleegd te worden.’ Die vrijgehouden weduwenkamer kwam in het Catharinagasthuis aan de Beekstraat en werd lange tijd ‘De Koningskamer’ genoemd. Tot na de Tweede Wereldoorlog werd er altijd een kamer in de opvolger van het Catharinagasthuis, De Drie Gasthuizen, hiervoor vrijgehouden. Het bleef echter een geheim welke kamer dat was en wie erin verbleef. Ondanks de al miserabele staat van het huis van het Nassausch Weduwenhuis in de Kerkstraat in 1790 duurde het nog tot 1806 voordat het werd afgebroken.
Literatuur en bronnen Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), p. 16-18.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 219-220.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 2, 158, 183.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 344-345.
Oltmans, A., Het Nassausche Weduwenhuis te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 31 (1928), p. 155-180.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1789-1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 7.
21 augustus 1770 (dinsdag) Overlijden Hendrik Cannegieter, professor in welsprekendheid en historie
21 augustus 1770 (dinsdag) Overlijden Hendrik Cannegieter, professor in welsprekendheid en historie In ‘Verleden Vandaag’ van 30 oktober zagen we dat Arnhem met een forse salarisverhoging alles in het werk stelde om Hendrik Cannegieter voor de stad te behouden. Dat lukte en de universiteiten van Harderwijk, Utrecht en Groningen probeerden tevergeefs de geleerde te verleiden naar hen te komen: ‘Alle deze beroepen wees hij van de hand, ofschoon hij voor zich zelven daartoe genegen was; maar zijne stokoude schoonvader en beminde huisvrouw, voor welke hij beide de grootste achting voedde, en de gedurige aanhouding van zijne eerbiedwaardige en magtige vrienden, gevoegd bij het groot aantal studenten, die mede van afgelegene plaatsen kwamen om van zijne lessen gebruik te maken, hielden hem te Arnhem, waar hij zoo bijzonder naar zijn genoegen was; ook waren de meeste vaste goederen van zijne vrouw in de nabuurschap van Arnhem gelegen.’ Die lessen gaf hij als (con)rector van de Latijnsche School, de voorloper van het Stedelijk Gymnasium Arnhem. Rond 1700 was de school gevestigd in het vroegere Franciscanen Broerenklooster midden in de stad. Na afbraak van dit complex hield de straatnaam ‘Schoolplaats’ tot in de twintigste de herinnering levend aan de Latijnsche School daar.
Vermaard was Cannegieter ook om zijn wetenschappelijke werk en de uitgave van het derde ‘Groot Gelders Placeat-Boeck’. In zijn privéleven had hij de nodige tegenslagen. Uit zijn vijftigjarige huwelijk met Rachel Muis, die dus de nodige gronden rondom Arnhem in o.a. Het Broek en bij Heteren bezat, werden negen kinderen geboren. Hiervan, stierven er vier eerder dan hun vader. Zesenvijftig jaar bleef Cannegieter verbonden aan de Latijnsche School voordat hij op dinsdag 21 augustus 1770 overleed en in de Eusebiuskerk werd begraven. Zijn grafsteen is daar nog steeds te zien.
Literatuur en bronnen Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden. Deel 3, p. 109-112. Haarlem 1858 (J.J. van Brederode).
Hasselt, G. van, Geldersch Maandwerk voor ’t jaar 1807. Arnhem 1807 (J.H. Moeleman), deel 1, p. 364-372.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’. Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016. Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 29-31.
Potjer, M., Hendrik Cannegieter (Steinfurt 1691-Arnhem 1770). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 242-243.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 91.
22 augustus 1782 (donderdag) Katholieken vragen vergeefs om groot burgerschap
22 augustus 1782 (donderdag) Katholieken vragen vergeefs om groot burgerschap Aan het eind van de achttiende eeuw was de religieuze tolerantie, mede onder invloed van de Verlichting en de patriottenbeweging, in de stad toegenomen. De dagen van dominee Fontanus en andere orthodox-gereformeerden rond 1600, om van de stad een zuiver calvinistisch bolwerk te maken, waren voorbij. De lutheranen mochten in 1737 een eigen nieuwe kerk openen op de Korenmarkt (nu Fifth Avenue) en de Joden betrokken een synagoge op de hoek van de Kerkstraat-Bentinckstraat. De rond 1690 gestichte ‘schuilkerken’ voor katholieken in de paardenstal van de vroegere Commanderie van St. Jan en in een huis in de Varkensstraat traden vanaf 1752 ook meer in de openbaarheid. Die laatste kerk mocht in 1779 vergroot worden, waardoor de achtergevel tot aan de Muntersteeg reikte. De ‘Eusebiusstatie’ had de ingang aan de Luthersestraat, maar stond door de grote zijgevel met ramen aan de Varkensstraat ook bekend als de Varkensstraatkerk. Dit alles nam niet weg dat het volledige Arnhemse burgerrecht voor deze geloofsgroepen niet was weggelegd. Ze konden, tegen betaling, alleen het klein burgerrecht bemachtigen. Daarmee konden ze een lid worden van het een gilde en zelfstandig een beroep uitoefenen. Toen de katholieken echter op donderdag 22 augustus 1782 ook vroegen om toegelaten te worden tot het groot burgerrecht, zodat ze ook voor bestuurlijke functies in aanmerking kwamen, werd dat door het protestantse stadsbestuur afgewezen.
Literatuur en bronnen Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 22-25.
Dixhoorn, A. van, Goed burgerlijk leven in de Nederlandse Republiek. In: Dekker P. en J. de Hart (red.), De goede burger. Tien beschouwingen over een morele categorie. Den Haag 2005 (Sociaal en Cultureel Planbureau), p. 20-32.
Hooyman, J., De onvergetelijke deken. Mgr. Th. Brouwer, pastoor van St.Walburgis in Arnhem 1848-1873. Arnhem 1972 (Stichting RK Begraafplaats), p. 31.
Keverling Buisman, F., Het Arnhemse burgerrecht. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 88-91.
Klerck, J. de, Kerk en religie. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 192-235, p. 203-205.
Ranft, F.R., Het einde van de Varkensstraatkerk. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 16 (1996), nr. 4, p. 197-199.
Schulte-van Wersch, C.J.M. en A.G. Schulte, De Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Een nieuwe kerk aan een nieuw plein. In: Schulte-Van Wersch C.J.M. en T. Gitsels (red.), Arnhem. Elf facetten uit de 19de en 20ste eeuw. Zutphen 1983 (De Walburg Pers), p. 74-89, p. 77.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73-74.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 90.
23 augustus 1735 (dinsdag) Verbod op roken van vis bij de Sabelspoort
23 augustus 1735 (dinsdag) Verbod op roken van vis bij de Sabelspoort In ’Verleden Vandaag’ van 23 januari is beschreven hoe de vismarkt terecht kwam tussen de Kippenmarkt en de Broerenstraat achter de Eusebiuskerk. Dat was het einde van een reis van enkele eeuwen die de vismarkt door de stad maakte. Het bleek lastig een plek te vinden die zowel voor de handelaren, de klanten als de omwonenden aanvaardbaar was. Probleem voor die laatsten was vooral het afval en de stank waarmee de afslag van vis gepaard ging. Ook in 1735 werd geklaagd over de stankoverlast van de vismarkt. Verse vis werd verkocht op de Markt, maar haring en andere aangevoerde zeevis – de vissersschepen van Harderwijk en Elburg bevoeren de zoute Zuiderzee – werden buiten de Sabelspoort verkocht. De natuurlijke geur van vis werd daar vermengd met die van het ter plaatse roken van de vis. Dat was in een tijd waarin nog geen koelkasten waren de gebruikelijke manier, naast het drogen en pekelen, om de vis langer goed te houden. En natuurlijk kreeg de vis er een specifieke, voor velen niet versmaden, smaak van. Het stadsbestuur kwam de omwonenden tegemoet en verbood op dinsdag 23 augustus 1735 het ‘rooken bij den afslag van visch’.
Literatuur en bronnen Boonstra, O., Handel en wandel. In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 43-65, p. 48-50.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 264, 307-308.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 204-205. Markus noemt 1738 als het jaar met het verbod op roken van vis.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
24 augustus 1347 (donderdag) Hertog Reinald gaat naar de ‘Lommerd’
In Arnhem hebben we de Lombardstraat bij de Spijkerstraat, naast buurthuis ‘de Lommerd’. En een zijstraatje van de Jansstraat heet Lombardsteeg. De benamingen Lombard en lommerd gaan allemaal terug op de Noord-Italiaanse Lombarden, die in de middeleeuwen een speciale rol in de financiële wereld hadden. Zij waren, naast de Joden, de enigen die van de (katholieke) kerk geld mochten uitlenen tegen rente. De Lombarden verwierven daardoor een geweldige machtspositie. Ook in Arnhem streken zij neer, want graaf – vanaf 1339 hertog – Reinald II van Gelre had geld nodig en stond daarom in 1332 toe dat de Lombarden en de Joden actief in de stad mochten zijn. Maar die Lombarden waren niet gek. Toen de hertog vijftien jaar later van hen 2500 Florentijnsche guldens leende, vroegen de drie geldschieters van Italiaanse afkomst, Bonifaes van Kasasche, Domeyne Bertaut en Conraet den Cleynen, wel een onderpand. En waar zat het geld in die tijd; bij de steden. Daarom vroeg de hertog op donderdag 24 augustus 1347, ‘Int jaer ons Heren dusent driehondert zeven ende viertich, up sente Bartholomeus dach deys Apostels’, aan de stad Arnhem of die borg wilde staan. Reinald wist wel hoe hij het moest vragen ‘onser liever stat van Arnhem ende scadeloes te houden in goeden trouwen sonder arghelist’. Ook toen de Lombarden in latere tijden niet meer nodig waren, werd het lenen van geld tegen een onderpand ‘naar de Lombard/lommerd gaan’ genoemd. Eerst in een hoekhuis op de Jansstraat-Lombardsteeg en vanaf 1869 op de Spijkerstraat-Lombardstraat.
Literatuur en bronnen Benders, J.F. en R.A.A. Bosch, Samenleving en economie circa 1300-1550. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 156-187, p. 161-165.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 470.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 79-85.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 288-289, 342, 382-384.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 23.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 2, p. 29.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 145-146.
25 augustus: Feestdag Eusebius De tong van de heilige Eusebius
25 augustus: Feestdag Eusebius De tong van de heilige Eusebius Sinds de 15e eeuw is de toren van de Grote Kerk, in wat voor vorm dan ook, een markant herkenningspunt van Arnhem. En de kerk zelf is een fraai voorbeeld van de Nederrijnse gotiek. Een gebouw om trots op te zijn. En dat hebben we allemaal te danken aan de relikwieën van de heilige Eusebius. De lichamelijke resten van deze heilige werden in 1453 vanuit het klooster Prüm in de Eifel naar Arnhem gebracht. Die heilige schat verdiende een compleet nieuwe kerk en dat werd ‘de Eus’.
Maar wie was die Eusebius, wiens schedel en tong eeuwenlang in de stad in een zilveren reliekbuste werden bewaard? In de geschiedschrijving van de katholieke kerk zijn wel zestien heiligen, martelaren of belangrijke geestelijken met die naam. De ‘Arnhemse Eusebius’ was een Romein die zich in de tijd van keizer Commodus (180-192) samen met enkele vrienden had bekeerd tot het christendom. Hem werd verboden om van Jezus te spreken en toen hij dat weigerde, werd zijn tong uitgerukt. Toch bleef die Eusebius wonderbaarlijk hardop het Woord van Christus verkondigen. Eusebius werd vervolgens ter dood gebracht door met een zweep een zware loden kogel tegen zijn hoofd te slaan. Zijn lichamelijke resten, waaronder de tong, werden door zijn vrienden in veiligheid gebracht en vormden de kern van de reliekschat die in de 15e eeuw naar Arnhem kwam. De heilige resten waren nog niet in de stad of de gebeden van Arnhemmers, die om hulp aan Eusebius vroegen, werden verhoord. ‘Eus’ kon ook al in de 15e eeuw prat gaan op een grote populariteit.
Vandaag, 25 augustus, is de sterf- en daarmee feestdag van de heilige Eusebius.
Literatuur en bronnen Kuys, J. A.E., Kerk en religie in de late middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 240-243.
Nissen, P.J.A., De heilige vriend Gods Sint Eusebius. Nederlandse mirakelboeken uit de late middeleeuwen, in het bijzonder het Arnhemse mirakelboek van Sint Eusebius, als bron van volksgeloof. In: Volkskundig Bulletin, deel 12.2 (1986), p. 283-317.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 39-43.
Waardenburg, E., De verering van St. Maarten en St. Eusebius in Arnhem. In: De Grote Kerk van Arnhem. Bouw, verwoesting, herbouw. Arnhem 1964 (Gemeentemuseum Arnhem), p. 11-15.
26 augustus 1926 (donderdag) Oprichting VDZ – Volharding Doet Zegevieren
26 augustus 1926 (donderdag) Oprichting VDZ – Volharding Doet Zegevieren In de jaren twintig van de vorige eeuw komt de verzuiling in Nederland en Arnhem tot volle bloei. Symbool daarvoor mag de oprichting in 1926 zijn van de R.K.S.V. (Rooms-Katholieke Sportvereniging) VDZ. Het was kapelaan A.F.A. (André), Janssen (1897-1985) van de Eusebiusparochie met de kerk aan het Nieuwe Plein die met lede ogen zag dat de enige rooms-katholieke voetbalclub in de stad, Swift, een wat zieltogend bestaan leidde. Dit terwijl neutrale en openbare verenigingen als Vitesse, Arnhemse Boys, SML, enz. floreerden. Verder maakte hij zich zorgen of de katholieke jongens hun vrije tijd wel zinvol en nuttig besteedden. Hij zag in de jonge wijken Hoogkamp en Sterrenberg een kans voor een nieuwe sportvereniging. Dat werd in 1926 VDZ, Volharding Doet Zegevieren. Natuurlijk leidde die afkorting bij de concurrerende clubs tot andere namen met varianten op Vallen Doet Zeer / Verliezen Doen Ze, enz. Kapelaan Janssen werd G.A. (Geestelijk Adviseur) en de club en kreeg gelijk. VDZ groeide snel en dat bij een contributie van 25 cent per maand. De eerste jaren werd ook nog aan atletiek gedaan, maar die tak van sport verdween al snel naar de achtergrond. In de eerste jaren werd gesport op een terrein bij de Breitnerstraat op de Sterrenberg. Toen daar huizen gebouwd werden, weken de katholieke voetballers uit naar het Gemeentelijk Sportpark Cranevelt. En daar is de, qua ledenaantal, grootste voetbalclub van de stad nog steeds te vinden.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, 27-08-1951.
Duffhues, T, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19e en 20ste eeuw. Baarn 1991 (Uitgeverij Arbor), p. 183-184 en noot 63. Kapelaan Janssen wordt hier abusievelijk met een enkele s gespeld.
Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem. Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), p. 50.
Langeland H. (e.a.) (red.), 75 jaar VDZ Arnhem, 1926-2001. Jubileumboek ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de voetbalvereniging R.K.S.V. VDZ (Volharding Doet Zegevieren te Arnhem op 26 augustus 2001. Arnhem 2001 (VDZ), p. 10-13.
27 augustus 1910 (zaterdag) Dodelijk ongeluk aviateur Clément van Maasdijk
27 augustus 1910 (zaterdag) Dodelijk ongeluk aviateur Clément van Maasdijk Heel Arnhem, ja heel Nederland, was in 1910 in de ban van de nieuwste sensatie: vliegtuigen! Eén van de eerste Nederlandse ‘aviateurs’, de 26-jarige Clément van Maasdijk, werd door talloze steden gevraagd om een vliegdemonstratie te geven. Een Arnhems comité wist hem zowaar vast te leggen voor een aantal vluchten vanaf een heideterrein bij Warnsborn op zondag 28 augustus 1910. Dat één van die comitéleden, notaris N. Th. Ladenius, de vader was van Maasdijks verloofde Jeanne, heeft daarbij zeker meegespeeld. De stad stond volledig in het teken van het grote vlieggebeuren. Boekwinkels maakten reclame voor boeken over de vliegkunst, de reclameaffiches vonden gretig aftrek en de Arnhemsche Courant schreef pagina’s vol over de vliegweek.
De ingang van het vliegterrein was aan de Kemperbergerweg bij de uitspanning ‘Rust Wat’. De organisatie spaarde kosten noch moeite: er waren kaartjes voor twee rangen à f 1,00 en f 0,50, 1000 stoelen, een fietsenstalling voor 1500 fietsen, muziek en buffetten. Er werd een tijdelijke omnibusdienst in het leven geroepen. Voor f 0,30 kon men vanaf de Zijpsche Poort naar het vliegterrein worden vervoerd. Men hoefde niet te laat te komen, want de eerste rit was om 14.00 uur, drie uur voor de aanvang van de vliegshow.
Op zaterdag 27 augustus 1910 arriveerde Van Maasdijk met zijn Arnhemse verloofde Jeanne op het terrein om alles te inspecteren voor de volgende dag. Rond zes uur ging de wind liggen en besloot Van Maasdijk een korte proefvlucht te maken. Na een korte controle nam hij met zijn Sommer-biplan, een tweedekker gemaakt van buizen en doek, een aanloop van circa 70 meter, waarna het vliegtuig het luchtruim koos. Op een hoogte van 50 meter cirkelde Van Maasdijk drie keer boven het vliegveld, maar bij de vierde rondgang ging het mis. In een scherpe bocht over links vanaf een hoogte van 50 meter dook het vliegtuig plotseling steil naar beneden. Van Maasdijk probeerde wanhopig het toestel op te trekken, echter zonder succes. Achter de provisorisch ingerichte hangar op de heide stortte de Sommer neer. De jonge aviateur werd verpletterd onder de 50 pk Gnôme-motor, die achter de vlieger geplaatst was. De motor was losgeraakt en op de borst Van Maasdijk terechtgekomen. Een in de haast opgeroepen arts constateerde de dood en een vlag van de vliegweek werd over het dode lichaam gelegd. Het lichaam werd per brancard overgebracht naar het Diaconessenhuis aan de Bovenbrugstraat in Arnhem. Daar werd door dr. W. Renssen vastgesteld dat hij overleden was als gevolg van een schedelbasisfractuur.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, o.a. augustus en september 1910.
Cappers, W., Funeraire Cultuur Arnhem. Soesterberg/Rotterdam 2002 (Aspekt/De Terebinth). p. 7-9, 12, 35, 60-61.
Het Centrum, dagblad voor Utrecht en Nederland; 1910.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhems Oude Stadshart. Arnhem 1973 Gemeentearchief Arnhem), p. 148.
Stempher, A.S., Nog ‘s sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem 1969 (Gijsbers & Van Loon), p. 30.
Werkgroep Historie Schaarsbergen, Clément van Maasdijk. Icarus van Schaarsbergen. Schaarsbergen-Arnhem 2010 (Dorpsraad Schaarsbergen).
28 augustus 1778 (vrijdag) Verfraaiing Onderlangs
28 augustus 1778 (vrijdag) Verfraaiing Onderlangs In ‘Verleden Vandaag; is al vaker over de Zandberg / Santberg / Bovenover / Sinckelenberg en Onderlangs geschreven. De oude Joodse begraafplaats, de Buitensociëteit, Hotel Belle-Vue en de plek als grondstof voor het Arnhemse aardewerk kwamen aan bod. Ook het Arnhemse stadsbestuur was zich in de achttiende eeuw bewust van de prachtige ligging van Bovenover en Onderlangs. Op vrijdag 28 augustus 1778 besloot het stadsbestuur namelijk om ‘de wandeling onderlangs den Zandberg te verfraaijen, door de rijswaard te doen uitroeijen, de bommen te kappen en den grond langs den rivier tot uiterwaard te maken’. Het smalle pad, dat vaak overstroomde en daardoor onbegaanbaar was, werd zo een fraaie wandelpromenade met de heuvels van de stuwwal van de Veluwe aan de ene en het Rijnpanorama aan de andere kant. Het voorkwam de afbrokkeling van Onderlangs en Bovenover niet. In 1838 werd de rivieroever verhoogd en werden kribben in de rivier gelegd. Langs de voet- en rijwegen werden opnieuw bomen geplant. Toch zou het nog tot een flink aantal jaren duren voordat de weg enigszins de huidige vorm kreeg. In 1887 werd besloten om Onderlangs in de richting van de rivier tientallen meters te verbreden met de zogenaamde ’Nieuwe Aanplemping’. De werkzaamheden verliepen erg traag en namen zo’n 25 jaar in beslag. Pas in 1913 waren het plantsoen en de nieuwe wandelwegen klaar. De weg was toen ook voorzien van een dubbelspoor trambaan.
Literatuur en bronnen Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 343, 476-477.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 96.
29 augustus 1610 (zondag) Leprozerie St. Anthoniegasthuis
29 augustus 1610 (zondag) Leprozerie St. Anthoniegasthuis Het is de minst bekende van de drie gasthuizen. Het St. Petersgasthuis huisvest al weer enkele jaren in het prachtige gebouw in de Rijnstraat het klantencentrum en kantoren van de DrieGasthuizenGroep en tot ver in de twintigste eeuw huisde het Catharinagasthuis in een groot complex aan de Beekstraat.
Vanaf 1395 opereerde ook de derde van de nog steeds bestaande Drie Gasthuizen, het Sint Anthoniegasthuis. Het hospitaal met kapel had een specifieke functie: de opvang van melaatsen. Deze leprozen werden, vanwege het grote besmettingsgevaar, verzorgd buiten de stadsmuren. De opvang stond op de vroegere, voor de aanleg van de spoordijk Arnhem-Zevenaar-Emmerik, splitsing van de Steenstraat en Rosendaalsestraat (nu Westeinde). Alle gebouwenvan de leprozerie zijn verdwenen en daarbij sneuvelde de kapel, door de overgang naar de reformatie in Arnhem rond 1579, als eerste. Gelukkig hebben we wel enkele prachtige bronnen over de historie van de Arnhemse leprozerie.
Zo besloot het stadsbestuur op zondag 29 augustus 1160 een nieuw reglement op te stellen voor het Anthoniegasthuis. Niet vanwege de toevloed van melaatsen, maar juist door het dalende aantal leprozen. In 1625 mag het ‘Sint Toenis Hospitaal’ ook andere mensen, dan melaatsen opvangen. De enkele leproos die zich nog meldde, ging naar een aparte ruimte in het Catharinagasthuis aan de Beekstraat. In 1821 nam de gemeente het gebouw aan de Steenstraat over en vestigde er een militair hospitaal (garnizoensinfirmerie). In 1843 werd het bouwvallige complex afgebroken en kwamen er huizen. In 1856 gingen de drie gasthuizen verder onder één bestuur. In naam bleef het Anthoniegasthuis nog bestaan, want de instelling bracht elk jaar uit haar bezittingen nog aardig wat geld op (f 4100,- in 1860).
Literatuur en bronnen Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 33-34.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 493-494.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 426.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 129-130.
30 augustus 1832 (donderdag) Cholera slaat voor het eerst toe in Arnhem
30 augustus 1832 (donderdag) Cholera slaat voor het eerst toe in Arnhem De Arnhemmers konden het op donderdag 30 augustus 1832 nog niet weten, maar achteraf gezien was het in de negentiende eeuw: augustusmaand, choleramaand! Met de stijging van de temperaturen in de zomer, nam ook de kans op besmetting van water toe. En daar lag de oorzaak voor het uitbreken van de dodelijke ziekte die in de 19e eeuw ook ‘den Aziatischen braakloop’ heette. Hevige diarree, braken en uitdroging brachten veel mensen op de rand van de dood en velen er overheen. De ziekte sloeg met name toe onder de allerarmsten. In 1832, toen de ziekte voor het eerst Arnhem aandeed, bleef het bij één sterfgeval. In 1866 waren dit er ruim 400.
De slechte hygiënische situatie rondom de openbare waterpompen in de armoedigste buurten eisten steeds weer opnieuw slachtoffers. Dit werd verergerd doordat men tot ca. 1870 geen weet had dat vies water de besmettingsbron was. Nadat de ziekte op 25 juni 1832 in ons land was gesignaleerd besloot het stadsbestuur op 2 augustus om de jaarlijkse kermis van 27 augustus niet door te laten gaan ‘zulks uit hoofde der Cholera-ziekte’. Dat nam niet weg dat op donderdag 30 augustus de ‘president der stedelijke geneeskundige commissie’, dr. W. Otten, moest melden dat de 38-jarige schippersknecht Hendrik Tijdeman aan de ziekte was bezweken. Helaas, de eerste in een lange rij van Arnhemse choleradoden in de jaren daarna.
Literatuur en bronnen Gelders Archief: 0207-382 Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen, aktenummer 265, d.d. 30-8-1832.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 41.
Osterloh, Y., Sterfte en de stad: het effect van maatregelen tegen cholera en dysenterie op sterftecijfers in Arnhem, 1850-1900. Nijmegen 2020 (Online gepubliceerde masterscriptie Radboud Universiteit).
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1789-1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 31.
Verhoeven, S., Toezien, vastleggen en bestrijden. Infectieziekten en het geneeskundig toezicht in Gelderland in de negentiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 111 (2020), p. 169-196.
31 augustus 1816 (zaterdag) Staat der Fabrieken en Trafieken
31 augustus 1816 (zaterdag) Staat der Fabrieken en Trafieken Vroeger, ja vroeger, moesten geschiedenisstudenten aan de universiteit na drie jaar een ‘kandidaatsscriptie’ schrijven. Dit was de eerste echte proeve van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek ter voorbereiding op het doctoraal examen. ‘Arneym’ koos voor dat studieonderdeel de ‘proto-industrialisatie’ van Arnhem. Wat waren de allereerste voorzichtige aanzetten in de overgang van ambachtelijke nijverheid naar industriële massaproductie? In de cijfermatige onderbouwing werden tal van nijverheidsstatistieken uit de negentiende eeuw onderzocht. Eén daarvan was de ‘Staat der Fabrieken en Trafieken’ uit 1816. De conclusie voor dat jaar was snel getrokken: de stad geen enkele vorm van grootschalige ambachtelijke, laat staat industriële, productie. En het is vandaag, 31 augustus, precies 206 jaar geleden dat de Minister van Binnenlandse Zaken baron W. F. Röel, de provinciën aanschreef om die tabel met de ‘soort, aard en het aantal der fabrieken en trafieken’ aan te leveren. In een trafiek worden halffabricaten vervaardigd die niet direct voor de consument, maar voor verdere verwerkingsbedrijven, waren bestemd. De provinciale besturen vroegen die informatie aan de gemeenten en zo weten we dat in 1816 Arnhem qua nijverheid weinig tot niets voorstelde. De meeste arbeiders telde de ‘Stadsfabriek’. Dit was echter geen echt bedrijf, maar een negentiende-eeuwse liefdadigheidsinstelling van het plaatselijke Armenbestuur. In enkele lokalen van het Catharinagasthuis aan de Beekstraat probeerden tien arme (‘min- en onvermogende’) mannen en vrouwen en 160 kinderen met spin- en breiwerk wat geld bij elkaar te sprokkelen. Belangrijkste doel van het bedrijf was om mensen uit de ergste armoede en de bedelarij te houden. In de echte nijverheid had het textielpassementbedrijf van E. Meulenburg in de Vijzelstraat de meeste werknemers: acht welgeteld. Het zou nog een lange industriële weg worden naar de Stoombandfabriek aan de Rozenstraat in 1870, laat staan naar de ENKA in 1913.
Literatuur en bronnen Brugmans, I.J., Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der negentiende eeuw. Eerste Stuk. Den Haag 1956 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 98), p. 164-168.
Damsma, D, De Meere, J.J.M. en L. Noordegraaf, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der negentiende eeuw. Supplement. Den Haag 1956 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 168), p. 461-468.
Duijghuisen, M. en P.M.M. Klep, De Staat van Fabrieken en Trafieken van 1 augustus 1816. Den Haag 1988 (Stichting Archiefpublicaties). Broncommentaren, aflevering VI-IX.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem).
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 74, 293.
Wolters van der Weij, A.C.S., Vroeg negentiende-eeuwse fabrieken in Arnhem: een overzicht. In: Arnhem de Genoeglijkste, deel 1 jrg. 14 (1994), nr. 4, p. 178-184; deel 2 jrg. 15 (1995), nr. 1, p. 19-26.
1 juli 1863 (woensdag) Arnhemse aandeel in de slavernij
1 juli 1863 (woensdag) Arnhemse aandeel in de slavernij Vandaag is het 1 juli en wordt in Arnhem voor de tweede keer Keti Koti, de afschaffing van de slavernij, gevierd. Dat de ‘Emancipatiewet’ in Nederland relatief laat – in vergelijking met andere Europese landen – werd vastgesteld, lag ook aan de financiële tegemoetkoming die de lobby van plantage-eigenaren vroeg. Per tot slaafgemaakte bewoner van een plantage werd aan de eigenaar een bedrag van driehonderd gulden (Antillen f 200,-) betaald. Met ruim 34.000 tot slaaf gemaakte mensen in Suriname was dit een totaal bedrag van meer dan tien miljoen gulden, zo’n 10% van de totale rijksbegroting. De tot slaaf gemaakte Surinamers kregen geen financiële vergoeding. Integendeel: ze werden verplicht nog eens tien jaar op de plantage te blijven.
In Arnhem kregen zestien deeleigenaren van vijf plantages in Suriname (Vossenburg, Zorgvliet, Poelwijk, ’t IJland en Adrichem) een geldelijke tegemoetkoming. De meeste plantages waren in het begin van de achttiende eeuw ontstaan. Via verervingslijnen hadden de nazaten van de eerste eigenaren een klein of grote aandeel in het plantagebezit. Aan deze zestien Arnhemmers werd een totaalbedrag van f 18.824,62 (omgerekend naar de waarde van vandaag ca. 200.000 euro) uitgekeerd. Vier leden van de familie Brantsen, woonadres Huis Zypendaal, kregen elk f 1901,- voor hun aandeel in de plantage Vossenburg. Mr. Frederik Feith aan de Eusebiusbinnensingel kreeg het laagste bedrag uitbetaald voor zijn deel (2/1764) in de plantage ‘t IJland: f 42,86. Ter vergelijking: het maandloon (zesdaagse werkweek van 07.00 tot 20.00 uur) van een ongeschoolde arbeider in de tijd was ook ongeveer f 40,-. Nog een perspectief: Arnhem had in 1863 ca. 27.000 inwoners. Zestien daarvan kregen dus een financiële tegemoetkoming bij de afschaffing van de slavernij. Zoals gezegd de tot slaaf gemaakte bewoners van Suriname kregen niets, maar moesten nog tien jaar op de plantage blijven.
Literatuur en bronnen Adresboeken van Arnhem, 1863 en 1864.
Arbeidsloonen en Levensbehoeften in de gemeente Arnhem. Rapport van de Commissie, door de Werkmansvereniging ‘Arnhem’ belast met het instellen van een grondig onderzoek omtrent de arbeidsloonen binnen Arnhem, en na te gaan of die loonen evenredig zijn aan de billijke behoeften van den werkman. Arnhem 1870 (D.A. Thieme).
Koene, B., De mensen van Vossenburg en Wayampibo. Twee Surinaamse plantages in de slaventijd. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren), vooral p. 192, 226 en 242-246.
2 juli 1458 (vrijdag) Geduld van Duitse keizer met Arnhem is op
2 juli 1458 (vrijdag) Geduld van Duitse keizer met Arnhem is op Gelre was rond het midden van de vijftiende eeuw formeel nog steeds een leengebied van de Duitse keizer. Weliswaar een leengoed in een uithoek van het Heilige Roomse Rijk, maar de keizer was leenheer en de door hem ‘beleende’ hertog van Gelre zijn vazal. Al naar gelang de kracht van de keizer en de problemen waarmee hij in de Duitse landen zelf te kampen had, bemoeide die zich wel of niet met Gelre. Daar was in het begin van de eeuw nog een machtsfactor bijgekomen: de steden. De ‘huldigden’ steeds vaker een eigen ‘heer’ van Gelre en trokken zich steeds minder aan van middeleeuwse tradities. Keizer Frederik III (regeerperiode 1452-1493) wilde de touwtjes op vrijdag 2 juli 1458 (‘des kaiserthumbs im sechszten jare’) weer wat strenger aanhalen en tonen wie het nu echt voor het zeggen had. De hertog van Gele, Arnold van Egmond, was immers sinds 1431 in de rijksban door de Duitse vorst gedaan, maar de steden bleven desondanks hem als heer erkennen. Ze hadden liever een onbekwame Arnold, dan een machtige andere hertog of het gezag van de keizer. Die keizer beval op vrijdag 2 juli 1458 het Arnhemse stadsbestuur om binnen drie maanden zich bij hem en het Rijksgericht te melden ‘om zich te verantwoorden wegens haar heulen met Arnold, die zich noemt hertog van Gelre’. Arnhem liet zich echter niet zien en de keizer had weer andere zorgen: de hertog van Bourgondië infiltreerde steeds meer in zijn Nederlandse leengebieden en in Gelre probeerde Adolf van Egmond, de zoon van Arnold, zijn vader van de troon te stoten. Arnhem hield zich wijselijk rustig in dit laatmiddeleeuwse machtsconflict.
Literatuur Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 116-122.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 110-112.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 79-82.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 247-249 (Boek IX, no. 79-82).
3 juli 1787 (dinsdag Burgeroorlog in ‘ongelukkig’ Arnhem
3 juli 1787 (dinsdag Burgeroorlog in ‘ongelukkig’ Arnhem In 1787 woedde er in een burgeroorlog in Nederland tussen de prinsgezinden, de aanhangers van stadhouder Willem V, en de patriotten. De laatsten wilden meer inspraak van een groter deel van de burgerij. Zij verzetten zich tegen de vastgeroeste politieke verhoudingen, waarin vriendjespolitiek (nepotisme) en elkaar baantjes toeschuiven (coöptatie) de boventoon voerden. In Arnhem waren het stadsbestuur, de adellijke grootgrondbezitters rondom de stad en het in Arnhem gelegerde garnizoen op de hand van de prins. In de stad was men in 1787 de grote ongeregeldheden van enkele jaren eerder (‘Kerkhofoproeren’) niet vergeten, toen de patriotten en prinsgezinden elkaar ook al te lijf waren gegaan. Er was in de zomer van 1787 maar weinig voor nodig om opnieuw de strijd te laten ontbranden. Toen Oranjegezinde soldaten – met de kleur van de stadhouder opgespeld – door de Arnhemse straten marcheerden, werden ze door hun tegenstanders uitgejoeld. De soldaten plunderden vervolgens twee dagen lang de huizen van de patriotten en andere vermeende opponenten. Zelfs de vooraanstaande edelman en hoge bestuurder Willem Anne van Spaen (1750-1817) sprak er in een brief van dinsdag 3 juli 1787 aan stadhouder Willem V zijn afschuw, in het Frans, over uit. Vertaald luidt zijn hartenkreet: ‘Ik ben door Arnhem gekomen en ik moet u bekennen, Mijn Heer, dat mijn hart bloede bij het zien van de verwoesting van deze ongelukkige stad’.
Literatuur Boonstra, O., Volksvermaak en feestgedruis, oploopjes en opstootjes. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 163-186, p. 183-184.
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 30-32.
Janssen, A.E.M., Willem Anne van Spaen, 1750-1817. In: Kuys, J.A.E. e.a. (red.), Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Hilversum 2006 (Uitgeverij Verloren), p. 121-125.
