1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 januari 1814 (zaterdag)
Eerste Arnhemsche Courant
Een nieuw jaar en een nieuw geluid.
Dat werd in 1814 in Arnhem letterlijk genomen door de publicatie van de allereerste Arnhemsche Courant. De krant verscheen in de eerste jaren drie keer per week en citeerde in het allereerste nummer uitvoerig Napoleon, die zonder enige bescheidenheid zijn aanstaande nederlaag nog probeerde tegen te houden: “Ik had groote ontwerpen voor het geluk en de welwaart voor de wereld gemaakt en ter uitvoer gebragt.”
De krant kwam in februari 1816 in handen van de drukker C.A. (Carl Albert) Thieme, die tot aan zijn dood in 1847 de hoofdredactie voerde. De krant groeide uit tot de schrik van de gevestigde conservatief-liberale orde in Den Haag. De progressief-liberale hoofdredactionele opiniestukken pleitten voor minder macht voor de koning en meer macht voor het parlement. De krant stelde zich dan ook vierkant achter de grondwetsherziening van Thorbecke in 1848.
Ook het koloniale beleid van de achtereenvolgende regeringen kreeg de nodige kritiek. Via ingezonden artikelen liet de Arnhemsche Courant blijken dat de uitbuiting van de Indonesiërs in zedelijke en economische zin verwerpelijk was.
Literatuur
Beekelaar, G.A.M., Inleiding. De Arnhemsche Courant in de eerste helft van de negentiende eeuw.
In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche?
Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), pp.5-23.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 77.
2 januari 1911 (maandag)
Paardentram wordt elektrische tram
Vanaf 1880 reed de paardentram via verschillende lijnen door Arnhem. De concessie voor de Arnhemsche Tramwegmaatschappij (ATM) liep in 1907 af. De raad besloot om de tramexploitatie in eigen hand te nemen en de lijnen te elektrificeren. Op 2 januari 1911 werd daarvoor een belangrijke stap gezet: het gehele ATM-trambedrijf werd voor een bedrag van 451.00 gulden door de gemeente overgenomen. Na wat proefriten in mei van dat jaar reed de eerste echte elektrische tram voor de gewone burger op zondag 21 mei 1911. Maar liefst 9000 nieuwsgierige tramreizigers maakten een ritje tussen Oranjestraat en Velperpoort. Al snel kwam er een aantal lijnen bij en een jaar later bereikte de elektrificatie ook Velp.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 22-5-1911 avondeditie (via krantensite Delpher).
Bosman, F., Tussen Arnhemse lijnen. 130 jaar openbaar vervoer in en rond Arnhem.
Bilthoven 2009 (Uitgeverij Studio Vervoer Nederland), p. 15-17.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 140.
Iddekinge, P.R.A., Van omnibus tot trolleybus.
In: Van omnibus tot trolleybus. 125 jaar Openbaar vervoer in en om Arnhem.
Leiden 1964 (Uitgeverij E.J. Brill), pp.1-87, p. 28.
3 januari 1480 (zaterdag)
Nicolai Broederschap krijgt minder giften
In het middeleeuwse Arnhem was het niet altijd pais en vree tussen de verschillende kerken, broederschappen en gasthuizen. Al deze instellingen wilden vanuit hun christelijke achtergrond de nood van armen en behoeftigen lenigen. Die concurrentiestrijd om aalmoezen en giften werd versterkt toen in 1452 de Maartenskerk, de oudste kerk van de stad, de relieken kreeg van de heilige Eusebius en die naam ging dragen. Meteen verloren andere instellingen een flink deel van hun inkomsten, want menig Arnhemmer wilde bij Eusebius in een goed blaadje staan. Zo verloor de sinds 1351 bestaande Sint Nicolai Broederschap aardig wat inkomsten. Het stadsbestuur stelde daarop een regeling vast over de bestemming van giften en aalmoezen en die zou een paar dagen later ingaan. Namelijk op: ‘Des neesten dynsdaiges na jairssdach, ynt jair onss Heren dusent vierhondert ende tachtentich.’
4 januari 1692 (vrijdag)
Eerste straatverlichting,
de ‘glueiende spiekers’
De donkere dagen voor en na kerstmis, dat is soms wel erg donker. Dat moet het stadsbestuur op 4 januari 1692 hebben gedacht toen besloten werd om de straten te verlichten. Arnhem wilde daarmee niet onder doen voor andere steden en zeker niet voor de steden in Holland en volgde “’t exempel van andere naburige, en principael der Hollandsche Steden”.
Was de verlichting bedoeld voor het welbevinden van de gewone Arnhemmer? Welnee, de hoge heren dachten vooral aan zichzelf. Als ze ’s avonds naar de kerk waren geweest, dan “moest altijd een bode met het lampet (= toorts) vaardig staan, om die Heeren daermede na huis te lichten.” En dan nog dreigde er gevaar: de verlichte straten moesten ook “de dieveryen ende de sluickerijen als andere voorvallen” bestrijden.
Die eerste lantaarns waren houten kastjes op stevige vierkanten palen of waren aan een (gevel)muur bevestigd. De olielont brandde in het begin zo fel dat rasechte ‘Ernemmers’ spraken van ‘glueiende spiekers’.
Literatuur en bronnen
“Commissie- en Politieboek” der stad Arnhem. Register, bevattende de resolutien van den magistraat, deel 1, 1680-1692, folio 241. In: Gelders Archief: 2000-47, Oud Archief Arnhem.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 300.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 68-70.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 ((Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 468.
5 januari 1953 (maandag)
Opening Station Velperpoort
5 januari 1953 (maandag)
Opening Station Velperpoort
Gelukkig bestaat het oude elegante stationsgebouwtje bij de Velperpoort nog steeds, Vanaf 1895 was er al een spoorweghalte bij het viaduct dat de scheiding vormt tussen de Steenstraat en de Velperweg. De prachtige glazen overkapping van die halte verdween met de opheffing van de stop in 1918.
Na de Tweede Wereldoorlog duurde het zeven jaar voordat er geld was om hier een nieuwe spoorhalte te bouwen. De officiële (her)opening was op 5 januari 1953. Dat was ook de dag dat de elektrificatie tussen Arnhem en Zutphen weer operationeel was.
Het had maar weinig gescheeld of de halte Velperpoort was vervangen door een halte bij de Vosdijk. De gemeente, bij monde van de Commissie Stadsplan, vreesde dat veel mensen vanaf Velperpoort niet meer naar het oude winkelhart (Roggestraat, Vijzelstraat enz.) zouden komen, maar zich zouden beperken tot de Steenstraat en het Velperplein. De NS stond echter op handhaving van de halte Velperpoort en aldus, zoals bij alle discussies tussen spoorwegen en gemeente, gebeurde het.
Het fraaie gebouwtje van ir. Koen van der Gaast, één van de vaste architecten in die jaren voor de spoorwegen, zweeft eigenlijk op twee doorgaande kolommen. De stationsruimte is zelf rechthoekig, maar de overstekende luifel is gebogen wat een fraai effect oplevert.
