1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Elke dag in het verleden gebeurde er in Arnhem wel iets opmerkelijks.
1 december 1744 (dinsdag)
Opening Dorthmond’s Weduwenhuis
Op deze dag in 1744 werd aan de Beekstraat het Dorthmonds Weduwenhuis (Van Dortmonds Weduwenhuis) in gebruik genomen. Vijf jaar eerder had de timmerman Arent van Dorthmond per testament bepaald dat zijn huis daarvoor werd ingericht. Het was in eerste instantie bestemd voor weduwen van leden van het timmermansgilde St. Joseph. Tien vrouwen vonden er onderdak, waarvan vier ook nog eens een financiële ondersteuning ontvingen. In de literatuur (Arendsen, 2012) komt soms naar voren dat het huis alleen onderdak bood aan die vier. Het Arnhemse Adresboek van 1860 vermeldt dat er tien vrouwen woonden.
In de Tweede Wereldoorlog werd het huis zo ernstig beschadigd dat de overbuurman in de Beekstraat, het Catharinagasthuis, de zorgfunctie overnam.
Het Dorthmondshuis was niet het enige weduwenhuis in de Beekstraat. Even verderop was er ook nog het Bentincks Weduwenhuis. De stad telde in totaal zeven weduwenhuizen.
Literatuur en bronnen
Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie).
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 46-47.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 286-287.
Schulte- van Wersch, C.J.M., Berends. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-56.
Sigal, M.C., Het Dortmondts Weduwenhuis te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 25 (1922), p. 153-155.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848.Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 59.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 79-80.
2 december 1944 (zaterdag)
Fall Storch: Duitse leger blaast dijk bij Elden op
Overbetuwe in de oorlogswinter van 1944
Korte informatieve documentaire over de Betuwe na de operatie Market Garden.
© Omroep Gelderland, Ridders van Gelre, 5,5 minuut.
Fall Storch’ (Operatie Ooievaar) was de codenaam van het Duitse leger om op 2 december 1944 de Rijndijk bij Elden op te blazen. Door land onder water te zetten, moest een verdere opmars van het geallieerde leger vanuit de Betuwe voorkomen worden en werd geprobeerd om het Duitse Rijnfront intact te houden.
De Duitse genie blies een groot gat in de Drielsedijk bij het dijkmagazijn ter hoogte van de spoorbrug Arnhem-Nijmegen. Een tweede explosie bij de Griftdijk ten zuiden van Elden moest er voor zorgen dat het water de hele Overbetuwe instroomde. Dat gebeurde vanaf 17.00 uur die zaterdag. Heel het gebied tussen de Rijn en de Waal, tot aan Tiel toe, kwam onder water te staan.
Het plan had een tijdelijk succes: de geallieerden moesten het Waalbruggehoofd bij Nijmegen opgeven.
Literatuur
Hemmen, F. van, Ooievaar brengt Zondvloed. De onderwaterzetting van de Betuwe december 1944 – maart 1945. Kesteren 1995.
3 december 1586 (woensdag)
Prümermolen betaalt salarisverhoging predikanten
3 december 1586 (woensdag)
Prümermolen betaalt salarisverhoging predikanten
Buiten de stadsmuren lagen sinds de middeleeuwen zeven watermolens. Waar nu het kleine watervalletje van de beek in De La Reystraat is, stond een molen die eigendom was van het klooster Prüm. Die abdij had van oudsher, de eerste schriftelijke vermelding van ‘arneym’ staat in hun goederenlijst van 893, bezittingen in en om de stad. Het klooster en de onder hen vallende Eusebiuskerk verpachtten de ‘die Pruemer molle’ aan verschillende eigenaren voor een jaarlijks bedrag van om en de nabij 50 daalders.
Na de Arnhems reformatie in 1579 waren alle katholieke bezittingen het protestantse stadsbestuur een doorn in het oog. Bovendien groeide de protestantse kerkbezoek en kregen de predikanten het drukker. De voorgangers hadden een hoger salaris nodig en daarom bepaalde de schepenen, na overleg met het Hof van Gelre, op woensdag 3 december 1586 dat ‘een verhooging der predikants-traktementen’ betaald werd uit ‘de inkomsten van den Prumenschen molen’.
Literatuur en bronnen
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 25.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 389
3 december 1622 (zaterdag)
Hij komt, hij komt maar niet in 17e-eeuws Arnhem
Geen Sinterklaasviering.
In de 17e en 18e eeuw kende Arnhem geen godsdienstvrijheid. Het gereformeerde calvinistische geloof, onder de naam Neder-Duits Hervormd, was leidend. Andere godsdienstige richtingen werden, in de beste jaren, gedoogd.
In de eerste helft van de 17e eeuw was van deze tolerantie helemaal geen sprake. Het Sinterklaasfeest was daar de dupe van. Heiligenverering in wat voor (katholieke) vorm dan ook was verboden. Dat was ‘Paapsche superstitie’, rooms bijgeloof.
Hier moesten de inwoners van de stad wel voortdurend aan herinnerd worden. Zo werd nogmaals in 1622 het bakken van St .Nicolaasgoed (is vooral speculaaspoppen) en het zetten van de schoen verboden. Werd iemand betrapt, dan werd het snoepgoed in beslag genomen.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 266.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 34.
4 december 1601 (dinsdag)
Stad koopt veer op de Praets
4 december 1601 (dinsdag)
Stad koopt veer op de Praets
Wat we nu als Praets schrijven, werd eeuwenlang in de bronnen Praest of Prast genoemd. De Praets was een belangrijke plek in de verbinding tussen de Betuwe en de stad, want daar bevond zich ‘het veer op die Praest’.
Volgens middeleeuwse gewoontes waren de veerrechten in bezit gekomen van een kerkelijke instantie, in dit geval in 1287 bij het kapittel van de St. Pieterskerk in Utrecht. Een landeigenaar of wereldlijk bestuurder (graaf) probeerde met schenkingen de kerk (en daarmee de mensen die onder de kerk vielen) aan zich te binden. Verder werd gehoopt dat het begiftigen van het geloof het eigen zielenheil zou versterken.
De bestuurders van de St. Pieterskerk op hun beurt verpachtten de veerrechten. Eerst aan hen gehoorzaamheid verplichte horigen, maar gaandeweg steeds meer aan iedereen die hiervoor een jaarlijks bedrag op tafel wilde leggen.
Arnhem wilde zelf het bezit van de veerrechten, want het veer was de enige rechtstreekse oversteek naar de stad. Maar het stadsbestuur had grotere ambities. Om meer greep te krijgen op de regionale handel met de Betuwe, zou de aanleg van een schipbrug Nijmegen (en Wageningen) flink wat wind uit de zeilen nemen. En zo gebeurde het: in 1601 kocht Arnhem de veerrechten en twee jaar later werd de schipbrug aangelegd.
Literatuur
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 188-221, p. 176-177.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-440.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 24.
Wientjes, R.C.M., Arnhem, Wageningen en het veer op de Praats. In: Bijdragen en Medede(e)lingen Gelre, deel LXXVI (1985), pp. 9-19.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Uitgeverij Waanders), pp. 12-14.
5 december 2007 (woensdag)
Talmaplein wordt beschermd stadsgezicht
Op vijf december krijgen het Talmaplein en de omliggende straten wel een heel mooi cadeau. De ‘Patrimoniumbuurt’, zoals deze stadseenheid wordt genoemd, wordt van rijkswege verheven tot beschermd stadsgezicht.
En terecht, zoals ook blijkt uit het straten- en huizenontwerp uit 1916 van architect H. J. Tiemens.
Kronkelende straatjes met in hoogte verspringende cottage-achtige woningen, veel groen met als bekroning het Talmaplein zelf. Een juweel van stadsarchitectuur waarin de rode pannendaken fraai afsteken tegen de steile heuvels van de vroegere Mussenberg. Daarvoor moest wel om het verlaten, maar toen nog niet geruimde, Joodse kerkhof (1858-1866) worden heen gebouwd. Nadat de overledenen allemaal waren overgebracht naar de Joodse begraafplaats op Moscowa werd in 1985 tot ruiming overgegaan.
De ‘Patrimoninumbuurt’ dankt zijn naam aan de protestants-christelijke woningbouwvereniging met die naam. Patrimonium, letterlijk ‘vaderlijk erfdeel’ verwijst naar de vastgoedachtergrond.