Weststrate, H.A., Gelderland in den Patriottentijd. Arnhem 1903 (P. Gouda Quint – Werken Gelre no. 4), p. 302-304.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90.
4 juli 1598 (zaterdag) Brooduitdeling niet in ‘verdestrueerde’Walburgiskerk
4 juli 1598 (zaterdag) Brooduitdeling niet in ‘verdestrueerde en desolaete’Walburgiskerk Na de ‘overgang’ naar de reformatie in 1579 was het in Arnhem ook gedaan met de traditionele brooduitdelingen, de ‘spindingen’, van de geestelijke instellingen aan de allerarmste Arnhemmers. Die liefdadigheidsactie, die met veel ceremonieel vertoon werd omgeven, kwam nu terecht bij de gasthuizen, broederschappen en de gilden. In 1598 deed zich bij die ‘spindingen’ een probleem voor. Arnhemmer Claes Heetings had namelijk aan de vicariën (aan een kerk verbonden instelling) van de Walburgiskerk een rente nagelaten om jaarlijks twee spindingen in die kerk te houden. Het toezicht op deze brooduitdeling zou worden uitgeoefend door de bestuursleden (‘gardianen’) van het St. Crispinus- of schoenmakersgilde. Maar, de Walburgiskerk was niet meer in gebruik als (katholiek) godshuis. Sterker nog: twintig jaar na de Arnhemse beeldenstorm lag de kerk er ‘verdestrueert en desolaet’ bij. Daarom besloot men op zaterdag 4 juli 1598 dat met het geldbedrag van Heetings de brooduitdeling zou plaatsvinden in het huis van Henrik Berends in de Koningstraat.
Literatuur Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 161.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 410.
Paquay, V. (red. J. C. Bierens de Haan), De Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Gasthuis, preuven en passende hulp sinds 1351. Hilversum 2021 (Uitgeverij Verloren), p. 170-176.
5 juli 1823 (zaterdag) Coehoornbegraafplaats op de Vliegerenberg
5 juli 1823 (zaterdag) Coehoornbegraafplaats op de Vliegerenberg Tot ver in de 18e eeuw werden in Arnhem de doden alleen in en direct om de kerken begraven. Ondanks het verzet in de Kerkhofoproeren (zomermaanden 1782-1784) werd een algemene begraafplaats ingericht aan de Steenstraat (waar nu de R.K. Martinuskerk staat). Dat kerkhof was in 1820 al weer te klein geworden en lag bovendien vlak naast de stedelijke vuilnisbelt, de ‘mestvaalten’. Zeven vooraanstaande inwoners (o.a. mr. J.W. Staats Evers en mr. J.M. de Kempenaer) vatten daarom het plan op om een nieuwe algemene begraafplaats in te richten. Het stadsbestuur nam dat verzoek welwillend in ontvangst en stelde op zaterdag 5 juli 1823 het voormalige bastion Vliegerenberg daarvoor ter beschikking. Dat vroegere verdedigingswerk lag wat verhoogd direct ten westen van de stadsmuren en werd door de plaatselijke jeugd gebruikt als plek om vliegers op te laten. Twee jaar later, in 1825, werd de begraafplaats in gebruik genomen. De begraafplaats aan de Steenstraat werd nu een R.K. kerkhof. De ingang van het nieuwe kerkhof lag aan de latere en huidige Coehoornstraat. Daarom werd de begraafplaats in de volksmond de Coehoornbegraafplaats genoemd. Dertig jaar later was het kerkhof al weer te klein. In 1862 werd de begraafplaats gesloten en werd een nieuw kerkhof aan Onder de Linden geopend. Het terrein werd deels geruimd en deels als bouwpercelen voor ƒ 28.821,- verkocht. In de aanloop naar de opening (15-11-1933) van het nieuwe schoolgebouw van het tekengenootschap ‘Kunstoefening (Arnhemse architect Gerrit Feenstra en tegenwoordig vergader- en activiteitencentrum De Coehoorn) verdween het laatste deel van de begraafplaats.
Literatuur Arnhemsche Courant, 1933
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 117-120.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12, 232.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848. Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 17-21.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 28.
6 juli 1505 (zaterdag) Arnhem en Karel van Gelre buigen voor Filips de Schone
6 juli 1505 (zaterdag) Arnhem en Karel van Gelre buigen voor Filips de Schone In de Hofkirche in het Oostenrijkse Innsbruck staat één van de indrukwekkendste praalgraven van Europa. Tientallen standbeelden van wereldlijke en geestelijke vorsten omringen de geplande tombe van Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk en keizer van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk. De grafkist, waarin uiteindelijk Maximiliaan toch niet zijn laatste rustplaats vond, heeft vierentwintig gebeeldhouwde marmelen taferelen uit zijn roemruchte leven. Daaronder de overgave van Arnhem in 1505 aan hem en zijn zoon Filips de Schone.
Toen Karel van Egmond in 1492 door de steden en ridderschap van Gelre tot hertog werd uitgeroepen, probeerde deze op alle manieren een eigen onafhankelijke positie tussen Frankrijk, Bourgondië en het Duitse rijk in te nemen. Een kansloze zaak, want de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Maximiliaan van Habsburg, was via een huwelijk met Maria van Bourgondië ook de baas in Bourgondië. Toen zijn zoon Filips in 1494 meerderjarig was geworden, trokken vader en zoon gezamenlijk op tegen Karel van Gelre en de hem steunende steden. Die zoon van Maximiliaan was zo knap-aantrekkelijk dat hij als ‘de Schone’ de wereldgeschiedenis is ingegaan. Ze namen in 1505 na een beleg van twee weken Arnhem in. Karel moest in de roemruchte ‘knieval te Rosendael’ Filips als heer erkennen. Die was wel zo genadig om op donderdag 6 juli (‘Actum den VIen dach in Julie anno XVC ende vive’) Arnhem al haar plichten en rechten te laten behouden. Zo staat het ook in marmer gebeiteld in de Hofkirche in Innsbruck: er werd ‘een nederige vrede verleend’. Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 132-134.
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 126-155, p. 139-140.
Driel, M. van, Een verraden slag om Arnhem in 1505? In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 142-143.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 76-77.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel VI-1, p. 321, no. 486.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 179.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 320-322 (Boek XI, no. 41-43).
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 13-14.
7 juli 1374 (vrijdag) Joodse stadsbestuurder in middeleeuws Arnhem
7 juli 1374 (vrijdag) Joodse stadsbestuurder in middeleeuws Arnhem Over de geschiedenis van de Joden in Arnhem bestaat nog geen handzaam overzichtswerk. We hebben wel een goed inzicht in de lotgevallen van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de verschrikkingen van de Holocaust dankzij het indrukwekkende boek van Margo Klijn (De Stille Slag) en de geweldige website van Peter Jetten (https://joodsmonumentarnhem.nl/). Voor het middeleeuwse Arnhem hebben we dankzij één persoon kennis van Joden in de stad. Berwout die Joede, een wijnhandelaar, wist namelijk schepen te worden. Zesentwintig jaar lang vervulde hij die functie en als stadsbestuurder en handelaar werden zijn naam, persoonlijk zegel en enkele van zijn activiteiten overgeleverd aan de wereld van vandaag. Zo is er een oorkonde van donderdag 7 juli 1374 (‘Int jaer onss Heren dusent driehondert vier ende tseventich, des Vryedages na Sente Martijns dage als men scrijft Translatio’) over een molen buiten de Spikerspoort. Dat was niet de Velperpoort zoals abusievelijk door veel geschiedschrijvers werd gedacht. De Spikerspoort was een klein poortje ten westen van de stad in de buurt van de Rijnpoort. De molen daar had Berwout voor de helft in pacht genomen van de stad, maar draagt deze nu over aan Henric van Herwen.
Literatuur Benders, J.F. en R.A.A. Bosch, Samenleving en economie circa 1300-1550. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 156-187, p. 161.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 369.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 33-34.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel II, p. 188-189 no. 230 en annotatie daarbij.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 42.
8 juli 1955 (vrijdag) Veldslag op Vitesseterrein voor Loesje van de Johannastichting
8 juli 1955 (vrijdag) Veldslag op Vitesseterrein voor Loesje van de Johannstichting De Arnhemsche Courant deed op vrijdag 8 juli 1955 verslag van wel een heel bijzondere wedstrijd op het Vitesseterrein Nieuw Monnikenhuize aan de Rosendaalseweg. In een kolderieke wedstrijd tussen Arnhemse kunstenaars en Arnhemse journalisten werd gespot met elke regel van het edele voetbalspel. Romeinse soldaten en Perzische vorsten uit de Oudheid probeerden met elk verboden middel de bal in het doel van de tegenstander te krijgen. Voetbalcommentator was niemand minder dan Pierre Janssen, de latere directeur van het Gemeentemuseum. Het hoogtepunt was het wegvoeren van de internationale voetbalscheidsrechter Sjef Dorpmans door Romeinse soldaten. Desondanks, of juist hierdoor, werd er volop gescoord. De journalisten wonnen de wedstrijd met 4-2.
Dit alles in het kader van de al langer lopende ‘Loesje-actie’ van de Arnhemse Johannastichting voor de opvang en zorg van gehandicapte kinderen. Hun kasteelachtige herenhuis aan de Pels Rijckenstraat 1 (gesloopt en nu terrein van Rijkskantoorflat) voldeed sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer aan de moderne eisen. Besloten werd om nieuwe paviljoens te bouwen aan de Heijenoordseweg. Voor dat geld werden de geldinzamelingsacties ‘Geef Loesje haar paviljoen’ en ‘Bouwt allen mee aan Loesjes tweede paviljoen’ in het leven geroepen. De Arnhemsche Courant betreurde daarom in het verslag dat veel mensen onbetaald vanaf Hoogte 80 en de Rosendaalseweg een glimp van de wedstrijd probeerden op te vangen. Toch werd ruim 400 gulden opgehaald.
Literatuur Aa, K van der, e.a. (red.). Het Johanna KinderFonds. 110 jaar kinderrevalidatie in Nederland. Arnhem 2010 (Stichting Johanna KinderFonds).
Arnhemsche Courant, 8-7-1955. Via KB-site Delpher.
9 juli 1847 (vrijdag) Laatste doodstraf ‘met zwaard boven het hoofd’
9 juli 1847 (vrijdag) Laatste doodstraf ‘met zwaard boven het hoofd’ In Verleden Vandaag van 21 juni is geschreven over de uitvoering van de laatste doodvonnis van het Provinciaal Gerechtshof in Arnhem. Die vond plaats in Apeldoorn, de woonplaats van de veroordeelde Hendrik Beekman. Vandaag 175 jaar geleden vond op de Markt in Arnhem de laatste voltrekking van een doodstraf plaats. Althans de symbolische uitvoering daarvan, want steeds vaker werd een doodvonnis uitgevoerd ‘met het zwaaien van het zwaard boven het hoofd’, waarna een jarenlange tuchthuisstraf volgde. Met het verstrijken van de jaren werd ook steeds vaker die symbolische voltrekking kwijtgescholden. Maar niet op vrijdag 9 juli 1847. Op het schavot voor het gerechtsgebouw in Arnhem stond de katholieke geestelijke, de Groenlose kapelaan Christiaan Gepkens. Die had een jaar eerder het dienstmeisje Maria Wiegerink geprobeerd dood te steken. Hij was bang dat hun verhouding met ‘vleeschelijke omgang’ uit zou komen. Bovendien was Maria, zoals ze zelf aan gaf, zwanger van hem: ‘hare maandelijksche reiniging achterwege bleef’. Kapelaan Gepkens ontkende en vertelde dat hij Maria juist wilde redden van een aanranding door een ‘onbekende kerel met een lang mes heen en weder had gezwaaid, en dat hij hem nog eenige vuistslagen in het aangezigt had gegeven, waar van de sporen nog wel zigtbaar zouden zijn’. Alle andere uitvoerige getuigenverhoren wezen echter de kapelaan als dader aan. Hij werd voor poging tot moord ter dood veroordeeld, maar bij Koninklijk Besluit van Willem II werd dit omgezet in een doodstraf door ‘het zwaaijen met het zwaard over het hoofd en eene twintigjarige tuchthuisstraf’.
De kapelaan belandde dus uiteindelijk in het tuchthuis en kwam na twintig jaar weer vrij. Hoe verging het Maria? Als gevolg van de vele verwondingen kon ze haar werk niet meer oppakken en ze belandde in de bedelaarskolonie van Frederiksoord. Maar: ‘het vermoeden van zwangerschap ten haren aanzien (…) verdwenen’.
Literatuur Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 146-157.
Arnhemsche Courant, 11-7-1847. Via KB-site Delpher.
Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde. In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118.
Nijman, H.G., Maria Wiecherink Slachtoffer van gebeurtenissen en omstandigheden. In: Grols verleden, Tijdschrift voor de historie van Groenlo en directe omgeving, jrg. 1 (2001), nr. 1, p. 12-20.
Staats Evers, J.W., Lijfstraffelijke regtspleging in Gelderland, of belangrijke strafzaken van 1811 tot 1859 aldaar voorgekomen. Arnhem 1859 (D.A. Thieme), p. 50-73.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 41.
10 juli 1543 (zaterdag) Maarten van Rossem wil geld voor veldtochten
10 juli 1543 (zaterdag) Maarten van Rossem wil geld voor veldtochten Al een half jaar voor het overlijden van Karel van Egmond, hertog van Gelre, op 30 juni 1538 hadden de steden en de ridderschap van Gelre Willem van Kleef, Gulik en Berg gehuldigd als hun landsheer. Die had bijnaam ‘de Rijke’ en zo hoopten vooral de steden af te zijn van de voortdurende verzoeken van de hertog om geld. Want Gelre was het enige gewest dat zich nog verzette tegen de hertogstitel van Karel V, keizer van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk, koning van Spanje en heer van de overige zestien Nederlanden. In die strijd had Willem van Kleef wel de vermaarde veldmaarschalk van Karel van Gelre overgenomen, Maarten van Rossem. Die trok plunderend en brandschattend kris kras door Nederland om het Karel V zo lastig mogelijk te maken en om aan geld te komen. Zo had hij na een beleg van nog geen vijf dagen op 9 juli 1543 Amersfoort veroverd. De stad kocht plundering van de stad door Maartens vijfentwintig voetvendels (ca. 8.000 soldaten) en twaalfhonderd ruiters af voor tachtigduizend gulden. Dat bleek niet genoeg om zijn veldtocht voort te zetten en op zaterdag 10 juli vroeg Maarten in een brief aan het stadsbestuur van Arnhem om geld om zijn soldaten te kunnen onderhouden. Dit alles tevergeefs, want Karel V had er genoeg van. Op 7 september 1543 moest Willem van Kleef in het Tractaat van Venlo zijn hertogstitel overdragen aan Karel V. Die was verstandig genoeg om ook Maarten van Rossem in te lijven. Maarten zette zijn veroveringspraktijken voor zijn oude tegenstander en nieuwe heer gewoon door totdat de pest hem velde in 1555.
Literatuur Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 145-155.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 216.
Witteveen, M., Maarten van Rossem. Krijgsheer en Bouwer Gelre 1500-1555. Zutphen 2020 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 147-155.
11 juli 1735 (maandag) Achttiende-eeuwse gedenksteen terug aan Rijnkade?!
11 juli 1735 (maandag) Achttiende-eeuwse gedenksteen terug aan Rijnkade?! Met dank aan Kees Kant en Geert Visser. Het is verwonderlijk dat de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog niet hebben geleid tot extra zorg voor het weinige bewaard gebleven vooroorlogse Arnhemse cultuurerfgoed. Neem bijvoorbeeld het wapenschild uit 1737 van de burgemeesters Arnoldus Wolfsen en Reinier Willem Brantsen. Een ontwerp notabene van Leendert Viervant sr. (1689-1762), de Arnhemse stadsarchitect en oervader van het vermaarde architectengeslacht Viervant. Zoon Hendrik ontwierp het Waaggebouw op de Markt en Huis Zypendaal en zijn jongere broer Anthony (de Witte) Villa Sonsbeek. En dat waren de eerste twee generaties, want kleinzoon Leendert jr., en achterkleinzoon Roelof Roelofs werden ook architect. Eén van de eerste opdrachten die Leendert sr. na zijn aanstelling als stadstimmerman in 1733 kreeg was het ontwerpen van een nieuwe kademuur bij de schipbrug. Dat werk was een uitvloeisel van de vergroting, verdieping en beschoeiing van de haven naast de brug. Die klus werd op maandag 11 juli 1735 aanbesteed voor f 13.500,-. De kademuur van basaltsteen volgde twee jaar later. De stadsbestuurders Wolfsen en Brantsen wilden de wereld natuurlijk laten weten dat zij de opdrachtgevers waren. Leendert, die ook steenhouwer was, maakte daarom een fraaie muursteen die in de kade bij het brugwachtershuis werd ingemetseld. Een beschrijving uit 1787: ‘Neuw haave. Beginnende van de voet van de schipbrug af langs de voorstadt tot aan het land van den Oude kraan, sijnde mit een dijk voor den Rhijn beschut van de schipbrug tot de mont van de haaven, en mit een swaare wal van blaauw hartsteen teegen den Rhijn aan; int jaar 1735 verzien en verziert mit de wapens van Burgemeesters Arnoldus Wolfsen en Willem Regn. Brantsz.’ Na de Tweede Wereldoorlog werd de (oude) haven gedempt met puin uit de stad en ook het brugwachtershuis inclusief gedenksteen verdween. De steen lag jarenlang te verkommeren in de tuin van Museum Arnhem. Nu proberen Kees Kant en Geert Visser de steen en de oude Rijkswaterpeilschaal, die om de hoek van het brugwachtershuis stond, in oude luister te herstellen bij de vernieuwing van de Rijnkade de komende jaren. Hulde!
Literatuur Dunk, Th. H. von der, Viervant in Gelderland: de opkomst van een Arnhems geslacht van bouwmeesters in de achttiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 88 (1997), p. 102-139.
Gensel, J.W. (1787), Beschrijving der Stadt Arnhem, behelzende haar begin, opkomst en lotgevallen, alsmede de voornaamste gebouwen van kerken, cloosters, poorten en andere gestichten; mit egte bijlaage. Meegedeeld en becommentarieerd door: Sloet, J.J.S. Baron, Beschrijving van Arnhem. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel XIV (1911), p. 319-394.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-441.
Schulte-van Wersch, C.J.M., Viervant. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 30-39.
Seebach, T., De Arnhemse Rijnoevers. Wonen, werken en recreatie aan de rivier. Utrecht 2014 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73. Visser, G., Meinerswijk en De Praets. In: Kringbulletin Historische Kring Elden, jrg.32 (2013), nr. 117, p. 6-12.
12 juli 1795 (zondag) Zelfdoding en patriottenoproer in Eusebiuskerk
12 juli 1795 (zondag) Zelfdoding en patriottenoproer in Eusebiuskerk Het waren roerige tijden in Nederland en Arnhem na de machtsovername door de patriotten en het Franse leger in het begin van 1795. De, voor een deel uit Frankrijk teruggekeerde, patriotten wilden afrekenen met de prinsgezinde aanhangers van stadhouder Willem V van Oranje. Die hadden acht jaar eerder met behulp van het Pruisische leger de politieke vernieuwers verjaagd. Maar de patriotten waren het onderling oneens over de te varen koers in de Bataafse Revolutie. Radicale ‘afrekenaars’ stonden tegenover pragmatisch ‘verzoeningsgezinden’. Er was maar weinig voor nodig om elkaar naar het leven te staan. Dat werd ook duidelijk toen in Arnhem de stadhouder van Bredevoort, mr. Johannes Caspar Conradi werd vastgezet in het Provinciaal Tuchthuis aan de Beekstraat. Bredevoort was sinds 1697 een heerlijkheid die rechtstreeks onder de prinsen van Oranje-Nassau viel. Voor de patriotten was het een bolwerk van ‘Oranjeklanten’. Conradi was ten einde raad en wachtte de ontwikkelingen niet af. Hij pleegde in zijn cel zelfmoord. Zijn Arnhemse advocaat mr. F. van Meurs kreeg toestemming van het tijdelijke Gelderse bestuur, het Provinciaal College, om Conradi te begraven in de Grote of Eusebiuskerk. Dit uit mededogen met de overledene en zijn familie. De opperkerkmeester van de Eusebiuskerk, die ook lid was van het nieuwe Arnhemse stadsbestuur het Comité Révolutionnaire, had ook geen bezwaar. Radicale patriotten en orthodoxe gelovigen protesteerden echter heftig. Een zelfmoordenaar, en dan ook nog iemand van het verfoeide Oranjeregime, begraven in de kerk, dat ging te ver! Op zondag 12 juli trokken ze naar de kerk, groeven het lijk op en sleepten het door de Arnhemse straten tot voor de deur van zijn advocaat. Het Arnhemse stadsbestuur wist ternauwernood de rust te herstellen. Het lichaam van Conradi werd overgebracht naar Bredevoort, waar het twee dagen later een herbegrafenis kreeg.
Literatuur Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 74-94.
Ruuk, O. de, Verslag van het gebeurde in de maand december 1795, ter gelegenheid, dat de Volksvertegenwoordigers, uitmakende de Magistraat der Stad Arnhem, zich genoodzaakt hebben gevonden hunne posten neder te legen. Arnhem 1796 (Christiaan Nijhoff), p. 8-12.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 16.
13 juli 1233 (dinsdag) Arnhem krijgt stadsrechten
13 juli 1233 (dinsdag) Arnhem is jarig en 789 jaar! Gefeliciteerd met Arnhems verjaardag! De stad mag zich vandaag in 2022 precies 789 jaar een stad noemen. Graaf Otto II van Gelre en Zutphen (1215-1271) werd geboren met een klompvoet en kreeg daarom verschillende bijnamen: ‘de Lamme’, ‘de Manke’, ‘met de Paardenvoet’, enz. Hij groeide uit tot één van de machtigste vorsten van zijn tijd. Hij zag dat de economische omstandigheden veranderden en dat niet meer grondbezit, maar dat handel en ambachtsnijverheid het meeste geld opleverden. Hij bond de diverse handels- en ambachtsknooppunten aan zich door deze privileges te gunnen. Daarbij diende het Zutphense stadsrecht, dat zijn grootvader Otto I rond 1190 aan die stad gunde, als model voor de voorrechten van de andere steden. In Arnhem schakelde Otto II met het verlenen van privileges aan zijn grafelijk domein daar ook de naaste grondbelagers, de domeinen van de kloosters Prüm en Elten, uit. Bestuur, belastingen, rechtspraak: alle belangrijke zaken werden in de kern bij het stadsrechtprivilege geregeld. De mensen in Arnhem mochten het vanaf dinsdag 12 juli 1233 zelf bepalen. En dat is nog steeds een felicitatie waard.
Literatuur Borman, R., Arnhem onder de grond. Bewoningsgeschiedenis van stad en omgeving. Utrecht 1993 (Uitgeverij Matrijs), p. 53.
Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 42-91, p. 60-52.
Verkerk, C.L., Machten in het middeleeuwse Arnhem. In: Manheim, R. (red.) (1983). Arnhem na 750 jaar. Machten, ervaringen, toekomsten. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentemuseum Arnhem), pp. 4-10.
Verkerk, C.L., Het stadsrechtprivilege van 13 juli 1233 voor Arnhem: De onechtheid van Gelderse stadsrechtoorkonden, in het bijzonder van Zutphen, Arnhem en Wageningen. In: Bemmel, H.C. van, e.a., Arnhem. Acht Historische Opstellen. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gouda Quint BV / BMGelre deel 74), p. 41-49.
14 juli 1578 (vrijdag) Kloosters moeten graan leveren voor krijgsvolk
14 juli 1578 (vrijdag) Kloosters moeten graan leveren voor krijgsvolk In deze rubriek is al veel geschreven over de ‘overgang’ in Arnhem: de jaren 1578 en 1579 dat de stad overging van het katholicisme naar he protestantisme. Een belangrijke rol daarin speelde graaf Jan van Nassau die in maart 1578 stadhouder van Gelre werd en daar in juni arriveerde. Vanuit het Stadhouderlijk Hof/Prinsenhof op de Markt was deze jongere broer van Willem van Oranje een goot pleitbezorger van de protestantse zaak en de opstand tegen het leger van de Spaanse koning Filips II. Op vrijdag 14 juli 1578 kwamen religieuze en militaire zaken in een brief van Jan van Nassau. Hij ‘gelastte dat de kloosters in en om Arnhem een voorraad van levensmiddelen ten behoeve van het krijgsvolk zullen opbrengen’. Die (katholieke) kloosters hadden op hun uitgebreide grondbezit veel pachtboeren die graan verbouwden. De stadhouder sloeg de kloosters wel voor een verschillend gewicht in ’mudden weits’ (in de zestiende eeuw was een mud ca. 140 liter) aan: ‘Monnikhuizen op 200 mudden, St. Agnieten op 100, Bethanië en Mariëndaal op50’. En dit alles, in de woorden van Jan van Nassau: ‘ten beste des vaderlands’.
Literatuur Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 243-249 en 262-265.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 501.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 309-310.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578-1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 247-254.
15 juli 1538 (maandag) Begrafenis hertog Karel van Gelre
15 juli 1538 (maandag) Begrafenis hertog Karel van Gelre Toen de zeventigjarige hertog Karel van Gelre op 30 juni 1538 overleed in een kamer op het hertogelijk hof aan de Markt had iedereen in Gelre hem verlaten. Een half jaar eerder hadden de steden en de ridderschap Willem van Gulik, Kleef en Berg uitgeroepen tot heer van Gelre. Karel had voor de zoveelste keer alle gemaakte afspraken aan zijn laars gelapt en had onderhandelingen aangeknoopt met de koning van Frankrijk om zijn positie veilig te stellen. Dat ging Gelre te ver en de afzetting van Karel van Egmond als landsheer was het resultaat.
Gebroken, ‘geribzackt ende getreeden´ trok Karel zich terug in Arnhem en blies daar op ‘Sint Peter en Paulusdag’ zijn laatste adem uit. De geschiedschrijvers verschillen van mening over zijn laatste woorden, maar de mooiste versie illustreert fraai die ‘mythische’ strijd tussen Arnhem en Nijmegen. Karel zag de Nijmeegse burgemeester Jacob Canis (latinisering van hond) als het brein achter zijn afzetting en zou gezegd hebben ‘Canis, Canis, du looser hond, du hebst my gebeeten’. Verlaten door de steden en de ridderschap van Gelre en bijna niemand die afscheid nam van Karel van Gelre. Maar hoe zit het dan met het gehuil en geween? In de rouwstoet van maandag 15 juli liepen immers huilende mensen met toortsen mee, ‘huelerss mitte torssen’. Dat klopt: dat waren betaalde rouwers, mensen die voor hun gehuil financieel werden vergoed.
Broncitaten o.a. uit: Arend van Slichtenhorst, Veertien Boeken (1654) en Arndt toe Boecop, Cronijk (ca. 1560). De laatste kroniek is deels verloren gegaan, maar opgenomen in Van Schilfgaarde, 1957.
Literatuur Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 126-155, p. 140-141.
Gubbels, M., Bestuur en bestuurders aan de Markt, ca. 1300-1543. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 67-92, p. 84-87.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 92-93.
Hasselt, G. van, Stukken voor de vaderlandsche historie. Arnhem/Amsterdam 1792 (Deel 2) Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 118-119 (no. 50).
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 149.
Noordzij, A., Gelre. Dynastie, land en identiteit in de middeleeuwen. Hilversum 2009 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 59), p. 177-179.
Schilfgaarde, A.P. van, Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 50 (1950), p. 23-53.
Schilfgaarde, A.P. van, Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 56 (1957), p. 199-211, p. 204-205.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 163.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 433 (Boek XI, no. 273).
Starink G.A. (red.), Na den dood van hertog Karel van Gelre. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 10 (1907), p. 199-211, p. 237-243, p. 238.
Tadama, R.W., Het oordeel van tijdgenoot over Karel van Egmond. In: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, jrg. 8, (1852), p. 66-72.
Veen, J.S. van, De begrafenis van hertog Karel. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 9 (1906), p. 119-120.
16 juli 1813 (vrijdag) Rijkste Arnhemmers in de Franse tijd
16 juli 1813 (vrijdag) Rijkste Arnhemmers in de Franse tijd Ver van de desastreuze terugtocht van de Russische expeditie van keizer Napoleon en zijn Grande Armée ging het bestuurlijke leven in de ‘commune d’Arnhem’ in de zomer van 1813 gewoon door. In het centralistische Frankrijk, waar Nederland sinds 9 juli 1810 deel van uitmaakte, was de behoefte aan ambtelijke controle en vastlegging bijna oneindig. Wat we voor het gemak maar Gelderland zullen noemen kende drie arrondissementen (Arnhem, Zutphen en Tiel). Die waren opgedeeld in kantons en die hadden weer enkele maires of communes onder zich. Elke plaats, en dus ook Arnhem, was weer opgedeeld in secties (wijken/buurten). Het bestuur was een schijndemocratie, want Napoleon was heer en meester, maar er waren talloze gekozen bestuurseenheden. Zo werd op vrijdag 16 juli 1813 in Arnhem een kantonnale vergadering gehouden. De kandidaten en stemgerechtigden voor die bijeenkomst werden per wijk genoteerd in een kiesregister, het Registre Civique. Arnhem had vijf secties: Koningstraat, Bakkerstraat, Oeverstraat, Rhijnstraat en Ketelstraat. Omdat alle mannen boven de 21 jaar stemgerechtigd waren, treffen we hun namen met leeftijd en beroep aan. Maar Napoleon was niet gek: hij liet een apart lijstje per wijk maken van de tien rijkste mensen: Liste des 10 plus imposés (tien hoogst aangeslagenen in de belastingen). Zo wist Napoleon waar hij geld kon halen voor zijn volgende militaire escapades en weten wij nu welke Arnhemmer in een bepaalde wijk het meeste geld had.
Literatuur Koene, B., Verdrijving en terugkeer van de oude regenten. Arnhems bestuurlijke elite in de roerige jaren 1783-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 17-38.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 522.
17 juli 1852 (zaterdag) ‘Voortbrengselen der Nationale Nijverheid’in Arnhem
17 juli 1852 (zaterdag) ‘Voortbrengselen der Nationale Nijverheid’in Arnhem Op zaterdag 17 juli 1852 opende burgemeester mr. J. baron van Pallandt de Tentoonstelling van Voortbrengselen der Nationale Nijverheid van Nederland en zijne Overzeesche bezittingen. Ja,rond 1850 deden ze niet aan korte en pakkende slagzinnen. Over deze expositie kan wel een heel boek worden geschreven. Bijvoorbeeld dat bij Musis Sacrum uit 1847 een nieuwe grote zaal voor bijna f 20.000,- werd aangebouwd. Hiermee werd Musis twaalf jaar lang het grootse evenementencomplex van heel Nederland. Of dat de voorwerpen die tentoongesteld werden vooral luxeproducten waren voor bijvoorbeeld de in Arnhem wonende renteniers uit vooral koloniaal Nederlands-Indië. Of dat eenentwintig van de 691 geëxposeerde voorwerpen kwamen van ondernemers uit Suriname. Of dat het de aanzet werd tot een reeks exposities, waarbij Arnhem zich landelijk en internationaal op de kaart zette als tentoonstellingsstad. Dankzij de zeven jaar eerder geopende spoorlijn Amsterdam-Arnhem reden op verschillende dagen extra-treinen af en aan om de bezoekers naar Arnhem te brengen. De zalen van het Musis Sacrum ontvingen uiteindelijk ruim 70.000 mensen, waaronder verschillende leden van de koninklijke familie, en sloot af met een winst van f 16.569,94.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 139-146.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 19-20.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45.
18 juli 1853 (maandag) De bloemkolen en huisjes van Nobelprijswinnaar Lorentz
18 juli 1853 (maandag) De bloemkolen en huisjes van Nobelprijswinnaar Lorentz Vandaag is het 169 jaar geleden dat de, in november 2018 uitgeroepen, ‘grootste Arnhemmer aller tijden’ Hendrik Antoon Lorentz werd geboren aan de Steenstraat. Een gevelplaquette bij nummer 48 herinnert daar nog steeds aan. Vader Gerrit was in die jaren bezig met een omslag in zijn leven. Met zijn tuingronden rondom het woonhuis had hij ‘vooral door zijne verbouwde bloemkool een grooten naam in de gemeente.’ De stadsuitbreiding van Arnhem bood echter nieuwe kansen en hij liet op zijn bouwland een flink aantal huisjes bouwen, die verhuurd werden voor f 200,- per jaar. Gerrit ging zich timmerman noemen en begon bovendien, nadat het gezin vier jaar op de Mussenberg heeft gewoond, in de Steenstraat een winkel in ‘Kruideniers en koloniale waren’. Met de gestegen inkomsten weet het gezin Lorentz zich sociaal op te werken, maar tot de gegoede burgerij kon men hen niet rekenen. In 1861 kampten vader Gerrit en zoon Hendrik (roepnaam in zijn kindertijd ‘Hentje’) bovendien met flinke persoonlijke rampspoed toen het jongere broertje Alexander en moeder Geertruida overleden. De rustige Hendrik scheen door deze gebeurtenissen alleen maar introverter te worden. Vader Gerrit had het beste met zijn zoon voor. En daar hoorde ook een goede onderwijsopleiding bij. Hendrik bezoekt daarom de (lagere) Tweede Burgerschool, die van bovenmeester Swaters in de Bovenbeekstraat. Zijn talent voor wis- en natuurkunde werd hier verder verdiept en zo werd de basis gelegd voor de talloze schoolprijzen die hij later aan de HBS aan het Willemsplein zal verdienen. Dit alles vormde de basis voor de Nobelprijs voor natuurkunde in 1902 en de intellectuele bewondering van de allerslimsten van de aarde zoals Alfred Einstein. Literatuur Berends, F en D. van Delft, Lorentz. Gevierd fysicus, geboren verzoener. Amsterdam 2019 (Uitgeverij Prometheus).
Diender, J., De Arnhemse jaren van H.A. Lorentz. Arnhem, z. jr. (Uitgeverij Bezoekerscentrum Sonsbeek).
Dijkstra, G., Hendrik Antoon Lorentz (1853-1928). In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 2 (1981), nr.1, p.14-18.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 387.
19 juli 1581 (zondag) De pest is in de stad
19 juli 1581 (zondag) De pest is in de stad De pest wordt vooral in verbinding gebracht met de ‘Zwarte Dood’ in de 14e eeuw toen ongeveer een derde van de bevolking in Europa, en ook in Arnhem, bezweek aan de ziekte. Ook in de zestiende eeuw sloeg de pest enkele malen onbarmhartig toe. Van deze tijd zijn meer bronnen overgeleverd en daardoor hebben we een goed beeld van de maatregelen die het Arnhemse stadsbestuur nam bij een pestgolf. Veelal waren dit herhalingen en aanscherpingen van eerdere besluiten die teruggaan tot op de 14e eeuw. Op zondag 18 juli 1581 trokken de burgemeesters en schepenen een ordonnantie uit 1574 uit de kast om de pest te weerstaan. De belangrijkste was wel dat ‘uit alle huizen, waar de pest heerscht, een stroowisch te hangen’. Met de bos stro werden voorbijgangers en bezoekers opmerkzaam gemaakt om deze woning en de bezoekers te mijden. Ook moesten bewoners van deze huizen, als ze de deur uitgingen (water halen o.i.d.), zes weken lang een duidelijk zichtbare witte stok van ongeveer 1 meter (1½ el) ) dragen. Bij overtreding van deze richtlijn werd men beboet met twee goudguldens. Dit nam niet weg dat in 1581 veel Arnhemmers het leven lieten. Ook vooraanstaande burgers als de hervormde predikant Caspar van Gendt en burgemeester Alexander Bentinck legden het af tegen de pest.