Ter hoogte van de spoordijk is een bordes, een soort balkon, rondom het wachtlokaal aangelegd.
Nieuw was dat de reiziger niet meer beneden een kaartje kocht en vervolgens naar de trein liep, maar boven zich van een vervoersbewijs moest voorzien. Door het verkooplokaal boven te plaatsen was er meteen toezicht op de perrons.
In 1988 werd het treinloket gesloten en een jaar later werd het gebouw overgedragen aan de Gemeente Arnhem. Diverse instellingen en kantoortjes bivakkeerden vervolgens in de het gebouwtje. Sinds mei 2018 is het (opnieuw) een politiepost.
Om de doorstroming van het verkeer in de jaren tachtig van de vorige eeuw te bevorderen, moest er een nieuwe fietsdoorsteek naast het bestaande spoorviaduct komen. Toen werd ook besloten om de creatie uit 1953 te vervangen door een nieuw gebouw naar ontwerp van ir. Rob Steenhuis (spoorbouwmeester 2000-2005). Die heeft inmiddels (januari 2022) ook al weer enkele renovaties achter de rug.
Literatuur
Burgers, T. en J. Vredenberg, Sporen naar Arnhem Centraal. Utrecht 2015 (Uitgeverij Matrijs), p. 66-67.
Dalman, R.S. (1993). Groeten uit een veranderend Arnhem. Tussen 1893 en 1993 ligt een eeuw. Zaltbommel: Europese Bibliotheek. p. 109-110.
Fockema Andreae, S.J. (1925). De uitbreiding der stad Arnhem tusschen 1715 en 1878. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel XXVIII, 1925, p. 139-183; p. 153-158.
Jeurissen, A.P.J. & Wientjes, R.C.M. (2005). Arnhem na de oorlog 1945-1970. Arnhem: Gijsbers & Van Loon. nr. 89.
Lavooij, W. (1990). Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. Zutphen: De Walburg Pers. p. 23-30.
Lavooij, W. (1990). Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. Jongere bouwkunst vanaf 1840. Zutphen: De Walburg Pers. p. 119.
Markus, A. (1907). Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw met geschiedkundige aanteekeningen. Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1975; ongewijzigde herdruk van de uitgave uit 1907. p. 466-467.
Schie, R. van (foto’s), Wentink, H. (tekst) & Lavooij, W. (inleiding) (1999). Stadsschoon in Arnhem. Bouwen in de twintigste eeuw. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. p. 36.
Vredenberg, J. (2002). Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. p. 59.
Vredenberg, J. (2004). Wederopbouw. Stedenbouw en architectuur in Arnhem 1945-1965. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. p. 38-40.
6 januari (Driekoningen)
Illegaal tappen in ‘De Drie Koningen’
6-1 (Driekoningen)
Illegaal tappen in ‘De Drie Koningen’
Zes januari: Driekoningen.
We konden vandaag kijken naar een besluit uit 1664 van het stadsbestuur om het ‘Driekoningen-lopen’ te verbieden, maar in ‘Verleden Vandaag’ zijn al veel verboden op katholieke gebruiken te lezen.
Daarom vandaag: de Driekoningen(dwars)straat in het Spijkerkwartier.
De naam komt van een herberg met die naam. Het logement stond op de hoek van de Steenstraat-Driekoningenstraat vanaf, in ieder geval, 1666 tot de sloop in 1847.
In de herberg werden in de 17e en 18e eeuw de veilingen gehouden van de tiendenbelastingen van de terreinen ten oosten van de stad. Vanuit de middeleeuwen moest 10% van de grondopbrengst, veestapel enz. afgestaan worden aan de landeigenaar. Deze ‘tiend’ kon je opkopen en de pachter probeerde dan via goede oogsten iets meer binnen te krijgen dan de pachttiend hem had gekost. Tijdens die veilingen mocht er tot 1798 geen alcohol getapt worden, want alleen leden van het tappersgilde mochten dat. Daar trok Hendrik Jans van de ‘De Drie Koningen’ zich in1668 niets van aan wat hem op een boete van vijftien gulden kwam te staan.
Literatuur
Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem.
Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), p. 13.
Potjer, M., De Velperweg in kaart gebracht, 1600-1795. Eigenaren en eigenaardigheden. Utrecht/Westervoort 2008 (Uitgeverij Van Gruting), p. 63, 81-82.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 44.
7 januari 1876 (vrijdag)
Volkslied Transvaal van Gelderse feministe in Arnhem in première
7 januari 1876 (vrijdag)
Volkslied Transvaal van Gelderse feministe in Arnhem in première
De Transvaalbuurt is één van de mooiste wijkjes van Arnhem. De Jansbeek doorkruist de staten met de schitterende herenhuizen van Jugendstilarchitect Willem Diehl. De naam van de buurt en die van de straten verwijzen naar de Boerenoorlog tussen 1899 en 1902 in Zuid-Afrika. Twee onafhankelijke ‘boerenrepublieken’ Oranje-Vrijstaat en Transvaal, met nazaten van Nederlandse kolonisten, bonden de strijd aan met het Britse gezag. Die wilde, nadat er diamant en goud was gevonden, de gebieden bij de rivieren Oranje en Vaal in bezit hebben.
Toen president Paul Kruger van Transvaal in 1900 met de trein Arnhem passeerde, stonden duizenden mensen langs de spoorlijn om naar hem te zwaaien. Een soortgelijk eerbetoon viel twee jaar later de generaals Louis Botha en Koos de la Rey ten deel, maar die bezochten nog wel het stadsbestuur, de Grote Kerk en Bronbeek.
In 1876 werd Transvaalpresident Thomas Burgers zelfs onthaald op een feestdiner in Hotel “Het Zwijnshoofd” op de Kleine Oord. Bijna alle Arnhemmers die iets voorstelden, of dachten dat te doen, waren aanwezig. De feestdis werd opgeluisterd met muziek van de kapel van Gele Rijders. Bijzonder was dat op die woensdagavond voor het eerst het volkslied van Transvaal werd gespeeld. Op verzoek van de president was de muziek en de tekst geschreven door de Gelderse Catharina van Rees (Zutphen 1831 – Velp 1915). Ze had al meerdere composities op haar naam staan. De grootste bekendheid trok zij echter met haar artikelen over de emancipatie van de vrouw. Daarmee werd zij één van de grondlegsters van de eerste feministische golf.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 10-1-1876.
Jacobs, I., Catharina van Rees, 1831-1915, Schrijfster, Componiste en Feministe.
In: Kuys, J. e.a. (red.), Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Hilversum 2006 (Uitgeverij Verloren), p. 100-102.
URL: http://www.biografischwoordenboekgelderland.nl/bio/5_Catharina_van_Rees (laatst geraadpleegd 6-1-2021).
Jensen, L. , Rees, Catharina Felicia van (1831-1915). Oorspronkelijk in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 6.
URL: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/rees (laatst geraadpleegd 6-1-2021).