Na de Woningwet van 1901 duurde het even voordat de woningbouwverenigingen hun financiën op orde hadden om aan de nieuwe eisen van de wet te voldoen. Ook was de vereniging een voorbeeld van de doorzettende verzuiling. Naast de openbare woningvereniging ‘Volkshuisvesting’ was er ook nog de katholieke woningstichting Eusebius en enkele particulier-liberale verenigingen.
De protestants-christelijke achtergrond is nog goed te herkennen in de straatnamen: allemaal protestanten die voorop gingen in het bestrijden van de armoede en de miserabele arbeidsomstandigheden van die tijd. Ook dan blijft (Syb) Talma de blikvanger. Deze ‘rode dominee’ van de Eusebiuskerk werd in 1908 minister en voerde de ene na de andere sociale wet door.
Literatuur
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), p. 70-72.
Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), pp. 87-89.
Lavooij, W., De stedelijke ontwikkeling. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers). In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), pp. 14-51, p. 21-22.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 30-31.
6 december 1834 (zaterdag)
Overlijden Jonas Daniel Meijer
Arnhem heeft enkele geniale kinderen voortgebracht. Nobelprijswinnaar (1902) Hendrik Antoon Lorentz heeft van hen de meeste internationale roem vergaard. De stad mag ook trots zijn als geboorteplaats van Jonas Daniel Meijer. Inderdaad, die van het beroemde plein in Amsterdam waar jaarlijks de Februaristaking van 1941 wordt herdacht.
Arnhem doet het wat bescheidener met de Jonas Daniel Meijerplaats, een deel van de vroegere Kippenmarkt ten noorden van Eusebiuskerk.
Aan die Kippenmarkt zag Jonas Daniel op 15 september 1780 het levenslicht in het huis van zijn vader David Abraham Meijer en moeder Marianne Cohen. Over wat hij van de Kerkhofoproeren tussen 1783 en 1784 rondom zijn huis heeft meegekregen, zwijgen de bronnen.
Hij verbaasde zijn ouders met zijn onstilbare drang naar boeken en kennis en hij kreeg als driejarige een huisleraar, dhr. Brown. Twee dagen na zijn zevende verjaardag werd hij toegelaten tot de Latijnse school, de voorloper van het Arnhemse gymnasium. Hij sloot de school binnen twee jaar af en werd onderscheiden met de hoogste lof en een prijsboek.
Toen zijn vader in 1790 overleed, nam zijn moeder hem mee naar Amsterdam waar ze gingen inwonen bij (groot)vader Cohen aan de Nieuwe Herengracht. Ook daar rees zijn ster en als eerste Joodse advocaat in Nederland was hij belangrijk voor de Joodse emancipatie. Zijn kennis van het recht bezorgde hem behalve een hoogleraarschap in Leiden, talloze (inter)nationale loftuitingen en een plaats in de grondwetscommissie van 1813.
Literatuur
Boekzaal der geleerde waereld, dl. 150, september 1791, p. 320-323. Amsterdam 1791.
Mayer-Hirsch, N., Jonas Daniël Meijer, een vergeten genie. In: Misjpoge, jrg. 8 (1995), nr. 4, p. 113.
Mayer-Hirsch, N., Jonas Daniël Meijer, een vergeten genie. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 16 (1996), nr. 2, p. 75-85.
Nelissen, N., ‘Een Gijmnasium hier ter stede is alleszins gewenscht’. Het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, 1816-2016. Zutphen 2021 (Uitgeversmaatschappij Walburg Pers), p. 32-34.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 33.
7 december 1942 (maandag)
Divisiemonument Zeven December, Schaarsbergen
Arnhem was in de 19e eeuw het ‘Haagje van het oosten’. Veel oud-Indiëgangers, rentenierende plantage-eigenaren of hoge ambtenaren uit Indonesië, betrokken villa’s aan de Velperweg, Utrechtseweg en de singels rondom Arnhem. Een bijzondere groep waren de oud-militairen, KNIL’lers, die in Bronbeek hun levensavond doorbrachten. Over een andere groep ‘Indiëgangers’ die een plek vonden in Arnhem is minder bekend.
Op 6/7 december hield 1942 hield koningin Wilhelmina een toespraak waarin zij de mogelijke verhouding tussen Nederland en Indonesië schetste na het afloop van de Tweede Wereldoorlog. De toespraak op Radio Oranje werd in Europa op 6 december uitgezonden, maar in Indonesië was het inmiddels 7 december precies één jaar na de aanval op Pearl Harbor. De inhoud was bijna revolutionair: na de oorlog was in het Koninkrijk geen plaats ‘voor verschil van behandeling op grond van ras of landsaard’.
Toen de onafhankelijkheidsstrijd in augustus 1945 losbarstte, werd in 1946 een dienstplichtige legerdivisie in Nederland opgericht die, ook indachtig de woorden van Wilhelmina, rust en orde wilden brengen in Indonesië: de 7 December Divisie. Van de idealistische strekking van de toespraak van Wilhelmina was, door de bloedige strijd die volgde, geen sprake.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië ging de divisie met een soms licht aangepaste naam door met verschillende militaire uitzendingen over de hele wereld. De officiële opheffing was in 2004 en de eenheid ging op in de Luchtmobiele Brigade.
Op het terrein van de Oranjekazerne, Clement van Maasdijklaan op Schaarsbergen, staat het monument van de (7 December) Divisie. De gedenkmuur toont een deel van de namen van de 683 divisiesoldaten die het leven lieten tijdens het uitoefenen van ‘waartoe zij geroepen waren’.
Literatur en bronnen
Aggelen, L. van, De Nederlandse Rode Baretten. 11 Luchtmobiele Brigade (Air Assault) ‘7 December’ (1992-2012).
Arnhem 2012 (Uitgeverij White Elephant).
Blessing, M., Wilhelmina preekt de revolutie.
In: Historisch Nieuwsblad, jrg. 10 (2013).
Website: https://www.historischnieuwsblad.nl/wilhemina-preekt-de-revolutie, laatst geraadpleegd 7-12-2021.
Website: https://www.7decemberdivisie.nl/, laatst geraadpleegd 7-12-2021.
Website: https://www.4en5mei.nl/oorlogsmonumenten/zoeken/73/schaarsbergen-divisie-monument, laatst geraadpleegd 7-12-2021.
8 december 1927 (donderdag)
Arnhemse energieprijzen
Als we denken dat de discussie dit jaar over de energieprijzen bijzonder is, dan moeten we eens terug naar 1927. Arnhem had een eigen gasbedrijf, de GEB, met een gasfabriek aan de Westervoortsedijk. Hier werd sinds 1867 kolen (cokes) verbrand en het daarbij vrijkomende gas werd opgeslagen in gashouders en daarna door de stad verspreid. De grote ronde gastanks domineerden jarenlang de skyline van het oosten van de stad.
In de gemeenteraadsvergadering van 8 december 1927 ontspon zich een discussie of de gasfabriek winst mocht maken en waar de eventuele winst naar toe moest: een sluitende begroting of verlaging van de gasprijzen voor de allerarmsten. Liberalen en christendemocraten (Joseph IJsselmuiden) stonden, net als nu, tegenover sociaaldemocraten (Louis Hermans). Het felst was de communist Reinier Brugman.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 8-12-1927.
Defilet, M. en M. Splinter-Dupont, De Arnhemse gasfabriek. Geschiedenis en archeologie van de gasvoorziening. Utrecht 2016 (Uitgeverij Matrijs).
Meurs, M.H. van, Honderd jaar gemeentebestuur. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 52-91.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen. In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw. Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), p. 144-159.
9 december 1795 (woensdag)
Majoor Zorreth ‘met ’t zwaard over ’t Hoofd gestraft’
De aanhoudende strijd in de 18e eeuw tussen de prinsgezinden, aanhangers van de stadhouders Van Oranje, en de meer vernieuwingsgezinde patriotten eisten slachtoffers in beide kampen.
In 1787 wisten de ‘Oranjeklanten’, met steun van het Pruisische leger de patriotten te verjagen uit de stadsbesturen en het land. Acht jaar later keerden die, met hulp van het Franse leger, terug.
De patriotten vereffenden vervolgens nog enkele rekeningen uit 1787. In Arnhem was daarvan majoor Willem Christoffel Zorreth het belangrijkste slachtoffer. Hij had in 1787 letterlijk in de frontlinie gestaan als majoor van het in Arnhem gelegerde garnizoen Sommerlatte. Keer op keer drong hij luidkeels aan op de inlevering door de burgers (lees: de paramilitaire vrijkorpsen van de patriotten) van hun wapens. Bovendien zou hij volop hebben meegedaan met de plundering van huizen van (vermeende) patriotten.