Literatuur Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 4, p. 101-114.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 191-193.
Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 215-230, 485-487.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 93.
Ribbius, P.R., Medici en medische toestanden te Arnhem door alle tijden. In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1927, p. 623-648.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), p. 1-66, vooral p. 22-23.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 344.
20 juli 1816 (zaterdag) Arnhems stadswapen: dubbelkoppige adelaar en twee leeuwen
20 juli 1816 (zaterdag) Arnhems stadswapen: dubbelkoppige adelaar en twee leeuwen Na de Franse tijd werd vanaf november 1813 een nieuw bestuurlijk bestel in Nederland opgebouwd. Adel en ridderschap werden deels weer in hun oude eer hersteld. Koning Willem I strooide met adellijke titels om zo een flink deel van de nationale elite aan zich te binden. En wat te doen met al die heraldische wapens van de adellijke geslachten en steden? Om de koning van advies te dienen werd daarvoor in 1814 de Hoge Raad van Adel in het leven geroepen. Die kreeg het druk, want veel families en steden wilden een wapen als symbool van hun roemrijke bestaan. En op zaterdag 20 juli 1816 stelde de Raad het wapen voor Arnhem vast: “Van lazuur beladen met een dubbelden arend van zilver, gebekt en geklaauwd van goud. Het wapen gedekt met een kroon van goud met 5 fleurons en vastgehouden van weerskanten door een staande leeuw. NB: de leeuwen zijn van natuurlijke kleur en aanziend.” Hoge Raad van de Adel, 20 juli 1816.
Op veel plekken in de stad siert het Arnhemse wapen een gevel of sokkel. ‘Arneym’ heeft vroeger eens geprobeerd een inventarisatie te maken. Het waren er (gelukkig) zo veel, dat die klus, naast de eigenlijke werkzaamheden, bijna onbegonnen werk was.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 91. Hier staat abusievelijk 20 juni.
Rietstap, J.B., Handboek der wapenkunde. Gouda 1857 (G.B. van Goor), p. 171-176, 188-192.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 25.
Vredenberg, J., De wapensteen van de gemeentelijke gasfabriek. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 19 (1999), nr. 3, p. 147-152.
21 juli 1808 (donderdag) Lodewijk Napoleon: Walburgiskerk aan katholieken en Arnhem geen vesting
21 juli 1808 (donderdag) Lodewijk Napoleon: Walburgiskerk aan katholieken en Arnhem geen vesting De kronieken en de literatuur over de geschiedenis van de stad geven vooral 22 juli 1808 aan als de dag dat koning Lodewijk Napoleon Arnhem bezocht. Wie echter de reis van de koning via de Koninklijke Courant uit 1808 volgt, ziet dat dit bezoek op donderdag 21 juli plaats vond. Op 20 juli was de vorst van paleis Het Loo naar de stad vertrokken en arriveerde laat in de middag in Arnhem. Hij overnachtte bij burgemeester Jacob Nicolaas van Eck in diens grote herenhuis aan het Walburgisplein. De feitelijke rondgang door de stad, met de daarmee gepaard gaande festiviteiten en rondleidingen was op donderdag 21 juli. De volgende dag verliet hij de stad voor een bezoek aan dorpen in de Betuwe waaronder Elden. De koning liet zich in Arnhem van zijn kant zien zoals hij door de geschiedschrijving is overgeleverd: serieus en begaan met het lot van zijn ‘Hollandse’ onderdanen. De vorst was immers koning van het ‘Koninkrijk Holland’ (1806-1810). Hij omschreef met een zwaar Frans accent, tot hilariteit van menigeen, zijn functie als ‘Iek bin konijn van Holland’. Desalniettemin hakte hij in Arnhem enkele netelige knopen door. De toewijzing van een kerkgebouw aan de katholieke gemeenschap was in de stad vastgelopen in een moeras van ambtelijke en religieuze onenigheid. Lodewijk Napoleon besloot dat de Walburgiskerk teruggegeven moest worden aan de katholieke gemeenschap. Bovendien maakte hij, op voorstel van het Arnhemse stadsbestuur, een eind aan de positie van Arnhem als vestingstad. Bovendien gaf hij de buitenwerken in bezit van de stad. De stadsmuren aan de binnenzijde van de singels moesten wel intact blijven. Net zo blij als de stadsbestuurders was waarschijnlijk de 108-jarige oud-schoenlapper Matthijs Rademaker die van de vorst een jaarlijks pensioen van 400 gulden kreeg.
Literatuur Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 19-25. Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 10.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 116.
Koninklijke Courant, juli 1808.
Luikens, E., Leven en overleven tijdens de Franse bezetting, 1810-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 53-74, p. 64-66.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162, p. 150-152.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 274,
Potjer, M., De Arnhemse kerken in de Franse tijd. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 39-52, p.45-46. Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 21.
22 juli 1516 (dinsdag) Hertog Karel benoemt nieuwe muntmeester
22 juli 1516 (dinsdag) Hertog Karel benoemt nieuwe muntmeester Karel van Egmond, hertog van Gelre tussen 1492 en 1537, zat voortdurend in geldnood. Niet zozeer omdat hij een luxe hofhouding voerde. Ook al zag de hertog voor Gelre een onafhankelijke positie in het geopolitieke geweld van de Franse koning en de Bourgondisch-Habsburgse vorsten, maar op geen enkele maner kon hij zich meten in de vorm van paleizen, kunstenaars en wetenschappers met de allure van die vorsten. Het geld van de hertog ging vooral op aan oorlog voeren. Dan is controle op het geld wel een vereiste. Dat was een lastige klus, want elke stad had een eigen munt, munthuis en muntmeester. Het was dan ook even schrikken voor Arnhem toen op dinsdag 22 juli 1516 (‘dinxdach post victoris martiris’) de hertog de stad berichtte dat hem sinds 1496 trouwe Nijmeegse muntmeester Nicolaes Nyber de hertogelijke munt zou beheren en dat er snel een nieuwe muntverordening zou komen. Als schoten voor de boeg meldde hij verder ‘dat geen gemunt geld buiten ’s lands mag gevoerd worden’. En Nyber was niet zomaar een muntmeester. Overal waar geldproblemen waren, dook hij op. In veel steden was hij kortere of langere tijd muntmeester: Zutphen, Deventer, Utrecht, Roermond, enz. Met die status en invloed vreesde Arnhem voor aantasting van de muntautonomie door dit besluit van de hertog.
Literatuur Aa, A.J. van der, Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 13 (1868), p. 362-363.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 82, 366.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 359-364.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 183-184.
23 juli 1423 (woensdag) Tienjarige Katharina van Kleef incasseert huwelijkscadeau
23 juli 1423 (woensdag) Tienjarige Katharina van Kleef incasseert huwelijkscadeau In vorstelijke kringen was een huwelijk in de 15e eeuw vooral van geopolitiek en dynastiek van belang: het grondbezit moest binnen de familie blijven. Strategische echtverbintenissen waren van groot belang en dat kon niet vroeg genoeg worden vastgelegd. Toen in 1423 de dertienjarige Arnold van Egmond werd ingehuldigd, werd er meteen een echtgenote voor hem gezocht. Het liefst een die hem kon helpen in de machtsstrijd met de graaf van Berg en het Bourgondische hertogshuis. De keus viel op de tienjarige dochter van Adolf van Kleef, Katharina. Zo werden de rivaliserende buren Gelre en Kleef met elkaar verbonden en was er een toenadering tot het nog gevaarlijker Bourgondië. Katharina was namelijk ook nog de nicht van hertog Filips van Bourgondië. Een strategische verbintenis van jewelste. Het huwelijk werd in een zestal perkamentbladen tot in detail geregeld. Eén van de huwelijkse voorwaarden was dat Katharina een eigen verblijf kreeg. Zo was de kersverse hertogin verzekerd van een inkomen en veilige woonplaats. Die belofte kwam Arnold een dag na het opstellen van het huwelijkscontract na. Op woensdag 23 juli 1423 (‘In crastino beate Marie Magdalene’ / volgend op de dag van de heilige Maria Magdalena) kreeg Katharina ‘het vruchtgebruik van borg, stad en ambt van Geldern’. Het huwelijk zelf werd zeven jaar voltrokken, maar tien jaar later verliet Katharina haar man. De huwelijkse voorwaarden konden niet voorkomen dat ze rond 1450 zich definitief keerde tegen haar man keerde ten gunste van hun zoon Adolf. Liefde valt blijkbaar niet te dwingen als het om macht en status gaat.
Literatuur Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 105-109.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 4, p. 9-15, no. 9 en 10.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 66-67.
24 juli 1773 (zaterdag) Halve worging en volledige verbanding op de Galgenberg
24 juli 1773 (zaterdag) Halve worging en volledige verbanding op de Galgenberg In de 18e-eeuw werden veroordeelde misdadigers nauwelijks opgesloten. Gevangenissen waren voor het bewaken en het geven van onderdak, brood en water aan de gevangenen te duur. Geldboetes, die brachten geld in het laadje van de stad en de provincie, en in mindere maten lijfstraffen waren de meest gebruikelijke vonnissen. Als er overgaan werd tot ‘lichamelijke pijniging’, dan was het vaak ’een oog om oog, tand om tand’. De strafvoltrekking vond veelal plaats in het centrum van de stad, zodat veel mensen in de gelegenheid waren om de uitvoering van het vonnis te zien. In de middeleeuwen koos men daarvoor het Grote Oord. Een grote vierkante grijsblauwe steen midden op het kruispunt Weverstraat-Rijnstraat- Grote Oord-Vijzelstraat herinnert daar nog aan. Vanaf de zestiende eeuw werd het schavot verplaatst naar de Markt. Nadat de straf op een terdoodveroordeelde was uitgevoerd, werd het buitende stad gebracht naar‘de Galgenberg, waarop tot het laatst der 18de eeuw de lijken der misdadigers na de executie op een rad of aan eene galg werden opgehangen, om tot aas voor roofdieren of vogels te strekken’. Om zoveel bezoekers van de stad te laten zien hoe Arnhem met wetsovertreders omging, lag die Galgenberg bij het kruispunt Hommelseweg-Apeldoornseweg, ter hoogte van Moscowa. Een enkele keer werd de straf ook op de Galgenberg zelf voltrokken. De brandstichter Berend Evertsen werd daar op zaterdag 24 juli 1773 aan een paal ‘half geworgd’. Vervolgens werd hij, in lijn met zijn overtreding, verbrand. Omdat hij dus half gewurgd was, werd hij dus bijna levend verbrand.
Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde. In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 134, 387.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 95-96.
25 juli 1839 (donderdag) Overlijden Donker Curtius, de protestantse ‘Paus van Arnhem’
25 juli 1839 (donderdag) Overlijden Donker Curtius, de protestantse ‘Paus van Arnhem’ Hij kwam op 24-jarige leeftijd in 1802 als jonge theoloog en predikant naar Arnhem en zou de stad trouw blijven. Ondanks dat grotere hervormde gemeenten en de universiteit van Leiden en Amsterdam aan hem trokken, hij kon en wilde Arnhem niet verlaten. Afkomstig uit een juristenfamilie met een grote status in de advocatuur en in de politiek, broer Dirk werd twee keer minister van Justitie, steeg de ster van Hendrik Herman Donker Curtius (1778-1839) snel in de religieuze wereld van het land. Hij was het brein achter, de door koning Willem I geïnitieerde, nieuwe nationale Hervormde Kerk met de algemene synode van 1816. Tussen 1825 en 1839 was hij zelfs voorzitter van de algemene landelijke synode. Toen meer orthodox georiënteerde protestanten zich verzetten tegen de richtlijnen van de nationale synode, grepen Donker Curtius en Willem I hard in. Ze betitelden de activiteiten van dominees De Cock en Scholte als onwettig. Een heuse interne protestantse geloofsvervolging was het gevolg. Aanhangers van De Cock gingen zelfstandig buiten de Hervormde Kerk door (Afscheiding, 1834). Zij noemden Donker Curtius, een overtuigd protestant, de verkapte (katholieke) ‘Paus van Arnhem’. In Arnhem had Donker Curtius de eer om de nieuwe Koepelkerk op 6 januari 1839 met een leerrede in te wijden. Hij was toen al drie jaar ziek en vertrok in het voorjaar naar een kuuroord in Wiesbaden. Dat mocht niet baten. Op de dag dat hij met de boot over de Rijn terugkeerde naar Arnhem moest hij in een armstoel van de boot worden gedragen. Dezelfde donderdagavond, op 25 juli 1839 overleed hij. Nederland en Arnhem verloor een invloedrijk vrijzinnig Hervormde, die in zijn uitvaartdienst een ‘trooster, raadsman, weldoener en vader’ werd genoemd. Literatuur Klerck, J. de, Hendrik Herman Donker Curtius (1778-1939). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 214-215.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 122.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 36.
Vliet, P. van der, De Arnhemsche Courant als verdediger van de Afgescheidenen. In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), p. 103-119.
26 juli 1578 (woensdag) Arnhem financiert Nederlandse Opstand tegen Spanje
In de Tachtigjarige Oorlog / Nederlandse Opstand waren het de steden die de oorlog financierden. Het platteland werd geplunderd door de huursoldaten van beide partijen, zeker als hun soldij weer eens uitbleef. Het geld daarvoor en voor het krijgsmaterieel moest echter, via belastingen en extra geldverzoeken, van de steden omen. Vandaar ‘Het Beleg van Haarlem’ (met Kenau Simonsdochter Hasselaer), ‘Bij Alkmaar begint de Victorie!’ en het Leidens Ontzet (met harig en wittebrood). Dat Arnhem ook haar financiële steentje bijdroeg in de strijd tegen het Spaanse leger van Filips II laat de belegering van Deventer in 1578 zien. Gelderland had met de nieuwe stadhouder Johan van Nassau, de jongere broer van Willem van Oranje, de zijde van de opstandelingen gekozen. Grenzend aan Gelre en strategisch gelegen aan de IJssel was Deventer trouw gebleven aan het Spaanse gezag. Troepen van de Staten-Generaal probeerden met steun van o.a. Johan van Nassau de stad te veroveren. Dit moest plunderingen richting Utrecht en Holland en aanvallen op de Achterhoek (Graafschap van Zutphen) voorkomen. In een reeks brieven aan Arnhem bedelde Jan van Nassau voortduren om het beloofde belastinggeld (‘generale middelen’) voor ingehuurde Franse huursoldaten en andere materiele steun:
Johan graaf van Nassau stadhouder van Gelderland, aan de stad Arnhem: ‘4 Julij. Verzoekt, om het door hertog Hans Casimir aan geworven Fransche krijgsvolk van proviand te voorzien en naar Deventer op te zenden. 22 Julij. Gelast, de verordeningen op de generale middelen getrouw na te komen, daar tot onderhoud van het krijgsvolk voor Deventer nog veel geld noodig is. 23 Julij. Berigt, dat, zoo hem niet spoedig geld verschaft wordt, de graafschap en de goede zaak te gronde zal gaan. 26 Julij. Vraagt kruid, wolzakken en ander materieel, om Deventer te belegeren.’
Ondanks de brief van woensdag 26 juli 1578 zou de eigenlijke belegering van Deventer pas in augustus. Pas in november gaf de IJsselstad zich over en het geld van Arnhem was dus hard nodig.
Literatuur Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 308.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578-1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 247-254.
27 juli 1842 (woensdag) Verplaatsing beestenmarkt naar Rijnpoort
27 juli 1842 (woensdag) Verplaatsing beestenmarkt naar Rijnpoort In deze rubriek is al verhaald over de 19-eeuwse varkensmarkt die op het Jansplein plaatsvond. De ‘beestenmarkt’, zoals de koeienmarkt werd genoemd want er werd ook een klein aantal paarden en schapen verhandeld, wisselde voortdurend van plaats. Dit had vooral te maken met het karakter van de markt (veel beesten met veel mest en dus stankoverlast) en de voortdurende stadsuitbreiding van de stad in de eerste helft van de negentiende eeuw. Vooral het vrijgekomen terrein buiten de Rijnpoort was een geliefde plek voor de veehandel. Wel schoof de markt af en toe vijftig of honderd meter naar het westen en het zuiden. Een chronologische opsomming: voor 1745: Jansplaats; 1745-1842: buiten de Janspoort bij herberg ‘Den Rooden Haan’ (nu bijna onderaan de Amsterdamseweg; 1842: bij de Sabelspoort naast de vismarkt; 1842-1856: westzijde van ‘De Drooge Gracht’ tussen Coehoornstraat en Rijnpoort; 1856: op gedempte ‘Drooge Gracht’ ten oosten van Coehoornstraat nu Nieuwe Plein; 1857-WOII: op gedempte ‘Drooge Gracht’ zuidzijde, Roermondsplein.
De verplaatsing van de beestenmarkt op woensdag 27 juli 1842 naar de Rijnpoort te plaatsen moet dus gezien worden in een langere ontwikkeling.
Literatuur Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 404-405.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 39.
28 juli 1706 (woensdag) Ruzie om pompgeld bij De Munte
28 juli 1706 (woensdag) Ruzie om pompgeld bij De Munte In 1706 brak er een ruzie uit tussen enkele buren rondom de Muntsteeg. Dit laatste straatje lag (en ligt) achter de Bakkerstraat (westzijde) en was aan zijn naam gekomen doordat in ‘De Munte’ in de Bakkerstraat eeuwenlang het Arnhemse muntgeld werd geslagen. In de Muntsteeg stond een openbare waterpomp en de bewoners ruzieden over het verschuldigde pompgeld. Ook in de 18e-eeuw werd namelijk onderscheid gemaakt tussen mensen en hun watervoorzieningen. Sommigen betaalden het volledige pompgeld, maar als de pomp bij een de achteruitgang van je huis stond, hoefde je maar de helft te betalen. De mensen in de Muntsteeg en de Bakkerstraat waren het oneens over wie nu wel of niet het volledige pompgeld moest betalen. Het stadsbestuur maakte op woensdag 28 juli 1706 een einde aan deze ruzie door te bepalen dat alle huizen, ‘De Munte neffens andere nabuurhuijsen, het pompgeld moest betalen.
Literatuur Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 475.
Schaap, K. en Seebach, C., Op uw gezondheid. Arnhem 1985 (Gemeentearchief Arnhem), p. 10-16.
29 juli 1865 (zaterdag) Grond in Klarendal voor bouw school no. 2
29 juli 1865 (zaterdag) Grond in Klarendal voor bouw school no. 2 Tussen 1850 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland. Voor de verdere sloop van de vestingwerken en de bouw van villa’s voor renteniers uit Nederlands-Indië waren veel ongeschoolde arbeiders nodig. Die kwamen in grote getale naar Arnhem om als dagloner wat geld te verdienen in de bouw. Voor deze werkkrachten werden rondom de Langstraat, de Rietebeek en in Klarendal honderden eenvoudige huisjes als speculatie-object van ’bouwbaasjes’ neergezet. Vooral Klarendal groeide als kool. Er was dus in 1865 dringend behoefte aan onderwijs rondom de Klarendalseweg. De gemeenteraad besloot daarom op zaterdag 29 juli grond te kopen van het Burgerweeshuis om er een lagere school te bouwen. De bouw ging niet zonder slag of stoot, want de gemeenteraad was met stadsarchitect Frederik van Gendt verwikkeld in een serie conflicten. Die ruzie werd ook via het ontwerp van de school uitgevochten. Uiteindelijk werd in 1866 de school gebouwd zoals Van Gendt dat wilde, maar hij diende nog hetzelfde jaar zijn ontslag in.
Literatuur Potjer, M., Onderwijs. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 236-257.
Seebach, T., Frederik Willem (Frits) van Gendt 1831-1900. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 69-70.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 60.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 37, 41.
30 juli 1703 (maandag) Verbod op het lozen van vuil in de Jansbeek
30 juli 1703 (maandag) Verbod op het lozen van vuil in de Jansbeek Waar moet je met je afval naar toe? Die vraag was niet alleen tegenwoordig (diftar in Arnhem?!) een hoofdpijndossier voor het stadsbestuur en de Arnhemmers. Ook in 1703 probeerde de magistraat in zes fraaie handgeschreven bladzijden het afvalprobleem de baas te worden. Daarbij was het lozen en storten van vuil in de Jansbeek de grootste uitdaging. De beek was verworden tot een vieze stinkende stroom en in negen artikelen wilden de ‘Heeren schepenen’ hier een eind aan maken en de Arnhemmers tot een ander afvalgedrag dwingen cq. verleiden: – de beek werd ietwat omgeleid, zodat het water beter doorstroomde; – ‘secreten’ (poep- en piesgelegenheden) mochten niet op de beek lozen; – leerlooierijen mochten niets in de beek lozen; – mensen moesten de goten voor hun huis schoon houden, zodat de drek niet in de beek kwam ‘op poene’ (boete) van een goudgulden.; – de beschoeiing aan de oeverkanten zal worden gerepareerd; – de bodemvloer van de beek zal verbeterd worden voor een betere waterdoorstroming; – het deel bij de Rijnpoort bij de trasmolen van de weduwe Henrick Barten werd uitgediept; – er mochten geen stokken in het water geplaatst worden, want dat belemmerde de stroom; – de beek werd ‘met Communicatie van de Gemeente’ dit jaar nog gereinigd.
Dit alles hielp nauwelijks en het wachten was tot de ondergrondse riolering in de tweede helft van de 19e eeuw.
Literatuur en bronnen Commissie- en Politieboek der stad Arnhem, 1703.
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel IV, p. 110 e.v.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 62.
31 juli 1513 (donderdag) Heel Gelre van Karel? Nee, alleen Arnhem niet
31 juli 1513 (donderdag) Heel Gelre van Karel? Nee, alleen Arnhem niet Vanaf het moment dat Karel van Egmond (1467-1538) in 1492 door de steden en de ridderschap van Gelre was gehuldigd als hun landsheer had Karel te maken met zijn Bourgondisch-Habsburgse tegenstrevers, Maximiliaan van Habsburg, Filips de Schone en Karel V. Zij beschouwden zich ook als de rechtmatige ‘heer der Nederlanden’ en daarmee van Gelre. De zoon van Maximiliaan, Filips de Schone, overleed onverwachts in 1506. Daarop nam Maximiliaan nogmaals het regentschap op zich, nu voor zijn in 1500 geboren kleinzoon Karel V. Dat Maximiliaan ook nog keizer was van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk verschafte hem feodaal-juridisch (de Duitse keizer was leenheer van Gelre), geopolitiek en militair een geweldige voorsprong op Karel van Egmond. Desalniettemin wist die, na zijn nederlaag bij Arnhem en de ‘knieval te Rosendael’ in 1505 (zie Verleden Vandaag van 6 juli) langzaam de steden terug te veroveren. Alleen Arnhem was in 1513 nog in Habsburgse handen. Daarop bood Maximiliaan via zijn dochter en landvoogdes in de Nederlanden, Margaretha van Oostenrijk, hem een zeer gunstige wapenstilstand aan. Alle door hem veroverde gebieden en steden bleven onder Karel van Egmond vallen: ‘steden ons landts van Gelre wesende in de geoirsaemheyt ons neuen heeren Karels van Gelre’. Dit alles werd op donderdag 31 juli, ‘den laesten dach van Julio int jaer ons Heren duysent vijfhondert end derthiene’,door beiden partijen in Brussel vastgelegd. Hierbij trad doctor Willem van Lanck op als vertegenwoordiger van Karel van Gelre. Hertog Karel overspeelde vervolgens zijn hand door deze vrede te verbreken. Nog geen jaar later veroverde hij Arnhem (‘Verrassing met de molenkar’ in maart 1514). In de jaren daarna trokken zijn legers onder leiding van veldheer Maarten van Rossem naar Friesland en Groningen. Dat ging de inmiddels volwassen geworden van opvolger Maximiliaan, kleinzoon Karel V, te ver. Hij dwong hertog Karel in 1528 tot een veel minder gunstig akkoord in het Verdrag van Gorinchem.
Literatuur en bronnen Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 134-135.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6-1, p. CLXII-CLXIII, p. 452-456, oorkonde no. 721 en 723.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p 330-331 (Boek XI, no. 59-61).
1 juni 1897 (dinsdag) Duivelshuis terug in historische stijl
1-6-1897 (dinsdag) Duivelshuis terug in historische stijl Het gemeentebestuur kocht in 1828 het Duivelshuis voor f 13.475,00 als vervanging voor het vervallen ‘Oude Stadhuis’ op de Markt. Een grote restauratie volgde in diezelfde periode en het pand kreeg een geheel ander aanzien. Het renaissance-uiterlijk verdween voor een belangrijk deel. Zo werden de beeldhouwwerken verwijderd en werd de 16e-eeuwse dakconstructie vervangen. In 1830 werd het Duivelshuis in gebruik genomen als stadhuis. In de jaren negentig van de 19e eeuw had men flinke spijt van de rigoureuze vernieuwingsdrift uit 1828. Bovendien was het aantal ambtenaren flink gegroeid. Tijd voor een volgende grootscheepse verbouwing en dat gebeurde in twee stappen. Eerst vond in 1894 voor f 70.000,00 een verbouwing plaats, waarbij o.a. de openbare bibliotheek vertrok uit een kamer op de eerste verdieping. De leeszaal vond onderdak het 18e-eeuwse patriciërshuis Achter Mariënburg (nu Mariënburgstraat 12) en zou daar bijna een eeuw, tot 1972, blijven. Op dinsdag 1 juni 1897 werd een plan van architect Constantijn Muysken (1843-1922) uit Amsterdam goedgekeurd voor een algehele ‘in- en uitwendige herstelling’. Om nog meer ruimte te geven werd het belendende woonhuis op de hoek Koningstraat-Walburgstraat afgebroken. In de nieuwbouw aan de Walburgstraat kwam o.a. de nieuwe fraaie raadszaal. Het totale kostenplaatje was f 113.000,-, maar het Duivelshuis werd in oude luister hersteld.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 131, 132.
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 123-185; p. 156-158.
Iddekinge, P.R.A., Arnhem. In: Roos, J. de en T. de Roos, Gemeentehuizen van Gelderland. Van Aalten tot Zutphen. Arnhem 1995 (Vereniging Gelre en Groningen: REGIO-PRojekt), p. 38-40.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 232-240.
Schaap, K., Stadhuis Arnhem 1968. Arnhem 1968 (Gemeente Arnhem; geen paginering)
Wentink, H., Van Duivelshuis tot Stadstheater. Monumenten van bestuur en cultuur in Arnhem. Utrecht 2018 (Uitgeverij Matrijs), p. 10-13.
Werf. J. van der, Het Duivelshuis in Arnhem. Het merkwaardige woonhuis van de vermaarde maarschalk. Arnhem 2019 (Gemeente Arnhem), p. 17-30.
2 juni 1913 (maandag) Oedipus, een openluchtvoorstelling in Sonsbeek
2 juni 1913 (maandag) Oedipus, een openluchtvoorstelling in Sonsbeek In 1913 werd in de stad met verschillende festiviteiten stil gestaan bij de honderdjarige viering van de ‘Slag om Arnhem, 1813’. Het ‘Comité 1913’ vroeg bij de gemeente daarvoor verschillende vergunningen aan. Eén daarvan was het houden van een grote openluchttoneelvoorstelling in de Ronde Weide op Sonsbeek. Het theatergezelschap ‘N.V. Het Tooneel’ onder leiding van regisseur en hoofdrolspeler Willem Roijaards wilde daar Oedipus van de Griekse tragedieschrijver Sophocles opvoeren. Daar ging de gemeenteraad op zaterdag 2 juni snel mee akkoord. Het werd een groot succes, vooral voor de toneelkunst, de stad en de welgestelde burgerij. De prijzen van de toegangskaarten logen er namelijk niet om: 1e rang f 6,-, tweede rang f 3,- en de derde rang f 1,50. Voor de beste plaatsen moest een Arnhemse arbeider de helft van zijn weekloon neertellen. Wie een kaartje kon betalen kreeg wel waar voor zijn geld: het schouwspel duurde 2,5 uur van half drie tot vijf uur en had geen pauze. Een tegenvaller was het slechte weer eind juli, waardoor de eerste twee voorstellingen uitgesteld moesten worden. Vervolgens reden twaalf middagen extra trams van lijn 3 af en aan om het publiek heen en terug te brengen. In alle kranten en tijdschriften van Nederland verschenen lovende recensies.
Berlage, J., Koning Oedipus, en de voorstellingen op Sonsbeek. In: De Gids, jrg. 77 (1913), p. 115-132.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 144.
Iddekinge, P.R.A., Sonsbeek de juiste achtergrond. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle 1998 (Uitgeverij Waanders), p. 155-174, p. 162.
Otterloo, R. van, Arnhemse geschiedenis 1813-1913. Voorstelling Oedipus met hoge gasten op de Ronde Weide. In: Bulletin Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem (Vereniging Vrienden van Sonsbeek), jrg. 33 (2021), nr. 1, p. 13-14.
3 t/m 5 juni 1841 (donderdag t/m zaterdag) ‘Rollen van beurzen’ bij bezoek koning Willem II
3 t/m 5 juni 1841 (donderdag t/m zaterdag) ‘Rollen van beurzen’ bij bezoek koning Willem II Maar liefst drie dagen verbleef koning Willem II in 1841 in Arnhem. En dat terwijl hij toch grote moeite had met de plaatselijke Arnhemsche Courant. Als één van de weinige kranten bekritiseerde de Arnhemsche Courant de autocratische bestuursstijl van het vorstenhuis. Maar de krant hield zich in tijdens het driedaagse bezoek van de koning. Zeer beknopt, maar wel keurig, werd verslag gedaan van de luisterrijke ontvangst van de monarch, de ‘illuminatie’ in de stad en de vele recepties en diners die de stad en Willem II ten deel vielen. De stad puilde uit, want veel mensen uit de omliggende plaatsen waren naar Arnhem gekomen om een glimp van de koning op te vangen. In de binnentuin, ‘vauxhall’, van hotel ‘Het Zwijnshoofd’ op de hoek Nieuwstraat-Kleine Oord was geen stoel meer te krijgen. De aangebrachte feestverlichting en de ingehuurde harmoniemuziek droegen daar zeker aan bij. Het dievengilde maakte daarvan gebruik: ‘Op de straten zijn er eenige beurzen, enz., “gerold”’.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 98.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162.
4 juni 1613 (dinsdag) Donderbussen, donderklooten en arsenaal moeten van de Markt
4 juni 1613 (dinsdag) Donderbussen, donderklooten en arsenaal moeten van de Markt Vanaf de late middeleeuwen tot 1614, sommige bronnen zeggen 1615, stond op de Markt het Bussenhuis. Het gebouw naast het ‘oude’ stadhuis had verschillende functies, maar was vooral wapenopslagplaats (‘arsenaal’) van de Arnhemse kanonnen (‘donderbussen’). Het bussenhuis stond naast het stadhuis aan de zuidoostelijke kant. Aan de achterkant keek het uit op het Hof van Gelre. En daar zat nou net het probleem op 4 dinsdag juni 1613. Want, en nu citeren we Van Hasselts Kronijk: ‘ende daer in woonde ook de Bussenmeester, maar hij mocht sijn forge, off smisse, niet op die zijde des Hoìffs noch der Cantzelrie hebben, maer wel aen die zijde op die merkt, naest den Raedthuijse der stadt’. Het werk van de wapensmid, de Bussenmeester, vond ook plaats in het Bussenhuis. En bij het maken van de kleine kanonnen en de daarbij horen kogels (‘donderklooten’) kwam nu eenmaal vuur te kijken. Daarom besloot het bestuur van Gelre dat het Bussenhuis van de Markt weg moest. Een jaar later, op 15 april 1614, werd daarover overeenstemming bereikt met de Arnhemse magistraat. Het, toch al wat vervallen Bussenhuis, werd gesloopt. Het westelijk deel van de, door het protestantse stadsbestuur geconfisqueerde Walburgiskerk, ging dienst doen als arsenaal.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 262-263.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 98-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 181-185.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 428.
5 juni 1514 (maandag) Arnhem koopt van Hackfort jaarrente af
5 juni 1514 (maandag) Arnhem koopt van Hackfort jaarrente af De Hac(k)forts zijn een oude adellijke Gelderse familie die door de eeuwen heen zich concentreerden rondom kasteel Ter Horst bij Loenen op de Veluwe en het landgoed Hackfort bij Vorden in de Achterhoek. Ze bezaten ook de toren Den Ham bij Vleuten in Utrecht. Een andere tak had bezittingen in de Betuwe. Al naar gelang de bezittingen en de verervingen luidden hun namen Hackfort tot Ter Horst, Hackfort tot Oosterholt, Hackfort tot Den Ham, enz. De familie leverde ook veel bestuurders, burgemeester en schepenen, aan Arnhem. In de stad woonden ze direct naast het Duivelshuis, in de eerste helft van de zestiende eeuw was één van de vooraanstaandste Arnhemse locaties. Het stadsbestuur kon een goede relatie met rijke adellijke grootgrondbezitters goed gebruiken. In de roerige tijden van de vele oorlogen van hertog Karel van Gelre was er namelijk voortdurend geld nodig. Geregeld sprongen bestuurders persoonlijk bij door leningen aan de stad te verstrekken. Met de jaarlijkse rente, die daarbij was afgesproken, kon dat uiteindelijke bedrag flink oplopen. Zo werd besloten op maandag 5 juni 1514, ‘des manendaigz nae des heylighen Sacramentz dach’, dat Arnhem de jaarrente van 28 gouden Rijnsche guldens aan Allardt Hackfort mocht afkopen voor 400 Rijnsche guldens. Dat was even een uitgave, maar op de lange termijn was de stad goedkoper uit.
Literatuur Jacobs, I.D. (red.), Adel en ridderschap in Gelderland. Tien eeuwen geschiedenis. Zutphen 2013 (WBooks / Gelders Archief).
Kool, C. de, Wijnand Hackfort, een burgemeester van Arnhem. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 1, p. 71-81.
Lookeren Campagne, J. van, De Hackfortkelk in de St-Walburg. In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 32 (2012), nr. 4, p. 209-210.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 183.
Paquay, V. (red. J. C. Bierens de Haan), De Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Gasthuis, preuven en passende hulp sinds 1351. Hilversum 2021 (Uitgeverij Verloren).
6 juni 1863 (zaterdag) Hortus maakt plaats voor syphilis
6 juni 1863 (zaterdag) Hortus komt en maakt plaats voor syphilis Achter het in 1848 geopende Stedelijk Ziekenhuis aan de Eusebiusbinnensingel lag een tuin. De ziekenhuisapotheker, die naast het ziekenhuis woonde, had het achterste deel daarvan ingericht als kruidentuin. De Arnhemse Apothekersvereniging had echter hogere ambities en wilde een echte hortus botanicus. En, wat een fraai toeval, de voorman van die vereniging, de plaatselijke beroemdheid Wessel Knoops, was ook lid van de gemeenteraad. Toen de vereniging dus op zaterdag 6 juni 1863 vroeg om toestemming en subsidie voor zo’n hortus ging daar de raad snel mee akkoord. De Arnhemse bestuurders zagen met die plantentuin nog een kans: het zou de keuze voor de vestiging van een Hogere Burgerschool (H.B.S.) wellicht bevorderen. Die HBS kwam er, maar de hortus heeft maar tien jaar bestaan. In 1875 moest het alweer plaats maken voor een nieuw gebouw, speciaal voor ‘syphilitische vrouwen’. De prostitutie nam, door de vele in Arnhem gelegerde soldaten, een grote vlucht. Het grote aantal opgenomen prostituées met geslachtsziekten bezorgde het ziekenhuis een slechte naam. Voor hen werd op de plek van hortus een speciale afdeling gebouwd.