8 januari 1881 (zaterdag)
Fileparkeren met koetsjes rondom Musis Sacrum
8 januari 1881 (zaterdag)
Fileparkeren met koetsjes rondom Musis Sacrum
In 1879 bij de ‘Tentoonstelling van Nationale en Koloniale Nijverheid’ bleek dat Musis Sacrum en de wandelwegen eromheen voor dit soort grote evenementen veel te klein was.
Daarnaast bleek de ruimte rondom het concertgebouw te krap was om bij voorstellingen van het ‘St. Caelicia-Concert’ alle koetsjes en andere ‘equipages’ aan te kunnen. Het was ‘filerijden’ en te lang wachten op een ‘parkeerplekje’. Sommige problemen zijn van alle tijden.
De gemeenteraad besloot daarom op 8 januari 1881 om het hek bij Musis te verplaatsen en het deel van de vijver tussen Musis en de Roggestraat te dempen.
Vijf jaar later werd besloten om ook het gebouw zelf te vergroten en verfraaien. Dan krijgt het gebouw in 1890 (openingsconcert op 16 november) haar huidige uitstraling aan het Velperplein.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 127.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 182-185.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), pp. 27-31.
9 januari 1905 (maandag)
Bouwbesluit O.L. School Nr. III Onder de Linden
9 januari 1905 (maandag)
Bouwbesluit O.L. School Nr. III Onder de Linden
Die schitterende ruim overhangende houten luifel boven de in de hoek geplaatste ingang. Een waar architectonisch kunststukje van architect Gerrit Versteeg aan de vroegere Openbare Lagere School III aan Onder de Linden. Het gebouw dat op 1 december 1906 werd geopend, werd in 2017 van de sloophamer gered door de Stichting Volkshuisvesting en herbergt nu een gezondheidscentrum, Therapeuticum Aquamarijn. Oudere Arnhemmers bezochten deze school onder de naam VGLO/LEAO (Voorgezet Lager Onderwijs / Lager Economisch Administratief Onderwijs).
Versteeg (1872-1938), adjunct-directeur Gemeentewerken, heeft nog meer geweldige schoolgebouwen op zijn naam staan: de voormalige HBS in de Schoolstraat en School 19 aan de Spijkerstraat. Schooldirecteuren en architecten uit heel Europa kwamen naar Arnhem om zijn creaties te bewonderen. Licht, ventilatie, afzonderlijke toiletblokken, een dakterras, een schooltuin en een aparte ruimte voor een schoolarts. Moderner dan de Arnhemse scholen van Versteeg kon een schoolgebouw niet zijn. Dit alles kon de gemeenteraad niet vermoeden toen ze op 9 januari 1905 het besluit nam bij agendapunt 30 “Aankoop van huizen met bouwland aan den Hommelschen weg ten behoeve o.a. van den bouw eener nieuwe school no. 3”. Die school moest de oude School II aan de Korte Walstraat vervangen.
Literatuur
Dijkerman, P., Scholen. Honderdvijftig jaar scholenbouw in Arnhem. Utrecht, 1997 (Uitgeverij Matrijs), p. 37-38.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913. Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 136.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 9-1-1905. In: Gelders Archief: 2192-130, Secretarie Gemeente Arnhem.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), pp. 40-42.
Vredenberg, J., Gerrit Versteeg 1872-1938. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), pp. 133-135.
10 januari 1575 (vrijdag)
Weg met de Spaanse huursoldaten!
10 januari 1575 (vrijdag)
Weg met de Spaanse huursoldaten!
De strijd tussen steden en gewesten in de Lage Landen, ‘de landen van herwaarts over’, en het gezag van de Spaanse heer, koning Filips II is in volle gang.
Landvoogd Alva, ‘de IJzeren Hertog’ was in december 1573 teruggekeerd naar zijn geboorteland. Sommigen zeggen vanwege zijn broze gezondheid als 65-jarige, anderen beweren door zijn politiek van ‘wrede tirannie’ die uiteindelijk de opstand versterkte in plaats van onderdrukte.
Opvolger Luis de Zúñiga y Requesens boekt ook niet veel succes. Als dan ook nog de Spaanse schatkist leeg raakt, kan hij zijn Spaanse en Italiaanse huursoldaten niet betalen. Die slaan in de zeventien Nederlanden overal, ook in Gelderland, aan het plunderen.
Dat gaat Gelre en Arnhem te ver. De ridderschap, die het platteland controleert, en de steden van de vier Gelderse kwartieren, waaronder Arnhem, sturen op 10 januari 1575 een brief naar landvoogd De Requesens en vragen hem alle soldaten uit het gewest terug te trekken. Het zou de opmaat worden naar de eensgezinde verklaring van alle gewesten voor het vertrek van het Spaanse leger een jaar later: Pacificatie van Gent, 8-11-1576.
Literatuur
Ahlers, W., Jacob van Deventer, nieuwe ideeën en nieuwe vragen. In: Caert-Thresoor, jrg. 23 (2004), nr 3, pp. 59-64.
Augusteijn, J., Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 8.1 Gelderland. De Veluwe. Alphen aan den Rijn 1997 (Uitgeverij Canaletto).
Augusteijn, J., De stadsplattegronden van Arnhem tot ca. 1900. In: Bijdragen Felua, deel VII/VIII (1998-1999), pp. 38-48.
Deys, H.P., De stadsplattegronden van Jacob van Deventer: Resultaten van recent onderzoek te Madrid. In: Caert-Thresoor, jrg. 8 (1989), nr 4, pp. 81-95.
Leppink, G.B., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Verloren), pp. 45-46, 79, 493-494.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 271.
Potjer, M., Historische Atlas van Arnhem. Van Schaarsbergen tot Schuytgraaf. Amsterdam 2005 (SUN). pp. 16-17.
Rutte, R. en Vannieuwenhuyze, B., Stedenatlas Jacob van Deventer. 226 stadsplattegronden uit 1545-1575. Schakels tussen verleden en heden. Bussum 2018 (Thoth). Twee delen.
Wientjes, R.C.M., Een heerlijkheid in de bocht. Kaartboek van de polder Meinerswijk bij Arnhem. Zwolle 1995 (Waanders), pp. 10-11 en 52.
11 januari 1896 (zaterdag)
Geen straatnamen met ‘zeehelden’ in Sonsbeekkwartier
11-1-1896 (zaterdag)
Geen straatnamen met ‘zeehelden’ in Sonsbeekkwartier
Straatnamen, een voortdurend punt van discussie. Op 11 januari 1896 sneuvelde het voorstel van B&W om nieuwe straten in het Sonsbeekkwartier naar ‘zeehelden’ te noemen.
Verantwoordelijk hiervoor was vooral het raadslid Bijleveld. Hij voerde in een uitvoerig betoog tal van argumenten aan om aan te tonen dat de nieuwe wijk andere namen verdiende. Niet dat De Ruyter, Tromp, Witte de With, Piet Hein, e.a. niet geschikt waren vanwege hun bijdrage in de handel tot slaafgemaakten of een andere vorm van koloniale uitbuiting. Zeker niet: het waren allemaal “mannen die hun trouw aan de vaderlandse vlag soms met bloed hadden bezegeld“.