Voor dit alles werd op hij op 9 december 1795 ter dood veroordeeld. Er waren echter volgens de rechters zoveel verzachtende omstandigheden dat dit symbolisch ‘met ’t zwaard over ’t Hoofd’ werd uitgevoerd. Zorreths doodstraf werd omgezet in een twintigjarige gevangenisstraf in het provinciale tuchthuis, dat aan de Beekstraat lag. Toeval of niet: daar staat nu het politiebureau.
Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 68, 83, 217-221.
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 31-32.
10 december 1803 (zaterdag)
Drukke dag voor de Arnhemse beul
In de tweede helft van de 18e eeuw zwierven verschillende dievenbendes door Nederland en de grensstreek met België en Duitsland. Rondom Limburg waren het de (nu) legendarische ‘Bokkenrijders’ die stelend en moordend door het land trokken.
De mythische status die deze groep had (afwisselend in de geschiedschrijving beschreven als misdadige duivelsaanbidders, weerloze slachtoffers van de armoede of psychotische criminelen, enz.) was niet weggelegd voor de groep die in 1803 Arnhem voor de negen rechters van het Departementaal Gerechtshof stond. Vijf jaar lang hadden ze de Veluwe, de Betuwe en het land van Kleef onveilig gemaakt en nu werd de straf uitgesproken over de negen mannen en vier vrouwen in de leeftijd tussen 20 en 40 jaar: zes naar de galg, drie geradbraakt, drie gegeseld en een met roeden omhangen aan de kaak gesteld. Voor de veroordeelden die niet werden terechtgesteld wachtte ook nog een jarenlange tuchthuisstraf met gedwongen arbeid. Het was op 10 december 1803 een drukke dag voor de Arnhemse scherprichter om het vonnis van een week eerder uit te voeren.
Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem.Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 136-137.
Criminele Sententie Geschept bij het Departementaal Gerechtshofs van Gelderland , den derden December 1803 (enz.) Geëxecuteerd binnen Arnhem den 10 Dec. 1803. Arnhem 1803 (gedrukt bij A. van Goor).
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 19-20.
11 december -2004 (zaterdag)
Verwarring bij opening NS-station Arnhem-Zuid
‘Arneym’ is in verwarring. Wie de officiële literatuur erop naslaat, leest dat de opening van NS-station Arnhem-Zuid op 11 december 2004 was (Burgers/Vredenberg, p. 67). Ook diverse websites melden die datum.
Voor de feestelijke, officiële opening wordt een jaartje later, 10 december, genoemd (NS-Nieuws en Omroep Gelderland). Het ene jaar de ingebruikname en het volgende jaar de officiële openstelling?
Hoe het ook zij: bij ‘een’ opening reden de treinen het station voorbij. Foutje van NS-Prorail, die had de machinisten niet ingelicht en de treinreizigers stonden in de decemberkou.
Literatuur
Burgers, T. en J. Vredenberg, Sporen naar Arnhem Centraal.
Utrecht 2015 (Uitgeverij Matrijs).p. 67.
Website https://web.archive.org/web/20100925064228/http://www.schuytgraaf-online.nl/station_Arnhem_Zuid.html, laatst geraadpleegd 11-12-2021
Website https://nieuws.ns.nl/opening-ns-station-arnhem-zuid-10-december-2005/, laatst geraadpleegd 11-12-2021.
Website Omroep Gelderland, https://www.gld.nl/nieuws/99394/ns-station-arnhem-zuid-geopend, laatst geraadpleegd 11-12-2021.
12 december 1531 (zaterdag)
Sterfdag Johan van Arnhem
De Van Arnhems waren van de 14e t/m de 17e eeuw een van de machtigste families in de stad. Ze behoorden tot het ‘maegschap’ (familiegroep) van de Gruuthuys-clan. Ook buiten de stad lieten ze zich zien met het bezit verschillende landgoederen. Johan Wijnandzn Arnhem, die op 12 december 1531 op 71-jarige leeftijd stierf, mocht zich ridder en ‘heer tot Kernhem’ (landgoed bij Ede). Zijn vader, Wijnand inderdaad, was een ‘tot Presikhaaf’.
Dat Johan als schepen van Arnhem, ridder en schout van Geldern niet de minste was, laat zijn begraafplaats zien: het klooster op Mariëndaal. Dat klooster was in 1392 gesticht doordat voorvader Wijnand van Arnhem de grond daarvoor had geschonken aan de Augustijnerorde van Geert Grote in Deventer. Hun kloosterleer zou uitgroeien tot de Moderne Devotie.
Literatuur
Verkerk, C.L., Machten in het middeleeuwse Arnhem.
In: Manheim, R. (red.) (1983). Arnhem na 750 jaar. Machten, ervaringen, toekomsten.
Arnhem, 1983 (Uitgeverij Gemeentemuseum Arnhem), pp. 4-10.
Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht, 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 42-91.
13 december 1747 (woensdag)
Arnhem met ‘honende mienen’ gaat voor Oranje
In 1747 was er weer eens een wisseling van de bestuursmacht. De Oranjegezinden roken in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1747 opnieuw hun kans. Gelderland had, in tegenstelling tot Holland en Utrecht, sinds 1722 wel Willem IV prins van Oranje als stadhouder, maar diens macht was beperkt. Onder dreiging van het oprukken van het Franse leger, die in de Oostenrijkse Successieoorlog (1744-1748) de zuidelijke (Oostenrijkse) Nederlanden al had bezet, werd de roep om meer macht voor de stadhouder als legerbevelhebber sterker.
De Orangisten eisten dat de functie erfelijk werd (erfstadhouder), waarmee het Huis van Oranje een bijna koninklijke status kreeg.
Het tegensputterende Arnhemse bestuur probeerde met een verbod op samenscholingen en het schenken van alcohol na negen uur ’s avonds het tij te keren. Het mocht niet baten: op 13 december 1747 trok het ‘gemeen’ en ‘honende mienen’ op naar het (oude) stadhuis op de Markt. De stadsbestuurders spraken nog geen maand later uit uit dat de prins Van Oranje alles mocht ‘zoals Sijne Hooge Wijsheid ten meeste dienstig zal oordelen’.
Literatuur
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 81.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 54-90, pp. 68-69.
14 december 1728 (dinsdag)
Schoolgeld voor tot slaafgemaakte Anna
14 december 1728 (dinsdag)
Schoolgeld voor tot slaafgemaakte Anna
De Arnhemse burgemeester Derk de Vree kreeg na het overlijden van zijn broer Gerard de voogdij over de twee wees geworden tienerdochters van zijn broer. Probleem: Hester en Johanna woonden in Suriname op de plantage Vossenburg die Gerard had gekocht.
Gerard had in zijn testament bepaald dat zijn twee dochters na zijn dood naar Nederland moesten. Op de reis met het zeeschip ‘Susanna’ in de zomer van 1727 werden de twee zussen vergezeld door de zeventienjarige tot slaafgemaakte ‘swartin’ Anna van Vossenburg.
Anna ging een jaar later in Arnhem naar school. Dat blijkt uit een rekening die Derk in december 1728 noteerde in zijn kasboek: vijf maanden schoolgeld voor Anna à 5,5 stuiver per maand. De betaling ging naar ‘Van Kel’ en dat was waarschijnlijk de Arnhemse onderwijzer Reinder van Kell, die van 1718 tot 1750 schoolmeester was bij het Burgerweeshuis. De toegangspoort van de weeshuisschool was aan de noordzijde van de Ketelstraat even ten oosten van de Mariënburgstraat.
Literatuur en bronnen
Gelders Archief: 0452-66, Familiearchief Brantsen.
Koene, B., De mensen van Vossenburg en Wayampibo. Twee Surinaamse plantages in de slaventijd. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren), p. 80.
Potjer, M., Onderwijs. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 236-257, vooral p. 245-247.
Stam, D., Anna van Vossenburg (1710 of 1711-1780). In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 40 (2020), nr. 3, p. 130-139, p. 136.
Vredenberg, J.P., Als off sij onse eigene kijnder weren. Het Burgerweeshuis te Arnhem 1583-1742. Arnhem 1983 (Gemeentearchief Arnhem), p. 44-47, 98-99.