Literatuur en bronnen Arnhemsche Courant, 5-7-1873.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 107.
Heusden-Sleutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg. 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem. Arnhem 1995 (Ziekenhuis Rijnstate), p. 13-16.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 77.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 6-6-1863. In: Gelders Archief: 2192-87, Secretarie Gemeente Arnhem.
7 juni 1636 (zaterdag) Verkoop ‘beijer en sieckenhuijs’ Catharinagasthuis
7 juni 1636 (zaterdag) Verkoop ‘beijer en sieckenhuijs’ Catharinagasthuis Met de overgang naar ‘de nieuwe ware leer’, of ‘de protestantse machtsovername’ in de stad in 1579 viel ook het doek voor de traditionele geestelijke (katholieke) instellingen in Arnhem. Zo ook voor het St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat. Het complex werd niet getroffen door de sloophamer, zoals dat met andere kerkelijke gebouwen (o.a. de kloosters buiten de stad) gebeurde. Het Catharinagasthuis mocht het complex van Sint Agnietenklooster in de Beekstraat betrekken, zodra de laatste kloosterzusters overleden waren. Dat was in 1636 het geval en het gasthuis verhuisde van de Bakkerstraat naar ‘Aan de Beecke’. Daarmee kwamen aan de Bakkerstraat ongeveer 25 panden, waaruit het gasthuis bestond, vrij. Het stadsbestuur besloot om die een andere bestemming te geven (de gasthuiskerk werd in 1698 de stadswaag), maar vooral om de verschillende huizen openbaar te verkopen. Aan de koop werden wel vooraarden verbonden, zoals blijkt uit de verkoop van het passantenhuis (‘beijer’) en het ziekenhuis: ‘Veurwaerden vande vercopinge van den beijer ende het sieckenhuijs van Sinte Catrinen Gasthuijs. den 7en junij 1636’. Zo moest bijvoorbeeld het afval vervoerd worden maar ‘opt dijcken tusschen de Sabelspoorte en Palmers huijsje’.
Literatuur
Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem, 1933. (Uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 145-146, 174.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 53-59, 492-493.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 301-304.
8 juni 1948 (dinsdag) Dodelijke explosie bij bunker Diogenes
8 juni 1948 (dinsdag) Dodelijke explosie bij bunker Diogenes Verscholen in de bossen aan de Koningsweg, even naast de ingang van Nationaal Park De Hoge Veluwe, staat de voormalige immense commandobunker van de Duitse Luftwaffe: Diogenes. De naam van deze Griekse wijsgeer had het commandocentrum gekregen, omdat het dezelfde beginletter had als Deelen. Zo waren ook de andere twee bunkers van dit type aan hun naam gekomen: Gyges bij het Deense Grove en Sokrates bij het Duitse Stade. De bouw van de bunker met muren van drie tot vier meter dik begon in augustus 1942. Het is niet alleen de lengte (62 meter) of breedte (40 meter), maar vooral de hoogte (16 meter) dat de bunker een imponerend aanzien geeft. Het is dan ook een rijksmonument. In de bunker werden Duitse jachtvliegtuigen (de ‘Nachtjagers’) naar hun doelen geleid: geallieerde bommenwerpers die met hun vernietigende lading op weg naar Duitsland waren. Na de oorlog werd de bunker even gebruikt als opslag voor niet ontplofte bommen en granaten. Bij het verplaatsen en demonteren van het explosief materiaal gebeurde op dinsdag 8 juni 1948 een verschrikkelijk ongeluk. Bij het transport van een vliegtuigbom van 1500 kg explodeerde deze. Vijf mannen in de onmiddellijke nabijheid vonden daarbij de dood. De ontploffing was zo groot dat slechts kleine resten van de lichamen van de vijf mannen werden teruggevonden. Het waren J. Gouw uit Velp (ploegcommandant, 35 jaar en ongehuwd), A.H. van Balkom uit Nijmegen (43 jaar, zes kinderen), H.G. van Hoof uit Vught (39 jaar, ook zes kinderen), J.A. Dekkers uit Tilburg (54 jaar, één kind) en Th.J. Leenders uit Nijmegen (47 jaar, vier kinderen). Drie dagen later vond onder geweldige publieke belangstelling de begrafenis plaats. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana stuurden een telegram met hun medeleven. Literatuur Heiningen, A. van (red.), Diogenes een unieke bunker met een bijzonder verhaal. Arnhem 2017 (Provincie Gelderland, Verkenningsverslag).
Jacobs, I. D., Schaarsbergen. Ontginningsdorp in Arnhem-Noord. Utrecht 2021 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-67.
Tiemens, W.H., 8 juni 1948: een ramp in Schaarsbergen. Website: AirborneArnhem.nl: Het Willem Tiemens Archief. URL: https://airbornearnhem.nl/WillemTiemens/BOM.htm, geraadpleegd o.a. 7-6-2022.
Veerman, D., Vliegveld Deelen, van last tot lust? De invloed die het vliegveld Deelen heeft gehad op de aanwezigheid van cultuurhistorische landschapselementen in de omgeving van Deelen. Utrecht 2004 (afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht, uitgegeven in eigen beheer), p. 167- 172.
9 juni 1866 (zaterdag) Cholera zaait dood en verderf onder de armste Arnhemmers
9 juni 1866 (zaterdag) Cholera zaait dood en verderf onder de armste Arnhemmers Arnhem werd in de tweede helft van de negentiende eeuw verschillende malen getroffen door de cholera. Zodra het weer wat warmer werd, brak de ‘cholera asiatica’ uit. De ziekte werd namelijk veroorzaakt door besmet water en met stijgende temperaturen steeg de kans op besmetting van het drinkwater. Dat werd namelijk uit waterpompen gehaald en de open riolering (‘open goten stelsel’) liep daar vaak direct langs. Van alle epidemieën maakte die van 1866 de meeste slachtoffers. De uitbraak bereikte Arnhem op zaterdag 9 juni 1866. In de ‘luxe-stad ’Arnhem vielen verhoudingsgewijs veel dodelijke slachtoffers. Stierf voor heel Nederland 0,7% van de bevolking aan de ‘Aziatische buikloop’, in Arnhem was dit 1,5%. De tweedeling in Arnhem was namelijk groot. Achter de luxe herenhuizen aan de singels en de Rijnkade lagen de sloppenwijken van de allerarmsten. In de Langstraat, de Janslangstraat, Klarendal en op de Rietebeek (Spijkerkwartier) waren de leefomstandigheden meer dan schrijnend. Tussen juni en oktober stierven 428 Arnhemmers, waarvan 86 in de Langstraat en de steegjes eromheen. Het zou nog bijna twintig jaar duren voordat het eerste deel van het waterleidingnet werd geopend.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 41.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 62.
Verhoeven, S., Toezien, vastleggen en bestrijden. Infectieziekten en het geneeskundig toezicht in Gelderland in de negentiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 111 (2020), p. 169-196.
10 juni 2005 (vrijdag) Opening eerste Arnhemse Mode Biënnale
10 juni 2005 (vrijdag) Opening eerste Arnhemse Mode Biënnale Deze week startte FDFA’22. Het ‘fashion + design festival Arnhem’ laat weer eens zien wat voor een prachtige modestad Arnhem is. Veel Arnhemmers denken met weemoed terug aan de vijf Mode Biënnales die in het recente verleden de stad op zijn kop zetten. Vandaag is het zeventien jaar geleden dat de allereerste Arnhemse Mode Biënnale werd geopend. Onder de artistieke leiding van Piet Paris (pseudoniem van mode-illustrator Pieter ’t Hoen werden overal in de stad modeshows, presentaties, lezingen en workshops gegeven. Het thema was dan ook ‘Mode is overal’. De manifestatie was een groot succes met ruim 1000.000 bezoekers. De publieksparticipatie bereikte op zondag 12 juni een hoogtepunt met een kilometerslange catwalk door de binnenstad. Tientallen modellen showden de meest uiteenlopende creaties. Na financiële tegenvallers in de volgende Biënnales, werd in 2013 de laatste modemanifestatie onder deze naam gehouden. Gelukkig hebben we nu nog FDFA van ‘State of Fashion’.
Literatuur Roelofs, B., Parels en Proefballonnen. Kroniek van Arnhem, 2001-2010. Arnhem 2011 (Jeugdland), p. 63-68.
11 juni 1944 (zondag) Verzetsoverval Huis van Bewaring
11 juni 1944 (zondag) Verzetsoverval Huis van Bewaring
In ‘Verleden Vandaag van 11 mei’ besteedden we aandacht aan de bevrijding in 1944 van verzetsleider ‘Frits de Zwerver’ uit de Arnhemse Koepelgevangenis. Daarbij werd gezegd dat die bevrijding een andere actie noodzakelijk maakte: de verzetsoverval op het Huis van Bewaring, vandaag precies 78 jaar geleden. Die verzetsactie is om verschillende redenen uniek te noemen. Nooit werden in de Tweede Wereldoorlog zoveel gevangenen (56 personen) bevrijd en het is de enige verzetsoperatie waarvan ‘live’ fotobeelden zijn.
Twee weken na de geslaagde bevrijdingsactie op de Koepelgevangenis werd één van de organisatoren gearresteerd. Het was Eef Zwarts, eigenaar van rusthuis ‘Hemeldal’ in Oosterbeek. Vanuit dit herstellingsoord werd de overval op de Koepelgevangenis georganiseerd met o.a. de auto van Zwarts. De landelijke leiding van het verzet in Nederland, Liepke Scheepstra en Johannes ter Horst van de Landelijke Knopploegen (LKP) zijn, net als bij ‘Frits de Zwerver’, bang dat bij het doorslaan in de gewelddadige verhoren door de Duitsers van één van de verzets- en onderduikkopstukken het hele verzetsnetwerk wordt opgerold. Zwarts is niet in de Koepelgevangenis opgesloten, maar zit in het Huis van Bewaring in de binnenstad. Via de bibliothecaris van het Huis van Bewaring, Joop van Veldhoven, komen ze aan de benodigde informatie om hem te bevrijden. Na drie vroeg afgebroken pogingen lukt het op zondag 11 juni 1944. Johannes ter Horst doet zich voor als dominee en verzetsvrouw Petertje van de Hengel speelde zijn echtgenote. Ze bellen aan bij de directeur van het Huis van Bewaring. Zijn huis staat in directe verbinding staat met de cellengangen. Als ze worden binnengelaten, openen ze met zeven andere verzetsmensen alle cellen. Buiten krijgen de bevrijde gevangenen een bonkaart en tien gulden om met de trein verder te reizen. Zesenvijftig mensen, waaronder andere verzetsmensen en gevangen genomen Joden, stappen zo de vrijheid in. Slechts acht worden binnen korte tijd weer opgepakt. De rest blijft uit handen van de bezetter. Aan de actie verleenden diverse Arnhemse verzetsmensen hand- en spandiensten, zoals kantoorboekhandel Rupp, Hendrika ‘tante Spiek’ Spieksma-Schuiling en de broers Henk en Wiecher de Jong. Die worden later in 1944 opgepakt en sterven, 25 en 23 jaar jong, in concentratiekamp Neuengamme. Met een plaquette in de Eusebiuskerk bij het westportaal wordt hun optreden nog steeds geëerd.
Literatuur Aerde, R. van e.a., Het Grote Gebod. Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP. Kampen 1951 (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok). Twee delen met een herdruk in 1979.
Hof, J.,De dubbele slag in Arnhem. De KP-kraken van de Koepel en het Huis van Bewaring. Baarn 2004 (Uitgeverij Ten Have).
Kaajan, D., Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944. In: Pierik P. van en B. van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), 251-324.
Hulzen. J. van en A. Goede, Gevangenisdeuren zwaaien open. In: De Zwerver. Weekblad van de Stichting LO.-LKP, jrg 3 (1947) juli en augustusnummers.
12 juni 1674 (zondag) Lodewijk XIV: ‘Passage du Rhin bij Lobith
12 juni 1672 (zondag) Lodewijk XIV: ‘Passage du Rin’ bij Lobith Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober al bezig. Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daarom besteden we de komende dagen aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag: de Franse oversteek van de Rijn bij Lobith.
Verkeerde plaats en verkeerde tijd De Arnhemmer die vandaag op de Europakade in Lobith zou staan en 350 jaar geleden in de tijd terug zou reizen, zou op een andere datum en op een andere Rijnoever staan. In Arnhem en Gelderland werd in 1672 de oude Juliaanse kalender gebruikt en was het zondag 2 juni. In Holland en Zeeland was men in 1583 al overgegaan op de nieuwe Gregoriaanse kalender en was het zondag 12 juni. In Gelderland werd nog gewacht tot 1700 met die overgang. Het Tolhuis van Lobith stond in 1672 ook niet op de huidige rechteroever van de rivier, maar aan de linkeroever. De grote bocht van de Oude Rijn bij Lobith en Pannerden was immers nog niet afgesneden door het Pannerdensch Kanaal. Dat gebeurde pas in 1707.
Dat Pannerdensch Kanaal was in 1672 ook al hoognodig, want de (Oude) Rijn was verworden tot een ondiepe stroom die bij laag water nauwelijks te bevaren was. Het was dan ook tamelijk eenvoudig voor het Franse leger om met behulp van de plaatselijke veerbaas Jan Petersz uit Elten een doorwaadbare plaats te vinden. Onder leiding van generaal Louis II van Bourbon, de prins van Condé en onder toezicht van ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV trokken 118.000 infanteristen (voetsoldaten) en 12.500 cavaleristen (ruiters) de rivier over. Ze werden daar opgewacht door eenheden van het Staatse leger en bij de veldslag even ten noordoosten van de huidige bebouwde kom van Lobith, de Ossenwaard, brak een veldslag uit met honderden doden aan beide kanten. Ook de pols van de Franse opperbevelhebber Condé werd getroffen door een kogel en de generaal was als legerleider voorlopig uitgeschakeld. De Fransen wisten na dit korte hevige gevecht de Nederlanders te verdrijven en staken uit wraak kasteel ’t Tolhuys in brand. Een roemrucht en historisch gebouw ging zo verloren. Voor de Fransen lag de weg naar de Betuwe en Arnhem open. Voor hen was dit slechts een doortocht richting Holland het politieke en economische centrum van de Republiek. In Arnhem wachtte men intussen in angstige spanning af: wat stond de stad te wachten?
Literatuur Geurts, J., De Vrede van Nijmegen 1672-1678. Een keerpunt in de Gelderse geschiedenis. In: Verhoeven, D. (red.), Gelderland 1900-200. Zwolle 2006, (Uitgeverij Waanders), p. 68-71.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64, p. 132 noot 244.
Smit, E., Het Pannerdensch Kanaal 1671-1771. Beheersing van de Rijndelta. In: Verhoeven, D. (red.), Gelderland 1900-200. Zwolle 2006, (Uitgeverij Waanders), p. 90-92.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Vries, S. de. “Le Passage Du Rhin door Adam-Frans van Der Meulen. In; Bulletin van Het Rijksmuseum, jrg. 41 (1993), nr. 1, p. 24–30.
13 juni 1672 (maandag) Arnhems stadsbestuur: lafheid of realisme?
13 juni 1672 (maandag) Arnhems stadsbestuur: lafheid of realisme? Achter de schermen zijn de voorbereidingen voor de Dag van de Arnhemse Geschiedenis in oktober in volle gang Het landelijke thema is ‘Wat een ramp!’ en dan mag het ‘Rampjaar 1672’ natuurlijk niet ontbreken. Daarom besteden we de komende dagen aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag dag twee: de stemming in Arnhem na de Franse oversteek bij Lobith.
Op de middag van de Franse oversteek bij Lobith op 12 juni zocht een deel van de verslagen Nederlandse ruiterij een goed heenkomen in Arnhem. In de stad arriveerden vrijwel tegelijkertijd 2.000 ruiters van de Spaanse bondgenoot van Nederland in dit conflict. Dat was echter volstrekt onvoldoende om enigszins weerstand te kunnen bieden aan het honderdduizend manschappen tellende Franse leger. Het Arnhemse stadsbestuur, dat bestond uit twee burgemeesters en tien schepenen, schreef een brandbrief naar Amsterdam en vroeg om extra versterkingen, maar met kerende post kregen ze op maandag 13 juni het bericht dat daar niet op gerekend mocht worden. Het stadsbestuur boog op die maandag eigenlijk al het hoofd voor de Fransen. Met grote tegenzin werden enkele verse compagnieën cavaleristen en infanteristen de stad binnengelaten. De totale verdedigingssterkte kwam hiermee op 2.500 militairen. Die werden door de ‘servijsmeester’ veelal ondergebracht bij de Arnhemse bevolking. De officieren van de gearriveerde troepen moesten een eed van trouw aan de Arnhemse magistraat afleggen. De burgerbestuurders hielden krampachtig vast aan hun machtspositie terwijl de vijand de poorten van de stad naderde. Had de angst het stadbestuur bevangen of was het realiteitszin? Arnhem stelde als vesting namelijk niet zoveel meer voor. In de woorden van de eigentijdse diplomaat en geschiedschrijver Pieter Val(c)kenier: ‘Dese Stad , hoewel die voormaals is geweest van reedelijke Sterkte, was door verloop van vele jaren , en door versuym van de reparatie der fortificatien, sodanig buyten postuyr van defensie geraakt, dat sy ten tijde , wanneer sy van de Fransche wierde berent , seer qualijk eenige rigoureuse Attaque hadde konnen repoucheren, also ter selver tijd de Fortificatie noch met geen eenige Schop aarde was verbetert.’
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Keverling Buisman, F., Het ‘oude’ stadhuis. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 98-99. Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld.Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364.
14 juni 1672 (dinsdag) Franse trompetter voor Arnhemse stadspoort
14 juni 1672 (dinsdag) Franse trompetter voor Arnhemse stadspoort Deze dagen bestedenaandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag dag drie: de Fransen eisen de capitulatie van Arnhem
Dinsdagochtend 14 juni besloot het Arnhemse bestuur een onderhandelaar naar het Franse officierenkamp te sturen. Voor de inhoud van de boodschap willen burgemeesters en schepenen overleggen met de Staatse gevolmachtigden die de dag ervoor in de stad zijn gearriveerd. Zij hebben de volmacht van de Staten-Generaal gekregen om alle besluiten ten velde te nemen die zij noodzakelijk achtten. Wat bleek: de gevolmachtigden hadden in alle vroegte in het geheim de stad verlaten. Een volgend halfslachtig besluit volgde ’s middags: er wordt een militaire krijgsraad voor de stad in het leven geroepen, maar alle besluiten moeten wel door de stadsregering worden goedgekeurd. Tegen de avond verscheen een Franse trompetter voor de stadspoorten. Geblinddoekt werd hij de stad binnengeleid en naar de raadkamer van het stadhuis op de eerste verdieping gebracht. Daar eiste hij namens zijn bevelhebber de overgave van de stad: ‘wegen syn Alder -Christelijkste Koninklijke Majesteyt van Vrankrijk de Stad op te eysschen’. Die legeraanvoerder is maarschalk-generaal Turenne (Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne). Hij was de gewonde prins van Condé opgevolgd. De militaire leiding van Arnhem wil de trompetter terugsturen met de boodschap ‘dat sij de stadt niet conden overgeven’. Maar het stadsbestuur wil eerst overleggen met een afvaardiging van de burgerij en wil pas de volgende dag een besluit nemen.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45-52.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
15 juni 1672 (woensdag) Redeloos, radeloos, reddeloos
15 juni 1672 (woensdag) Redeloos, radeloos, reddeloos Deze dagen besteden we aandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag dag vier: de Fransen omsingelen Arnhem.
In de vroege ochtend van woensdag 15 juni werd het overleg tussen het Arnhemse stadsbestuur en afgevaardigden van de burgerij (de gemeenslieden van de gezworen gemeente) beëindigd. Ze concludeerden dat er slechts munitie was om een belegering drie dagen vol te houden. Bovendien was al het meel in de stad opgegaan aan het extra brood voor de 2.000 soldaten van de Spaanse ruiterij. Die waren enkele dagen eerder de stad te hulp geschoten. Het bestuur besloot dan ook ‘tot de capitulatie op redelicke conditien‘. Toen dit de hoofdofficieren werd meegedeeld, ontstaken die in woede. Zij verklaarden ‘liever als eerlicke luijden te willen sterven als de stad sodanigh op te geven’. In haar radeloosheid ging het stadsbestuur weer eens overstag en maakte men zich op voor de Franse aanval. Dit uiteindelijke besluit verontrustte een deel van de inwoners zo – zij vreesden voor lijf en goed – dat een groep vrouwen de bestuurders en officieren, die zich op het bolwerk voor de Rijnpoort hadden verzameld, uitjoelden en bekogelden met stenen. Nu moest de stad zich ook nog verweren tegen het eigen redeloze volk. Arnhem leek bovendien reddeloos verloren als de trompetter, die zich voor de tweede keer had gemeld, onverrichterzake naar het Franse veldhoofdkwartier op de Praets moet terugkeren. Bevelhebber maarschalk Turenne meldde zich daar vervolgens hoogstpersoonlijk en bestookte met een batterij kanonnen de stad. Arnhem beantwoorde dat met eigen vuur. Om de stad in te sluiten, liet Turenne Franse pontonniers een schipbrug bij Hulkestein, even ten westen van de stad slaan, en liet hij met schepen soldaten overzetten. De onrust en ongeregeldheden in de stad namen toe, zeker omdat de huizen buiten de stadspoorten of door Frans geschut of door de eigen verdediging (zodat de vijand zich daar niet kon verschuilen) in brand waren gestoken. Tegen de avond meldde de Franse trompetter zich voor de derde keer om de overgave te eisen. Dit keer met de toevoeging dat anders een bestorming zal volgen. De spanning in de stad bereikte nu een hoogtepunt en de reddeloosheid van de stad kwam met het uur dichterbij. Het stadsbestuur besloot om acht uur om met Turenne te onderhandelen over de overgave. Burgemeester Johan Brantsen, stadssecretaris Peter Verstegen en een officier gingen een half uur later, bij het invallen van de schemering, met de trompetter op weg naar het veldhoofdkwartier van de Fransen.
Literatuur Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 98-99.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 165, 326, 453, 478.
Potjer, M.R., De uitgeschudde Bedde-vederen vlogen overal als Sneeuw-vlokken door de lucht. Plunderende Fransen in de Betuwe, 1672-1674. In: Tabula Batavorum, Terugblik 12 (2011), p. 135-142.
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
16 juni 1672 (donderdag) Capitulatie: Arnhemmers op audiëntie bij de Zonnekoning
16 juni 1672 (donderdag) Capitulatie: Arnhemmers op audiëntie bij de Zonnekoning Deze dagen besteden we aandacht aan de inval van het Franse leger in Nederland (12 juni) tot en met de inname van Arnhem (16 juni). Vandaag het slot met dag vijf: Arnhem geeft zich over.
De Arnhemse bestuursafvaardiging, die over de capitulatie wilde onderhandelen, wachtte in de zeer vroege ochtend van 16 juni in Elden bij het Franse legerkwartier op de komst van maarschalk Turenne. Die moest van fort Knodsenburg bij Lent komen. Toen de hertog om half zeven ’s ochtends arriveerde, deelde hij de drie Arnhemmers mee dat bij overgave van een stad alleen koning Lodewijk de Veertiende zelf daarover kon beslissen. Hij stuurde de Arnhemmers met een aanbevelingsbrief door naar de ‘Zonnekoning’. Die bevond zich bij de oostelijke eenheden van het Franse leger aan de IJssel bij Lathum.
De Arnhemmers gingen eerst terug naar de stad om verslag van hun gesprek met Turenne aan de collega-bestuurders in Arnhem uit te brengen. Besloten werd om de delegatie te versterken en schepen en oud-burgemeester Arnold van Dans plus de richter van de Veluwezoom Everhardt van Deelen tot Laer voegden zich bij het capitulatiegezelschap. Bij Lathum werd hen in eerste instantie een audiëntie bij de Franse monarch geweigerd, maar na een tweede verzoek stonden de Arnhemmers oog in oog met één van de machtigste mannen ter wereld: Lodewijk XIV. Dat gebeurde wel volgens de Franse etiquette: “Dat so de Coninck, te paerd sittende, audientie verleende, sij oock op haer paerden blijven, ende tot sijn Majesteit alleen met driemaal haer lichaem te buygen nadere mosten.” De vorst wisselde nauwelijks een woord met hen en liet vooral met minzame handgebaren zijn goed- of afkeuring blijken. Het gesprek werd geleid door markies De Louvois. Die schiep er plezier in de Arnhemmers een klein beetje te kleineren. De Louvois was dan ook niet de minste. Behalve markies van Louvois en graaf van Tonnerre was de 31-jarige François Michel Le Tellier(1641-1672)minister van Staat. Als vertrouweling van Lodewijk de Veertiende was hij verantwoordelijk voor het leger. Maarschalken en generaals waren afhankelijk van de beleidsbeslissingen van De Louvois. De Arnhemmers hadden drie hoofddoelen: geen krijgsgevangenschap voor de soldaten, behoud van ‘Vrijigheijt van conscientie en vrije oeffeninge van haere Religie’ en geen plundering van de stad. Het eerste werd resoluut van de hand gewezen. Met het tweede konden de katholieke Fransen wel leven en de protestantse Arnhemmers haalden opgelucht adem. Ook werd de toezegging gedaan dat de stad gespaard zou blijven. Met De Louvois reisde het Arnhemse bestuursgezelschap terug naar Arnhem. Op de Markt legden de soldaten die middag hun wapens aan de voeten van de Franse officieren en was de stad ‘op mondelinghe condities et à parole van onse Konick’ in Franse handen. Die bezetting zou bijna twee jaar duren.
Literatuur Boonstra, O., Passages, passanten: een bezoek aan de Markt. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 119-138, p. 130-131.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 111-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-64, 75-81, 139 (noot 303).
Valkenier, P., ’t Verwerd Europa. Amsterdam 1688 (Hendrik en de Weduwe van Dirk Boom), p. 363-364 en 884-886 (‘Cort ende Waerachtig Verhaal, hoe het overgaen de Stad; van Arnhem aen sijn Conincklicke Majesteit van Vrankrijck in Junio 1672 sigh heeft toegedragen’).
17 juni 1911 (zaterdag) Aankoop gronden Buitensociëteit
17 juni 1911 (zaterdag) Aankoop gronden Buitensociëteit Het Museum Arnhem opende een maand geleden op 13 mei onder grote publieke en mediabelangstelling haar vernieuwde deuren. De kern van het museum is nog steeds het gebouw uit 1874-1875 van de voormalige Buitensociëteit van architect Cornelis Outshoorn. De sociëteit werd vooral bezocht door Arnhemse Oud-Indiëgangers. Die hadden hun kapitaal verkregen uit suikerplantages in het koloniale Indonesië. Toen de inkomsten daarvan opdroogden, omdat de Europese consument overging op bietsuiker, kwam ook de sociëteitsvereniging rond 1910 in financiële problemen. Het uitzicht vanaf ‘Bovenover’ was en is natuurlijk fenomenaal en de gemeente was bang dat het terrein bij een eventuele verkoop in handen van bouwspeculanten zou vallen. Daarom keurde de gemeenteraad op zaterdag 17 juni 1911 de aankoop van de gebouwen en terrein van ruim 86 are goed. Met wat extra kosten werd totaal f 54.712,03 op tafel gelegd. Het duurde tot zaterdag 25 september 1920 voordat het ‘Gemeentemuseum Arnhem’ hier de deuren opende.
Literatuur Arnhemsche Courant, 27-9-1920
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 143.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 39-44.
18 juni 1924 (woensdag) Bouquets en ruikers voor Wilhelmina
18 juni 1924 (woensdag) Bouquets en ruikers voor Wilhelmina Er was een concrete aanleiding voor het bezoek van koningin Wilhelmina op woensdag 18 juni 1924 aan Arnhem. Ze was de belangrijkste gast bij de officiële opening van het nieuwe Provinciehuis aan de Markt. Dat gebouw zou maar twintig jaar bestaan, want het overleefde de Slag om Arnhem niet. Arnhem had weer alles uit de kast gehaald om Hare Koninklijke Hoogheid en haar prins-gemaal Hendrik te ontvangen: een grote rijtoer, een defilé, een aubade, een concert, diners, vuurwerk en twee ‘bals na’. Niet alleen de zoons en dochters van Arnhemse hoogwaardigheidsbekleders (o.a. burgemeester De Monchy en president kerkvoogd mr. Scheidus) mochten voor de koningin een reverence maken tijdens het overhandigen van een ‘bouquet’. Ook de weesjes van zowel het Burgerweeshuis als het Nieuwe Weeshuis boden een ruiker aan. Voor de laatste instelling viel de beurt te eer aan de vierjarige Jantje van Nes. Die mocht bij het Christelijk Volkslogement Welkom op de kruising Roermondsplein-Weerdjesstraat de bloemenhulde brengen.
Literatuur Arnhemsche Courant, 18-6-1924,
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 237-239.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162, p. 145-147.
Vereeniging Oranjedag, Officieel programma van de feestelijkheden ter gelegenheid van het bezoek, door Hare majesteit Wilhelmina, koningin der Nederlanden, gebracht aan Arnhem op woensdag 18 juni 1924. Arnhem 1924.
19 juni 1845 (donderdag) Verlenging openingstijden barrières
19 juni 1845 (donderdag) Verlenging openingstijden barrières Twee dagen geleden schreven we over het einde van de Buitensociëteit rond 1915. De vereniging was vooral populair onder Arnhemse oud-Indiëgangers. Bij de opening van de sociëteit aan de Utrechtseweg in 1845 deed zich een incident voor. Vanaf 1829 werden de vestingwerken van de stad gesloopt en de stadspoorten werden vervangen door tolhekken, de barrières. De tol moest betaald worden bij een belastingontvanger in de commiezen-, of barrièrehuisjes. Dat poortgeld leverde nog een aardig bedrag op, tussen de f 3.000,- en f 4.000,- per jaar. De Jansbarrière leverde het meest op. Die belastingontvangers moesten natuurlijk ook betaald worden en daarom sloten de barrières om 22.00 uur. Wie daarna nog de stad in wilde, moest een opslag van 10 cent betalen. In de Arnhemsche Courant van zondag 15 juni 1845 beklaagde ‘Een Ambachtsman’ zich dat de welgestelde heren van de Buitensociëteit na de nachtelijke terugkeer van de feestelijke opening niets hoefden te betalen. Klassenjustitie! Vier dagen later, op donderdag 19 juni, besloot het stadsbestuur om de barrières een uur langer open te stellen. Om de eenvoudige Arnhemmer tegemoet te komen of om langer buiten het stadscentrum feestjes te vieren? De (niet geplaatste) brief van ‘Een Ambachtsman’ leidde tot nog meer ingezonden brieven en in 1854 besliste de gemeenteraad dat dit relikwie uit de middeleeuwen buiten werking werd gesteld. Zie hiervoor Verleden Vandaag van 30 december (1854).
Literatuur Arnhemsche Courant, juni 1845
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 100, 103.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, pp. 86-106
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), pp. 16-22.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12-13.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848. Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 14-15.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 48.
20 juni 1579 (woensdag) Religiestrijd in Eusebiuskerk
20 juni 1579 (woensdag) Religiestrijd in Eusebiuskerk De katholieken in Arnhem voelden zich bedreigd. Op zondag 7 september 1578 was de kerk van het Broerenklooster met een heuse beeldenstorm door de protestanten overgenomen. Op 25 januari 1579 had de calvinistische stadhouder Jan van Nassau bijna alle katholieke bestuurders vervangen door aanhangers van de ‘nieuwe ware religie’. En vandaag, op woensdag 20 juni 1579, zou de overleden Goesen/Goessen/Gosen van Wamel bijgezet worden in zijn familiegraf in de Eusebiuskerk. Dat op zich was geen probleem, maar wel dat Van Wamel op het gereformeerde geloof was overgegaan en dat de predikant Johannes Fontanus een preek bij de uitvaartdienst zou houden. De katholieken vreesden dat ook de Grote Kerk in handen zou vallen van de calvinisten: ‘Als nu die van der Catholischen religion sulcks vernommen, hebben sie einander eingebildet, dat men mit dieser begrefnus die bilder tho stormen vurhebbens were’. Dat wilden ze tot elk prijs voorkomen en ze namen onder hun kleding bijlen en geweren mee. Toen Fontanus met zijn lijkpredicatie wilde beginnen, begonnen de katholieken te joelen en luid met de voeten op de vloer te stampen. Vervolgens liet stadhouder Jan van Nassau zijn soldaten de kerk ontruimen. Als gevolg van dit oproer besloot het, in meerderheid protestantse, stadsbestuur om de kerk voorlopig niet meer te gebruiken voor de katholieke erediensten. Twee maanden later, op 18 en 19 september, namen de protestanten de kerk, maar eigenlijk heel Arnhem, definitief voor zich in bezit.
Literatuur Anspach, J. , Dreumel, Wamel, en het geslacht van Wamel. In: Bijdragen en mededeelingen / Gelre, deel 1 (1898), p. 128-195, p. 191.
Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 17.
Keesenberg, W.A., De Reformatie van Arnhem in 1578 (na 400 jaar herdacht). Arnhem 1978 (Herdenkingscomité ‘400 Jaar Gereformeerd Arnhem), p. 28-29.
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 262-265.
Muschart, R.T., Grafzerken en grafmonumenten in de Groote- of St. Eusebiuskerk te Arnhem. In: Bijdragen en mededeelingen Gelre, deel 42 (1939), p. 247-351, p. 273-274; no. 70.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 199; no. 30.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578—1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 280-281.
21 juni 1830 (maandag) Arnhem krijgt Provinciaal Gerechtshof
21 juni 1830 (maandag) Arnhem krijgt Provinciaal Gerechtshof Na de nederlaag van Napoleon en de verdrijving van de Fransen uit Nederland, kreeg het land een nieuw bestuurs- en rechtssysteem. Opmerkelijk was dat bij het laatste in 1813 de lijfstraffen weer werden ingevoerd. In de grondwetten van 1814 en 1815 werden de rechterlijke instellingen bepaald. In een aanvullende wet van 18 april 1827 werd de rechterlijke macht ingedeeld met kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en (provinciale) gerechtshoven. Maar ja, welke Gelderse stad kreeg de eer om de zetel te zijn van dat provinciale gerechtshof? Op maandag 21 juni werd voor Gelderland Arnhem aangewezen. De gemeenteraad was daar zo verguld mee dat besloten wordt om bij een eerstvolgende audiëntie bij de koning op Paleis Het Loo hem daarvoor de dank van de stad over te brengen. En, wat betreft die lijfstraffen: in 1843 vond in Arnhem de laatste publiekelijke geseling plaats en in 1855 werd de laatste in Arnhem uitgesproken doodstraf uitgevoerd. De dronken Apeldoorner Hendrik Beekman had een huis in de brand gestoken, waarbij de drie gezinnen ternauwernood konden ontsnappen. Niemand kwam om in de vlammen, maar de misdaad werd Beekman zwaar aangerekend. Op 22 juni 1855 werd hij in zijn woonplaats opgehangen. Dit was uitzonderlijk, want een doodvonnis werd in die dagen vrijwel altijd symbolisch uitgevoerd ‘met het zwaaien van het zwaard boven het hoofd’, waarna een jarenlange tuchthuisstraf volgde.