Nee, ‘zeehelden’ waren niet passend bij de zandige hoogvlakte van de Arnhemse buurt en er waren nog heel veel Arnhemse ‘grootheden’ die nog geen straat naar zich vernoemd hadden gekregen: Graaf Otto, De Wilt, Leoninus, enz.
Nu was mr. Jean François Bijleveld (1837-1905) niet de eerste de beste. Voordat hij in 1882 rijksarchivaris werd, was hij wethouder in Arnhem van publieke werken. Dus zowel van geschiedenis als van straten wist hij het een en ander.
Burgemeester en Wethouders brachten hun voorstel niet in stemming, maar pasten het, naar de wensen van Bijleveld, aan. Op 1 februari keurde de raad de nieuwe namen goed en sindsdien hebben we de Jacob Cremerstraat, Graaf Ottoplein, De Wiltstraat, e.a.
De ‘zeehelden’ kregen enkele jaren later alsnog hun straatnamen in Het Broek.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 132.
Jacobs, I. D., Sint Marten en Sonsbeekkwartier. Arnhemse stadsuitbreidingen in beweging.
Utrecht 2017 (Uitgeverij Matrijs), p. 29-30.
Verslag der zittingen van den Gemeenteraad, 11-1-1896 en 1-2-1896.
In: Gelders Archief: 2192-120, Secretarie Gemeente Arnhem.
12 december 1768 (dinsdag)
Winters van vroeger
12-1-1768 (dinsdag)
Winters van vroeger
In januari 1768 vriest het dat het kraakt.In een besluit van dinsdag 12 januari spreekt het Arnhemse stadsbestuur van een ‘felle koude’. Vooral de arme Arnhemmers hebben het zwaar. Niet iedereen kan rekenen op hulp van de diakonie, de armenzorg vanuit de protestantse kerk. Het stadsbestuur besluit daarom: “De gasthuizen zouden vrijwillig 1200 gulden opbrengen, en deze gelden werden door de burgervaandels, op de meest kiesche wijs, naar ieders behoeften uitgedeeld.’ De burgervaandels waren de per wijk georganiseerde schutterijen.
De strenge kou gaf zo’n honderd jaar eerder aanleiding tot ijspret, zoals te zien is op het impressionistische schilderij van Salomon Van Ruysdael (1600/1603-1670).
Buiten de stadsmuren maken de rijkere burgers paardensleetochtjes. Natuurlijk wordt er geschaatst, gepriksleet en gevallen. Rechts, achter de stadspoort, speelt men kolf op het ijs, een soort ijshockey. In de koek-en-zopie-tenten links kan men een zopie-drankje aanschaffen: flink verwarmd bier, brandewijn of rum met daaraan toegevoegd, naar eigen smaak van de zopieverkoper: suiker, eieren, citroen, kaneel of kruidnagel. Dus absoluut niet de warme chocomel die we nu associëren met ‘zopie’.
Literatuur
Buisman, J., Duizend jaar weer, wind en water in Nederland. Deel 6, 1751-1800. Franeker 2015 (Uitgeverij Van Wijnen), pp. 340-345.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 494.
13-1-1325 (zaterdag)
Graaf en gruit, bier en belasting
13-1-1325 (zaterdag)
Graaf en gruit, bier en belasting
Bier was lange tijd veiliger dan water. Door het brouwproces en het alcoholgehalte werd je er minder snel ziek van dan van oppervlaktewater. Tot in de 15e eeuw werd bier niet gebrouwen met hop voor de smaak en om het lang te kunnen bewaren, maar met gruit. Dat was een kruidenmengsel met als hoofdbestanddeel blad van de gagelstruik. Hipsterbiertjes tegenwoordig voegen graag weer gagel aan hun brouwsel toe.
Terug naar 13 januari 1325: dan bevestigt Reinout/Reinald II van Gelre het gruitrecht van Arnhem. Dat was een belangrijk privilege voor de stad, want daarmee haalde Arnhem heel wat inkomsten binnen. Niet alleen de productie van bier leverde geld op. De accijnzen op bierconsumptie was een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de stad. De beheerders van het gruit in de stad, de familie Van den Gruuthuys (die naam hadden ze dus niet voor niks), groeiden uit tot een machtige en rijke ‘maagtaal’ (familiegroep). Om de ‘Gruuthuysen’ kon je niet heen, net zo min als je om bier heen kon.
Oh ja, die Reinald II was officieel helemaal geen graaf in 1325, dat gebeurde pas een jaar later. Hij had zijn vader in 1316 aan de kant gezet en daarom noemde hij zich in het privilege ‘de trouwe zoon’ van Gelre’. Hij zou zich wel revancheren: in 1339 werd hij de eerste hertog van Gelre. En dan zijn tweede vrouw, Eleonora van Engeland, daar was toch ook een bijzonder ‘bloot’ verhaal over? Inderdaad, maar we beperken we ons hier tot gruit en bier.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.
Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 388-390.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875).
Deel 1, Arnhem 1836 (Uitgeverij Paulus Nijhoff), p. 201.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 13.
14-1-1899 (zaterdag)
Geld voor bouw Korenbeurs
14-1-1899 (zaterdag)
Geld voor bouw Korenbeurs
Op 14 januari 1899 besloot de gemeenteraad met 22 tegen 5 stemmen om fl 22.000,00 (gulden!) uit te trekken voor “Bouw eener korenbeurs”. Daartoe werd de bestaande open galerij uit 1845 op de Korenmarkt afgebroken. In het nieuwe gebouw vond vanaf 1900 de graanhandel plaats tot het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914).
Als het nieuwe gebouw ogen had gehad, wat zou de Korenbeurs allemaal wel niet gezien hebben op de Korenmarkt vanaf 1900? In ieder geval dat het tussen 1973 en 2018 kon kijken naar ‘arthouse’-films in het Filmhuis, vanaf 2006 onder de naam Focus Filmtheater.
Het prachtige eclectische (combinatie van stijlen, in dit geval neorenaissance en neogotiek) gebouwtje is vermoedelijk van de hand van architect J.W. Boerbooms. In de voorgevel is nog steeds in prachtig mozaïek het wapen van Arnhem te zien. Eens kijken of de toekomstige foodhall o.a. het prachtige interieur met de fraaie houten kapconstructie in ere zal houden.
Literatuur
Bosch, A. (1981). Korenmarkt.
Arnhem 1981 (Uitgeverij Antoine Bosch), pp. 7, 8-9, 26, 32-33, 56-57, 80-81.
Caderius van Veen, D. en Ploeg, H. van der, Verliefd op Arnhem.
Arnhem z.jr/2000 (Arnhemse Courant/Gelders Dagblad), Gebonden editie van delen 1 t/m 4. p. 26.
De Gelderlander; o.a. 9-2-2006.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 133.