15 december 1703 (zaterdag)
Arnhems ‘Nieuwe Plooi’ stuurt brief aan Staten-Generaal
Veertien kantjes telt de brief (‘missive’) die het Arnhemse stadsbestuur met vier andere Veluwse steden in 1703 verstuurt aan de Staten-Generaal. Via de ondertekenaar, de Arnhemse ‘Ordinaris Secretaris’ Hendrik Willem van Ruyven, willen de stadsbesturen “aen U Hoogh Mogende en alle de Werelt te doen sien, dat wy niets ter werelt meer behartigen als de bescherminge van onse diergekoste Vryheyt, en de Rust en Welstant dese Provintie en onse Steden”.
En niet ten onrechte, want het nieuwe stadsbestuur had in januari van dat jaar met het nodige geweld de oude magistraat afgezet. De nieuwkomers waren echter allesbehalve zeker van hun positie, want hun tegenstanders van de ‘Oude Plooi’ zaten overal: in Arnhem, maar ook in Zutphen en Nijmegen. Hoogste tijd dus voor het stadsbestuur om richting de Staten-Generaal hun positie te legitimeren.
Literatuur
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90, p. 60.
16 december 1825 (vrijdag)
Mr. Gerard van Hasselt overlijdt
Op zijn landgoed Daalhuizen, op de grens met Arnhem, overleed op 74-jarige leeftijd Gerard van Hasselt. Als advocaat en bestuurder (o.a. schepen en burgemeester van Arnhem, afgevaardigde naar de Staten-Generaal) maakte hij de roerige tijden mee van de patriottenstrijd, de Bataafse Revolutie, de Franse tijd en de terugkeer van koning Willem I. Als trouwe aanhanger van de Oranjes moest hij het bestuurlijke veld in 1795 ruimen. Dat gaf hem de ruimte om zich op zijn grote passie te storten: de geschiedenis van Arnhem en Gelderland. Zijn functie vanaf 1802 als ‘Charterbewaarder van Gelderland’, de voorloper van de rijksarchivaris, hielp hem daarbij. Zijn ‘Kronijk’ en de meerdelige ‘Arnhemsche Oudheden’ en honderden andere geschriften zijn nog steeds een dankbare bron voor de hedendaagse historieliefhebber. Van Hasselt had een voorkeur voor het anekdotische. Je moet niet bij hem zijn voor een doorwrochte analytische synthese van politieke en sociaaleconomische ontwikkelingen. Juist het alledaagse en afwijkende had zijn voorkeur. Zo probeerde hij de etymologische aspecten van het ‘Ernems’ in kaart te brengen. Zijn verzamelwoede leidde er wel toe dat veel van zijn publicaties, nadat het archief in de Tweede Wereldoorlog deels was verwoest, de enige directe lijn met veel aspecten van het Arnhemse verleden zijn.
Literatuur
Schulte-van Wersch C.J.M., Mr. Gerard van Hasselt (151-1825). In: Schulte, A.G. (red.), Arnhems Historisch Genootschap Prodesse Conamur 1792-1992. Overal lieten zij hun sporen na. Zutphen 1992 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 175-186.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 29.
Wissing, P. van, Epiloog: verbeelding van een stad. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 322-351, p. 348.
17 december 1627 (vrijdag)
Schoolmeester schrijft nieuwjaarskaarten
Sommige dingen blijven onveranderd. Op vrijdag 17 december 1627 is het donker en regent het. De meester van de Franse School in Arnhem, David Beck, gaat er niet op uit. Hij blijft ‘s middags en ’s avonds op school en schrijft nieuwsjaarskaarten.
Die school is gehuisvest in het vroegere Broerenklooster (Observantenklooster, Minderbroedersklooster). Daar kan Beck het goedvinden met zijn collega van de Latijnse School (voorloper van het gymnasium) prorector Theodosius Calaminus. Die geeft les in een andere ruimte van het kloostercomplex.
De nieuwjaarskaarten van Beck moeten iets bijzonders zijn geweest, want in de stad staat hij bekend als de ‘schoonschrijver’. De omslag van zijn dagboek is daar een fraaie illustratie van.
Literatuur en bronnen
Beck, D., Journael, ofte Dag-Boekie, inhoudenden mijnen Ontfanck ende Uytgaef, Mits-gaders Mijne voornaemste daden, Wedervaringen ende Ontmoetingen, als oock de fortuynen van mijne Vrienden.
Arnhem 1628.
© Gelders Archief: 3096-4, Handschriften Gelders Archief.
Blaak, J., Een schoolmeester in Arnhem. Het journael ofte Dag-boeckje van David Beck, 1626-1628.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 32 (2012), nr. 4, pp. 108-185.
Blaak, J. (red.), Mijn voornaamste daden en ontmoetingen. Dagboek van David Beck Arnhem 1627-1628.
Hilversum 2014 (Uitgeverij Verloren), p. 131.
18 december 1964 (vrijdag)
Opening Bio-Mytylschool
18 december 1964 (vrijdag)
Opening Bio-Mytylschool
Het was in de jaren zestig tot en met tachtig vaste prik in de pauze van een bioscoopbezoek: de rammelende collectebussen voor het Bio-Revalidatiecentrum en Bio-Vakantieoord. Na een kort propagandafilmpje, waarin de kinderen van de Arnhemse zorginstelling een hoofdrol speelden, gingen de collectebussen rond in de bioscoopzaal.
Op 2 oktober 1958 werd officieel de eerste steen gelegd van het complex en een jaar later werd het in gebruik genomen. De gerenommeerde architect, J.J.P. (Ko) Oud (1890-1963), ontwierp het geheel en de bouw was in handen van het Arnhemse bouwbedrijf Sanders.
Al snel verschoof de aandacht van een herstellingsoord voor poliopatiënten naar de opvang van gehandicapte kinderen. Voor hen werd in 1964 op het Bio-complex aan de Wekeromseweg een speciale Bio-Mytylschool gebouwd onder architectuur van Hans Oud (1919-1996), de zoon van J.J.P. Oud . Dat gebouw werd vandaag in 1964 door oud-wethouder Bronkhorst geopend. Het mytyl- en tyltyl-onderwijs dankt zijn naam aan het symbolische verhaal ‘De Blauwe Vogel’ de Belgische schrijver en Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck uit 1908. Hierin gaan twee arme houthakkerskinderen, Mytyl en Tyltyl, op zoek naar een magische blauwe vogel die een ernstig ziek kindje zou kunnen genezen.
De bioscoopcollectes zijn al lang verdwenen en de Bio-Mytylschool is, na een nieuwbouwproject in 1977, bestuurlijk opgegaan in Scholen Gemeenschap Mariëndael. De prachtige gebouwen van het Bio-Revalidatiecentrum, met de schitterende muurschilderingen van Karel Appel, dienen nog steeds als vakantiepark voor gezinnen en groepen met (meervoudig) gehandicapte kinderen.
Literatuur
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst. Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 206-207.
Lavooij, W., Gebouwd in Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 118-119.
18 december 1576 (zaterdag)
Leoninus moet voor ruiters zorgen
Arnhem stond in de eerste tien jaar van de Opstand (Tachtigjarige Oorlog) aan de kant van het gezag van de Spaanse koning Filips II. Het protestantisme had nauwelijks wortel geschoten in de stad, maar dat kon van de omliggende streken niet worden gezegd. De ene stad na de andere stad, vooral in Holland en Zeeland, kozen voor de prins van Oranje.
Met de Pacificatie van Gent (8-11-1576) kreeg de Opstand een nog hogere vlucht. Alle zeventien gewesten spraken af om de plunderende Spaanse (huur)soldaten uit de Nederlanden te verdrijven.
De protestantse opstandelingen maakten van deze afspraak gebruik om meer steden in handen te krijgen. Dat ging in Gelre stadhouder Gillis van Berlaymont te ver. Als plaatsvervangend bestuurder van Filips II stuurde hij zijn hoogste ambtenaar, kanselier Elbertus Leoninus (vandaar de Leoninusstraat in Arnhem), naar de Staten van Gelderland om te onderhandelen over de uitrusting van duizend ruiters. Die zouden ‘een aanslag’ op het gewest en de steden moeten voorkomen.
Leoninus was hier de ideale persoon voor, want al vaker had hij bemiddeld, ook namens de Staten-Generaal, tussen beide strijdende partijen. Toen een keuze onvermijdelijk bleek, koos hij in 1581 voor de Opstand.