22 juni 1865 (donderdag) IJzeren spoorbrug bij de Bovenbrugstraat
22 juni 1865 (donderdag) IJzeren spoorbrug bij de Bovenbrugstraat Na de opening van de spoorlijn Amsterdam-Arnhem in 1845 greep projectontwikkelaar Hendrik Willem Fromberg zijn kans. Hij kocht flinke terreinen op ten zuiden en noorden van de spoorweg en bouwde er voor eigen rekening of in opdracht gigantische villa’s en herenhuizen. Om een directe verbinding met de stad mogelijk te maken, vroeg hij in 1850 of hij over het spoordal een brug mocht aanleggen. Dat was makkelijk voor de bewoners en zou ook de aantrekkelijkheid en de prijs van zijn villa’s verhogen. De stemmen over dit voorstel staakten echter in de raad en het plan ging niet door. De bebouwing en bewoning namen echter verder toe. En vijftien jaar later, op donderdag 22 juni 1865 besloot men toch een ijzeren overgangsbrug te bouwen. Uit twee opties kozen ze de huidige locatie. De straten kregen de passende namen Brugstraat en Bovenbrugstraat. De gelijkvloerse overweg zo’n 100 meter oostwaarts richting de stad bij de Bovenbergstraat (na de oorlog opgeofferd aan Stationsplein-West) bleef geopend tot 1871. Toen kwam daar mr. Cornelis Hidding onder de trein en overleefde het niet. Hidding was consul voor de boerenrepubliek Oranje-Vrijstaat en hield huis en kantoor op het landhuis Mariënberg aan de Amsterdamseweg. Literatuur Arends, A., Het ontstaan van de woonwijk Oud-Heijenoord, website. URL: http://www.arendarends.nl/Oud-Heijenoord/Oud-Heijenoord.htm. Geraadpleegd o.a. 29-3-2007.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101 en 115.
Seebach, T.,Henri Guillaume Fromberg.In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem. Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 14, 24-28.
23-6-1863 (dinsdag) Kinderarbeid en gronden voor steenfabriek Verwaayen
23-6-1863 (dinsdag) Kinderarbeid en gronden voor steenfabriek Verwaayen Tot 1911, met de komst van de ENKA, ging de industrialisatie eigenlijk aan Arnhem voorbij. Behalve de scheepswerf ASM was het vooral de familie Verwaayen/Verwaaijen die met steeds groter worden bedrijven aan de fabrieksmatige weg timmerde. Met enkele steenfabrieken in de uiterwaarden en een textielfabriek (Stoombandfabriek) op Heijenoord verschaften ze werk aan honderden mensen. De arbeidsomstandigheden lieten daar, net als in andere 19e-eeuwse fabrieken, sterk te wensen over. Verschillende plaatselijke en landelijke onderzoeksrapporten maakten daar in de tweede helft van de 19e eeuw melding van.
Johannes/Jan Verwaaijen (1806-1885) begon in Arnhem rond 1840 met een kleine zoutziederij op het Roermondsplein. Als een echte ondernemer zag hij zijn kans schoon toen de huizenbouw van de stad door de sloop van de vestingwerken en de aanleg van de spoorlijn rond 1850 echt op gang kwam. Hij kocht de al jaren stil liggende steenveldoven van de vroegere stadstimmerman Anthony Viervant (1720-1775) op. Die lag ten zuiden van de Rijn in de stadswaarden (nu zuidelijke oprit Johan Frostbrug en Stadsblokken). Hij maakte daar een florerend bedrijf van. Verwaaijen was niet wars van vernieuwingen en risico’s en introduceerde als eerste in de steenfabricage in Gelderland stoommachines. Hij begon nog wat andere steenfabrieken (o.a. in de Rosandepolder en Meijnerswijk) en kocht op dinsdag 23 juni 1863 van de gemeente ruim veertig hectare (bunder) uiterwaarden bij zijn bestaande steenoven in de stadswaard voor f 87.300,-. Zo groeide de steenfabriek uit tot de grootste van Gelderland met meer dan honderd arbeiders, waaronder 25 kinderen onder de tien jaar. De arbeiders werkten in het steenbakkersseizoen twaalf uur per dag voor een weekloon van ongeveer f 7,-.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 107.
Janssen, G. B, Een krans van steenovens. Vijf eeuwen baksteenfabricage rondom Arnhem. Utrecht 1996 (Uitgeverij Matrijs).
Janssen, G.B., Verwaayen, een naam in steen. Een vergeten steenbakkersgeslacht in herinnering teruggebracht. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 70 (1978-1979), p. 141-168, p. 145-148. Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 31, 73, 93.
24 juni 1899 (zaterdag) Geen vrouwelijke bediening in ‘theepit’
24 juni 1899 (zaterdag) Geen vrouwelijke bediening in ‘theepit’ Over het gemeentelijk besluit van 15 april 1899 om Sonsbeek te kopen, hebben we al eerder geschreven. Het park was vanaf dat moment vrij toegankelijk voor alle Arnhemmers. En die kwamen er in drommen op af. Het park bleek zelf voor mensen uit de Randstad een toeristische trekpleister van de eerste orde, en geef ze eens ongelijk. Al die mensen wilden na een wandeling onder de Grote Waterval, door de bossen en over heuvels natuurlijk wel een verfrissing. Verschillende Arnhemse horecaondernemers grepen hun kans en meerdere vergunningaanvragen kwamen binnen bij het gemeentebestuur.
Op zaterdag 24 juni 1899 verleende de gemeenteraad de vergunning aan de Arnhemse chefkok T. de Haan om in en bij de vroegere tuinmanswoning een theeschenkerij te starten. De familie De Haan was een geziene horecafamilie in Arnhem. De broers T. en W.H. de Haan exploiteerden sinds mei 1891 ‘De Poort van Cleve’ in de Vijzelstraat. In dat koffiehuis-restaurant konden bezoekers tijdens en na het eten genieten van levende muziek en revue-achtige voorstellingen. Geregeld trad daar de ‘Weener-Dames-Kapel’ op. Ook was er een tuin ‘met lommerrijke Boomen en frissche springende Fontein’ en een ‘Billiard en schietlokaal’. De vergunning voor de theeschenkerij had een prijs en enkele voorwaarden: f 510,- tot 31 oktober en o.a. geen muziek, geen vrouwelijke bediening, wel bier maar geen sterke drank. De mannelijke obers konden in de theeschenkerij het werk vervolgens nauwelijks aan. Met de ‘theepit’, zoals oudere Arnhemmers dit fantastische plekje noemden, werd de basis gelegd voor wat nu het Sonsbeekpaviljoen is.
Literatuur Arnhemsche Courant, 1891-1901.
Broer, L., Geschiedenis van de theepit. In: Infobulletin Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem. (Vereniging Vrienden van Sonsbeek), jrg. 17 (2005), nr. 3, p. 3-7.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Iddekinge, P.R.A., Park van de Gemeente. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle, 1998 (Uitgeverij Waanders), pp. 55-73.
25 juni 1633 (zaterdag) Brand in de Eusebiuskerk
25 juni 1633 (zaterdag) Brand in de Eusebiuskerk Voor een opzienbarende gebeurtenis uit 1633 en een indrukwekkend en tegelijkertijd onbeholpen schilderij van een jaar later, laten we de literatuur en bronnen van voor 1900 voor zich spreken. De toren van de Eusebiuskerk was in 1633 nog niet volledig opgebouwd. De verhoging kwam pas in 1650 en ook die werd door dezelfde kunstenaar vastgelegd.
“op den 25. van den Soemer-maend 1633. de Нооfd-kerk door donder en blixem was aengestoeken, is de vlam, vermits den spoedighen tеgen-weer van de burghers, wederom wt-geblust.” Bron: Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 98-99 (Boek I no. 158).
“1633. 25 Junij. Ontstond er brand in de Groote Kerk, die een niet onbelangrijke schade aanrigtte.” Bron: Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 38.
“1654. Werdt aan H. Breckerveld , beroemd wapenschilder, zijne fraaije tekening van den veranderden grooten toren, zo als die voor Р. Pelen tot model verstrekte, met seven gulden tien stuivers betaald; ende op dit stuk, thans hangende in der Roeydrageren Kamer, is te zien, hoe voormaals dese toren met drie beelden pronkte, waar van ’er tegenswoordig nog maar twee voor handen zyn.” Bron: Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 286. Toelichting: Wapenschilder: geen schilder van vuurwapens, maar van symbolen/tekenen van een familie, groep, land, enz. (adellijke wapens, stadswapens, gildewapens). Roeydrager = roededrager = stafdrager = gerechtsbode.
Moderne literatuur Berends, G., Over de vroegere toren van Arnhem. In: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland (SBN), nr. 61 (2016), p. 66-79.
De Grote Kerk van Arnhem. Bouw, verwoesting, herbouw. Arnhem 1964 (Gemeentemuseum Arnhem).
Hartog. E. den en R. Glaudemans, De Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Bouwsculptuur en bouwgeschiedenis. Zwolle / Amersfoort, 2013 (Uitgeverij WBOOKS / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Rosenberg, H.P.R., De Sint Eusebiuskerk te Arnhem. In: Bulletin KNOB, jrg. 15 (1962), p. 189-212.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 79.
Verkerk, C.L., De Grote Kerk van Arnhem op het schilderij van Herman Breckerveld (onbekend-1633). In: Kroniek. Een uitgave van de Oudheidkundige en historische afdeling van het Gemeentemuseum van Arnhem, nr. 5 (1988), p. 16-20.
26 juni 1778 (vrijdag) Aardewerkfabriek onderaan het Joodse kerkhof
26 juni 1778 (vrijdag) Aardewerkfabriek onderaan het Joodse kerkhof De Amsterdamse koopman in aardewerk Teunis van Tellingen zag in de tweede helft van de 18e eeuw de vraag naar aardewerk uit het Duitse rijk toenemen. Vooral de ‘Frankfurter potten’ waren zeer gewild in de Nederlandse huishoudens. Hij besloot om het aardewerk niet meer in te voeren, maar zelf te gaan maken. Maar dan had hij wel de expertise nodig van Duitse pottenbakkers en riviergrond die zand en klei als grondstof voor de kommen, kruiken en schalen leverde. Zijn oog viel op Arnhem, dichtbij Duitsland, rivierklei en Veluwezand en met de Rijn een ideale vervoersweg voor de productie en verkoop van zijn ‘Munsterse of Moffenkruiken’. Hij verzocht daarom op 12 juni 1778 hem toestemming te verleen voor een aardewerkenfabriek even buiten de stad. Die moest komen op Onderlangs, onderaan de Zandberg waar in 1755 een Joods kerkhof was ingericht. Die toestemming kwam op vrijdag 26 juni. De pottenfabriek van Teunis van Tellingen (merkteken TvT) bestond tot aan het overlijden van de eigenaar in 1814. In die tijd won zijn aardewerk vele prijzen op allerlei tentoonstellingen.
Literatuur Bosch, V.G.A., De Arnhemsche plateelbakkerij van Johan van Kerckhoff. In: Bijdragen en Medeedelingen Gelre, deel 3 (1900), p. 189-214, p. 210-213.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171, p. 139.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 499.
Meulen A. van der en P. Smeek, De opbloei van de aardewerknijverheid in Gelderland en Overijssel na 1800 en de rol van Duitse immigranten. In: Boing A. e.a., Töpfer Kramer Pottenbakkers. Keramiek tussen IJssel en Berkel. Borken (2000), p. 41-67.
27 juni 1539 (vrijdag) Buitenechtelijke dochter Karel van Gelre eist rechten op
27 juni 1539 (vrijdag) Buitenechtelijke dochter Karel van Gelre eist rechten op Karel van Egmond (1467-1538), hertog van Gelre (1492-1537), kende een turbulent leven met veel problemen. Eén van de allergrootste daarvan was het uitblijven van wettige, in de echt geboren, kinderen. Het huwelijk in 1518 tussen hem en Elisabeth van Brunswijk bleef kinderloos. Een zestiende-eeuwse kroniekschrijver verwoordde dit zo: ‘Sijn huysfrauwe was genoempt Elisabet und was des hertochen dochter van Bruynswick und Lunenborch, dair hy ghein kinder by en wan. Het gemis van een wettige erfgenaam zou de definitieve doodsteek voor de dynastie Van Egmond in Gelre zijn. Geheel in de stijl van het adellijke doen en laten van die tijd had hij wel een aantal kinderen buiten het huwelijk verwekt. Karel zorgde wel goed voor zijn zes bastaardkinderen. Hij schonk ze of een klein landgoed of koppelde ze aan een goede bruidegom. Van die zes buitenechtelijke kinderen werd Anna van Gelre geboren in 1505. Zij wilde na de dood van vader Karel van Gelre (30 juni 1538 in Arnhem) wel de zekerheid dat de beloften van hem jegens haar werden nagekomen. En zo geschiedde het. Een jaar na de dood van de hertog beloofden op vrijdag 1539 (‘op vrijdach post natiuit. Johannis’ / vrijdag na de geboortedag van de heilige Johannes) de hoge edelen (bannerheren), ridders en steden van Gelre een goed woordje voor haar te doen bij de nieuwe hertog, Willem ‘de Rijke’ van Gulik, Kleef en Berg: ‘tot bevestiging der giften en goederen aan joffer Anna van Gelre door hertog Karel nagelaten’.
Literatuur Matthias Baux (Erkelenz ca. 1550),Dit is der oerspronck (…) cronijken des lants van Gelre.
Schilfgaarde, A.P. van, Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 50 (1950), p. 23-53.
Schilfgaarde, A.P. van, Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 56 (1957), p. 199-211.
28 juni 1884 (zaterdag) Wegen rondom Hulkestein krijgen bomen terug
28 juni 1884 (zaterdag) Wegen rondom Hulkestein krijgen bomen terug De rijke en invloedrijke familie Brantsen bezaten sinds 1647 het landgoed rondom Huis Hulkestein ten westen van de stad. Na het overlijden van Johan Brantsen in 1826 en een fataal ongeluk met de eerste stoomboot in Arnhem in augustus van hetzelfde jaar, waarbij zeven mensen verdronken, verlieten de Brantsens Hulkestein. De nieuwe eigenaren wilden profiteren van de bouwwoede in Arnhem en vroegen het gemeentebestuur om het landgoed op te splitsen en in losse perceelkavels te verkopen. Daar zag de gemeente tot 1894 niets in. Wel reageerde de gemeenteraad op zaterdag 28-6-1884 positief op een verzoek van de ‘Directeuren der Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterrein’ om de wegen rondom het landgoed over te nemen. Nu die projectontwikkelaars niet mochten bouwen, was het onderhoud van de wegen hen blijkbaar te duur. De gemeente stelde wel een voorwaarde voor het gemeentelijk beheer. Eerst moesten de bomen weer teruggeplant worden: ‘de boomen weder in de omgelegden weg brengen’. Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 85-87.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 28-33.
Ven, A.J. van de, De oude buitenverblijven rondom de stad. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 187-223, p. 189-191.
29 juni 1865 (woensdag) Standbeeld Willem II bij Hotel Belle-Vue
29 juni 1865 (woensdag) Standbeeld Willem II bij Hotel Belle-Vue Eén van de spraakmakendste hotels, van de toch al vele roemruchte 19e-eeuwse Arnhems overnachtingsadressen, was Hotel Belle-Vue aan de Utrechtseweg. Het fraaie etablissement werd in 1844 gebouwd in opdracht van hoteleigenaar C. J. Frohnhäuser. De status van luxehotel verwierf het al snel en dat kwam niet alleen door de ruime kamers met een nachtprijs van f 2,00 inclusief ontbijt. Het was ook niet alleen het fantastische uitzicht vanaf Bovenover over de Betuwe. Nee, het hotel was o.a. een geliefd adres voor de Russische tsarendochter en koningin-weduwe van Willem, II, Anna Paulowna. Om de band met het vorstenhuis te verstevigen wilde directeur Frohnhäuser een standbeeld van koning Willem II voor het hotel plaatsen. Hij kreeg medewerking van de plaatselijke Burgervereniging, die een link legde met het optreden van de overleden koning in de Slag bij Waterloo (18 juni 1815(. De koning werd daarom met een hand in een mitella afgebeeld, omdat hij daar bij een drieste aanvalsactie gewond raakte. Het standbeeld werd op woensdag 29 juni 1865 onthuld met als eregast de Arnhemmer Gerrit. Daniels die ook bij Waterloo had gevochten en daarvoor de militaire Willemsorde had ontvangen. Maar ja, zo’n standbeeld en hoge sokkel met inscriptie vergden onderhouds kosten en dat had Belle-Vue er in 1883 niet meer voor over. Het standbeeld werd geschonken aan Bronbeek en daar staat het nog steeds, in de tuin vlakbij de Velperweg
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 37-39
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 468-470.
30 juni 1922 (vrijdag) Oprichting 100-jarige WAMV
30 juni 1922 (vrijdag) Oprichting 100-jarige WAMV Met dank aan Doreen Hartman, voorzitter WAMV. Vandaag precies honderd jaar gleden werd in de wijk Lombok de West Arnhemsche Muziek Vereeniging (WAMV) opgericht. En de WAMV hoort nog steeds bij Lombok, net als de Koepelgevangenis en de pittoreske huisjes van Openbaar Belang. Het honderdjarig bestaan wordt dan ook overmorgen uitbundig gevierd.
In Lombok woonden vooral arbeiders die hun brood verdienden aan en bij het spoor. Enkele muzikale spoorwegmensen staken op vrijdag 30 juni 1922 hun koppen bij elkaar en richtten een eigen wijkmuziekvereniging op, de WAMV. De mannelijke muzikanten, want vrouwen konden in de begintijd nog geen lid worden, gaven uitvoeringen in de speeltuin aan de Alexanderstraat of op de weide van villa Heijenoord. Voor het serieuze werk ging de fanfare op concours en behaalde daar mooie resultaten.
Literatuur Fransssen, H. e.a., 100 jaar Lombok, 10 september 1994. Arnhem 1994, p. 50-53.
Hartman, D. 100 jaar WAMV. 100 jaar samen muziek maken in Arnhem West. In: Langs Rijn & Rails, jrg. 47 (2022), nr. 3.
1 mei Dag van de Arbeid Eerste 1 Mei-viering op zondag 3 mei 1891
1 mei Dag van de Arbeid Eerste 1 Mei-viering op zondag 3 mei 1891 In 1890 vonden in heel Europa voor het eerst de ‘Mei-vieringen’ plaats. De socialisten, die het onderling over bijna alles oneens waren, waren dit ook over de dag van de viering. Het voorstel om het feest op de eerste zondag in mei te houden, stuitte in sommige landen op bezwaren. In de eerste jaren werden de feestelijke bijeenkomsten dus zowel op 1 mei als op de eerste zondag van de maand gehouden. Belangrijkste inzet van de ‘Meibeweging’ was de invoering van de 8-urige werkdag. Dat Arnhem direct het volgende jaar op zondag 3 mei meedeed, was vooral het werk van de anarchist Adrianus (roepnaam Janus) van Emmenes (1857-1906). Die was enkele maanden eerder in Arnhem komen wonen op een bovenhuis in de Spijkerstraat. Het hele hoekhuis behoorde tot het verenigingscentrum ‘Voorwaarts’ van de radicale Sociaal-Democratische Bond gevestigd. Op de begane grond was een café gevestigd en op de eerste verdieping konden in de vergader- en toneel zaal wel 400 bezoekers. De landelijke leider van de SDB, de beroemde Ferdinand Domela Nieuwenhuis, hield in het verenigingscafé meermalen toespraken, maar ook feministe Wilhelmina Drucker gaf er acte de presence. Uit het hele land waren socialisten naar de Spijkerstraat gekomen waar een kolossale rode vlag het ontmoetingscentrum sierde. Vanuit ‘Voorwaarts’ ging het vervolgens onder het zingen van de ‘Achturen-marsch’ naar de stadsweide bij de gasfabriek aan de Westervoortsedijk. Daar hield Van Emmenes een van zijn opzwepende toespraken en werd, zonder enige tegenstem, een motie aangenomen om te streven naar de acht-urige-werkdag. Het voltallig opgeroepen politiekorps en de marechaussees met geladen karabijnen hoefden niet in actie te komen. Vandaar dat de socialisten aan het eind van de dag konden concluderen: “Niet veel meer dan die Meidagen – en de geheele slapende menscheid is wakker.”
Literatuur Dullaart, P., Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903. Oosterbeek 1982 (Uitgeverij Bosbespers).
Ketelaar, S., Rode kopstukken in Arnhem. Socialisten, anarchisten en communisten. Arnhem 2022 (Uitgeverij Parkstraat), vooral p. 33.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 79-80.
Luremans, C.H. en W.H. Kruiderink (red.), Het eerste verzet. Geschiedenis der Arnhemse arbeidersbeweging voor 1894. Arnhem 1933 en Nijmegen 1995; fotomechanische herdruk van Stichting Vakbondshistorisch Archief Nijmegen, p. 58-59.
2-5-1844 (donderdag) Stadsziekenhuis op voormalig bastion
2-5-1844 (donderdag) Stadsziekenhuis op voormalig bastion Aan het begin van de 19e eeuw werden zieken min of meer aan hun lot overgelaten. In het Catharinagasthuis aan de Beekstraat werden patiënten wel verpleegd en de diaconie van de Hervormde Kerk bezocht zieken thuis, maar alles ademde nog een sfeer van goedbedoelde liefdadigheid. Professionele zorg, zeker voor de allerarmsten, was er niet. Daarom besluiten B&W op 2 mei 1844 dat er een stadsziekenhuis moet komen. Als locatie koos men een voormalig verdedigingswerk aan de stadsmuur, bastion ‘Het Slakkengat’ tussen de Walburgiskerk en de Sabelspoort. Dat is nu de Eusebiusbinnensingel naast de oprit van de John Frostbrug. Anderhalve maand na dit besluit, bleek dat er meer geld nodig was. De gemeente moest fl 35.000,- lenen om de bouw mogelijk te maken. De bouw en inrichting liepen voortdurend vertraging op en pas op 1 april 1848 werd het officieel in gebruik genomen. De kosten waren inmiddels opgelopen tot fl 47612,16. In het nieuwe ziekenhuis, een ontwerp van stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. was plaats voor 108 patiënten. Al snel ging het hospitaal ten onder aan zijn eigen succes. Er kwamen zoveel armen, prostituees en soldaten met geslachtsziekten dat een ‘fatsoenlijke burger’ daar niet verpleegd wilde worden.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Heusden-Sleutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg. 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem. Arnhem 1995 (Ziekenhuis Rijnstate), p. 13-16.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 148-149.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848. Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 76-77.
3-4-5 mei 1943 (maandag t/m woensdag) Arrestatie en executie negentien verzetsmensen
3-4-5 mei 1943 (maandag t/m woensdag) Arrestatie en executie negentien verzetsmensen Tot voor drie weken terug was de gedenkplaats aan de Waterbergseweg achter het Openluchtmuseum één van de onbekendste oorlogsmonumenten van Arnhem. Toen verscheen het in woord en beeld in de tv-serie Het verhaal van Nederland. Sindsdien mag het gedenkteken zich terecht verheugen in een grotere belangstelling.
Op 29 mei 1943 besloot de opperbevelhebber van de Duitse Wehrmacht in Nederland, generaal Friedrich Cristiansen, dat alle Nederlandse oud-militairen alsnog in krijgsgevangenschap moesten treden. Het coulante optreden van de Duitse bezetter ten opzichte van de soldaten die in de meidagen van 1940 de inval van het Duitse leger bestreden, was hiermee verdwenen. Voor de mannen dreigde transport naar Duitsland om tewerkgesteld worden bij allerlei oorlogsbedrijven. Spontaan braken in het land overal stakingen uit, het eerst in Twente. Bij die eerste werkonderbrekingen hoorden ook de melktransporteurs. De April-meistakingen worden daarom ook de Melkstakingen genoemd. Het verzet breidde zich uit naar verschillende machine- en staalfabrieken in Gelderland, de HEVEA-rubberfabriek in Doorwerth/Heveadorp en vervolgens over heel Nederland. Veel fabrieken ondersteunden het Duitse oorlogsbedrijf en daarom sloeg de Duitse bezetter nog harder toe dan gebruikelijk. Stakers en vermeende verzetsleiders werden opgepakt en door een Polizei-Standgericht ter dood veroordeeld. Negentien mannen vonden tussen 3 en 5 mei 1943 in de bossen van de Waterberg hun einde voor het vuurpeloton. Ze stierven voor de vrijheid van anderen. Opdat wij niet vergeten!Literatuur Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 63. Arnhemsche Courant, 13-4-1950 en 1-5-1950.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs).
Vredenberg, J., Johannes van Biesen 1892-1968. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 155-156.
4 mei 1946 (zaterdag) Sobere eerste Dodenherdenking met overlevende van Dachau
4 mei 1946 (zaterdag) Sobere eerste Dodenherdenking met overlevende van Dachau Direct na de oorlog was er nog geen scheiding tussen de Dodenherdenking op 4 mei en de Bevrijdingsdag van 5 mei. In Arnhem was ook het beeld ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hoff, waarbij nu traditiegetrouw op het Kerkplein/Audrey Hepburnplein de doden worden herdacht, er ook nog niet. Dat beeld diende vanaf 1953 als centrum van de herdenking (zie Verleden Vandaag van 18 januari). In 1946 werd op verschillende plaatsen teruggeblikt op oorlog en de bevrijding. De officiële gemeentelijke bijeenkomst vond plaats bij het Airborne Monument aan de voet van de Rijnbrug. Daar vond in hetzelfde jaar ook de veel grootsere herdenking plaats van de Slag om Arnhem. Tijdens de plechtigheid sprak dominee Jacobus Overduin (1902-1983). Overduin had zelf tijdens de oorlog drie maal gevangen gezeten wegens kritiek op de Duitse bezetter. Hij werd overgebracht naar het concentratiekamp Dachau, maar wist dit te overleven. Hij zei o.a. “Wij kunnen niet staan op historische grond zonder de ontroering te ondergaan van de nagedachtenis van hen, die hun bloed gaven voor onze vrijheid.” Opdat wij niet vergeten!
5 mei 1945 (zaterdag) Geen Bevrijdingsdag in Arnhem
5 mei 1945 (zaterdag) Geen Bevrijdingsdag in Arnhem Bij Bevrijdingsdag gaan vooral de gedachten terug naar mei 1945 toen de capitulatie van het Duitse leger in Nederland werd getekend op 4 mei op het veldhoofdkwartier van Montgomery op de Lüneberger Heide. De wapens zouden definitief neergelegd worden op zaterdag 5 mei om 08.00 uur. Op die dag werd in Hotel De Wereld in Wageningen tussen de geallieerde en Duitse bevelhebbers besproken hoe dit in Nederland zou plaatsvinden. In Arnhem echter geen juichende mensen op straat of jongelui die op tanks en jeeps van Britse, Canadese of Amerikaanse soldaten door de straten toerden. De geëvacueerde Arnhemmers waren vooral bezig met het terugkeren van hun onderkomens op de Veluwe en uit Friesland. Ze troffen een volledig geplunderde en verwoeste stad aan. De blijdschap over het einde van de oorlog maakte bij velen plaats voor ontzetting hoe hun woningen en huisraad eruit zagen.
Horlings, A., Arnhem Spookstad. Ooggetuigenverslagen van de Slag en Evacuatie. Arnhem 2018 (Sycorax, heruitgave van editie van 1995), p. 159-172.
Iddekinge, P.R.A. van, Arnhem 44/45. Arnhem 1981 (Geldersche Boekhandel / Gouda Quint), p. 322-326.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), p. 27.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs).
6 mei 16e eeuw Chronologie van de Opstand
6 mei 16e eeuw Chronologie van de Opstand Op sommige dagen in het verleden gebeurde er zoveel in Arnhem dat een keuze soms lastig is. Neem nu 6 mei: voor de zestiende eeuw kiezen we drie stuks en bieden zo een oriëntatie op de Opstand/Tachtigjarige Oorlog in de stad.
6 mei 1566 (vrijdag) Koning Filips II is verhinderd te komen De koning van Spanje, Filips II, was sinds 1555 ook heer der Nederlanden. Vanuit Madrid stuurde hij op zaterdag 6 mei een brief met het bericht dat hij helaas Arnhem niet kan bezoeken. Zijn aanwezigheid was rondom de Middellandse Zee vereist, waar een “waarschijnlijke wederkomst der Turken en Mooren” een bedreiging vormde voor zijn geopolitieke macht en katholieke geloof. Wel liet hij de stad weten “intusschen te waken tegen allen die den vrede zoeken te breken en hem tegenwerken. Geen overbodige vermaning, want op 10 augustus brak de Beeldenstorm in de Lage Landen los. 6 mei 1572 (zaterdag) Alva waarschuwt Arnhem voor de Geuzen Na de Beeldenstorm stuurde Filip zijn generaal Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Diens schrikbewind met vele terdoodveroordelingen door de Raad van Beroerten (‘Bloedraad’) en het uitmoorden van Nederlandse steden had een averechts effect. En toen de Watergeuzen het stadje Den Briel op 1 april 1572 wisten in te nemen, liet Alva nogmaals via het Hof van Gelre aan Arnhem weten “om dag en nacht scherpe wacht te houden, daar de Geuzen en rebellen van zins waren eenige Geldersche steden te overvallen”. 6 mei 1581 (woensdag) Zusters van Catharinagasthuis mogen geen begijnenkleding dragen Ook die waarschuwing van Alva sorteerde geen effect, want in 1578/1579 ging Arnhem, na twee stedelijke Beeldenstormen, over op het nieuwe protestantse geloof en de Opstand. Twee jaar later kregen de “susteren des Hospitaels van Sinte Catherinen” (St. Catharinagasthuis in de Bakkerstraat) te horen “oere olde habijt und begijnen klederen te verlaten”. Als tegenprestatie voor het uitlaten van de katholieke kleding mogen ze dan in het gasthuis blijven wonen “mits zij zich eerlijk en vroom gedragen en den armen, kranken ende bedlegerige naar haar beste vermogen bijstaan”. Arnhem was een protestantse stad geworden.
Literatuur Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-125.
Leppink, G.B., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Verloren), p. 248-249 en Bijlage P.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 234, 247-248, 340.
7 mei 1859 (zaterdag) Kleppermanshuisje krijgt varkenswaag op het Jansplein
7 mei 1859 (zaterdag) Kleppermanshuisje krijgt varkenswaag op het Jansplein Het een prachtige zin in één van Arnhems kronieken: op zaterdag 7 mei 1859 besloot de gemeenteraad om “eene bascule in het kleppermanshuisje op de varkensmarkt te plaatsen”. De varkensmarkt werd op het Jansplein gehouden. De dieren werden vanaf de haven bij de Rijnpoort via de Varkensstraat naar de markt geleid. Op de hoek van het Jansplein en de Jansplaats, die plekken liepen in de 19e eeuw in elkaar over, stond een wachthuisje van de nachtwakers, de kleppermannen. Zij trokken ’s nachts door de straten met een ratel om dieven en ander geboefte geen kans te geven. Bij dat wachthuisje werd nu een grote weegschaal (“bascule”) geplaatst om de varkens, maar ook schapen, te wegen. Zo kon de koper zeker zijn of het beest zijn gewicht in geld waard was. In 1887 werd een nieuwe waag gebouwd tussen de tegenwoordige Janssteeg en Janslangstraat.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 105.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 65, 85, 388.
8 mei 1932 (zondag) Moederdag met taart in crisistijd
8 mei 1932 (zondag) Moederdag met taart in crisistijd Vandaag is het Moederdag. En zelfs in de crisistijd van de jaren dertig van de vorige eeuw lieten de Arnhemse banketbakkers zich op die dag van hun beste kant zien. En dan hebben we het inderdaad over de voor- en naoorlogse Arnhemse bakkersinstituten zoals Hagdorn (Arnhemse Meisjes). Landman (Turco taart) en Petri. Zij bakten een hele serie taarten voor de patiënten derde klasse van alle Arnhemse ziekenhuizen. Daarbij merkte de krant wat teleurgesteld op dat dit feest nog door te weinigen werd gevierd. Zo werden op zondag 8 mei 1932 de armste ziekenhuispatiënten, moeder of geen moeder, verrast.
9 mei 1950 (dinsdag) Herstelde Rijnbrug in gebruik
9 mei 1950 (dinsdag) Herstelde Rijnbrug in gebruik Drie noodbruggen waren tussen 1945 en 1950 nodig voordat op dinsdag 9 mei 1950 de herstelde Rijnbrug in gebruik kon worden genomen. Eerst lag ter hoogte van de huidige Nelson Mandelabrug de Campbell Bridge. De brug was genoemd naar het hoofd van de technische dienst van het eerste Canadese legercorps, brigadier Colin Alexander Campbell. De oversteek deed als allereerste noodvoorziening twee maanden dienst. Op 8 juni 1945 werden twee naast elkaar gelegen Baileybruggen, de Simonds- en Foulkesbrug geopend. Zo werden de twee Canadese generaals geërd onder wiens bevel Arnhem was bevrijd. De bruggen hebben acht maanden dienst gedaan, want vanaf 6 februari 1946 kon men via de derde Baileybrug, de Generaal Winkelmanbrug, de rivier oversteken. Deze brug, vernoemd naar de Nederlandse opperbevelhebber in de meidagen van 1940, lag op een deel van de pijlers van de oude Rijnbrug en extra aangelegde pijlers. Deze hoge en dubbele Baileybrug en was veel steviger dan de voorgaande twee noodbruggen. Ook het zwaardere vrachtautoverkeer kon nu de Rijn over. De uiteindelijke nieuwe Rijnbrug werd naast de Winkelmanbrug gebouwd. Op het laatste moment moest dus wel de Winkelmanbrug worden afgebroken, waarna de nieuwe brug op de juiste plek kon worden ‘gerold’. Toen dit alles achter de rug was, kon burgemeester Chris Matser op dinsdag 9 mei 1950 de huidige John Frostbrug openen.
Literatuur Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 60-70
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964. Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs), o.a. p. 37.
Vredenberg, J., Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs).