Martens van Sevenhoven, A.H., De betekenis van het jaar 1233 voor Arnhem.
In: Arnhem Zeven Eeuwen Stad. Officieel gedenkboek.
Arnhem 1933 (Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande N.V. Boekverkoopers), pp. 21-28; p. 23.
Stenfert Kroese, H.E. en Neijenesch, D. W., Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling.
Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), p. 138.
Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 14-1-1899.
In: Gelders Archief: 2192-123, Secretarie Gemeente Arnhem.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem.
Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs) pp. 23-24.
Vredenberg, J., Johannes Wilhelmus Boerbooms 1847-1899.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965.
Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 59.
15-1-1590 (maandag)
Een ‘echte’ vrouw voor het Catharinagasthuis
15-1-1590 (maandag)
Een ‘echte’ vrouw voor het Catharinagasthuis
In deze tijd van lhbtiq+ en genderkritische discussies kan de vermelding van ‘een echte vrouwe’ in een 16e-eeuwse bron makkelijk tot misverstanden of opwinding leiden.
Want dat moet volgens het nieuwe reglement van het Catharinagasthuis een rentmeester hebben: ‘een echte vrouwe’. Verder besluit het stadsbestuur op 15 januari 1590 dat renmeester en zijn vrouw “diewelcke allebeijde vande gereformierde religie sijn’.
Met ‘echt’ wordt ‘in de echt verbonden’, getrouwde echtgenote, bedoeld. Een rentmeester die er een ongetrouwde vrouw op na hield, dat ging de protestantse magistraat te ver. Hij mocht wel ongetrouwd zijn, zo wordt verderop in het reglement aangegeven: ‘ook wael een ongehijlickte persoon daer toe nut ende bequaem’. Ongetrouwd, maar dan zonder een vrouw waarmee hij samenwoont.
‘Echte’ vrouwen in het Catharinagasthuis en dan te weten dat die Catharina van Alexandrië (ca. 300 n.Chr.), waar het gasthuis naar vernoemd is, waarschijnlijk nooit echt heeft bestaan.
Literatuur
Leppink, G., Uit de geschiedenis van de Drie Gasthuizen.
Arnhem 1983 (Uitgeverij De Drie Gasthuizen), pp. 8-11.
Leppink, G.B. en Wientjes R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 150.
16-1-1584 (maandag)
Willem van Oranje aan Arnhem: houdt moed!
16-1-1584 (maandag)
Willem van Oranje aan Arnhem: Houdt moed!
Op 16 januari schrijft Willem van Oranje vanuit het Prinsenhof in Delft een zowel alarmerende als opwekkende brief aan het Arnhemse stadsbestuur.
Eenheden van het leger van de Spaanse landvoogd en generaal Alexander Farnese, hertog van Parma, waren onverwachts de Veluwe binnengevallen. De hertog van Parma had al veel veroveringen op zijn naam staan en de vrees was dat ook Arnhem zou vallen voor de vijand.
Maar, voegt Willem eraan toe: als wij goede burgers eensgezind, vastberaden, moedig en vroom blijven, zullen we niet verslagen worden: “goeden borgeren ’t samen end eenen goeden moet ende couragie nemen, tot wederstandt van den vijandt, dewelcke op ULuijden nijet en can gewinnen, zoo ghìjluijden t’ samen stantvastlelijck blijft in goede courage, vromicheijt, ende gemoet.”
Twee dagen later schrijft Willem “dat hij twee vanen (= groepen) ruiters onder ridmeester Barthold Windt en Hoeven gezonden had, om aldaar garnizoen te houden, daar hij vernomen had dat de vijand over den IJssel getrokken en in de Veluwe gevallen was.”
Een half jaar later, op 10 juli 1584, vellen drie kogels uit het radslotpistool van Balthasar Gerards de ‘vader des vaderlands’ dodelijk.
Literatuur
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.
Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 226-227.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 378-379.
17-1-1885 (zaterdag)
Fonteinen Janssingel: ‘valsche diamanten’
17-1-1885 (zaterdag)
Fonteinen Janssingel: ‘valsche diamanten’
Niet vaak werd er in een raadsvergadering zo lang gediscussieerd als over het voorstel om fl 4.000,- te besteden aan het plaatsen van twee fonteinen op de Janssingel. Of zoals het op 17 januari 1885 op de agenda stond: ‘Aanleg van bassins op de gedempte Jansgracht
Die zaten in het singelontwerp van de landschapsarchitect Leonard Springer (1855-1940). De jonge Springer kreeg die opdracht na de succesvolle ’Nationale Tentoonstelling van Nederlandsche en Koloniale Nijverheid’ in 1879 rondom Musis en de Janssingel.
De twee fonteinen uit het plantsoenontwerp waren:
– teveel; één fontein is genoeg (o.a. raadslid Wansink)
– op de verkeerde plaats (o.a. raadslid Karsten)
– te lelijk, wanstaltig zelfs (o.a. raadslid Scheidus)
– te snel, laten we het plan in drie stappen uitvoeren (o.a. raadslid Maris)
– goedkoop ogend in de zinken, in plaats van bronzen, uitvoering. De fonteinen zullen eruit zien als goedkope imitatie, als ‘valsche diamanten’ (o.a. raadsleden Karten en Van der Sleyden).
Ach, komt het ons allemaal niet bekend voor als in Arnhem iets nieuws en moois op stapel staat? En welke echte ‘Ernemmer’ zou nu dit rijksmonument met spuitende griffioenen, al dan niet verlicht in de avond, willen missen?
Het voorstel van B&W werd uiteindelijk aangenomen met 18 stemmen voor en 4 tegen en uitgevoerd door de firma L. Schütz en Zn. uit Zeist. Het werd uiteindelijk geen zink of brons, maar beschilderd gietijzer. De fonteinen werden op 15 september van dat jaar feestelijk in werking gesteld. De ook dat jaar gereed gekomen ondergrondse waterleiding droeg natuurlijk ook bij aan deze verfraaiing van de Janssingels.
Trouwens, die firma Schütz werd in 1894 overgenomen door een andere zinkproducent, Braat uit Delft. En die bouwde, naar ontwerp van K. Cramer, enkele jaren later de prachtige Zwanenbrug in Sonsbeek en de fraaie Jugendstilbrug in De La Reystraat.
Literatuur
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst.
Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 34.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 128.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 194-195.
Schulte-van Wersch, C.J.M., De singels in Arnhem. Van vestinggordel tot Centrumring.
Utrecht 2013 (Uitgeverij Matrijs), p. 36.
18-1-1952 (vrijdag)
Oorlogsmonument in wording
18-1-1952 (vrijdag)
Oorlogsmonument in wording
Op vrijdag 18 januari 1952 stond er een fraai artikel in de Arnhemsche Courant. De journalist was op bezoek bij beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof. Die was druk doende met wat het Arnhemse oorlogsmonument ‘Mens tegen Macht’ zou worden. In het atelier van de kunstenaar aan de Broekstraat nr. 20 wachtte het gipsen beeldmodel om op reis te gaan. Na een skelet van hout en ijzer, twee gipsen voormodellen (bozetto en modello) en een negatiefmodel in klei was dit de één-na-laatste fase van het beeld. Dezelfde week zou het gipsen beeld naar Haarlem gaan om in de gieterij van Binder (in het AC-artikel staat Bienders) in brons gegoten te worden. De kunstenaar dacht dat hij nog wel drie jaar met het beeld bezig zou zijn.