Literatuur
Keverling Buisman, F., Bestuur en rechtspraak circa 1550-1700.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 92-125, p. 109.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 283.
19 december 1436 (maandag)
Een priester voor de melaatsen
19 december 1436 (maandag)
Een priester voor de melaatsen
Vanaf 1395 was het Sint Anthoniegasthuis de opvangplek voor de melaatsen. De leprozerie stond vanwege het grote besmettingsgevaar buiten de stadsmuren aan de huidige Steenstraat. Behalve een ziekenzaal had het gasthuis ook een kapel, zodat de zieken zondags een mis konden bijwonen.
Vandaag in 1436 kwamen de rector van de Maartenskerk (de voorloper van de Eusebiuskerk) Wilh.de Mirbach en het stadsbestuur tot een akkoord over de aanstelling van een priester ‘in sente Anthonijs Kercke buyten Arnhem gelegen’. Namens de Arnhemse magistraat traden Jacobus Bierwisch en Johan van Angeren op. Behalve schepenen waren ze ook ‘provisoren’ (beheerders) van het Leprozenhuis.
De kapel werd, na de overgang van Arnhem tot het protestantisme 1579, gesloopt. De melaatsenopvang werd in de zeventiende eeuw verplaatst naar het Catharinagasthuis aan de Beekstraat.
Literatuur en bronnen
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel II, p. 27-42.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 33-34.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 493-494.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 87.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 129-130.
19 december 1936 (zaterdag)
Arbeidsman Kees Luremans overlijdt
Rond 1890 deed een kleine maar felle groep revolutionair-socialisten en anarchisten in Arnhem van zich spreken. Ad van Emmenes, Piet Mulder en Kees Luremans trokken vanuit hun verenigingscafégebouw ‘Voorwaarts’ aan de Spijkerstraat (hoek Lombardstraat) Arnhem en Nijmegen in om reclame te maken voor de Sociaal Democratische bond van Domela Nieuwenhuis en om hun blad ‘Recht voor Allen’ te verkopen.
Illustratief was het onder water zetten in de winter van 1890-1891 van de ijsbaan aan de Molenbeekstraat. Het geplande ijsfeest, waarvan de opbrengsten voor de arme Arnhemmers was bestemd, moest worden afgelast. In Luremans’ woorden “feestvieren bij zoveel ellende door de menschen (Arnhemsche bourgeoisie, die de ellende in de wereld voortbrachten, dat nooit”.
Luremans moest zijn politieke acties duur bekopen, hij vond nergens een baan en leidde met zijn vrouw en acht kinderen een armoedig bestaan. Op latere leeftijd koos hij voor een gematigder koers en werd lid van de SDAP. Hij vervulde diverse vakbondsfuncties en werd lid van de Provinciale Staten en de gemeenteraad (1929-1931). Luremans stierf op 70-jarige leeftijd en werd onder grote belangstelling en met veel eerbetoon begraven op Moscowa.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 21-12-1936.
Houkes, J., Luremans, Cornelis Johannes. Oorspronkelijk in: BWSA deel 3 (1988), p. 129-131.
Url: http://hdl.handle.net/10622/08FC9A9A-FB91-4BC1-A346-82E4DFDAA113, laatst geraadpleegd 19-12-2021.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 78 e.v.
Luremans, C.H. en W.H. Kruiderink (red.), Het eerste verzet. Geschiedenis der Arnhemse arbeidersbeweging voor 1894. (Arnhem 1933; Nijmegen 1995; fotomechanische herdruk van Stichting Vakbondshistorisch Archief Nijmegen).
20 december 1935 (vrijdag)
Gekleurde kaarten op ijsbaan Molenbeke
In 1888 verhuisde de IJsclub Arnhem van de Sonsbeekvijver naar een echte (natuur)ijsbaan op Molenbeke achter de wasinrichting Rammelweide (nu deels tenniscomplex). Het terrein naast de Vosdijk werd gedeeld met A.IJ.C (Arnhemsche IJsClub) Thialf en had sinds 1909 een fraaie entree met een poortgebouw aan de Molenbeekstraat.
Niet alleen de toegang was indrukwekkend. De ijsbaan was na Den Haag de grootste van Nederland en door de elektrische verlichting trok het in de avonduren belangstelling uit de wijde omtrek.
Op 20 december 1935 verwachtte men weer veel belangstelling en was er gelimiteerde toegang. Eerst was er de verkoop van 200 rode toegangskaarten, dan 200 gele en tot slot 200 blauwe. Als alle blauwe entreebewijzen zijn verkocht, dan moesten de schaats(t)ers met rood de baan weer verlaten.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 20-12-1936.
Fiege, K., Twee eeuwen sporten in Arnhem.
Arnhem 2001 (De Arnhemsche Courant / De Gelderlander), p. 15, 16, 24, en 57.
21 december 1870 (woensdag)
Stichting begraafplaats Vredenoord Schaarsbergen
21 december 1870 (woensdag)
Stichting begraafplaats Vredenoord Schaarsbergen
Het Arnhemse college van Burgemeester en Wethouders verleende op woensdag 21 december 1870 vergunning ‘tot het aanleggen eener begraafplaats ten dienste der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Schaarsbergen’. De begraafplaats kreeg de naam Vredenoord/Vrede Oord en was in 1872 klaar, waarna op 16 april 1873 de eerste begrafenis plaatsvond.
Bijzonder van de begraafplaats is de grafheuvel waarin en waarbij vier leden van de adellijke de familie Brantsen, eigenaar van Schaarsbergen sinds 1835, zijn bijgezet. Mr. Willem Gerard baron van Brantsen van den Zyp (1831-1899) had de grond voor kerk en de begraafplaats geschonken. Na zijn moeder was hij de tweede die in de grafheuvel een laatste rustplaats vond. Boven de toegangsdeur is het wapen van de Brantsen aangebracht. Een tweede, volledig door struiken overwoekerde, grafmonument is dat van echtpaar Braat-Reuse. Verder is er sinds 1949 een deel van het terrein gereserveerd voor de zusters diaconessen van het Diaconessenhuis.
Literatuur en bronnen
Arnhemsche Courant, 1869-1873
Cappers, W., Funeraire Cultuur Arnhem. Soesterberg / Rotterdam 2002 (Uitgeverij Aspekt en De Terebinth), p. 40-42.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 118.
Jacobs, I. D., Schaarsbergen. Ontginningsdorp in Arnhem-Noord. Utrecht 2021 (Uitgeverij Matrijs), p. 26-31.
Werkgroep Historie Schaarsbergen, Schaarsbergen. Van Zypendaal tot Kemperheide. Schaarsbergen-Arnhem 2002 (Dorpsraad Schaarsbergen), p. 58-60.
21 december 1903 (maandag)
Oprichting COV: Christelijke Oratorium Vereniging
In deze maand is het onontkoombaar: de ‘Messiah’ van Händel of het ‘Weihnachtsoratorium’ van Bach. Dat vonden ze in 1903 in Arnhem ook en daarom werd op 21 december de Christelijke Oratorium Vereniging opgericht. Tot de opheffing in 2015 verzorgde het koor elk jaar vooral in de paas- en kersttijd uitvoeringen in de beste oratoriumtraditie. In het stichtingsreglement van de vereniging, die onder de naam “Halleluja” tot de muzikale wereld toetrad, werd uitdrukkelijk opgenomen dat “De vereniging heeft tot grondslag het onfeilbaar woord van God. Zij erkent de zang als een gave Gods en wenst die te beoefenen tot verheerlijking van Zijn naam.”
Literatuur
Jubuleumboek 100 jaar COV Arnhem, 1903-2003.
22 december 1691 (zaterdag)
Verbod op bedelen om kerstbrood
We hebben het in ‘Verleden Vandaag’ al vaker gezien: de pogingen van gereformeerde predikanten en stadsbestuurders om alle katholieke gebruiken uit de stad te bannen. Zo werd op 22 december 1691 een verbod uitgevaardigd te bedelen voor kerstbrood. De combinatie van bedelen en het uitbundig vieren van kerstmis was hen een doorn in het oog.
Overtredingen van deze regel werden gestraft met gevangenisstraf in de kerker van de Sabelspoort (‘kaalkelder’) of het tentoongesteld worden in een open draaiende kooi (‘draagkouw’ of ‘drilkooi’).