10 mei 1940 (vrijdag) Duitse inval en opblazen Rijnbrug
Na een eerste vuurgevecht tussen Nederland en Duitse soldaten bij Roermond om 01.40 uur op de tiende mei, begon de Duitse invasie met codenaam Fall Gelb (Operatie Geel) om 03.55 uur. Toen passeerde o.a. een Duitse pantsertrein de Nederlands-Duitse grens bij Zevenaar met als eerste doel de bruggen bij Westervoort en Arnhem. De spoorbrug over de IJssel werd om 04.15 uur door het Nederlandse leger opgeblazen en de oprukkende Duitse eenheden werden bij Fort Westervoort onder vuur genomen. Die tegenstand werd rond 09.30 uur gebroken. Bij de Rijnbrug bij Arnhem hield het 4de Regiment Huzaren de wacht. Rond 05.00 uur kreeg vaandrig Pieter Kooij de opdracht om de brug op te blazen. Dat gebeurde kort na vijf uur waarbij het olievrachtschip Onderneming, dat juist van de kade weg voer, op de ingestorte brug strandde. Even later werd ook de spoorbrug bij Oosterbeek opgeblazen (05.30 uur). De zuidelijke af- en oprit van de Rijnbrug bleek echter nog intact te zijn. Ten westen van de brug, stroomafwaarts ter hoogte van het Roermondsplein, lag de oude rivierkanonneerboot Hr. Ms. Freyr aangemeerd. Dit schip uit 1877, vernoemd naar de Germaanse god Freyr, wist met kanonschoten dat deel van de brug ook onbruikbaar te maken. Dit alles nam niet weg dat Duitse soldaten vanuit Westervoort rond 10.00 uur de Johan de Wittlaan opmarcheerden. Toen de Freyr richting de Grebbelinie wilde varen, werd het op de westelijke Rijnkade onder vuur genomen door de eerste gearriveerde zestig tot tachtig Duitse soldaten. Bij het vuurgevecht sneuvelde de 21-jarige matroos Cees van Slooten en ook zo’n tien Duitse soldaten lieten het leven. De Freyr voer vervolgens door om de Grebbelinie te versterken. Rond 11.00 uur was Arnhem in handen van de Duitse bezetter.
Literatuur en bronnen Boersema, J., De schipper die op de Rijnbrug strandde, 10 mei 1940. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 39 (2019), nr. 4, p. 182-187.
Jacobs, I.D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 12-19.
Jacobs, I.D., Arnhem 40-45. Zwolle 2014 (Uitgeverij WBooks), p. 44-51.
Janssen, G.B., De bewaking der bovenrivieren tijdens de meidagen van 1940. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 88 (1997), p. 140-166, vooral p. 157.
Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945. Deel 3 Mei ’40. ’s Gravenhage 1970 (Martinus Nijhoff), p. 93-94, 98-99.
Kerkhoffs, B., Driemaal Arnhem. Arnhem 1982 (Vroom en Dreesman en De Nieuwe Krant), p. 15-29.
Klijn, M., De stille slag. Joodse Arnhemmers 1933-1945. Westervoort 2003 (Uitgeverij Van Gruting), p. 87-92, 247 noot 1.
11 mei 1944 (donderdag) Verzet bevrijdt ‘Frits de Zwerver’ uit Koepelgevangenis
11 mei 1944 (donderdag) Verzet bevrijdt ‘Frits de Zwerver’ uit Koepelgevangenis Het is de verjaardag van NSB-leider Anton Mussert en op donderdagavond 11 mei 1944 wordt in Musis Sacrum, in het Wehrmachtheim, een groot feest gehouden. Veel Duitse soldaten en officieren zijn daarbij aanwezig.
Tweeënhalve kilometer verderop stoppen bij de Koepelgevangenis om 19.50 uur twee zwarte limousines, een Opel Olympia en een Ford V8. Uit één van de auto’s stappen twee Nederlandse marechaussees. Tussen hen in voeren ze een gevangene mee. Ze lopen naar de grote toegangspoort van de gevangenis, bellen aan en vertellen dat ze met hun gevangene vanuit Groningen op weg naar Nijmegen in Arnhem zijn gestrand. Ze vragen of de gevangene hier een nachtje ondergebracht kan worden. De portier vertrouwt het niet en opent de deur slechts op een kier. Op dat moment rammen de drie de deur open en houden een pistool onder de neus van de bewaker. Uit de twee auto’s komen dan nog zeven andere mannen aangerend die de eerste drie volgen naar het cellencomplex. De jonge mannen zijn verzetslieden van de LKP (Landelijke Knokploeg) en zijn uit heel Nederland opgeroepen om die avond ‘Frits de Zwerver’ te bevrijden. Dominee Frits Slomp, was samen met Heleen ‘Tante Riek’ Kuipers één van de landelijke leiders van de LO (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers). Als ‘Frits de Zwerver, in de gewelddadige verhoren van de SD (Sicherheitsdienst), doorslaat en de namen van medestanders prijs geeft, stort een groot deel van het verzetswerk in. ‘Frits de Zwerver’ moet en zal bevrijd worden, wat met deze spectaculaire actie ook lukt. Enkele dagen later worden enkele verzetsmannen, die met de bevrijdingsoverval hadden meegedaan, gearresteerd. Ze worden opgesloten in het Huis van Bewaring in de Arnhemse binnenstad. Een tweede verzetsactie is nodig en die vindt precies een maand later plaats op 11 juni. Over die bevrijding van 54 gevangenen meer in ‘Verleden Vandaag’ van die dag.
Literatuur Aerde, R. van e.a., Het Grote Gebod. Gedenkboek van het Verzet in LO en LKP. Kampen 1951 (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok). Twee delen met een herdruk in 1979.
Kaajan, D., Nieuw licht op arrestatie en bevrijding van Frits de Zwerver in mei 1944. In: Pierik P. van en B. van Nieuwenhuizen (red.), Elfde Bulletin van de Tweede Wereldoorlog (Soesterberg 2012), 251-324.
De Zwerver. Weekblad van de Stichting LO.-LKP, 1945-1949.
12 mei 1674 (zaterdag) Stadhouder Willem III versterkt positie in Arnhem
12 mei 1674 (zaterdag) Stadhouder Willem III versterkt positie in Arnhem In het voorjaar van 1674 werd het Lodewijk de Veertiende duidelijk dat zijn bezetting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1672 op een mislukking was uitgelopen. De ‘Zonnekoning’ verlegde zijn ambities en besloot om zijn troepen uit het oosten en zuiden van de Republiek terug te trekken. Zo verliet het |Franse bezettingsleger op dinsdag 21 april de stad. Ze namen wel twaalf Arnhemse gijzelaars mee als waarborg voor de toegezegde afkoopsom van f 160.000,-. De gevangenen werden na enkele maanden weer vrijgelaten (zie Verleden Vandaag van 10 april en 18 februari). De stad had nu wel een nieuw bestuur nodig. De man die gezien werd als redder van de Republiek en die het land had verlost van de Fransen besloot zijn machtspositie verder te versterken: de 23-jarige prins van Oranje, stadhouder Willem III. Dat kon hij ook doen omdat Holland snode plannen had met de drie gewesten die door de Fransen bezet waren gehouden. Holland wilde Utrecht, Gelderland en Overijssel niet meer toelaten tot de Staten-Generaal, maar rechtstreeks laten besturen door Holland en Zeeland. Zo’n machtspositie voor Holland zag Willem III niet zitten en wist het stemrecht van Gelderland in de Staten-Generaal te behouden. Bovendien verstevigde hij zijn greep op de benoeming van de bestuurders in Arnhem en Gelderland. Dit alles werd op 12 mei 1674 in Arnhem een nieuw bestuursreglement, de ‘magistraatsbestelling’ vastgesteld. Een jaar later wist hij zijn macht in een nieuw Regeringsreglement nog verder te vergroten. Om de stadhouder en zijn benoemde vrienden kon niemand meer heen. De kiem van een volgend conflict, de Gelderse Plooierijen’ was gelegd.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 296-297.
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 116-117.
Kotte, W., Van Gelderse Bloem tot Franse Lelie. De Franse bezetting van de stad Arnhem 1672-1674 en haar voorgeschiedenis. Arnhem 1972 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 94-103.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 462.
Potjer, M.R., Johan Ribbius, gegijzeld door de Fransen (1674). In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 32 (2012), nr. 3, p. 122-126.
13 mei 1865 (zaterdag) Musis krijgt een concertzaal
13 mei 1865 (zaterdag) Musis krijgt een concertzaal Tussen 1830 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland. De toestromende mensen waren in aantal vooral arme arbeiders van het platteland (Veluwe, Betuwe, Achterhoek) en werkzoekenden uit Pruisen (Duitsland bestond pas vanaf 1871) . Ze kwamen naar de stad omdat welgestelden uit het westen van het land in Arnhem gingen wonen. Onder hen veel oud-Indiëgangers die in de kolonie Nederlands-Indië fortuin hadden gemaakt met suikerplantages. Ook oud-bestuurders en gepensioneerde hoge militairen uit ‘de Oost’ kozen Arnhem als woonplaats. De opening van de spoorlijn in 1845 stimuleerde hun komst nog meer.
Naast de villa’s en herenhuizen die ze lieten bouwen, wilden ze natuurlijk ook ontspanning en vertier. Het in 1847 gebouwde Musis Sacrum bleek bij concerten te klein voor de toestromende gegoede burgerij. Op zaterdag 13 mei 1865 besluit de gemeenteraad daarom tot de bouw van een nieuwe concertzaal met 600 zitplaatsen. Een jaar later vond op 16 maart 1866 de feestelijke opening plaats. Het Caecilia-Concert vierde in deze eerste echte concertzaal van Arnhem zijn 275-jarig bestaan met muziekstukken van Beethoven (Egmont) en Wagner (Tannhäuser).
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 166.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 10, 23-28.
14 mei 1845 (woensdag) Opening R(h)ijnspoorweg Arnhem-Amsterdam
14 mei 1845 (woensdag) Opening R(h)ijnspoorweg Arnhem-Amsterdam De koning zou komen, maar hij kwam niet. Willem II liet op woensdag 14 mei 1845 verstek gaan door een ‘keelverkoudheid’. Zijn broer Frederik en zijn zonen, de prinsen Willem (de latere koning Willem III), Alexander en Hendrik, waren wel in Arnhem voor de opening van de spoorlijn. De liberale Arnhemsche Courant, die toch al niet veel op had met het autocratische koningshuis, gaf er enigszins smalend verslag van. Dit terwijl het gemeentebestuur opgeroepen had om de feestelijke opening van de Rijnspoorweg ‘op betamelijke wijze en met rechtmatige vreugde’ te vieren. Het stadsbestuur had het verder goed gezien, want ‘het weldadige belang’ van de treinverbinding voor Arnhem bleek al snel. Als groene stad aan de heuvels van de Veluwezoom trok het welgestelde dagjesmensen uit het westen, maar bovenal gepensioneerde renteniers uit Nederlands-Indië aan. Die wilden graag hun laatste levensjaren in ‘de genoeglijkste’ stad van het land doorbrengen.
Literatuur Arnhemsche Courant, 14 t/m 17-5-1845.
Burgers, T. en J. Vredenberg, Sporen naar Arnhem Centraal. Utrecht 2015 (Uitgeverij Matrijs), p. 16-19.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-57, 59, 62, 95-99.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 125-129.
Vredenberg, J. , Verwarring rond de molens bij de Amsterdamseweg. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 27 (2007), nr. 3, p. 62-65.
15 mei 1653 (donderdag) Eigen gilde voor wijn- en biertappers
15 mei 1653 (donderdag) Eigen gilde voor wijn- en biertappers In de Jansstraat recht tegenover de Pauwstraat staat op vijf meter hoogte de mooiste herinnering aan de tapperijen, herbergen, cafés en kroegen uit het verre verleden: ‘de Wildeman’. Genoemd naar een herberg en tapperij die hier al in de 16e eeuw stond. Aan het prachtig gekleurde beeldje, werden in het verleden fantastische betekenissen gekoppeld: het zou een spion van Huissen zijn. Die Kleefse enclave werd in 1502 belegerd Karel van Gelre en dan konden verraders niet gebruikt worden.. Of het zou de mythologische Hercules zijn, of een vervaarlijke struikrover, of ….. Niets van dat alles: het toch ook onbeholpen , en daardoor extra vertederende, beeldje verwijst naar een tapperij, later bakkerij, ‘de Roos in de Wildeman’. Andere fraaie namen van 17e-eeuwse tapperijen: In de Witte Wint en In ’t Rad van Avontuur. Al in 1550 is er sprake van een huis met de naam ‘De Wildeman’ en omstreeks 1600 wordt er in een processtuk gesproken over een beeld ‘De Wildeman’. Het beeld moet vervangen omdat ‘den ouden Wildeman ten deel van Reijn van Lunteren, half bij sinnen, int leste van sijn leven affgestoten is worden’.
Voor deze bier- en wijntappers was donderdag 15 mei 1653 een grote dag: ze kregen op een eigen gilde. In de gildebrief van dit nieuwe Tappersgilde van het stadsbestuur van die dag werden de rechten en plichten vastgelegd. Zo kregen zij het monopolie op bier en wijn tappen en daarmee waren de plaatselijke horecabedrijfjes beter beschermd tegen de tapperijen van niet uit Arnhem afkomstige ondernemers en de militaire tappers van het garnizoen. Maar er waren ook plichten: het verdunnen van wijn was natuurlijk uit de boze en van herbergiers die ‘lichtvaardig volk’ onderdak gaven werd het lidmaatschap ontnomen. Bovendien moest ieder gildelid elk jaar een vat bier ter waarde van zes gulden aan het gilde schenken.
Literatuur Klep, P.M.M., De Arnhemse ambachtsgilden (1591-1700). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 202-203.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 162, 382.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 455.
Potjer, M. R., In de witte Wint: aalmoesbussen en herbergen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 21 (2001), nr. 2, p. 64-71.
16 mei 1907 (donderdag) Opening elektriciteitscentrale
16 mei 1907 (donderdag) Opening elektriciteitscentrale Een jaar eerder was de bouw gestart en op donderdag 16 mei 1907 was het zover, de opening van de Elektrische Centrale aan de Nieuwe Kade. De plek was strategisch gekozen, want voor het opwekken van stoom was veel water (condensatieproces) en steenkool (brandstof) nodig. Deze twee materialen waren met de Rijn voor de deur ruim en snel voorhanden. De machines die een hoogspanning van 10.000 Volt opwekten, waren de eerste van deze soort in Nederland. Elektriciteitsgebruik werd een groot succes en de centrale werd voortdurend aan de stijgende vraag aangepast. Niet alleen particulieren en bedrijven gingen over op elektriciteit. Ook de gemeentelijke gaslantaarns werden vervangen door elektriciteitsverlichting. Om tegemoet te kunnen komen aan die groei werd in 1921 aan de achterkant een groot ketelhuis aangebouwd. Helaas kon de gemeente Arnhem hier niet lang van profiteren, want de provincie (P.G.E.M.) zou alle elektriciteitsnetwerken gaan exploiteren. Nijmegen kreeg de productiecentrale toegewezen en Arnhem kreeg in 1939 als tegenprestatie het hoofdkantoor van de provinciale elektriciteitsmaatschappij aan de Utrechtseweg. De centrale op de Nieuwe Kade heeft tot 1938 gefunctioneerd. Het pand werd hierna het onderkomen van de firma Thomassen en de firma Kaptein. Toen de maker van de succesvolle brommer Kaptein Mobylette in 1954 verhuisde naar de Dr. Lelyweg werd de voormalige elektriciteitscentrale gesloopt.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 137.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p. 150-151.
Stenfert Kroese, H.E. en D. W., Neijenesch, Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling. Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), p. 67-69.
Vredenberg, J., “Trotse kastelen” voor een nieuwe tijd: Arnhemse architectuur van elektriciteitsbedrijven. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 25 (2005), nr. 2, p. 72-82.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem. Utrecht, 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 55-56.
17 mei 1499 (vrijdag) Veer tussen Arnhem en de Praets in erfpacht
17 mei 1499 (vrijdag) Veer tussen Arnhem en de Praets in erfpacht ‘Arneym’ vindt de middeleeuwse omschrijvingen van de dagen in het jaar prachtig. Neem nu 17 mei 1499. In een Arnhemse kroniek is dat ‘Int jaer onss Heren duysent vierhondert negen en tnegentich, des frijdaiges na den sonnendach Exaudi’. Die ‘sonnendach Exaudi’ is de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren als een kerkelijk lied begint met Exaudi Domine: “Hoor mij aan Heer”. Op die dag verklaarden de rigter en schepenen van de stad dat ridder Evert van Wilp het halve veer bij de stad in eeuwige erfpacht genomen heeft. Het eigendomsrecht bleef bij het kapittel van de St. Pieterskerk in Utrecht, maar ridder Evert en zijn nazaten mochten het voor de helft uitbaten. Nu had het geslacht Van Wilp, die hun thuisbasis in die Gelderse plaats bij Voorst hadden, als leenheer van de bisschop van Utrecht al een sterkte band met de Domstad. Die werd met de erfpacht van het Arnhemse veer alleen maar sterker. In 1601 koopt de stad van het St. Pieter Kapittel alle veerrechten op om, twee jaar later op die plek de schipbrug te bouwen. Zie daarvoor Verleden Vandaag van 4 december (1601).
Literatuur Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-440.
Noordzij, A.G.A., De late middeleeuwen: ridderschap, vorst en territorium. In: Jacobs, I.D. (red.), Adel en ridderschap in Gelderland. Tien eeuwen geschiedenis. Zutphen 2013 (WBooks / Gelders Archief), p. 28-51, p. 49.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 171.
Wientjes, R.C.M., Arnhem, Wageningen en het veer op de Praats. In: Bijdragen en Medede(e)lingen Gelre, deel LXXVI (1985), p. 9-19.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 12-14.
18 mei 1878 (zaterdag) Problemen paardentramlijn Arnhem-Velp
18 mei 1878 (zaterdag) Problemen paardentramlijn Arnhem-Velp De Arnhemse gemeenteraad was ‘not amused’ op zaterdag 18 mei 1878. Twee jaar eerder had de heer B. Rutgers uit Doesburg vergunning gekregen voor de aanleg van rails over de singels, Steenstraat en Velperweg voor een paardentram tussen Arnhem en Velp. Er gebeurde echter vervolgens niets. Aanmaningen van het gemeentebestuur aan Rutgers om nu eens gebruik te maken van de aan hem verleende concessie waren tegen dovemansoren gericht. Rutgers vroeg zelfs op deze 18e mei 1878 formeel uitstel van de aanleg en exploitatie aan. Dat verzoek werd door de raad geërgerd van de hand gewezen. Intussen was wel duidelijk geworden dat van Rutgers niets te verwachten viel. Een jaar later ging de ‘concessie ’daarom over op Arnhemmer D. van der Heyden. Die opende een jaar later, op 3 mei 1880, de paardentramdienst voor het publiek. Dat werd een groot succes, zowel voor het Arnhemse publiek als voor de investeerders in de N.V. Arnhemsche Tramweg-Maatschappij. Zij kregen elk jaar een dividend uitgekeerd op hun ingelegde geld. Als Rutgers uit Doesburg dat had geweten in 1878, dan waren de zaken wellicht anders gelopen. Ach ja, kennis achteraf.
Lees meer in Verleden Vandaag over de paardentram. 6 april (1895) uitbreiding netwerk paardentram door Spijkerkwartier 2 januari (1911) vervanging van de paardentram in 1911 door de elektrische tram.
Literatuur Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem. Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 6-8.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 123.
Iddekinge, P.R.A., Van omnibus tot trolleybus. In: Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar Openbaar vervoer in en om Arnhem. Leiden 1964 (Uitgeverij E.J. Brill), p. 1-87, p. 12-16.
Nusteling, H.P.H., Verkeer en vervoer tot 1945. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 160-189, p. 165.
19 mei 1851 (maandag) Einde van molen De Verwachting
19 mei 1851 (maandag) Einde van molen De Verwachting De vooruitgang eist zijn tol. Met de opening van de Rijnspoorweg tussen Arnhem en Amsterdam in 1845 (zie Verleden Vandaag van 14 mei) was ook het lot bezegeld van de twee windmolens direct buiten de vroegere St. Janspoort. Zeker toen rond 1850 één van de wieken van de molen De Harmonie op het spoor terecht kwam. Dit vlak nadat een koninklijke trein met Willem III was gepasseerd.
Molen De Harmonie werd door de aanleg van de spoorlijn gescheiden van molen De Verwachting die in het verlengde van de Bergstraat ten zuiden van het treintraject lag. Later werd dit de, nu al weer verdwenen, Bovenbergstraat. Die weg moet niet verward worden met de even verderop gelegen Bovenbrugstraat. Vanaf maandag 19 mei 1851 werden de windmolen en bijbehorende gebouwen in fasen gesloopt. Een pittoresk panorama op Arnhem met de molens tegen de achtergrond van de beboste heuvels en uitzicht op de Betuwe verdween daarmee. Er kwam nieuw cultuurhistorisch schoon voor in de plaats: neoclassicistische villa’s van renteniers die in het koloniale Nederlands-Indië hun fortuin hadden gemaakt: Van Braam, Bosch, Stokvis, d’Abo, enz.
Literatuur In de literatuur werden de twee molens vaak met elkaar verwisseld. Arends (website) en Vredenberg (AdG 2007) hebben uiteindelijk de misverstanden en verschrijvingen op een rijtje gezet.
Crone, C.F.A. en J. Vredenberg, De Burgemeesterswijk. Wonen op stand bij Park Sonsbeek in Arnhem. Utrecht 2007 (Uitgeverij Matrijs), p. 18.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 101.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-57, 59, 62, 95-99.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 464-465.
Vredenberg, J., Heijenoord en Lombok. Van landgoed tot stadsuitbreiding in Arnhem. Utrecht 2005 (Uitgeverij Matrijs), p. 12-15.
Vredenberg, J. , Verwarring rond de molens bij de Amsterdamseweg. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 27 (2007), nr. 3, p. 62-65.
20 mei 1530 (dinsdag) Nieuwe belasting om Rijnverlegging te betalen
20 mei 1530 (dinsdag) Nieuwe belasting om Rijnverlegging te betalen Het is één van de verstrekkendste gebeurtenissen in de Arnhemse geschiedenis: de verlegging van de Rijn tussen 1530 en 1536 in opdracht van Karel van Egmond, hertog van Gelre: ‘dat men den Rijnstroem durch den stranck narer verbij onss stat alhyer leyden sall’. Twee hoofddoelen had de hertog met zijn besluit. In de eerste plaats wilde hij Arnhem een extra verdediging geven door de Rijn vlak langs de stadsmuren te laten stromen. Ook wilde hij schippers verleiden om meer de Rijn dan de Waal te kiezen als vaarroute tussen het oosten (Duitse rijk) en het westen van ons land. Het afsnijden van de rivierbocht bij Arnhem zou hem en de stad Arnhem meer tolinkomsten opleveren. Maar ja, dan moet er gegraven worden, al wordt daar een oude rivierbedding (strang) voor gebruikt: wie gaat dat doen en wie gaat dat betalen? Het stadsbestuur van Arnhem, aan wie de opdracht voor de Rijnvergraving was gericht, had er wel een oplossing voor. Via de middeleeuwse ‘graaf- en karrenplicht’ werden inwoners van de omliggende plaatsen opgetrommeld om zes jaar lang het graafwerk te doen. En er werd een extra belasting geheven op de eerste levensbehoeften van de Arnhemse burgers: bier en meel. Die ‘nieuwen en verhoogden accijs op het gemaal’ van de stadsmagistraat werd natuurlijk op dinsdag 20 mei 1530 door de hertog goedgekeurd.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 270-271, 464-465.
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 1, p. 130-137.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 189-190.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 26-27.
21 mei 1864 (zaterdag) Gratis rivierbad , maar 2 cent voor schipbrug
21 mei 1864 (zaterdag) Gratis rivierbad , maar 2 cent voor schipbrug In de loop van de tijd heeft Arnhem verschillende rivierzwembaden in de Rijn gehad. Bij de Nieuwe Kade lagen tussen 1906 en 1936 twee gescheiden zwemgelegenheden: één voor de arme inwoners (‘min- enonvermogenden’) en één voor Arnhemmers die de toegang konden betalen. Toen zwembad Thialf en het Sportfondsenbad hun poorten rond 1932 openden, werd dit bad bij de Elektrische Centrale gesloten. Na de oorlog kende Arnhem-Zuid ook een aangelegd rivierbad aan de Malburgse Bandijk (bij de Veerpolderstraat, 1947-1957). Het oudste rivierbad werd in 1847 naast de schipbrug bij de Praets geopend. In ‘de drijvende bad- en zweminrigting’ was tussen planken een zwemplek met een heuse ‘hoge’ duikplank gecreëerd. Extra netten zorgden er voor dat de zwemmers niet met de stroom werden meegesleurd. Kleedhokjes waren er ook, maar douchen was tot de eeuwwisseling niet mogelijk. Het rivierbad stond onder gemeentelijk beheer en op zaterdag 21 mei was agendapunt 8 in de raadsvergadering ‘REGELEN omtrent het beheer en gebruik van de badinrigting te Arnhem’. Zo stond in artikel 5 dat het bad geopend was van juni t/m augustus zowel ‘tot baden als zwemmen en tot verkrijgen van onderrigt in de zwemkunst’. De ‘min- en overmogenheden’ hadden gratis toegang, maar voor hen was de overtocht over de schipbrug voor 2 cent al een te grote financiële barrière om een duik in het rivierbad te nemen.
Literatuur Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem. Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), p. 5-6, 32, 86.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
22 mei 1627 (zaterdag) Weemoedig biertje op een zonnige Klingelbeek
22 mei 1627 (zaterdag) Weemoedig biertje op een zonnige Klingelbeek De meester van de Franse School in Arnhem, David Beck, besloot het er van te nemen op zijn vrije zaterdag in 1627. Aangetrokken door het prachtige zomerse weer wandelde hij met zijn vriend, de schilder Herman Breckerveld (de maker van dat iconische schilderij met de brand in de Grote Kerk), naar de Klingelbeek. Ze drinken daar, waarschijnlijk bij de waterkorenmolen De Hes een ‘mol’. Dat drankje was zo’n beetje dagelijkse kost in de 17e eeuw voor de Arnhemmer. Het was een wit, zoetig biertje met een laag alcoholpercentage. Rozig van de zon, wat loom door de wandeling en het bier mijmerde de 34-jarige David over zijn vroegere, op niets uitgelopen, verliefdheid op Susanne van Dremmen. Pas tegen het donker zijn de mannen weer terug in de stad en om elf uur dook David het bed in. Deze en andere wandelingen inspireerde David tot een sonnet op Arnhem. Een fragment daaruit, waarbij het lijkt of hij op de heuvels van de Klingelbeek staat. De stad is in de ogen van Beck paradijs (Hof van Eden) en centrum van de rechtspraak (Themis edel hof). Maar bovenal de vrolijkste van alle steden.
“Gins praelt in het blaeuw gebercht van Elten, Cleef en dat Op sijner cruijnen draecht die schoon stoute stadt Daer Betuwes landdouw; rondtom mij her een Eden
Maer als ik onze stadt dan zie in ’t schoonste deel Als Themis edel hof en ’s adels lust-prieel Dan roep ik Aernhem uijt de vrolijkste aller steden”
Blaak, J., Een schoolmeester in Arnhem. Het journael ofte Dag-boeckje van David Beck, 1626-1628. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 4, pp. 108-185.
Blaak, J. (red.), Mijn voornaamste daden en ontmoetingen. Dagboek van David Beck Arnhem 1627-1628. Hilversum 2014 (Uitgeverij Verloren), p. 70.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 72-83.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (Uitgeverij SUN), p. 40.
23 mei 1844 (donderdag) Einde manege en ‘Piquer Baan’
23 mei 1844 (donderdag) Einde manege en ‘Piquer Baan’ Vanaf 1829 verliep de sloop van de vestingwallen met de grachten, bastions, bolwerken en ravelijnen stap voor stap. Zo werd in 1834 de gracht tussen de Velperpoort en het ‘Manége bolwerk’ gedempt. Die naam had dit vestingwerk te danken aan de paardenstallen van de ‘stadscaserne’ die hier sinds 1819 stonden. Toe verhuisde de hoofwacht, door de bouw van het nieuwe Gouvernementsgebouw op de Markt, naar deze plek achter het Catharinagasthuis. Die ‘Blauwe Kazerne’ op het voormalige gasthuisterrein had geen nut meer toen de Willemskazerne in 1837 gebruik werd genomen. Het kazernegebouw functioneerde nog als voorraadmagazijn tot in de Tweede Wereldoorlog. Tien jaar na de droogleging van dit grachtgedeelte startte men op 23 mei 1844 met de afbraak van het manegegebouw zelf. Daarmee verdween ook het al in de 18e eeuw bestaande inrij- en oefenterrein voor de paarden, de ‘Piquer Baan’. De open vlakte werd jaren later omgedoopt tot het Koningsplein. Op de stevige ondergrond van het bolwerk werd in 1864 de stadsschouwburg gebouwd.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Janssen, G. B, Van bolwerk tot bunker. Militaire complexen in Arnhem. Utrecht 2000 (Uitgeverij Matrijs), p. 17.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 33.
Scholten, F., De vesting Arnhem. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 20-23.
24 mei 1650 (dinsdag) Misverstand rondom weduwenpand
24 mei 1650 (dinsdag) Misverstand rondom weduwenpand Over het Nassausch Weduwenhuis, dat tot 1806 in de Kerkstraat stond, hebben zich heel wat oude en moderne historici het hoofd gebroken. Ondanks dat Albert Oltmans in 1928 al stap voor stap alle misvattingen en fouten op een rijtje zette, is een beschrijving van dit weduwenhuis geen gemakkelijke klus. Op verschillende websites en blogs treffen we nog steeds de oude misvattingen, veelal gebaseerd op Markus’ beschrijving, aan. ‘Arneym’ doet een poging tot een correcte weergave en beperkt zich daarbij tot de stichting en de plaats van het weduwenhuis. In Markus staat dat het weduwenhuis in 1650 is gesticht. Dat moet 1606 zijn. Toen liet de in Arnhem wonende weduwe van graaf Lodewjik Gunther van Nassau, Anna Margaretha gravin van Manderscheid en Blankenheim, 2.000 gulden na ‘umb daervan te kopen een wonunge binnen de stadt Arnhem voer ses olde vrouwepersonen, haer bekennende tot die Gereformeerde Christelyke religie’. Door haar huwelijk was Anne trouwens de schoondochter van Johan/Jan van Nassau, de broer van Willem van Oranje en stadhouder van Gelderland in Arnhem in 1579. De vergissing van Markus is enigszins verklaarbaar omdat in het Oud Archief van Arnhem het oudste reglement van het weduwenhuis ligt met de datering 14/24 mei 1650. Dat het weduwenhuis in (een deel van) het Presickhaeffshuys aan de Kerkstraat 19 was gevestigd, is ook weerlegd door Oltmans. Het lag drie deuren noordwaarts met huisnummers 16-16c. Dat pand werd in 1806 afgebroken, maar omdat in bijschriften bij oude tekeningen en foto’s de trapgevel van het Presickhaeffshuys voor die van het weduwenhuis werd aangezien, lag een nieuwe vergissing voor de hand. Want, om het completer te maken, achter Kerkstraat nr. 9 (weer enkele deuren noordwaarts) was sinds 1575 het Roomsch Catholyk Vrouwenhuis gevestigd.
Literatuur Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), p. 16-18.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 219-220.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 2, 158, 183.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 46.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 344-345.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 453.
Oltmans, A., Het Nassausche Weduwenhuis te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 31 (1928), p. 155-180.
Stempher, A.S., Het Presickhaeffs Huys Kerkstraat 19 te Arnhem. Arnhem 1959 (Twentsche Bank-van Ranzow’s Bank), p. 5.
25 mei 1806 (zondag) Geboortedag belangwekkende stadsarchitect Heuvelink sr.
25 mei 1806 (zondag) Geboortedag belangwekkende stadsarchitect Heuvelink sr. Met recht een zondagskind kan Hendrik Jan Heuvelink sr. worden genoemd. Zijn betekenis voor het stadsaanzicht van Arnhem kan niet vaak genoeg genoemd worden. Zijn befaamde ‘Plan tot uitbreiding van de stad Arnhem’ uit 1853 legde de basis voor de zo kenmerkende groene singels met de witte herenhuizen (‘Arnhems Blond’). In 1841 was hij Anthony Aytink van Falkenstein opgevolgd, eerst als tijdelijk vanaf 1849 als vaste, stadsarchitect. Eén van zijn eerste opdrachten was het ontwerp van een gebouw voor het Genootschap Kunstoefening. Bij die instelling, had Heuvelink ook zijn bouwkundige scholing gehad. Het is, naast de synagoge in de Pastoorstraat, één van de weinige panden van zijn hand die nog in de stad staat. Restaurant Sushi Koi verblijft nu aan het Gele Rijdersplein hierin. Het Stedelijk Ziekenhuis uit 1848 ging ten onder aan de oorlogsverwoestingen. Alle creaties van Heuvelink hebben een sobere neoclassicistische basis met daarop talloze variaties en aanvullingen. Die eclectische stijl zien we ook in enkele singelhuizen van zijn hand terug. Maar bovenal zal hij de man blijven van het uitbreidingsplan van 1853.
Literatuur Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 31-38.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 15-18, 61.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
26 mei 1541 (maandag) Willem ‘de Rijke’ laat het in Parijs breed hangen
26 mei 1541 (maandag) Willem ‘de Rijke’ laat het in Parijs breed hangen In 1538 blies de roemruchte Karel van Egmond, hertog van Gelre op 70 -jarige leeftijd op het Hof te Arnhem zijn laatste adem uit. Een half jaar daarvoor had hij van de Gelderse steden en ridderschap gehoord dat hij door hen niet meer werd erkend als landsheer. Als nieuwe heer kozen zij Willem II, hertog van Gulik, Kleef en Berg. Dat ‘verraad’ was zo’n klap voor Karel van Gelre dat het zijn toch al naderende dood versnelde. Willem had de bijnaam ‘de Rijke’ en daarmee hoopten de steden voor een tijdje van de steeds maar hogere belastingen van Karel af te zijn. Achter hertog Willem werd de schaduw van de werkelijke machtsspeler in de regio, keizer Karel V, echter steeds groter. Arnhem zette alles in op de nieuwe hertog Willem. De stadsmagistraten luisterden dan ook licht geërgerd op maandag 26 mei 1541 naar enkele hoge functionarissen van de hertog. Die doen op het Hof aan de Markt uitgebreid en omslachtig verslag van een reis van Willem naar Frankrijk. In Parijs en op het fraaie kasteel van Amboise aan de Loire had de hertog meegedaan met allerlei luxe diners en riddertoernooien. De Arnhemmers vroegen zich af: had de hertog dat geld niet beter kunnen besteden aan verlichting van de belastingdruk of aan versteviging van de vestingwerken van de Gelderse steden? Willems reis naar Parijs was inderdaad een slecht voorteken voor Gelres onafhankelijkheid. Twee jaar later, bij het Tractaat van Venlo, boog Willem letterlijk voor Karel V. De laatste van de zeventien Nederlanden was gevallen voor de keizer van het Duitse Rijk. Die behalve koning van Spanje nu ook heer van alle Nederlanden was.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 139-145.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 153-156.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 208.
27 mei 1966 (vrijdag) Wat is ‘kunst’ op Sonsbeek ’66?
27 mei 1966 (vrijdag) Wat is ‘kunst’ op Sonsbeek ’66? Met de kennis van nu kunnen we de vijfde grote Sonsbeektentoonstelling, die in 1966 de toepasselijke naam’ Sonsbeek ‘66’ had, als de laatste grote ‘klassiek-traditionele’ beeldententoonstelling zien. Daar dachten studenten van de Arnhemse Bosbouwschool (nu Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp) anders over. Hun school was toen gevestigd in de Witte Villa / Villa Sonsbeek. Zo konden ze tijdens de opening op vrijdag 27 mei vrij eenvoudig een eigen ‘modern’ kunstwerk naar binnen smokkelen. Het oplettende tentoonstellingscommissielid en Kröller-Müllerdirecteur Rudi Oxenaar (1925-2005) ontdekte het vrolijke bedrog. Een andere ‘zaak’ die de aandacht trok was het Sonsbeekpaviljoen. Voor de kleinere beelden had architect Aldo van Eyck (1918-1999) dit bouwwerk gemaakt. Op een beperkte oppervlakte had hij met betonblokken toch een klein doolhof met halfronde nissen en rechte doorgangen weten te maken. Van Eycks Sonsbeekpaviljoen werd zelf een kunstwerk en staatsinds 2005 in het Kröller-Müller Museum. Toen de tentoonstelling op 25 september sloot, hadden 85.000 mensen de 176 beelden in Sonsbeek bekeken.