Dat liep anders: het beeld stond datzelfde jaar op de internationale beeldententoonstelling ’Sonsbeek ‘52’ . En het was in goed gezelschap met werken van beroemdheden als Rodin, Zadkine en Moore. Op 17 september 1953 werd het beeld op het Kerkplein officieel onthuld door koningin Juliana.
Het blijft eeuwig zonde dat de kalkstenen sokkel van A.L. van der Wal met de ‘Pleuranten’ van Jacobs van den Hof sinds 1970 geen deel meer uitmaakt van het monument, maar gelukkig nog wel op Moscowa te zien is.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 18-1-1952.
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst.
Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 65
Jacobs-Brouwer, J.B., Ambacht en bezieling. Het atelier van de Arnhemse beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof (1889-1965).
Rheden 2020 (onuitgegeven masterscriptie Open Universiteit), passim.
Otterloo, R. van, ‘Voor allen die geloven in de ontzaglijke betekenis van de Europese cultuur’.
In: Infobulletin van de Vereniging Vrienden van Sonsbeek, jrg. 18 (2006), nr. 3, pp. 3-4.
Pelzers, E., Gijs Jacobs van den Hof.
In: Pelzers, E., Ploeg H. van der en P. Venhuizen (red.), Arnhemse kopstukken.
Arnhem 200 (Uitgeverij Kontrast i.s.m. De Gelderlander), pp. 96-99.
19-1-1603 (zondag)
Aanleg haven bij de Rijnpoort
19-1-1603 (zondag)
Aanleg haven bij de Rijnpoort
De stad Nijmegen zond op 19 januari 1603 een lijst met hun havengelden aan de stad Arnhem. Dat gebeurde niet zomaar. Arnhem had het jaar daarvoor een schipbrug bij de Rijnpoort gebouwd. Dit was al een financiële tegenslag voor Nijmegen. Boeren uit de Betuwe konden nu veel sneller naar de Arnhemse markt dan naar die van Nijmegen. Met een nieuwe grotere haven bij de schipbrug, dreigde Nijmegen ook nog havengelden mis te lopen. Dat ging de Waalstad wat te ver.
Arnhem voelde zich wel verplicht om een grotere vluchthaven aan te leggen, want tot 1603 was de haven niet meer dan een versterkte kade van de Rijnoever. En de stad had “in den verleden winter door de onderganck van verscheidene scheepen en inlaedene coopmansgoderen, een jammerlijck spectakel gezien.” Een grote Arnhemse vluchthaven was gewenst, wat Nijmegen ook daarvan mocht vinden.
Literatuur
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 416.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 25.
20-1-1908 (maandag)
Financiering nieuw slachthuis
20-1-1908 (maandag)
Financiering nieuw slachthuis
De aanloop was lang, maar op 1 september 1910 opende de gemeente een nieuw eigen slachthuis aan de Nieuwe Kade. Acht jaar eerder waren de eerste plannen gemaakt en in de raadsvergadering van maandag 20 januari 1908 werd het geld vrijgemaakt.
Er verscheen een hypermoderne slachterij met stallen, slachthallen, koelruimtes met een ijsfabriek, ‘darmwasscherijen’ en een apart machinegebouw. Het hek aan de hoofdingang werd geflankeerd door dienstwoningen en een kantoorafdeling.
Het ruime ontwerp van het gemeentelijk slachthuis kwam van de directie van Gemeentewerken zelf: directeur Willem Schaap en zijn adjunct Gerrit Versteeg.
Energie betrok het slachthuis van de elektriciteitscentrale en de gasfabriek, die ook aan de Nieuwe Kade en Westervoortsedijk lagen. Het stadsgas werd in 1957 vervangen door (Duits) aardgas.
In deze tijd waarin veel mensen het vlees laten staan en het aardgas bijna taboe is, kunnen we ons verwonderen hoe binnen twee tot drie generaties zoveel kan veranderen.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 138.
Ranft, F.R., Nutsvoorzieningen.
In: Meurs, M.H. van e.a. (red.), Arnhem in de twintigste eeuw.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs Utrecht), pp. 144-159.
Stenfert Kroese, H.E. & Neijenesch, D. W., Arnhem en zijn toekomstige ontwikkeling.
Arnhem 1919 (Uitgeverij Thieme), pp. 77-82.
21-1-1954 (donderdag)
Onthulling beeld ‘Het Grote Hert’ op Willemsplein
21-1-1954 (donderdag)
Onthulling beeld ‘Het Grote Hert’ op Willemsplein
Iedere ‘Ernemmer’ heeft een ‘geel-swert hert’. Maar er is nog een hert dat de echte Arnhemmer aan het hart ligt: het beeld ‘Het Grote Hert’ (Le Grand Cerf) van François Pompon (1855-1933) op het Willemsplein. Op de sokkel kunnen we in het Frans lezen dat het beeld op 21 januari 1954 werd onthuld door burgemeester Matser in gezelschap van de Franse ambassadeur Jean Paul Garnier.
Het bronzen beeld van Pompon, een medewerker van de illustere Auguste Rodin, was twee jaar eerder te zien op de internationale beeldententoonstelling ‘Sonsbeek ‘52’. Na afloop besloot het gemeentebestuur om een nieuw afgietsel (nr. 11) van het beeld uit 1929 aan te schaffen. Het vervoer van het beeld uit de gieterij in Arcueil, in het zuiden van Parijs, had nogal wat voeten in de aarde. Het beeld was te groot voor de vrachtwagen en de winterse wegen waren spekglad.
Zoals altijd werd het kunstwerk wisselend ontvangen door de Arnhemmers. Maar nu zou het Willemsplein in de meeste ogen zou een deel van zijn hart verliezen als het hert er niet meer was.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 8-1-1954 en 21-1-1954.
Via krantensite Delpher.
Beks M. en W. van Heusden, Beeldenvaart door Arnhem.
Arnhem 1983 (Uitgeverij Stichting Festival Arnhem), pp. 36-37.
Brink, T., Nulboek Arnhem uit de kunst.
Arnhem 2019 (Uitgeverij Hijman Ongerijmd), p. 32.
Companjen, L. e.a (red.), Beelden in Arnhem.
Arnhem 1994 (Uitgeverij Stichting Beeld in Beeld), p. 12.
Middel, H., Beelden op stand Arnhem.
Arnhem 2011 (Uitgeverij Stichting Bezoekerscentrum Arnhem), nr. 149.