Hoe anders was het tweehonderd jaar later. Mede door de katholieke emancipatiegolf van de tweede helft van de 19e eeuw vlogen de kerstlekkernij-advertenties in de Arnhemsche Courant van 1891 je om de oren.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 22-12-1891.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 65.
23 december 1562 (zondag)
Stichting Naell Tynnegieterhuis
De gevel van het voormalige weduwenhuis aan de Kleine Oord verraadt het al:
Stichting van Naell Tynnegieter en daaronder, links en rechts: AD 1562. En niet alleen het jaar Onzes Heren 1562 weten we, maar ook de dag: 23 december.
Toen liet Naell Pelgrumsdochter Tynnegieter via haar testament weten dat tegenover het Minderbordersklooster een huis ‘daerinne woenen sullen then ewigen daegen toe ses alde burgersche arme frouwepersoenen ofte meegden”.
Dat de katholieke Naell (de Hervorming nam de stad pas vanaf in 1579 in zijn greep) er ook zelf baat bij wilde hebben, blijkt als ze vraagt of de vrouwen in het huis voor haar willen bidden: “arm, froeme, godtliche frouwepersoen ten ewigendaegen toe, die alle tijt bidden ind in oer gebett Naell vurseide mijt oere susteren ind alderen gedencken ind voer haer bidden sullen.”
Toen, 399 jaar later, in 1961 de laatste bewoonster van dit ‘Weduwenhuis over den Broederen’ (= tegenover het Broerenklooster) stierf, werd het huis verkocht. Het beheer van de overblijvende financiën kwam in 1969 in handen van de Drie Gasthuizen.
De fraaie inscriptie, aangebracht bij de renovatie in 1791 mag hier ook niet ontbreken:
Door Menschen Liefde Ontgloeid,
Liet een der Braafste Vrouwen
Voor Zugtende Ouderdom
Hier eene Woning Bouwen
Herbouwd in den Jaare 1791
Wanneer Huismeesteren Waaren
De Burgemeesters, H. Brantsen en G. Umbgrove
Literatuur
Arendsen. R., Weduwenhuizen in Arnhem. Utrecht 2012 (onuitgegeven scriptie), passim.
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen. Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), p. 47.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 141-143.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 18.
24 december 1864 (zaterdag)
Heidegrond Joodse begraafplaats à honderd gulden
24 december 1864 (zaterdag)
Heidegrond Joodse begraafplaats à honderd gulden
De oudste Joodse begraafplaats in Arnhem dateert uit 1755 en ligt aan de Utrechtseweg/Bovenover bij de Santberg/Sinckenberg. Deze is nog steeds te bezichtigen, wat niet geldt voor de Joodse begraafplaats’de Valk’,eenhonderdvijftig meter stadwaartsaan de noordkant van de Utrechtsestraat. Deze werd tussen 1827 en 1857 door de ’Israëlitische Gemeente’ gebruikt. Toen ook hier alle ruimte was benut, begroef de Joodse gemeenschap de overledenen op hun deel van de begraafplaats bij Onder de Linden. Het plantsoenachtige Talmaplein in de Patrimoniumbuurt is daarvan nog een tastbare herinnering. Na enkele jaren voldeed deze niet meer en werd uitgekeken naar een volgende begraafplaats. Daartoe stond een verzoek van de ’Israëlitische Gemeente’als punt 5 op de agenda van de gemeenteraadsvergadering van zaterdag 24 december 1864. De raad besloot zonder hoofdelijke stemming om voor een bedrag van honderd gulden een halve bunder (ongeveer een halve hectare) heidegrond bij de boerderij Moskowa (met een k; de latere begraafplaats Moscowa is met een c) aan de Joodse geloofsgemeenschap te verkopen, zodat dat terrein ingericht kon worden als begraafplaats. De opening was twee jaar later en nog eens acht jaar later werd ten noorden van de Joodse begraafplaats de algemene begraafplaats Moscowa ingericht.
De Joodse begraafplaats bij ‘De Valk’ werd met rabbinale toestemming geruimd in 1966 en Talmaplein/Onder de Linden eveneens met rabbinale toestemming in mei 1985. ‘Geruimd’ wil zeggen in deze gevallen: overgebracht naar de Joodse begraafplaats bij Moscowa. Daar zijn nog zerken en stenen te zien van deze twee begraafplaatsen.
Literatuur en bronnen
Cappers, W., Funeraire Cultuur Arnhem. Soesterberg / Rotterdam 2002 (Uitgeverij Aspekt en De Terebinth), p. 21-28.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 115.
Kooger, H., Rondom den Brink. Zwerven door West-Arnhem. Arnhem 1987 (KEMA), p. 44-45.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 343, 486-488.
Potjer, M.R., Moscowa. Van begraafplaats naar begraafpark in Arnhem. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 10-12.
24 december 2006 (zondag)
Vitesse wint spectaculair van Ajax
Samenvatting Vitesse-Ajax, uitslag 4-2 (24-12 2006) Duur bijna 10 minuten.
© www.vitesseshirts.nl
‘Arneym’ heeft als jongetje nog op de houten jongensstaantribune op Nieuw-Monnikenhuize gestaan. Altijd is hij de geelzwarte helden in goede (zoals nu in 2021) en slechte tijden (degradatie naar 1e divisie in 1972 en 1980) trouw gebleven.
En dan is er ruime keus voor 24 december, zoals de sterfdag in 2010 van ‘de Zwarte Panter’ keeper Frans de Munck. Legendarische doelman voor Vitesse en het Nederlands elftal.
Maar we kiezen voor die bijzondere zondag in 2006 als Vitesse na een 2-0 achterstand met 4-2 wint van Ajax. Onvergetelijke taferelen op de Zuid-Theo Bostribune na het laatste fluitsignaal, omdat de twee beslissende doelpunten in de 89e (Fredje Benson) en 90e minuut (Youssouf Hersi) werden gescoord. En, om nog steeds tranen in de ogen te krijgen, het houterige huppeldansje van trainer Aad de Mos.
‘Arneym’ kan zeggen, net als in 2021 bij de historische Europese overwintering: “We waren erbij!”.
Literatuur
Reurink, F., Elke dag Vitesse. 125 jaar clubgeschiedenis in 366 verhalen.
Oosterbeek 2017 (Uitgeverij Kontrast), p. 460-461.
25 december (Eerste Kerstdag)
Kerst in Arnhem
Het was jarenlang een mooie kersttraditie tot in de jaren negentig van de vorige eeuw: de levende kerststal in de Eusebiuskerk.
En ook werd in Arnhem kerstmis gevierd door de mensen die ver van huis waren: Italiaanse AKU-gastarbeiders in Casa d’Italia aan de Kastanjelaan 49.
‘Arneym’ wenst iedereen prachtige kerstdagen!
26 december 1832 (woensdag)
Overlijden Paulus Nijhoff
De Nijhoffs zijn heel belangrijk geweest voor de geschiedschrijving van Arnhem. Als drukkersfamilie, geschiedenisonderzoekers, archivarissen en verzamelaars. De eerste echte ‘Nijhoff-drukker’ was Paulus Nijhoff (1756-1832). Op de bijgaande prent van Rienk Jelgerhuis zien we hem met zijn tweede vrouw Maria Brouwer.
Ze woonden op stand, in de Bakkerstraat in een huis dat Paulus had geërfd van zijn schoonvader, Louis de Gast, vader van zijn eerste vrouw Aldegonda. De Gast was ook al boekhandelaar en dat verschafte Paulus een stevige basis voor zijn eigen bedrijf.
Voordat er in 1888 in de stad huisnummers werden ingevoerd stond hun huis in de Bakkerstraat niet bekend als nr.17 maar als ‘De Crabbe’. Vooral de nu nog bestaande deuromlijsting in Louis XVI-(rococo)stijl doet de harten van kunstliefhebbers harder kloppen.
Dat Paulus in goede doen was, tonen ook de kadastrale gegevens uit zijn jaar van overlijden: een hoge belastingaanslag en dat kwam niet alleen door de ruime ‘pleziertuin’ maar ook door de twee achterhuizen. Eén daarvan stamt nog uit de 15e eeuw. Het huis had zelfs een aangebouwd torentje aan de achterzijde die diende als werkkamer.
Zoon Isaac (Anne) Nijhoff (de kleine jongen op het schilderij) zou in de voetsporen van zijn vader treden en zo ging het letterkundige talent maar verder. Ook de dichter Martinus Nijhoff (‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’) is een nakomeling van Paulus.