Literatuur Hofman, H., De eerste Sonsbeek tentoonstellingen (1949-1971) Een haperende traditie. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 36 (2016), nr. 2, p. 79-91.
de Volkskrant, 25 en 28-5-1966.
28 mei 1892 (zaterdag) Gratis, vier of zes cents entree in het volksbadhuis
28 mei 1892 (zaterdag) Gratis, vier of zes cents entree in het volksbadhuis Het staat er nog steeds, dat prachtige neo-renaissancistische symbool van de hygiënische revolutie in Arnhem: het Volksbadhuis in de West-Peterstraat. Het mocht ook eindelijk wel toen het op 1 oktober 1892 werd geopend. Al teveel dodelijke slachtoffers waren bij verschillende epidemieën (cholera, dysenterie, enz.) in de voorgaande decennia onder de arme Arnhemse bevolking gevallen. Procentueel gezien scoorde de stad zelfs als één van de slechtste plaatsen in het land qua hygiëne voor de ‘min- en onvermogende klasse’. Toch waren er wel wat raadvergaderingen in 1892 voor nodig voordat op 28 mei besloten werd om aan de dat jaar opgerichte ‘Vereeniging Volksbad’ grond af te staan voor de bouw van een badhuis. Er werd wel een voorwaarde aan verbonden: minstens 30.000 gratis baden per jaar voor de schoolgaande kinderen uit de laagste volksklasse. Volwassenen betaalden voor een bad doordeweeks vier cent (inclusief zeepje en handdoek) en op vrijdag en zaterdag zes cent. Het badhuis werd een groot succes. En wat het ‘schoonste‘ is: het badhuis, inclusief fraai gevelopschrift, heeft de tand des tijds en de dreiging van diverse sloophamers glansrijk doorstaan.
Literatuur Burgers, T., Badhuizen in Arnhem. Hygiëne voor het volk. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 40 (2020), nr. 1, p. 22-40, p. 26-29.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 130.
Verslagen der zittingen van den Gemeenteraad, 1892. Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 42-43 en 56-57. Wolters van der Weij, A.C.S., Jan Hendrik Persijn 18234-1910 / Jan Persijn 1864-1917 In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 82-83.
29 mei 1886 (zaterdag) Klarenbeekse bos gered voor Arnhemmers
29 mei 1886 (zaterdag) Klarenbeekse bos gered voor Arnhemmers De parken Klarenbeek en Angerenstein behoorden tot 1886 tot één groot landgoed. In 1807 kocht de adellijke familie Van Pallandt op een veiling het hele gebied. Na de dood van de baron en in 1885 zijn vrouw besloten de erfgenamen het landgoed van de hand te doen. Het gebied ten zuiden van de Rozendaalseweg, park (en nu woonwijk) Angerenstein, werd eigendom van de familie Lüps. Het Arnhemse stadsbestuur was bang dat het noordelijk deel in handen van projectontwikkelaars zou vallen en vervolgens opgesplitst en verkaveld zou worden. Dit gebeurde op hetzelfde moment namelijk ook al met delen van het landgoed Sonsbeek. Eerst werd in een besloten raadsvergadering van 1 mei het college van burgemeester en wethouders gemachtigd om op de openbare veiling bij notaris F.W.L. van Eck een bod uit te brengen. De aankoop van het 100 hectare Klarenbeekse bos met veel ‘opgaande bomen’ voor het bedrag van f 242.885,39 werd tenslotte in de raadszitting van zaterdag 28 mei definitief goedgekeurd. Zo werd de stad een geweldig wandelgebied met ‘de Steenen Tafel’ rijker. Dertien jaar later zou de aankoop van park Sonsbeek volgen, maar Klarenbeek was het eerste openbaar-toegankelijke landgoed dat bovendien vrijwel haar oorspronkelijke landschappelijke karakter behield.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
Rhoen, R.P.M., Klarenbeek in de wandeling. Arnhems eerste stadspark 1886-1986. Arnhem 1986 (Gemeentearchief Arnhem), p. 19-21.
Schulte, A.B.C., ‘Bij Arnhem’ – een Mondriaan gelokaliseerd. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 23 (2003), nr. 4, p. 190-192.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), p. 45-72, p. 63-65.
Werkgroep Historie Angerenstein, Angerenstein. Van landgoed tot woonwijk. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 22-31.
30 mei 1425 (maandag) Arnhem wil Arnold en niet Adolf
30 mei 1425 (maandag) Arnhem wil Arnold en niet Adolf De steden in Gelderland waren rond 1400 een machtsfactor van betekenis geworden in de machtsstrijd om Gelderland. In de Verbondsbrief van 1418 hadden ze hun eendrachtige positie ten opzichte van hun landsheer, de hertog van Gelre, vastgelegd. Die Verbondsbrief wordt door sommige historici en politici gezien als het fundament van de burgerlijke bestuursinvloed in de provincie. Toen hertog Reinald IV in 1423 kinderloos stierf, grepen de steden opnieuw hun kans. Ze huldigden de dertienjarige Arnold van Egmond, de kleinzoon van de zus van Reinald, als hun heer. Die zou de grondlegger worden van het Huis van Egmond in Gelderland met als laatste telg de vermaarde Karel van Egmond, hertog (1492-1537) van Gelre. Dat stak andere hoge edelen in de regio en vooral Adolf, hertog van Gulik en Berg. Die kreeg de steun van de formele hoogste gezagsdrager, de Rooms-koning Sigismund van het Heilige Roomse (=Duitse) Rijk. Sigismund was immers de leenheer van de hertog van Gelre. Hij beval idaarom n een brief van maandag 30 mei 1425, ‘veertzienhondert jair ind dair nach in dem XXV jare, am neesten midwechen nach dem. heiligen Pynstdach’, Arnold te ‘verlaten’ en Adolf als ‘erfheer te ontvangen’. Arnhem en de andere steden hadden daar in 1425 geen boodschap aan en bleven voorlopig Arnold trouw.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 105-109.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 116-119.
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 103-108.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 208.
31 mei 1952 (zaterdag) Sonsbeek ’52 toen en Arnhem nu
31 mei 1952 (zaterdag) Sonsbeek ’52 toen en Arnhem nu Vier dagen geleden schreven we in deze rubriek over de opening van de vijfde Sonsbeektentoonstelling in 1966. Vandaag is het zeventig jaar geleden dat de tweede Sonsbeektentoonstelling werd geopend. Na het succes van de eerste beeldententoonstelling in Sonsbeek in 1949 werden al snel plannen gemaakt voor de volgende tentoonstelling met internationale beeldhouwkunst. En ook al is het nu zeventig jaar geleden dat de expositie werd gehouden, we kunnen nog steeds enkele iconische beeldhouwwerken van Sonsbeek ’52 in de stad bewonderen. Meest in het oog springend is natuurlijk ‘Le Grand Cerf’ / Het Hert’ van François Pompon op het Willemsplein. Maak ook het officiële oorlogsmonument van de stad ‘Mens tegen Macht’ van Gijs Jacobs van den Hof (nu op het Kerkplein/Audrey Hepburnplein) werd toen voor het eerst geëxposeerd. En dat beeld was niet de enige verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog. Naast de vijver van het stadhuis staat ‘Phoenix’ van Ossip Zadkine. Zeven jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog herrees Arnhem, ook met deze tentoonstelling, als de mythologische vogel uit de eigen as.
Bemmel, H. Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315.
Brink, T., Fietsroute Sonsbeek. Oude Sonsbeekwerken in de openbare ruimte Arnhem. Arnhem 2021 (Stichting Kunst in de Publieke Ruimte).
Hofman, H., De eerste Sonsbeek tentoonstellingen (1949-1971) Een haperende traditie. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 36 (2016), nr. 2, p. 79-91.
Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
Vastenavond 1523 (dinsdag) Elisabeth, hertogin van Gelre, viert carnaval in Arnhem
Het was altijd een gevecht tussen de vier steden van Gelre: waar gaan de hertog en hertogin ‘vastelavont’ vieren? Nu was Karel van Gelre voortdurend op (oorlogs)pad en daarom spitste de strijd zich toe op zijn echtgenote, Elisabeth van Brunswijk. Behalve de eer en grote festiviteiten stonden ook financiële belangen op het spel. Want de luxe maaltijden gingen vergezeld van de nodige vaten bier en wijn. Die werden door de plaatselijke handelaars geleverd. Daarnaast was het de gewoonte dat de hertogin kwistig met geldbedragen strooide om haar erkentelijkheid aan de Arnhemmers te tonen.
Zo ook in 1523: in het Wijnhuis op de Grote Oord werd een twee dagen durende ‘vastelavont’ gehouden, waarbij de ‘Raeden, Burgemeesteren (Arnhem had er twee), Jufferen en Burgherkijnderen’ aanwezig waren. Muziek luisterde het geheel op: ‘harpen- en trommelslegers, trompetten en pijpers’ (fluiten). Een extra beloning kreeg de blinde speelman. De totale kosten voor ‘den Genadighen Vrouwe’ waren 23 goudguldens en tien florijnen.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 83-84.
2-3-1612 (vrijdag)
(contra)remonstranten: quade humeuren van bavianen en slijkgeuzen
2-3-1612 (vrijdag) (contra)remonstranten: quade humeuren van bavianen en slijkgeuzen Op 2 maart 1612 stuurde het Arnhemse stadsbestuur een brief aan stadhouder Maurits waarin het om militaire hulp vroeg en de prins waarschuwde. Dit allemaal “tot afwering der schadelijke en lasterlijke ketterijen door sommige quade humeuren in den staat in gevoerd en strekkende tot scheuring onder de provinciën en infractie der landvorstelijke hoogheid”. De politieke macht en het ‘ware’ geloof is de inzet van een protestantse broederstrijd tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) van de Tachtigjarige Oorlog. De remonstranten, aanhangers van de ideeën van de Leidse hoogleraar Arminius, stonden tegenover volgelingen van een collega-professor van hem, Gomarus en zijn contraremonstranten. Niet alleen was de inzet een interpretatie van de Bijbel en de predestinatieleer (is de mens vooraf voorbestemd voor de hemel of hel). Het ging er ook om of de Staten-Generaal of de Gewestelijke Staten een bepaalde richting op konden leggen aan de inwoners. De Arminianen (rekkelijken, vrijzinnigen) dolven op de Nationale Synode in Dordrecht van 1619 uiteindelijk het onderspit. Hun tegenstanders verbasterden de naam Arminianen al snel tot ‘bavianen’. De Gomaristen (preciezen, orthodoxen werden op hun beurt ‘slijkgeuzen’ genoemd, omdat ze liever met modder aan hun schoenen een kerk verder liepen dan in een remonstrantse kerk het Woord Gods te moeten beluisteren. In Arnhem moesten de remonstranten ook formeel het veld ruimen, maar een kleine Remonstrantse Broederschap bleef altijd bestaan. Sinds 1926 hebben ze een fraai kerkgebouw aan de Parkstraat.
Literatuur Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en Boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 54.
Klerck, J. de, Johannes Fontanus (1545-1615). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 260-261.
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 266.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 427.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem. Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 49.
3-3-1888 (zaterdag) Ingrijpende renovatie schouwburg Hoe anders, dan de afgelopen twee jaar in de gemeenteraad, was de stemming in de raadszitting van 3 maart 1888. Zonder al te uitvoerige discussie en zelfs zonder hoofdelijke stemming ging de raad akkoord met een ingrijpende verbouwing van de Stadsschouwburg. Het voor die tijd toch forse bedrag van fl 37.400,- werd niet alleen aan de (brand)veiligheid besteed. Bijna alles in het theater kreeg een opknapbeurt: opslagruimtes, artiesteningang, foyer, directiekamers, toiletten, verwarming en gasverlichting. Dit alles nog geen vijfentwintig jaar nadat de schouwburg in 1865 was geopend. Het zou niet de laatste renovatie zijn totdat het pand in 1934 volledig afbrandde (zie Verleden Vandaag 27-12). Op dezelfde plek verrees in 1938 een nieuw gebouw dat nog steeds de kern vormt van het huidige stadstheater. En opnieuw staat die voor een ingrijpende kostbare verbouwing.
Literatuur Bemmel, H.Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.) (2004). Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315; p. 307-308.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 129.
Righart, H. en Bergh H. van den, Vijftig jaar speelruimte. Geschiedenis van de Schouwburg Arnhemm 1938-1988. Zutphen 1988 ( Walburg Pers), p. 14-18.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 3-3-1888. In: Gelders Archief: 2192-112, Secretarie Gemeente Arnhem.
4 t/m 6 maart 1855 (zondag t/m dinsdag) Watersnoodramp
4 t/m 6 maart 1855 (zondag t/m dinsdag) Watersnoodramp Het thema dit jaar van de Maand van de geschiedenis / Dag van de Arnhemse geschiedenis is ‘Wat een ramp!’. Daarom besteden we in de aanloop naar de activiteiten in oktober wat extra aandacht aan enkele trieste gebeurtenissen. In Verleden Vandaag van 19 februari kwam de watersnood in 1861 aan nodig, nu die van 1855. Het had die winter weer eens flink gevroren en de Rijn was bedekt met een dikke ijslaag. Toen het in de eerste week van maart wat warmer werd, kwam het ijs door de stroming van de stijgende waterstand in beweging. Het kruiende ijs stapelde zich op tot een enorme ijsdam en beschadigde de kades, Malburgse veerdam en dijken. Het toestromende water stroomde door de gaten en over de dijken en zette een flink deel van het rivierengebied langs de Rijn en IJssel onder water. Voor de leniging van de ergste nood werd op 20 maart een algemene collectie gehouden met een opbrengst van fl. 7597,87.
Literatuur Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 45-47.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 103.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 148.
Mulder, J.R., Keunen, L.J. en Zwart, A.J.M., In de ban van de Betuwse dijken. Deel 5 Malburgen. Een bodemkundig, archeologisch en historisch onderzoek naar de opbouw van de Rijndijk te Malburgen/Bakenhof, Arnhem. Wageningen 2004 (Alterra-rapport 405), p. 89-91.
5 maart 1529 (dinsdag) Oekraïense kleuren van Karel van Gelre in Arnhem
5 maart 1529 (dinsdag) Oekraïense kleuren van Karel van Gelre in Arnhem In deze roerige tijden (maart 2022) wordt het een tijd om naar de Gelderse-Oekraïense kleuren geel-blauw te gaan. Op 5 maart 1529 beval hertog Karel van Gelre (1467-1538) in een missive (brief) dat alle Gelderse ambtenaren op hun kleding (‘cledonge’) zijn kleuren moesten dragen. Die ambtenaren hielden vooral kantoor in Arnhem, dus de stad moet opgesierd zijn met de kleuren van de hertog: geel en blauw: “Item onse divisie (= livrei/ambtskleding) sall sijn root, gell ind blauwe geschackeert”. Het rood waarvan Karel in zijn brief sprak, waren de klauwen en tong van de gele Gelderse leeuw op een blauw veld. Daarbij ging Karel voorbij aan de tweede (Gulikse) leeuw van het wapen van het hertogdom: een zwarte leeuw op een geel veld (geel-swert).
Literatuur Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 101-104.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 3e stuk, no. 1549, p. 944.
6 maart 1814 (zondag) Opvang Franse krijgsgevangenen
6 maart 1814 (zondag) Opvang Franse krijgsgevangenen Op 30 november 1813 verjoegen Pruisische troepen en Russische kozakken de Fransen uit Arnhem. Vrijwel tegelijkertijd landde de toekomstige koning Willem I met een scheepje op het strand Scheveningen. Een definitief einde van de Franse Tijd was het nog niet, want het leger van Napoleon hield nog andere steden, zoals Nijmegen en Amsterdam, bezet. Die werden in de eerste maanden van het nieuwe jaar verdreven. Nijmegen had veel meer Franse soldaten binnen de stadsmuren dan Arnhem en de stad was te klein om ze allemaal op te vangen. Meer dan 1800 soldaten en 44 officieren werden daarom op 6 maart 1814 overgebracht naar Arnhem. In de Varkensstraat en in de soldatenstallen op de Beek zaten al 900 krijgsgevangenen gevangen. Die kregen nu gezelschap.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 81.
7-3-1896 (zaterdag) Gemeente verdringt Bell Telephoonmaatschappij
7-3-1896 (zaterdag) Gemeente verdringt Bell Telephoonmaatschappij Dat Arnhem in de 19e eeuw een welgestelde stad was, laat ook de introductie van de telefoon zien. Na Amsterdam was Arnhem de tweede stad van het land dat een eigen telefoonnet kreeg. In augustus 1882 opende de Nederlandsche Bell Telephoonmaatschappij (naam naar de uitvinder, Alexander Graham Bell)een kleine telefooncentrale in de Pauwstraat. Dat kon doordat de gemeenteraad de firma in dat jaar, op 12 april, een vijftienjarige concessie had verleend. Toen die in 1896 afliep werd in de raadsvergadering van 7 maart besloten om de vergunning niet te verlengen. De gemeente nam het telefoonnet in eigen beheer en vestigde de centrale aan het Velperplein. Het kleine Telefoonstraatje naast het Velperplein herinnert daar nog steeds aan. Aan die gemeentelijke exploitatie kwam, met de overname door de Rijkstelefonie in 1926, een einde. Wie had nu als eerste een telefoon in Arnhem? Dat was het sjieke Hotel Bellevue aan de Utrechtseweg, die had de allereerste van de veertig aansluitingen in 1882.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 127, 132.
Jansen, J. (red.), Telegraaf- en Telefoonkantoor Arnhem. In: Telefan.nl. nr. 2 (2020) Magazine Speciale uitgave 75 jaar na dato. Copyright CC-BY-NC. URL: https://pubhtml5.com/bookcase/avxs, geraadpleegd o.a. 5-3-2022.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159, p.152-154.
Schulte, A.B.C en A.G. Schulte, De verdwenen stad. Arnhem voor de verwoesting van 1944-1945. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 74-75.
Stempher, A.S. (1982). Nog ‘s sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem: Gijsbers & Van Loon (3e druk, 1e druk 1969.) p. 106-107.
8 maart, Internationale Vrouwendag Drie strijdbare Arnhemse vrouwendoor de eeuwen heen
8 maart, Internationale Vrouwendag Drie strijdbare Arnhemse vrouwendoor de eeuwen heen Sinds 1911, in Nederland vanaf 1912, is 8 maart Internationale Vrouwendag. In een tijd van ‘Me Too’ blijkt dat vrouwenstrijd nog steeds geen overbodige luxe is. Daarom vandaag aandacht voor drie bijzondere Arnhems vrouwen uit drie verschillende eeuwen. We beginnen met de in de Rijnstraat geboren Marga Klompé (1912-1986). Als eerste vrouwelijke minister van Nederland zorgde ze voor de invoering van de Algemene Bijstandswet (1965). Hierdoor werden vrouwen financieel onafhankelijk van hun man en hoefden ze niet in een slecht huwelijk bij hun man te blijven. Louise van Ommeren-Ommeren-Hengevelt (1757-1846) was een patriotse vrouw uit Arnhem aan het eind van de 18e eeuw. Nog voordat het abolitionisme Nederland bereikte, pleitte zij in een borduurwerk voor de afschaffing van de slavernij. De derde is Helena Coets die in 1677 de voorzitster (praetor) werd van het ‘St. Caecilia-Concert’ . Dit in een tijd dat vrouwen alleen maar via hun man burgerrecht hadden en daarmee uitgesloten waren van alle officiële functies. Helena weigerde echter zich als excuusvrouw in het elitaire muziekgezelschap te zien: niet “om alleen te zijn tot een ornament des collegie”.
Literatuur Duysters, K., Ode aan vier vrouwen in de naaldkunst. Louise van Ommeren, Constance de Nerée tot Babberich, Mien Bongers en Tjitske Modderman. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 2, p. 62-65.
Mostert, G., Marga Klompé, 1912-1986. Een biografie. Amsterdam 2011 (Uitgeverij Boom).
Staats Evers, J.W., Het St. Caecilia-Concert te Arnhem, opgericht in 1591, uit het archief beschreven. Arnhem 1874 (Drukkerij G.W. van der Wiel & Co.), p. 8, 45, 71.
9-3-1908 (maandag) Nieuw viaduct Zijpendaalsche Poort Rond 1900 nam het autoverkeer toe. Arnhem gaat valselijk met een gedenksteen aan de Rijnkade de geschiedenis in als de eerste Nederlandse stad waar in 1896 een auto reed. Een jaar eerder bleek een Tilburgse textielfabrikant al met een vaart van 20 km per uur rond te tuffen. En in 1893 stak een Duitser even met een driewielige auto bij Venlo even de grens over. Dit alles nam niet weg dat het autoverkeer een grote vlucht nam en dat de smalle poorten in de spoordijken vervelende obstakels waren. De eerste poort die verbreed werd, was de Zijpendaalsche Poort. Op maandag 9 maart 1909 besloot de gemeenteraad dat de ‘Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen’ een nieuw viaduct in gewapend beton mocht bouwen. De kosten werden verdeeld: Arnhem f 5.000,- en het Rijk het resterende bedrag tot een maximum van f 47.000,-. Het prachtige boogviaduct werd een jaar later in gebruik genomen.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 138.
Stempher, A.S., Sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem 1968 (Gijsbers & Van Loon), p. 94, 95.
10-3-1630 (zondag) Het hart van Karel van Gelre opgegraven
10-3-1630 (zondag) Het hart van Karel van Gelre opgegraven In de kerk van het Franciscaner Minderbroederklooster werd in 1630 al ruim vijftig jaar geen godsdienstige bijeenkomst gehouden. De monniken moesten Broerenkerk en klooster na de Arnhemse Beeldenstormen van 1578 en 1579 verlaten. De kerk werd slecht onderhouden en op 10 maart 1630 werden wat reparatie- en graafwerkzaamheden in het koor van de kerk verricht, ook om een nieuw graf in te richten. Daarbij stuitte men op een houten kistje met een bijzondere inhoud. Binnenin bevond zich in een dicht gesoldeerd loden kistje met weer een zilveren doos vergezeld van een adellijk wapen van de hertog van Gelre en een Latijnse inscriptie. Die zei dat in het kistje ‘het hart van de zeer doorluchtige vorst Karel hertog van Gelre’ lag. Bij het zilveren kistje lag, aan een zijden lint een sleutel waarmee de doos kon worden geopend. Het stadsbestuur werd opgetrommeld en men trok met de gevonden spullen naar het Oude Stadhuis op de Markt. Daar werd het zilveren kistje geopend en men trof het gebalsemde hart van Karel van Gelre aan. En toen herinnerde het men zich weer. Na het trieste overlijden van de hertog in 1538 werden namelijk zijn ingewanden overgebracht naar het klooster Monnikenhuizen en kreeg zijn hart een plek in de Minderbroerenkerk. Voor het gebeente werd het schitterende praalgraf in de Grote of Eusebiuskerk gebouwd. Zo konden de Arnhemmers en Geldersen op drie plekken bidden voor het zieleheil van de overleden vorst. Voor het hart werd een nieuw kistje gemaakt en het geheel werd teruggeplaatst in de Broerenkerk. Pas bij de sloop van die kerk in 1805 werd het hart overgebracht naar de Eusebiuskerk. In november 1963, bij het einde van de eerste restauratieperiode van de Eusebiuskerk, werden de stoffelijk resten opnieuw plechtig bijgezet.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 272.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 425-428.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 440.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p 166-167.
11-3-1848 (zaterdag) Arnhemsche Courant wil echte democratie ‘Thans vooral is een ruime, liberale herziening der grondwet behoefte.’ Dat is de kop van de Arnhemsche Courant op 11 maart 1848. De krant was in de eerste helft van de negentiende eeuw de schrik van conservatief Den Haag. In felle bewoordingen hekelde de krant de conservatieve politiek van de koningen Willem I en II. In het begin van het Europese revolutiejaar 1848 zag de krant de komst van de grondwetsherziening al komen: ‘Bedenk wel wat gij doet, mannen des bestuurs! Bedenkt het wel, hoofden der dynastiën, ‘de Ure komt’ Hervorming of Revolutie.’ Uitgever Carl Albert Thieme ondersteunde krachtig de nieuwe grondwet van 1848, waarvan de vooruitstrevende liberale politicus Johan Rudolf Thorbecke de geestelijke vader was. Zelf mocht Thieme door zijn overlijden een jaar eerder dat niet meer meemaken.
Literatuur Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem).
12-03-1829 (donderdag) Arnhem mag stadsmuren slopen Twaalf maart 1829 is één van de belangrijkste dagen geweest in de geschiedenis van de stad. Natuurlijk mogen 13 juli 1233 (stadsrechten) en 17 september 1944 (Slag om Arnhem) in een eventuele ‘Top Tien Tijdstippen’ ook niet ontbreken, maar deze dag in 1829 bepaalde voor een groot deel de ontwikkeling van de stad. Bij Koninklijk Besluit gaf Willem I toestemming om de stadsmuren en poorten te slechten. Bovendien mochten de stadsgrachten gedempt worden. Andere steden mochten dat pas 45 jaar later bij de Vestingwet van 18 april 1874. Arnhem kreeg met het besluit een voorsprong van bijna een halve eeuw op de andere steden. De stad groeide in de jaren na 1829 het sterkst van alle steden in het land. Deze ongekende toename werd verder veroorzaakt door de komst van de spoorlijn in 1845 en het ‘welgestelden-beleid’ van het stadsbestuur. In verschillende fasen werden de muren neergehaald en verdwenen drie van de vier hoofdpoorten. De Rijn-, en Janspoort waren al twee jaar eerder met koninklijke toestemming gesloopt. Nu moest ook de Velperpoort eraan geloven en bleef alleen de Sabelspoort over als tastbare herinnering aan een middeleeuws verleden. Met het besluit van 12 maart 1829 trad Arnhem een nieuwe stedebouwkundige tijd in.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 96.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, p. 86-106.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
13-3-1977 (zondag) Protest tegen sluiting Stokvishal
13-3-1977 (zondag) Protest tegen sluiting Stokvishal In 1971 werd een oude loods (bouwjaar 1938) van de W.J. Stokvis’ Koninklijke Fabriek van Metaalwerken aan de Langstraat, in de hoek Nieuwstraat-Vossenstraat-Oeverstraat, het domein van popminnend Arnhem: de Stokvishal. Dankzij programmeur Frans de Bie, die ook de planning voor poptempel Paradiso in Amsterdam verzorgde, kwamen tientallen topbands naar de tochtige, koude en van elk comfort ontdane concertzaal: U2, Blondie, Ramones, Simple Minds, Sex Pistols, enz. Toch kampte de hal vanaf het begin met financiële tekorten en kon niet bestaan zonder subsidie van de gemeente. Toen de gemeente in 1977 de geldkraan wilde dichtdraaien, besloten medewerkers op zondag 13 maart een protestgeluid te laten horen. Ze schilderden de leus’ Stokvishal moet blijven’ op de gevel en dat hield de hal nog eens vijf jaar in leven. En dat was maar goed ook, want juist in deze jaren vestigde de zaal haar faam als internationaal poppodium. In 1984 was het echter gebeurd met de muziekhal. Een combinatie van sociale woningbouwplannen, de bouw van een parkeergarage (Langstraat-Rozet), drugsoverlast in en rondom de hal en een Stokvisbestuur dat het niet al te nauw nam met het financiële beheer (greep in de geldkas) betekende het einde in 1984. Rockers en punkers konden nog tot 2007 terecht bij de Goudvishal in de Vijfzinnenstraat.
Literatuur Bemmel, H.Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 290-315, p. 314.
Gerritsen, K., Leven in Arnhem in de jaren 70. Oosterbeek 2018 (Uitgeverij Kontrast), p. 34-40.
Roelofs, B., De was buiten hangen. Arnhemse kwesties 1970-2000. Utrecht 2020 (Uitgeverij Matrijs), p. 20-24.
14-3-1735 (maandag) Arnhem koopt Westervoort
14-3-1735 (maandag) Arnhem koopt Westervoort Westervoort had door de wat geïsoleerde ligging aan de IJssel in een uithoek van het graafschap Zutphen een bijzondere positie. Verder viel het van oudsher als ‘heerlijkheid’ onder het bestuur van de graven van (’s Heeren)Bergh. In de 18e eeuw wilde Arnhem de (handels)verbindingen met het achterland verbeteren. De stad kocht voor f 25.000,- van de in geldnood verkerende Frans Willem graaf van Bergh het gebied, inclusief veerrechten op. En om dat laatste was het Arnhem te doen. Duitse handelaren namen steeds meer de schipbrug bij Doesburg dan het veerbootje bij Westervoort. De wegen door de oostelijke broek- en waardlanden richting Westervoort werden opgeknapt en in 1763 werd de pont vervangen door een schipbrug. Lang heeft het Arnhemse gezag over Westervoort niet geduurd. Napoleon koppelde in 1811 Westervoort aan Duiven en na het vertrek van de Fransen werd Westervoort een zelfstandige gemeente.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 307.
Klep, P.M.M., Economische en sociale ontwikkeling. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 116-171, p. 148.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 482.
15-3-1474 (zondag) Karel de Stoute en Arnhem: een ongemakkelijke relatie
Tik- en taalfouten, ‘arneym’ bezondigt zich er ook geregeld aan. Gelukkig geven oplettende volgers hem de kans geven het een en ander aan te passen.
Verschrijvingen in kronieken en archiefinventarissen leiden ook tot verwarring. Zo is er een oorkonde van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, waarin hij zegt dat het hospitaal in Arnhem (waarschijnlijk het St. Petersgasthuis) al zijn oude rechten behoudt. Karel laat dit in het Frans opschrijven en dateren: ‘le XV jour de Mars, l’an de grace mil quatre cent soixante et quatorze’’: 15 maart 1474. En waarom wordt dit dan in het archief gevolgd door 1475? Enfin, wat is een jaar op de eeuwigheid? Karel had het trouwens niet alleen goed voor met Arnhem. Omdat de stad heftig verzet had geboden bij de inname in 1473 werd Arnhem gebrandschat met 90.000 goudguldens. Toen de vorst zag dat Arnhem dit echt niet kon betalen, mocht de stad drie jaar lang een extra belasting op wijn en andere koopwaren heffen. Uiteindelijk draaiden de gewone Arnhemmers er weer voor op.
Literatuur Gelders Archief: 2000-1086. Oud Archief Arnhem, Regesten. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij). Hier worden zowel 1474 als 1475 vermeld.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 58
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 133. Hier wordt 1474 genoemd.
16-3-1824 (dinsdag) Oprichting ‘Tot Nut en Vergenoegen’ / Wessel Knoops
16-3-1824 (dinsdag) Oprichting ‘Tot Nut en Vergenoegen’ / Wessel Knoops Arnhem kende in de eerste helft van de 19e eeuw heel wat eerbiedwaardige en oude genootschappen. De geschiedliefhebbers konden terecht bij Prodesse Conamur (= ‘ons doel is nuttig te zijn’ sinds 1792) en muziekaanbidders bij het St. Caecilia-Concert (sinds 1591). In een huis aan de Weezenstraat, dat eigendom was van het Weeshuis, richtte de jonge apotheker Wessel Knoops (1800-879) op dinsdag 16 maart 1824 een natuurkundige tegenhanger op: het Natuurkundig Genootschap ‘Tot Nut en Vergenoegen’. De vereniging werd al snel in de dagelijkse omgang ‘Wessel Knoops’ genoemd naar de onvermoeibare stichter. Het genootschap organiseerde de ene ‘voorlezing’ na de andere over uiteenlopende natuurkundige en geofysische onderwerpen. De vereniging was zeker niet armlastig. Op 10 oktober 1865 werd een nieuw en groots verenigingspand aan de Weerdjesstraat 82 met een lezingenzaal, bibliotheek en museum in gebruik genomen. In de tentoonstellingszaal konden ertsen, metalen en natuurkundige instrumenten bewonderd worden.
Het genootschap is nog steeds actief: http://www.wesselknoops.nl
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 94.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 336-337.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 175-176.
17-3-1847 (woensdag) Heldenontvangst vrijheidskampioen Thieme Kritiek op de onleesbaarheid en teleurstellende inhoud van de koninklijke troonrede, we kijken er vandaag niet meer van op. Dat was in 1845 wel anders. De eindredacteur en eigenaar van de Arnhemsche Courant Carl Thieme haalde in een zogenaamd ‘Ingezonden stuk’ getiteld Vreemdedingen flink uit naar de regering en koning: ‘Dat de jongste troonrede des konings onkieschheid, verwatenheid en onbeschoftheid ademt, dat men het laster noemt, om eene troonrede als de tegenwoordige te willen doen doorgaan voor een Staatsstuk, hetwelk achting verdient’ en ‘wil men de troonrede lezen zonder stuiptrekkingen of flaauwten, men houde een fiesch azijn in de eene, de troonrede in de andere hand.’ Thieme werd voor de rechter gedaagd en uiteindelijk, bij cassatie van de Hoge Raad, vrijgesproken op woensdag 17 maart 1847. Thieme, kampioen van de vrijheid van meningsuiting en drukpers, had getriomfeerd. En al voor de tweede keer, want een rechtszaak van enkele jaren eerder was ook in zijn voordeel afgesloten. Dit ook dankzij het gloedvolle en intelligente pleidooi betoog van zijn Arnhemse advocaat mr. Johannes. M. de Kempenaer. Toen Thieme met de trein terugkeerde in Arnhemstond een grote enthousiaste menigte hem op te wachten, maar de krantenman moest daar niets van hebben. Hij wist ongemerkt zijn huis aan de Ketelstraat te bereiken. Vervolgens brachten de Arnhemmers hem daar een serenade met muziek: ‘Leve de heer Thieme – Leve de billijke opposite!’
Enkele maanden later na zijn heldenontvangst overleed hij in oktober van hetzelfde jaar. Waar hij jarenlang voor streed, zou hij zelf niet meer meemaken: de befaamde grondwetsherziening van Thorbecke, waarbij de wetgevende macht definitief bij het gekozen parlement kwam te liggen.
Literatuur Beekelaar, G.A.M., Inleiding. De Arnhemsche Courant in de eerste helft van de negentiende eeuw. In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), p.5-23, p. 14.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 331-342.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 332-333.
Theeuwen, P., Een conservatief-liberaal die steeds zichzelf gelijk bleef. Jacob Mattheus de Kempenaer op het nationale politiek toneel, 1844-1869. In: Boonstra, O. en Nijhof, R. (red.), 200 jaar De Kempenaer, advocaten in Arnhem. Hilversum 2016 (Uitgeverij Verloren), p. 87-114.