22-1-1723 (vrijdag)
Oog om oog, wang om wang
22-1-1723 (vrijdag)
Oog om oog, wang om wang
Een schijnbaar fraai en lieflijk tafereel schildert Jan de Beijer hier op de Markt. Onno Boonstra heeft met moderne computerprogramma’s berekend dat het woensdag 29 augustus 1742, 15.44 uur is. De schaduwinval op de Eusebiuskerk gaf hem de sleutel om dit te ontrafelen, ondanks dat de schilder zelf als jaartal 1741 in de titel zette.
Maar het gaat ons om de man rechts. Hij zit rustig pijprokend in het gezelschap van zijn vrouw en dochtertje te kijken naar de komst of het vertrek van de koets voor het Huis Anderlecht. Daar woont de vijftigjarige Frederik Willem (baron van) Torck en zijn vrouw Jacoba Maria van Wassenaer van Duvenvoorde.
Een lieflijk tafereel, maar schijn bedriegt. De man is Hendrick Cahlee die meer dan vijftig jaar, van 1700 tot 1754, de beul/scherprichter in Arnhem was.
En Hendrick moest ook op vrijdag 22 januari 1723 aan het werk. De zeventienjarige Andries Jurriens had iemands wang volledig opengesneden. Nu moest Hendrick dat ook bij Andries doen; oog om oog, wang om wang. Dat was voor de rechters nog niet genoeg. Andries moest zes jaar de gevangenis in en werd daarna verbannen uit de stad.
Wat is dat toch altijd, jonge jongens met messen?
Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem.
Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), pp. 76-82.
Potjer, M., Huizen en Herbergen. Wonen aan de Markt.
In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.
Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), pp. 13-42, p. 25-28.
Snijder, C.R.H., Servaes van Aldenhoven, een zestiende-eeuwse Gelderse scherprechter.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift; jrg. 35 (2015), nr. 3, p. 146-160.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 67-68.
23-1-1875 (zaterdag)
Neoclassicistische Vischmarkt
23-1-1875 (zaterdag)
Neoclassicistische Vischmarkt
De stad heeft in de loop der eeuwen heel wat lopen leuren met de Vismarkt. Niemand wilde de verkoop van rivier- en zeevis (Harderwijk lag aan de Zuiderzee) naast zijn deur hebben. De verkoop vond plaats buiten de Sabelspoort, op de Markt, de Korenmarkt, weer buiten de Sabelspoort op het Eusebiusplein en in de negentiende eeuw aan de Boterdijk buiten de Rijnpoort. Die laatste plek was wel handig voor de visaanvoer via de haven, maar veel Arnhemse klanten vonden het te ver lopen. De vismarkt verloor steeds meer kopers en daardoor zochten de handelaren ook hun heil elders.
Daarom neemt de gemeenteraad op 23 januari 1875 het besluit om een nieuwe vismarkt te bouwen op een centrale plek: direct achter de Grote Kerk naast de Kippenmarkt. Een jaar later wordt de markt geopend en de klanten stromen weer toe. En dat lag misschien ook een beetje aan de magnifieke toegangspoort die meer dan 21.000 gulden kostte.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 27-4-1876 en 7-9-1876.
Via krantensite Delpher.
Bloemendaal, P., Arnhem voor Eeuwig. De Arnhemsche Vischmarkt kreeg in de 16e eeuw te maken met ‘coronamaatregelen’.
In: De Gelderlander, 22-3-2021.
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der. Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 120.
Frank, C.J.B.P. en F.A.C Haans, De binnenstad. Duizend jaar wonen in Arnhem tussen Singels en Rijn.
Utrecht 1996 (Uitgeverij Matrijs).
Hogerlinden, J.G.A., De Vischmarkt gerestaureerd.
In: Arnhemsche Courant, 1-8-1939.
Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs).
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 207.
Roelofs, B., Vernieling en Vernieuwing. De wederopbouw van Arnhem 1945-1964.
Utrecht 1995 (Uitgeverij Matrijs).
Schaap, K. en Stempher, A.S., Arnhems Oude Stadshart
Arnhem 1973 (Gemeentearchief Arnhem), pp. 84-89.
Schulte, A.B.C en A.G. Schulte, De verdwenen stad. Arnhem voor de verwoesting van 1944-1945.
Utrecht 2004 (Uitgeverij Matrijs), p. 35.
Schulte-van Wersch, C. van, Abraham van Cuijlenburgh 1832-1886.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965.
Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 60-61.
Vredenberg, J., Handel, nijverheid en industrie. Bedrijfsgebouwen in Arnhem.
Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs).
24-1-1627 (zondag)
De pest waart weer rond
24-1-1627 (zondag)
De pest waart weer rond
Tussen 1620 en 1630 sloeg de pest verschillende malen toe in de stad. In 1624 werden bestaande maatregelen opnieuw bekrachtigd. In 1627 echter was de toestand weer rampzalig. De dood greep zo snel om zich heen en het besmettingsgevaar was zo groot dat niet op de geëigende manier testamenten konden worden opgemaakt. Alleen in het bijzijn van twee schepenen was een laatste wilsbesluit rechtsgeldig. Maar ja, de pest wachtte niet op de beschikbaarheid van twee stadsbestuurders. En de stadsbestuurders stonden niet te springen om aan het bed van een stervende pestpatiënt te staan.
Daarom besloot men op zondag 24 januari dat nu ook een predikant en twee geloofwaardige getuigen voldoende zijn. Waarom eraan toegevoegd dat dit ‘manspersonen’ moeten zijn, ontgaat ‘Arneym’ in 2022.
Literatuur en bronnen
Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636).
Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), pp. 215-230, 485-487.
Raadssignaat der Stad Arnhem, 24-1-1627.
In: Gelders Archief: 2000-13, Oud Archief Arnhem, Raetssignaet 1623-1628, folio 248 verso.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 31.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem.
In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), pp. 1-66, pp. 32-34.
25-1 Paulidag
De nieuwe schepenen laten het zich goed smaken
25-1 Paulidag
De nieuwe schepenen laten het zich goed smaken
De kalender werd lange tijd geregeerd door de christelijke feest- en naamdagen. Zo is 25 januari de dag die herinnert aan de bekering van de apostel Paulus tot het christendom: ‘Pauli Conversionis.‘ Op Paulusdag/Paulidag werd in Arnhem elk jaar het nieuwe stadsbestuur gekozen: de ‘schepenkeur’. Uit hun midden kozen de twaalf nieuwe schepenen de twee burgemeesters. De verkiezing was verre van democratisch: de zittende schepenen (soort wethouders) kozen uit eigen kring, familie, vrienden, zakenpartners de nieuwe bestuurders. Aan het eind van de middeleeuwen kregen ze wel een raad vanuit de gilden naast zich, de ‘Gemeenslieden’. Die had echter weinig in de bestuurlijke melk te brokkelen en bovendien beslisten de schepenen wie ‘gemeensman’ mocht zijn.
Vermaard en berucht waren de etentjes en drinkfestijnen die de nieuwe schepenen voor zichzelf en hun vrouwen op Paulidag regelden. In het Stadswijnhuis op de Grote Oord liet men Spaanse wijnen, herten, hanen, kalkoenen, hazen en nog meer op stadskosten aanrukken. Soms kostten de drie etentjes op een dag meer dan duizend gulden. Naar hedendaagse maatstaven een gigantisch bedrag.