Literatuur
Bemmel, H.Chr. van, Twee eeuwen boekdrukkunst in Arnhem. Arnhemse drukkers, boekverkopers en uitgevers van 1581 tot 1800. In: Bemmel, H.C. van, e.a., Arnhem. Acht Historische Opstellen. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gouda Quint BV), pp. 73-102, pp. 82-84. (Handelseditie van Bijdragen en Mededelingen van de Vereniging Gelre, deel 74, 1983)
Bemmel, H.Chr. van, De recent verworven ‘Nijhoffcollectie’. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 23 (2003), nr.3 (themanummer ‘150 jaar Bibliotheek Arnhem’), pp. 100-106.
Nijhoff, W., De Arnhemsche boekverkoopers en uitgevers Nijhoff. ‘s-Gravenhage 1934 (Uitgeverij Martinus Nijhoff).
Wissing, P. van, Letteren. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 292-303, p. 299.
Stempher, A.S., Sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem 1968 (Gijsbers & Van Loon), p. 74.
Stempher, A.S. (1969). Nog ‘s sjouwen door Oud-Arnhem. Arnhem 1969, (Gijsbers & Van Loon), p. 90.
Vredenberg, J., Johannes van Biesen. Architect van de Gemeente Arnhem. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), pp. 31-32.
26 december 1816 (donderdag)
Sloop vestingwerken helpt de allerarmsten
26 december 1816 (donderdag)
Sloop vestingwerken helpt de allerarmsten
Tweede Kerstdag of niet, het stadsbestuur van Arnhem stuurde vandaag in 1816 een brief aan koning Willem I met een slimme noodkreet: draag aan de stad het bezit van de vestingwerken over. De gewiekstheid zat in twee argumenten:
In de eerste plaats was daar het historische argument. Want op 21 juli 1808 had de toenmalige koning Lodewijk Napoleon de Arnhemse vestingwerken aan het stadsbestuur overgedragen. Broer en keizer Napoleon zelf draaide dat enkele jaren later dat besluit weer terug, maar dat de stad de vestingwerken zelf in bezit mocht nemen, was al vroeger beloofd.
Als dat al niet voldoende reden was om de buitenste verdedigingswerken over te dragen, dan misschien toch wel het tweede, humane, argument. Door een mislukte oogst in een kletsnatte zomer en de intrede van een koude winter was de ellende onder de allerarmsten zeer groot. De sloop van de vestingwerken zou ‘den behoeftigen ingezetenen door arbeid het leed der armoede verzachten’. En, wat een aangename en toch ook onverwachte verrassing, binnen twee weken kwam de toestemming van de vorst.
Zo begonnen op 22 januari 1817 zestig, van de 235 aangemelde, arbeiders met het afgraven van de borstwering tussen de Sint-Jans- en de Velperpoort. De arbeiders werden betaald door delen van de buitenwerken aan particulieren te verkopen.
Literatuur en bronnen
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 91-92.
Fockema Andreae, S.J., De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII (1925), p. 139-183, vooral p. 141-142.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, p. 86-106, vooral p. 97-98..
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 34-53.
27 december 1934 (donderdag)
Schouwburg brandt volledig af
In de vroege ochtend van 27 december 1934 werd de schouwburg door brand verwoest. Het laatste stuk dat een dag voor de brand werd opgevoerd, was Tante Roosje van M. Groetziger.
Arnhem heeft tot dit moment drie echte ‘schouwburgen’ gekend. Van 1791 tot 1865 was dat de voormalige kapel van het Sint Catharina Gasthuis in de Bakkerstraat (op de zuidoosthoek met de Pastoorstraat). De zaal, bekend als ‘de Komedie’ (en aan het eind van de 19e eeuw als ‘Centraal-gebouw’) diende voor ‘comedies’, terwijl de bovenverdieping sinds 1808 als concertzaal werd gebruikt. Deze bovenzaal droeg de bijnaam ‘de Wip’ vanwege de meedeinende vloer bij dansgelegenheden.
Het gebouw voldeed in de loop van de 19e eeuw niet meer aan de eisen des tijds. Mede dankzij de opgerichte ‘Voorlopige Commissie tot daarstelling van een nieuwen en doelmatigen ingerichten Schouwburg te Arnhem’ werd op 28 maart 1864 op het huidige Koningsplein begonnen met de bouw van een nieuwe schouwburg. Het ontwerp kwam van gemeentearchitect F.W. van Gendt. Op 9 november 1865 werd de eerste voorstelling (‘Emma Barthold aan de hand van oud-Arnhemmer J.J. Cremer) in de nieuwe schouwburg gegeven. Van Gendts ontwerpt trok landelijke aandacht en in Groningen werd besloten een identieke schouwburg te bouwen.
Dat gebouw brandt dus bijna 70 jaar later af en dan weer vier jaar later, op 17 oktober 1938, werd de huidige schouwburg geopend door burgemeester H.P.J. Bloemers. Opgevoerd wordt het toneelstuk Don Carlos van Friedrich Schiller door het Nederlandsch Tooneel met Albert van Dalsum in de hoofdrol.
Literatuur
Bemmel, H.Chr. van, Cultuur. In: Meurs, M.H. van, e.a. (red.) (2004). Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), pp. 290-315; pp. 307-308.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen 1990 (De Walburg Pers), p. 111.
Meurs, M. van, Arnhemse verhalen en gebeurtenissen – 2. Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), pp. 23-26.
Pet, C., Arnhem… muziek en toneel. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem) pp. 177-182, pp. 180-182.
Righart, H. & Bergh H. van den, Vijftig jaar speelruimte. Geschiedenis van de Schouwburg Arnhemm 1938-1988. Zutphen 1988 ( Walburg Pers).
Schaap, K. & Stempher, A.S., Arnhem omstreeks 1865. Arnhem 1989 (Gouda Quint bv), pp. 61.
28 december 1967 (donderdag)
Trouwdag Johnny ‘the Selfkicker’ van Doorn
In Amsterdam trouwde vandaag in 1967 de Arnhemmer Johnny van Doorn met Yvonne Mousset. Van Doorn was in 1962, op 18-jarige leeftijd, naar Amsterdam getrokken. Hij keerde geregeld terug naar Arnhem en zijn geboortehuis aan de St. Peterlaan. Tijdens die bezoeken vergastte hij de aanwezigen in kunstenaarssociëteit ‘De Kameleon’ in de Luthersestraat op een optreden als ‘Johnny the Selfkicker’. Kunstenaar en schrijver van één van de beroemdste schelmenromans uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis, (Ik) Jan Cremer herinnert zich:
‘Arnhem 1960:
Er klom een verlegen, dik knaapje met roodroestige krullen op een trappetje. “Daar heb je Johnny,” klonk het bewonderend en eerbiedig door de zaal: Electric Jezus.
Hij blies zichzelf in een mum van tijd op tot ongekende hoogten der hysterie, blazend, puffend, schreeuwend, gillend, zichzelf buiten westen jagend.’
Zonder ‘De Kameleon’ had wellicht het huwelijk in 1967 niet plaats kunnen vinden, want Johnny zegt in een feestrede op een reünie van ‘De Kameleon’ in 1986:
“Weet u waar ik mijn vrouw voor het eerst heb ontmoet? In de Kameleon!
En wat was de plaats waar ik mijn eerste zoende? In de Kameleon!
Juist. Dat is niet mis. Wij, de overlevenden van dat malle zolderkamertje in dat steegje.”
Literatuur
Cremer J., interview gegeven in HP/De Tijd, 18-3-1994:
Doorn, J. van, mijn kleine hersentjes. Amsterdam 1972 (De Bezige Bij).
Jacobs, I. D., Kunstkring ‘De Kameleon’1961-1967. Vrijhaven voor artistiek Arnhem in de jaren zestig. Utrecht 2012 (Uitgeverij Matrijs), p. 57.
Jacobs, I. D., Selfkicker op het dak. ‘Arnhemse foto’s van Nederlands meest experimentele dichter. In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 34 (2014), nr. 4, p. 162-166.
Jansen op de Haar, A. (2004). Van Jan Cremer tot Herman Koch. Een literaire wandeling door Arnhem. Arnhem 2004 (Bibliotheek Arnhem), p 30.
Keuning, N., Het woord is beeld geworden.In: De Parelduiker, jrg. 14 (2009), pp. 34-46.