18-3-1876 (zaterdag) Un Ernemmer pakjuh nie sin feessie af
18-3-1876 (zaterdag) Un Ernemmer pakjuh nie sin feessie af De zes notabele heren gemeenteraadsleden hadden er genoeg van: de vernielingen, de dronkemans vecht- en vrijpartijen en andere onrust van de kermis. Ieder jaar werd dat volksfeest voor de ‘gewone’ Arnhemmer in augustus gehouden op de Markt. In vroegere tijden gebeurde dit op de Paasweide, een weiland naast de Praets. De zes initiatiefnemers verwoordden het in hun voorstel aan hun mederaadsleden op zaterdag 18 maart 1876 als volgt: ‘dat de kermis haar reden van bestaan heeft verloren, meer en meer ontaardt en, zoals zij thans gevierd wordt, in zeer hooge mate aanleiding geeft tot grove buitensporigheden vooral onzer lagere volksklasse en alzoo allernadeeligst terugwerkt op hare zedelijke en stoffelijke welvaart.’ Historisch-sociologen noemden later dit beteugelen van de driften van het gewone volk het ‘burgerlijke beschavingsoffensief’. De arbeider moest een keurig leven leiden en zich daarbij laten leiden door de waarden, normen en het gedrag van de welgestelde heersende burgerij. Het voorstel werd o.a. ondersteund door de Kerkenraad van de Hervormde Kerk, maar kreeg tegengas van de middenstand (‘neringdoenden’) en individuele bewoners. Ook een verzoek van de Kamer van Koophandel voor een uitstel tot in 1879 mocht niet baten: het voorstel werd met algemene stemmen aangenomen. En ja hoor, een jaar later in augustus 1877 was de boot aan: op de dag voorafgaand aan het traditionele begin van de kermis, maandag 27 augustus, was Arnhem in alle staten van opwinding. Grote samenscholingen, winkeliers die hun ramen barricadeerden en een parate soldatenmacht. In de nachtelijke opstootjes werd bij burgemeester Pels Rijcken z’n hoge hoed van zijn hoofd geslagen. Zijn onverstoorbare reactie daarop oogstte vervolgens weer grote bewondering. Over dit alles, sociale strijd, volksongenoegen of ‘lekker rellen’, wellicht in Verleden Vandaag van 26 augustus. Want: je pakt niet zomaar de ‘Ernemmer’ een feestje af.
Literatuur Dullaart, P., Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903. Oosterbeek 1982 (Uitgeverij Bosbespers), p. 9.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 122.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 215-223.
Verslagen der zittingen van den Gemeenteraad, 26-2 en 18-3-1876.
19-3-1844 (zaterdag) Een nieuwe tijd en een nieuw (gas)licht
19-3-1844 (zaterdag) Een nieuwe tijd en een nieuw (gas)licht De eerste verworvenheden van de Industriële Revolutie ,die ongeveer vanaf 1770 in Engeland losbarstte, bereikten rond 1840 ook Arnhem. Uit steenkool werd gas gewonnen als brandstof voor verlichting en verwarming. Arnhem gaf op zaterdag 19 maart 1844 toestemming aan de Utrechtse ondernemer Willem. H. de Heus om een kolengasfabriek te bouwen en tot 1867 als enige de gasexploitatie in handen te nemen. Het contract werd vier dagen later getekend. Dat gas mocht alleen worden gebruik voor de openbare straatverlichting en de gemeentelijke gebouwen. Van verlichting of verwarming van huizen was nog geen sprake. Gemeente-architect Hendrik Jan Heuvelink tekende voor het ontwerp van de gasfabriek dat verrees op het Roermondsplein tegenover de Rijnstraat. Dat terrein was vrijgekomen door de sloop van de stadsmuren en de demping van de Roermondsgracht. Het complex bestond uit de fabriekshallen met de steenkoolovens en een gashouder. Heuvelink bedacht een neoclassicistische voorgevel voor de toch smerige productie daarachter. Dat nam niet weg dat het fabriekje met hoge schoorsteen schril contrasteerde met de fraaie panden die in deze jaren op de vroegere vestingwerken werden gebouwd. Toen het contract met De Heus afliep, nam de gemeente de gasexploitatie in eigen handen. Daarvoor werd in 1867 een nieuwe gasfabriek aan de Westervoortsedijk gebouwd. Het complex aan het Roermondsplein werd gesloopt. Wat twintig jaar eerder nog als het allernieuwste gezien, was door de voortschrijdende tijdsontwikkelingen ingehaald.
Literatuur Defilet, M. en M. Splinter-Dupont, De Arnhemse gasfabriek. Geschiedenis en archeologie van de gasvoorziening. Utrecht 2016 (Uitgeverij Matrijs), p. 15-16.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99 en 122.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 11-12.
Meurs, M.H. van, Gemeentebestuur in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 92-115.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159.
Schaap, K. en A.S. Stempher, Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), p. 40-41.
20-3-1886 (zaterdag) Gemeente schiet projectontwikkelaar Etty te hulp
20-3-1886 (zaterdag) Gemeente schiet projectontwikkelaar Etty te hulp Hij schuwde een financieel risico niet, Thomas Etty. Het moest echter niet te gek worden en daar zag het wel naar uit in 1886. Twee jaar eerder was de geboren Engelsman (York, 1833) uit Indonesië naar Arnhem gekomen. Hij liet zich naturaliseren en betrok Villa Buitenzorg aan de Utrechtseweg. Dat kon hij makkelijk betalen, want hij was in Nederlands-Indië steenrijk geworden. Hij was lid van de uitgebreide Ettyfamilie. Nazaten van Charles Etty (1793- 156) volgden deze stichter van een suikerimperium in de Nederlandse kolonie. Toen rond 1880 de suikercrisis uitbrak (de machinale suikerbietverwerking in Europa verdrong de rietsuiker uit de Oost en de West), trokken veel Etty’s naar Nederland, het moederland van hun suikeronderneming. Het ondernemen zat Thomas in het bloed en hij kocht in 1885 van de in geldnood verkerende eigenaar van Sonsbeek (Willem F.M.A.H. baron van Heeckeren, 1858-1915; zie Verleden Vandaag van 1 februari) een deel van diens bezittingen. De kern lag tussen de Burg. Weersstraat en het Burgemeestersplein. Het doorverkopen van de grond of het bebouwen met huizen verliep niet soepel. Op 20 maart 1886 liet Ettty de straten, met al het onderhoud, weer overnemen door de gemeente. Thomas was wel goed (met geld), maar niet gek. Zijn financiële ondernemingslust leverde hem ook de steenfabriek ‘Elden’ en aandelen in veel Duitse fabrieken in het Ruhrgebied op. Daar, in Wiesbaden, overleed hij in 1904.
Literatuur Crone, C.F.A. en J. Vredenberg, De Burgemeesterswijk. Wonen op stand bij Park Sonsbeek in Arnhem. Utrecht 2007 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 128.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39-41.
21-3-1845 (vrijdag) Tweede haven in Meinerswijk
21-3-1845 (vrijdag) Tweede haven in Meinerswijk De Arnhemse bankier G.L.C.H. Graaf van Ranzow (1794-1866) was niet voor niets schatrijk geworden. In 1826 had hij van Arnhem de vroegere heerlijkheid Meinerswijk gekocht voor f 29.490,-. Bijna twintig jaar later maakte hij een dikke ton winst, toen hij het begin 1845 weer doorverkocht voor bijna f 160.000,- aan koning Willem II. Zijn persoonlijke contacten met de koninklijke familie zullen zeker aan die mooie deal hebben bijgedragen. Vrijwel op hetzelfde moment waren er in Arnhem plannen een tweede haventje aan te leggen. De scheepvaart breidde zich in deze jaren uit doordat de stoomboten definitief de zeilvaart verdrongen en de Oude Haven aan de noordzijde van de Rijn werd te klein. Voor de haven aan de zuidzijde had de gemeente het oog laten vallen op de Paaschweide, een weiland naast de Praets. Daar werd in vroeger jaren altijd de jaarmarkt en kermis gehouden. Op 21 maart 1845 ging er daarom een brief naar Zijne Majesteit De Koning voor het afstaan van een bunder (hectare) grond. Dat werd de stad gegund, maar uiteindelijk kwam het aan de andere kant van de Praets te liggen. Daar pachtte houthandelaar Gerrit Coers (1826-1903) enkele jaren later dat haventje voor zijn houtzagerij en scheepstimmerwerf die hij daar had opgezet. In 1870 was het uitgegroeid tot de grootste industriële onderneming van de stad met een eigen tweede haventje op de linkerrivieroever.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 99.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), p. 39.
22-3-1579 (donderdag) Arnhem ondertekent de Unie van Utrecht
22-3-1579 (donderdag) Arnhem ondertekent de Unie van Utrecht Het had bijna drie maanden geduurd, de ‘last en ruggespraak’ van de ondertekening van de3 Unie van Utrecht. De Gelderse stadhouder Jan van Nassau had het op 23 januari in de kapittelzaal van de domkerk in Utrecht voor elkaar gekregen. Afgevaardigden van de zeven noordelijke gewesten besloten om de gewapende strijd tegen de soldaten van het Spaanse gezag van Filips II voort te zetten en dat de gewesten zelf over de godsdienst mochten beslissen. In de praktijk kwam dit er op neer dat het protestantisme de leidende godsdienst werd in het noorden van de zeventien Lage Landen. Dat was hun antwoord op enkele zuidelijke provinciën die hadden besloten om trouw te blijven aan Filips II en daarmee aan het katholicisme (Unie van Atrecht). De afgevaardigden konden dit wel besluiten, maar het moest in Gelderland nog wel bekrachtigd worden door de besturen van de vier kwartieren en de steden, dat was de ‘ruggespraak’. Voor Arnhem en het Kwartier van Veluwe gebeurde dit op donderdag 22 maart 1579. Arnhem had definitief voor de opstand en het calvinisme gekozen.
Literatuur Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275.
23-3-1854 (donderdag) Van Ranzow pakt het slim aan
23-3-1854 (donderdag) Van Ranzow pakt het slim aan Dudok Arnhem is één van de geliefdste ontmoetingspunten van de stad. Op de hoek van de Koningstraat en de Kippenmarkt, in de schaduw van de Eusebiuskerk, staat het imposante pand in traditionele stijl uit 1921. ‘Van Ranzow’s Bank’ staat op de gevel en de ramen zijn voorzien van tralies. Dit was lang het onderkomen van één van de vele particuliere banken die Arnhem rond 1900 telde. Het levensverhaal van de stichter ervan, leest als een spannende historische roman. Georg(e) L. C. H. van Ranzow werd in 1794 geboren in Kleef en trad op 18 jarige leeftijd in dienst van het Franse leger van Napoleon. Hij vocht mee in verschillende veldslagen en raakte gewoond door een bajonetsteek. Na de nederlaag van Napoleon nam hij dienst in het Nederlandse leger en werd in 1818 als eerste luitenant in Arnhem geplaats. Vier jaar later weet hij een bijzondere bruid aan de haak te slaan de rijke weduwe (douairière) Anna Maria Johanna van Haersolte, geboren van der Burch. De Van Haersoltes behoorden tot de rijkste en invloedrijkste adellijke families van Gelderland. Via die adellijke connecties kreeg Van Ranzow toegang tot koninklijke kringen en weet zich op te werpen tot rentmeester van de Kroondomeinen en Rijksbetaalmeester. Bovenal werd hij deel van de vriendenkring rondom Willem II. Zijn inmiddels aanzienlijke kapitaal wist hij te vergroten door leningen uit te zetten. Zo ook op donderdag 23 maart 1854 als Arnhem bij hem een lening afsluit van f 40.000,- (vergelijkbaar met 400.000 euro) tegen 4% rente. De soldaat is bankier geworden. Wat hem stak, was dat hijzelf niet van adel was. Daarvoor had hij op z’n minst grond en een adellijk huis nodig. Daarom kocht hij in 1826 van Arnhem de vroegere heerlijkheid Meinerswijk voor f 29.490,-. Bijna twintig jaar later maakte hij ruim een ton winst, toen hij het begin 1845 weer doorverkocht voor bijna f 160.000,- aan zijn vriend koning Willem II. Toen die overleed, waren de schulden van de vorst, vooral aan zijn zwager de Russische tsaar Nicolaas I, niet te tellen. Meijnerswijk werd weer terugverkocht aan Arnhem met een verlies van f 20.000,-voor de erfgenamen van Willem II. Van Ranzow mocht zich wel inmiddels graaf noemen en was, zoals vaak in zijn leven, de lachende derde. De rijke graaf-bankier overleed in Arnhem op 71-jarige leeftijd in 1866.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 103.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 269.
Swaneveld, W., Van Ranzow’s Bank. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 2 (1982), nr. 3, p. 34-41.
24-3-1923 (zaterdag) Opening boogviaduct Cattepoelseweg De Arnhemsche Courant haalde de metaforen flink voor de dag in het artikel over de opening van het viaduct op de Schelmseweg over de Cattepoelseweg. Arnhem werd, met de komst van het fraaie betonnen boogviaduct ,vergeleken met het honderdpoortige Thebe uit de Griekse Antieken. Wellicht wat overdreven, maar voor 1923 was het nieuwe viaduct een indrukwekkend staaltje bouwtechniek. Daarbij had ontwerper ingenieur J.P. van Muilwijk (1893-1953) van Gemeentewerken Arnhem goed gekeken naar het spoorviaduct over de Zijpendaalseweg uit 1909. Architectuur, wegenbouw en sociale ondersteuning kwamen samen in de gedenksteen in de zuidelijke balustrade: ‘Gebouwd krachtens raadsbesluit van 27 december 1921 no.6338 met rijkssteun. Door den dienst van gemeentewerken ontworpen en gebouwd met werkloozen. Voor het verkeer opengesteld 24 maart 1923’. Meer dan 200.000 gulden had de aanleg gekost waarvan het rijk, zoals de gedenksteen aanhaalt, 25% voor zijn rekening nam. Bij de officiële opening op zaterdag 24 maart 1923 in aanwezigheid van tal van hoogwaardigheidsbekleders waaronder burgemeester Salomon J.R. de Monchy, moest nog wat werkzaamheden worden verricht. De Dienst Gemeentewerken moest dan wel zorgen dat dit voor 1 januari 1924 werd uitgevoerd, want dat was de einddatum van de rijkssubsidie. Op de openingsdag dacht niemand daaraan en had men vooral oog voor de prachtige gebogen lijnen, de keperboogfriezen van de balustrades en de Arnhemse wapenschilden. Vijf jaar werd het nog grotere viaduct bij de Apeldoornseweg over de Cattepoelseweg geopend.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), p. 79-81.
Vredenberg, J., De Zijpsepoort en de betonnen boogviaducten van J.P. van Muilwijk. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 18 (1998), nr. 1, pp. 28-34.
25-3-1739 (woensdag) Pruisische postwagens van Arnhem over Westervoort en Zevenaar
25-3-1739 (woensdag) Pruisische postwagens van Arnhem over Westervoort en Zevenaar Nadat Arnhem in 1735 de heerlijkheid Westervoort met veerrechten over de IJssel had gekocht (zie Verleden Vandaag 14 maart) liet de gemeente erg geen gras over groeien. Onderhandelingen met het koninkrijk Pruisen werden geopend om het vervoer van personen en goederen naar de Duitse steden te bevorderen. Op 10 maart 1739 werd al een voorlopige overeenstemming bereikt. Dat akkoord werd in een contract van 10 bladzijden uitgewerkt op woensdag 25 maart. In fraaie 18e-eeuwse termen werd vastgelegd wat de rechten en plichten van de stad en de ‘Conincklijke Pruissische Generaal Postampt’ waren. Vanaf nu waren via Westervoort-Zevenaar-Kleve-Emmerik-Wesel steden als Keulen en zelfs Berlijn bereikbaar. Een paar keer overstappen was wel noodzaak, maar de regeling betekende een geweldige stimulans voor Arnhem als postkoetsoverstapplaats voor Duitse ondernemers en waren richting Utrecht en Amsterdam. De Arnhemse vervoerbedrijven voeren door de komst van de Pruisische postwagen er ook wel bij. De stad deed alles om dit uit te breiden. De doorgaande weg naar Westervoort en Zevenaar werd met zand opgehoogd en een deel van de weg werd door een wat hoger deel van de polder geleid. Zo konden de met vier paarden voorgespannen postwagens sneller en in een groter deel van het jaar Arnhem aandoen.
Literatuur Koene, B., De diligences van Bouricius. Anderhalve eeuw bedrijvigheid langs ’s heren wegen. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 30-33, 46-54.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 485.
26-3-1509 (vrijdag) Paus bemiddelt tussen Karel en Karel
26-3-1509 (vrijdag) Paus bemiddelt tussen Karel en Karel Karel van Gelre (1467-1538) was niet het type dat snel opgaf. Hij had een fikse nederlaag in 1505 geleden toen zijn leger werd verslagen en Arnhem werd ingenomen door de Bourgondische vorst Filips de Schone. Daarbij had hij assistentie van zijn vader, de Duitse keizer Maximiliaan van Habsburg. Hertog Karel moest in de ‘knieval van Rosendael’ Filips als zijn heer erkennen. Die werd ‘de Schone’ genoemd, niet omdat hij zich zo vaak waste, maar omdat hij doorging voor de aantrekkelijkste man van Europa. Dat was hij zeker voor zijn vrouw, Johanna van Castilië, die gek werd van liefdesverdriet over Filips plotseling overlijden in 1506. Zij ging vervolgens de geschiedenisboeken in als ‘Juana la Loca’, Johanna de Waanzinnige. Voor Karel van Gelre was de onverwachte dood van de hertog van Bourgondië een buitenkans en hij pakte direct de wapens weer op. Dat liet de zoon van Filips de Schone, de latere keizer Karel V niet op zich zitten, en gooide als achtjarige met zijn opa Maximiliaan er een strafexpeditie tegen naamgenoot Karel en Gelre aan. Karel van Gelre moest andermaal, in het Verdrag van Kamerijk (1508), plechtig beloven dat hij geen oorlog meer zou beginnen. Dat hield hij een half jaar vol en toen brak hij opnieuw zijn gegeven woord, Toen had zelfs paus Julius II er genoeg van en op vrijdag 26 maart 1509 verordonneerde hij ‘met kerkelijke censuur’ dat het afgelopen moest zijn met de Bourgondisch-Gelderse Oorlog. Tevergeefs: Karel van Gelre bleef tot aan zijn trieste dood in 1538 proberen om de enige en onafhankelijke heer van Gelre te blijven.
Literatuur Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 133-134.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 139-140.
Noordzij, A., Gelre. Dynastie, land en identiteit in de middeleeuwen. Hilversum 2009 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 59), p. 216-219.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 1e stuk, no. 648, p. 415.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ’t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 326.
27-3-1898 (zondag) Opening Lutherse Kerk Spoorwegstraat Deze week, in maart 2022, werd bekend dat de voormalige Lutherse kerk aan de Spoorwegstraat (weer) te koop staat. Dat kon de geloofsgemeenschap rond 1895 natuurlijk niet bevroeden toen ze een nieuwe kerkgebouw zochten voor het te klein geworden prachtige pand aan de Korenmarkt (nu uitgaansgelegenheid Fifth Avenue). Geheel in de mode van de tijd ontwierp in september 1896 de Arnhemse architect Arie Reinier Freem (1853-1921) de kerk in neogotische-stijl. De kosterswoning rechts naast de kerk kreeg ook wat trekken van de neorenaissance. Bij de aanbesteding nam de firma Mulder en Van Wessemvoor f 56.250,- de bouw voor zijn rekening. De Lutherse gemeente hoede niet alles te betalen, want het geld voor de kerktoren kwam van mevrouw G.A. Swaving-Arriens. Op zondag 17 maart 1898 werd het gebouw met een kerkdienst in gebruik genomen. Het fraaie interieur met de houten lambrisering en de glas-in-loodramen is in restaurant Bizar-Bazar bewaard gebleven. Eens kijken of een mogelijke nieuwe eigenaar na betalen van de gevraagde 3,3 miljoen euro dat ook gaat doen.
Literatuur Keesom, J., Het Spoorboekje. Ruim 150 jaar leven in de Spoorhoek. Arnhem z.jr. (Stichting Werkgroep Spoorhoek), p. 23-24, 65, 88.
Vredenberg, J., Gustav Cornelis Bremer 1880-1949 – Arie Reinier Freem 1853-1921. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 100-102.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem. Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 25-26, 49.
28-3-1850 (donderdag) Binnenmolen wordt Stedelijk Gymnasium
28-3-1850 (donderdag) Binnenmolen wordt Stedelijk Gymnasium Langs de Jansbeek stonden eeuwenlang in totaal tien molen: zeven buiten de stadsmuren en drie in de stad zelf. De Beekstraat en Bovenbeekstraat herinneren ons eraan dat de Jansstroom vanuit het noorden de stad inging. Aan de Bovenbeekstraat stond sinds de 13e eeuw de ‘Binnenmolen’, een waterkorenmolen. In de 19e eeuw was deze niet meer rendabel en eigenaar Gerrit Mos verkocht de molen en grond in 1844 voor f 16.000,- aan de stad. Die sloopten het bovenste deel en besloten op donderdag 28 maart 1850 de molen niet meer te verpachten, maar het als bouwterrein te gebruiken voor de Latijnsche School. In 1879 verrees een heel nieuw schoolgebouw aan de hand van gemeentearchitect A. van Cuijlenburgh jr. met een indrukwekkende neoclassicistische voorgevel. Met de onderwijswet van 1876 werd ook de naam nieuw: het Stedelijk Gymnasium. Leerlingen hadden er een extra rustbrenger bij, want de school stond naast het huis van de politiecommissaris. Toen de school in 1941 naar de Statenlaan vertrok werd in het pand zelfs het hoofdbureau van de politie gevestigd.
Literatuur Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem. Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 10, 53-54.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 100.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 24, 29-30, 57-60.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’. Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016. Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 131-134.
29-03-1496 (dinsdag) De ‘kokenmeister’ van Karel van Gelre
29-03-1496 (dinsdag) De ‘kokenmeister’ van Karel van Gelre Wie door de kronieken en archieven van Arnhem bladert, stuit vaak op prachtige zinssneden en verdwenen woorden. Neem nu eens dit besluit van Karel van Gelre van 29 maart 1496: “Hertog Karel neemt Goossen van Bemmel aan tot zijnen kokenmeister en legt hem toe, voor de bezorging van den dagelijkschen kost in zijn hof, de opbrengst der assijsen en der tollen in de drie kwartíeren van Nijmegen, Zutphen en Arnhem en daarboven 400 malder rogge. In den jair onss Heren duysent vyerhondert sess ende tnegentich, des dynxdaiges na den heiligen palmdach.” Het laatste ‘heiligen palmdag’ is Palmzondag, de laatste zondag in de vastentijd voor Pasen. Maar nu gaat het om de ‘kokenmeister’ die voor de dagelijkse kost voor het hof van hertog Karel moet zorgen. Dat was in de 15e eeuw wel iets meer dan chefkok, wat de letterlijke hertaling van deze functie zou zijn. De ‘kokenmeister’ kookte zelf niet, maar moest zorgen dat Karel en zijn gevolg altijd onderdak en eten had. Om dat te financieren mocht hij gebruik maken van belastingen (‘assijsen’ vergelijkbaar met accijnzen) en tollen van de hertog gebruiken. Ook kreeg hij een flinke hoeveelheid rogge: 400 malder is ongeveer 50.000 liter. Karel trok namelijk met zijn hele hofhouding van ongeveer 200 personen van stad naar stad om met zijn aanwezigheid zijn gezag uit te oefenen. De ‘kokenmeister’ was dus eerder een soort minister van financiën/rentmeester dan een chef-kok.
Literatuur Hilberdink, C., Gelre’s hof. Van paardestal tot Huis der Provincie.Zutphen 1983 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 52-53.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6, 1e stuk, no. 169, p. 124.
30-3-1908 (maandag) Nieuw straatwerk in Klarendal
30-3-1908 (maandag) Nieuw straatwerk in Klarendal Aan het eind van de 19e eeuw moest in Klarendal nog een flinke inhaalslag gemaakt worden op het gebied van de riolering en bestrating van de wijk. In 1908 werd eindelijk een goede stap gezet toen de gemeenteraad op 30 maart besloot om de wegen langs het spoor, Klarendalsingel en Sonsbeeksingel, opnieuw te bestraten. Een bedrag van f 124.000,- werd daarvoor uitgetrokken. Met het opruimen van de allerslechtste woningen en de bouw van nieuwe huizen in het kader van de Woningwet van 1901 kreeg Klarendal eindelijk die aandacht die het verdiende. Een eerste stap, want saneren en renoveren zijn al sinds mensenheugenis met de wijk verbonden wijk.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 138.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), pp. 45-72.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 25-29.
31-3-1913 (maandag) Een lange weg naar de Rijnbrug
31-3-1913 (maandag) Een lange weg naar de Rijnbrug Op maandag 31 maart 1913 besloot de gemeenteraad dat een nieuwe vaste brug over de Rijn in het verlengde van de Lauwersgracht moest komen. Die brug moest de schipbrug, die sinds 1603 tussen de Praets en het Roermondsplein lag, vervangen. Aan het besluit gingen jaren van discussie vooraf, want ook dat Roermondsplein was in beeld als plek voor de verkeersbrug. Om het scheepvaartverkeer vrij onder de brug door te laten varen, moest de brug een behoorlijke hoogte hebben. Volgens de scheepvaartregels (Akte van Mannheim, 1868) moest de brug minimaal 9,1 meter boven de hoogste waterstand liggen. Zelfs de auto’s in die dagen konden maar moeite een flink hoogteverschil overbruggen, om van paard en wagen nog maar te zwijgen. Toch was het toenemend aantal auto’s de belangrijkste reden voor de bouw van een vaste brug en die hadden een lange op- en afrit (de ‘afweg’) nodig. Maar ja, wie gaat dat betalen. Eindeloze discussies tussen gemeente, provincie en Rijk waren het gevolg en ze kwamen er niet uit. Zelfs het heffen van tolgeld werd uit en te na besproken. Van Rijkswege kwam in 1927 het Rijkswegenplan en Arnhem kon daarop financieel meeliften. Toen ging de uitvoering van het besluit ineens heel snel. In 1933 werd begonnen met het dempen van het zuidelijke deel van de Lauwersgracht en in 1935 kon de (latere John Frost)brug voor het verkeer worden opengesteld.
Literatuur Burgers, T., Watermonumenten. Beken, bruggen, dijken en gemalen in Arnhem. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 24-25, 58-60.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 144.
Jacobs, I. D., De Brug. De oude Rijnbrug van Arnhem. Zwolle 2018 (Uitgeverij WBooks), p. 17-43.
Schulte-van Wersch, C.J.M., De singels in Arnhem. Van vestinggordel tot Centrumring. Utrecht 2013 (Uitgeverij Matrijs), p. 47-49.
1-2-1898 (dinsdag) Overspelige baron verkoopt Sonsbeek Willem F.M.A.H. baron van Heeckeren (1858-1915) was in 1898 overladen met schande en financiële problemen. Een gevangenisstraf wegens (aanzetten tot) ontucht en twee echtscheidingen wegens overspel leidden niet alleen tot publieke ongenade, maar ook tot een failliete boedel. De dubbele alimentatie (na de echtscheidingen in 1883 en 1898) was, met teruglopende inkomsten, niet meer op te brengen. De baron had er genoeg van en was toch al vaker in zijn eigen woning in Parijs dan in de witte villa op de Hartgersberg te vinden. Gelukkig was zijn grondbezit, ondanks meerdere grondverkopen vanaf 1883, nog steeds aanzienlijk: Sonsbeek met landerijen tot in Deelen toe, St. Marten, delen van het Sonsbeekkwartier, de Transvaalbuurt en ga zo maar door. Willem verkocht bijna al zijn onroerend goed aan een speciaal daarvoor opgerichte bouwbedrijf, de Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Sonsbeek. Grote man daarin was de rijke Arnhemse oliehandelaar Hendrik Kooy jr. Die greep zijn kans en kocht voor fl 750.000,- heel het gebied tussen de Schelmse-, Hommelse- en Zijpendaalseweg. Een jaar later sloot Kooy een overeenkomst met de gemeente en kwam het park in gemeentelijke handen. In ruil daarvoor ontving Kooy bijna hetzelfde bedrag en de garantie dat de gemeente de gronden naast het eigenlijke park bouwrijp zal maken. De stad is verzekerd van een groen hart en nieuwe woningbouwterreinen. Een prachtige deal voor alle partijen. De baron behield nog wat kleine landerijen bij Deelen en onder Hoenderloo. Hij stortte zich weer op de jacht en verhuisde in 1910 definitief naar Parijs. Daar overleed hij vijf jaar later.
Literatuur Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 133.
Habets, A., ‘Op grond van overspel …‘ Het verval van Sonsbeek onder Willem van Heeckeren. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 41 (september 2021), nr. 3, pp. 140-151.
Habets, A., Gratie voor Willem van Heeckeren. De ontknoping van het Sonsbeek-schandaal. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 41 (december 2021), nr. 4, pp. 238-241.
Iddekinge, P.R.A., Park van de Gemeente. In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle, 1998 (Uitgeverij Waanders), pp. 55-73.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 34-53.
2-2-1735 (woensdag)
Bontenburch op Korenmarkt wordt Lutherse Kerk
2-2-1735 (woensdag) Bontenburch op Korenmarkt wordt Lutherse Kerk Het gereformeerde geloof was leidend tussen 1579 en 1795 in Arnhem. Andere godsdienstige uitingen werden gedoogd en in deze ‘gewetensvrijheid’ was voor soms meer mogelijk. Ook de Lutherse geloofsgemeenschap mocht niet openlijk het eigen geloof uitoefenen. Vanaf 1657 stond het stadsbestuur toe dat de lutheranen weer openlijker hun geloof mochten belijden. Zij kwamen bijeen in het huis Bontenburch, op de Korenmarkt. De Lutherse gemeente kreeg op 2 februari 1735 toestemming om het inmiddels bouwvallige Bontenburch te slopen en op die plek een nieuwe kerk te bouwen. Het stadsbestuur gaf zelfs een bedrag van fl 175,00 als een bijdrage in de bouwkosten. Twee jaar later, in 1737, kon de zaalkerk in gebruik worden genomen. Niemand minder dan stadstimmerman Leendert Viervant de Oude tekende waarschijnlijk voor het classicistische ontwerp. In 1898 verliet de Lutherse gemeente de kerk en verhuisde naar een nieuw godshuis aan de Spoorwegstraat. Het gebouw op de Korenmarkt werd graanpakhuis en kreeg daarna verschillende amusements- en horecabestemmingen (bioscoop Scène eind jaren zeventig en discotheek Bubbles) en is sinds 2003 in gebruik bij uitgaanscentrum 5th Avenue.
Literatuur Graswinckel, D.P.M., Een wandeling door Arnhem in vroegere eeuwen. In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek. Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), p. 132.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw met geschiedkundige aanteekeningen. Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1975; ongewijzigde herdruk van de uitgave uit 1907, pp. 397-398.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
Wander, R.H.J., Kerken. Duizend jaar religieuze bouwkunst in Arnhem. Utrecht 1997 (Uitgeverij Matrijs), pp. 14, 22-23, 24, 48.
3-2-1737 (zondag)
Melk moet bliksembrand Grote Kerk blussen
3-2-1737 (zondag) Melk moet bliksembrand Grote Kerk blussen Op zondag 3 februari 1737 trof de bliksem voor de tweede keer in vijf jaar de toren van de Grote Kerk. In 1732 gebeurde dit uitgerekend op 2e Pinksterdag tijdens een kerkdienst. De brand die in 1737 uitbrak, werd niet alleen met water maar ook – een oud volks bijgeloof volgend – met melk geblust. Arnhemmers renden af en aan met kannen (inhoudsmaat ca. 1,4 liter) om te voorkomen dat de brand zich verspreidde. En dat lukte.
Het stadsbestuur kwam de volgende dag bijeen en putte zich uit in complimenten voor de inzet van de bevolking. Ze vroeg ook iedereen, die met de melkblussing had geholpen, om zich te melden. Hen werd een financiële tegemoetkoming voor de melk in het vooruitzicht gesteld. De Arnhemmers meldden in totaal slechts 640 kannen aan. Uiteindelijk gaf dus water toch de doorslag bij het blussen. De brandschade zelf repareerde men voor een bedrag van fl 345,-.
Literatuur Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 308.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 62.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
4-2-1546 (maandag/donderdag)
Achter de staart van keizer Karels paard
4-2-1546 (maandag/donderdag) Achter de staart van keizer Karels paard Vergezeld door zijn jongere zus, landvoogdes Maria van Hongarije (1505-1558), arriveert op 4 februari 1546 de drager van de hertogstitel van Gelre in de stad: Karel van Habsburg. Hij is niet alleen hertog van Gelre, maar ook heer van alle zeventien Nederlanden, koning van Spanje en keizer over het Duitse Rijk. Hij wordt met die laatste, hoogste, titel aangesproken: keizer Karel V. Via de Rijnpoort rijdt Karel tegen het vallen van de avond de stad binnen. Hij wordt ‘met diepe eerbiedingh en veele geschenken gewillekomd’. Om de feeststemming verder te verhogen, laat de stad ter ere van de keizer drie gevangenen vrij. Die gaan ‘an die Lijne’: de vrijgelatenen worden met een touw vastgebonden aan de staart van het paard van de keizer. Zo lopen ze achter de kont van keizer Karels paard van de Rijnpoort naar de Markt. Ze vergeten nooit meer aan wie ze hun vrijheid te danken hebben.
Literatuur Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 2, p. 219-220.
Hasselt, G. van, Oorsprong van het hof van Gelderland. Arnhem 1792 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 35.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 139-162, p. 142.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 135.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 17.
5-2-1749 (woensdag) De ‘Vrouwe van Sonsbeek’ trouwt
5-2-1749 (woensdag) De ‘Vrouwe van Sonsbeek’ trouwt Er zijn Arnhemse meisjes, maar ook ‘Arnhemse Meisjes’, de befaamde koekjes. Er zijn Arnhemse vrouwen, maar er is ook een ‘Vrouwe van Sonsbeek’. Zij is beeldbepalend voor de stad geweest. Bovendien is haar leven met mysteriën omgeven. In de archieven hebben historici nog maar weinig over haar kunnen vinden. Er is ook geen enkel portret van haar bekend, terwijl ze toch geld genoeg had om een kunstschilder te betalen. Wel weten we wanneer de vrouw, die de witte villa op Sonsbeek in 1742 liet bouwen, trouwde. Dat was vandaag, zo’n 270 jaar geleden, op 5 februari 1749. De plechtigheid vond, met toestemming van de Arnhemse predikant W. Themmen, plaats in de Oude Hervormde Kerk in Oosterbeek. Een romantische locatie inderdaad. De gelukkige bruidegom is een advocaat van het Hof van Gelderland, Johannes Jongbloet. Hij slaat een geweldige slag. Door het huwelijk komt hij in het bezit van de mooiste heuvel van het landgoed Sonsbeek de Hartgersberg, inclusief het vijf jaar daarvoor opgeleverde ‘huisje op de berg’.
De naam van de bruid: Adriana van Bayen. Ze werd geboren in Batavia, werd wees en erfde een fortuin. Als minderjarige stond ze onder het toezicht van de Arnhemse Weeskamer en kwam hier wonen. In het bestuur van het weeshuis zaten enkele stadsbestuurders en die gaven zowel toestemming voor de koop van de Hartgersberg (voor 6.000 gulden), de bouw van de witte villa (12.000 gulden) als voor het huwelijk. Maar veel van het leven van Adriana (1723-1755), de Vrouwe van Sonsbeek, blijft in raadselen gehuld.