29 december 1900 (zaterdag)
Eervol ontslag directeur Gemeentewerken Tellegen
29 december 1900 (zaterdag)
Eervol ontslag directeur Gemeentewerken Tellegen
Het was een lange raadsvergadering aan het einde van het jaar 1900. Eén vraag kon zelfs niet besproken worden ‘wegens het vergevorderde uur’ op zaterdag 29 december. Maar het laatste agendapunt XIV was een hamerstuk. De raad gunde de Arnhemse directeur Gemeentewerken, ir. J.W.C. Tellegen (1859-1921), zijn carrièresprong per 1 april van het volgende jaar als directeur bouw- en woningtoezicht in Amsterdam. Hem werd dan ook eervol ontslag verleend ‘onder dankbetuiging voor de aan de gemeente bewezene diensten’.
En dat was nog zachtjes uitgedrukt. In de tien jaar van zijn directeursfunctie drukte Tellegen zijn stedebouwkundige stempel op de stad. Als zijn belangwekkendste prestatie werd zijn persoonlijke interventie gezien om delen van het landgoed Sonsbeek in 1899 te kopen. Daarmee ontsnapte het park aan verkaveling en bebouwing en is het nog steeds die groene oase midden in de stad. In Sonsbeek herinneren de Tellegenlaan en de Tellegenbank (sinds 1928 bij de Grote Waterval en de Grote Vijver) aan hem.
Literatuur en bronnen
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij De Walburg Pers), p. 66, 72.
Tellegen, J.W.C., Een en ander over Arnhem gedurende de laatste vijftig jaren. In: 100 jaar werk in uitvoering 1887-1987. Gedenkboek Gemeentewerken – Arnhem. Arnhem 1987 (Dienst van Gemeentewerken Arnhem), p. 45-72.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 34-53.
29 december 1462 (maandag)???
Catharinagasthuis neemt ‘stomme van Erkelenz’ op
In de kronieken en inventarissen over de geschiedenis van Arnhem kom je soms iets tegen dat je verrast maar je met nog meer vragen achterlaat.
Zo staat in de inventaris van het ‘Oud Archief der Gemeente Arnhem’ (P. Nijhoff, 1864) dat op 29 december 1462 het stadsbestuur besluit om, na een verzoek van de hertog, „den stomme van Erckelentz” in het St. Catharina gasthuis op te nemen en te verplegen.
Die hertog is op dat moment Arnold van Egmond, de opa van de meer bekende Karel van Gelre. Erkelenz ligt nu in Duitsland, maar was in de middeleeuwen een belangrijke stad in het Overkwartier van Gelre. De oorsprong van Gelre, met het kasteel Wassenberg om de hoek, ligt daar.
Hertog Arnold vraagt dus aan het stadsbestuur of die er voor wil zorgen dat ‘de stomme’ in het Catharinagasthuis aan de Bakkerstraat kan worden opgevangen. De man/vrouw uit Erkelenz die geen spraak heeft, is dus niet zomaar iemand.
Nijhoff vermeldt bij dit besluit van 29-12-1462 nog andere bronnen. En inderdaad ook in de ‘Kronijk’ van Gerard van Hasselt uit 1790 komen we deze gebeurtenis tegen, maar dan zonder de dagvermelding.
Dan gaan we in het Gelders Archief naar de ‘Secreta Camerae’, een afschrift uit 1608 van het register met besluiten van het stadsbestuur uit de 15e eeuw. En daar staat op folio 22 in prachtig 17e-eeuws handschrift het besluit.
Maar is het wel van 29 december? Want er staat (ook in de transcripties van Nijhoff en Van Hasselt): “Des Manendaegs in Crastino Beati Anthonii Abb.”
Dat is dus de maandag na de naamdag van de heilige (beati) abt/monnik (abb.) Antonius. Dat is Antonius de Kluizenaar, die rond 300 n.Chr. eenzaam in de Egyptische woestijn verbleef en zijn naamdag is gebruikelijk 17 januari.
Wat expliciet ook in de Secreta Camerae’ staat, is “Anno Dm LXII” en die 62 is van 1462.
Literatuur en bronnen
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 41.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 ((Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 121.
Secreta Camerae, folio 22.
Gelders Archief: 2000-1, Oud Archief Arnhem. “Secreta Camerae”. Register, bevattende afschriften van besluiten van den magistraat van Arnhem over 1431-1489.
30 december 1853 (vrijdag)
Handwerksbloei: voor handwerkslieden en tegen beunhazerij
30 december 1853 (vrijdag)
Handwerksbloei: voor handwerkslieden en tegen beunhazerij
In 1853 heerste, zeker na het in dat jaar door de raad aangenomen uitbreidingsplan van stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink (1806-1867), een koortsachtige bouwwoede. Allerlei bouwbaasjes probeerden een graantje mee te pikken van de uitleg van de stad. Van het platteland en de Duitse grensstreek stroomden honderden arme werkzoekenden naar de stad. Behalve de voordelen zagen de wat meer gevestigde Arnhemse bouwondernemers met lede ogen aan hoe verschillende opdrachten door wat meer malafide bedrijfjes werden uitgevoerd. De arbeidsomstandigheden voor de armste dagloners waren al miserabel, maar de nieuwe bouwbazen hadden geen enkel oog voor de sociale kant van hun werk: lage lonen, geen verzekering bij ziekte of een ongeval, geen ouderdomsvoorzieningen en ga zo maar door.
Om de arbeiders enigszins te beschermen, maar ook om hun eigen belangen veilig te stellen werd daarom op vrijdag 30 december 1853 door zesendertig werkgevers in Musis Sacrum de ‘Vereeniging Handwerksbloei’ opgericht. Initiatiefnemer was projectontwikkelaar Hendrik Willem Fromberg (1812-1882; o.a. ‘Fromberghuizen’ aan het Willemsplein en villa’s langs de Amsterdamseweg en Beaulieu) en ook stadsarchitect Heuvelink nam plaats in het bestuur. Het doel van de patroonsvereniging Handwerksbloei was ‘verbetering te brengen in de dagloonen der handwerkslieden en het te keer gaan van beunhazerij’.
Literatuur en bronnen
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 102.
Laar, E. van, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Arnhem 1966 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 45-47.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink 1806-1867. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 72-74.
Seebach, T., Henri Guillaume Fromberg 1812-1882. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 65-66.
30 december 1854 (zaterdag)
Sloop barrièrehuisjes St. Janspoort
In 1829 kreeg Arnhem als enige stad van het land bij Koninklijk Besluit toestemming om de vestingwerken af te breken. Drie stadspoorten, verdedigingstorens, rondelen, ravelijnen, stadsmuren en aarden wallen verdwenen.
Met de sloop van de stadspoorten dreigde ook een belangrijke inkomstenbron van de stad te verdwijnen, die van de indirecte belastingen op vlees en graan. Die werden geïnd bij de stadspoorten. Om deze toch te kunnen innen, bouwde men aan de ingangswegen de barrières, een soort tolhekken. Alle goederen die aan belastingheffing onderhevig waren, moesten de stad worden ingevoerd via deze barrières. Bij de hekken werden tolhuisjes (commiezenhuisjes) gebouwd en bij de Jansbarrière zorgde ‘onderontvanger’ I.S. Tardijn voor de inning.
In 1854 besloot de gemeenteraad om dit middeleeuwse gebruik definitief af te schaffen en een maand later werden de huisjes voor afbraak te koop aangeboden.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 103.
Kooi, C.M., De ontmanteling van de vesting Arnhem, 1809-1830. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 28 (2008), nr. 3, pp. 86-106
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), pp. 16-22.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12-13.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 48.
31 december 1921 (vrijdag)
Oudejaarswens
Veel verandert en veel blijft hetzelfde. Zelfs in turbulente (corona)tijden.
Honderd jaar geleden viel oudjaar ook op een vrijdag en ook toen werd teruggekeken en vooruitgeblikt. In de Arnhemsche Courant doet dat het Oude Jaar in de vorm van de heilige Silvester, die als paus rond 335 n. Chr stierf op 31 december. Oudjaar heet daarom in veel landen Silvesteravond.
Bij twee citaten van ‘het Oude Jaar’ uit de Arnhemsche Courant uit ‘Arneym’ zich graag aan:
Maak het verleden ten nutte voor de toekomst.
Hebt elkander lief, want er is maar eene kracht die heerscht over tijd en lot en dat is de liefde.