Literatuur
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Deel II.
Arnhem 1803 (Drukkerij Moeleman), pp. 144-152.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 156, 167-168.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem.
Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), p. 61.
Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.
Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), pp. 188-221, pp. 42-91, pp. 75-76.
26-1-1900 (vrijdag)
Karel ‘Eénoog’ van der Heijden overlijdt
26-1-1900 (vrijdag)
Karel ‘Eénoog’ van der Heijden overlijdt
Twee weken na zijn 74e verjaardag overlijdt op Bronbeek Karel van der Heijden, gepensioneerd generaal en fungerend commandant van het militair invalidenhuis.
En Van der Heijden dat was niet zomaar iemand. Als we denken dat we nu in een tijd van ‘woke’, BLM, ereschulden, discussie over koloniale oorlogsmisdaden, slaafgemaakten en Bersiap leven, dan doen we het verleden tekort.
Onder de militaire leiding van Van der Heijden, kind van een Nederlandse vader en Indonesische moeder (Sulawesi), worden tussen 1877 en 1879 verschillende expedities in Aceh/Atjeh uitgevoerd. Het Nederlandse leger doodde tienduizenden Indonesiërs en brandde honderden dorpen plat. Tijdens de gevechten wordt het linkeroog van Van der Heijden door een kogel getroffen en voortaan gaat hij door het leven als ‘Kareltje Eénoog’.
Zijn militaire optreden riep zowel bewondering als afschuw op. Felle discussies in kranten en de Tweede Kamer werden gevoerd. Termen als ‘pacificator’ en ‘oorlogsmisdadiger’ wisselden elkaar af. De positie van Van der Heijden was onhoudbaar en hij werd in 1887 benoemd tot commandant van Bronbeek.
Als Van der Heijden sterft, is in Arnhem het socialistische SDAP-raadslid Johannes van Zoestbergen de enige die weigert een rouwbeklag namens het stadsbestuur aan de weduwe te ondertekenen. Hem wordt geweigerd om in de vergadering van 27 januari zijn visie te geven. De begrafenis op Moscowa vier dagen later trekt duizenden belangstellenden.
In Arnhem is er de Karel van der Heijdenlaan en dat gebied stond bekend als de Berkenheuvel en nu als Het Hazegrietje. Daar verrees. ook niet zonder enige discussie, in 1905 een imposant monument voor Van der Heijden, Het bankje bij het gedenkteken, met uitzicht vanaf de hoogten boven de Cattepoelseweg, lokte veel verliefde paartjes naar de Berkenheuvel.
Het monument werd slecht onderhouden en een enkele plaquette ‘verdween’. Dan besluiten in april 1960 twee journalisten van het Gelders Dagblad / Arnhemsche Courant, in samenwerking met Bronbeek, de overige plaquettes te ‘redden’. Ze stelen de resterende bronzen platen en die krijgen in 1963 een plek in een nieuw monument op Bronbeek: de Karel van der Heijdenbank. Dit alles leidde opnieuw tot debatten. Het monument bij het Hazegrietje werd in hetzelfde jaar afgebroken.
Het graf van ‘Karel Eénoog’ op Moscowa is nog steeds te bezoeken. De tijd heeft voor een symbolische barst in de eenvoudige grafsteen gezorgd.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 27-1-1900, 29-1-1900, 8-4-1960.
Via krantensite Delpher.
Andriessen, P.J. (bewerkt door G.L. Kepper), Beroemde mannen.
‘s Gravenhage z.jr.-ca. 1890 (Haagsche Boekhandel & Uitgevers-Maatschappij), pp. 266-276.
Brouwer, W. Karel van der Heijden.
Amsterdam 1900 (Uitgeverij L.J. Veen).
Bevaart, W., Bronbeek. Tempo doeloe der rechtvaardigheid.
Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), pp. 83-85, 139.
27-1-1640 (vrijdag)
Keuren van vlees aangescherpt
‘Arneym’ twijfelde over het onderwerp op deze dag. Want vandaag in 1917 won de vermaarde schaatskampioen Coen de Koning voor de tweede keer de Elfstedentocht. Dat had hij vijf jaar daarvoor ook al gedaan, op 7 februari 1912. In dat jaar woonde hij aan de Jacob Cremerstraat in Arnhem en in 1917 was hij verhuisd naar Etten-Leur. Bij zijn eerste Elfsteden-overwinning werd hij in Arnhem groots gehuldigd. Daarom bewaren we die geweldige en intrigerende sportman voor Verleden Vandaag van 7 februari (1912).
We gaan wat verder in de tijd terug, naar 27 januari 1640.
Toen besloot het stadsbestuur dat veeslachters de dieren eerst naar het stadhuis op de Markt (afgebroken in 1840) moesten brengen. De levende have bond men vast aan een paal en werden gevoerd. Als de dieren het voedsel weigerden dan waren de dieren waarschijnlijk ziek en mochten niet geslacht of verkocht worden.
Kennelijk deugden de regels en procedures in het Arnhemse ‘Vleeschhuis’ niet. Tussen 1437 en 1613 stond de vleeshal op de Markt als noordelijk buurpand van het Oude Stadhuis. In het laatste jaar werd een nieuwe vleeshuis gebouwd op het vroegere kerkhof van het Broerenklooster. Het pand stond aan de Broerenstraat in de hoek met de Kleine Oord- Nieuwstraat. In 1640 keerde de vleeskeuring dus even terug naar het stadhuis (afgebroken 1840) op de Markt.
Het Vleeshuis aan de Broerenstraat-Kleine Oord kende een wisselend bestaan en werd in 1786 definitief gesloten. De ‘Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen’ nam in het begin van de 19e eeuw het terrein over en liet het pand in 1842 afbreken.
Literatuur
Kremer, A.J.C., De St. Walburgstraat.
In: Arnhemsche Courant, 21-9-1901.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 424-425.
Rams, C., Coen de Koning zijn verhaal.
Maasbracht 2005 (Eigen pdf-uitgave), p. 50.
Via: https://home.hccnet.nl/c.rams/zijnverhaal.pdf, laatst geraadpleegd 10-1-2021.
Staats Evers, J.W., Beschrijving van Arnhem.
Arnhem 1868 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zn. / Ongewijzigde facsimile herdruk Europese Bibliotheek Zaltbommel, 1970), pp. 111-112.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld.
Arnhem 1876 (Van Egmond & Heuvelink), p. 40.
28-1-1833 (maandag)
Geboortedag grondlegger Boulevardkwartier
28-1-1833 (maandag)
Geboortedag grondlegger Boulevardkwartier
Arnhem heeft een echte ‘boulevard’. Tot 1901 heette de straat ten zuidoosten van de binnenstad ook zo. In dat besloot de gemeenteraad op 19 maart om de in een bijzondere s-bocht lopende allee te vernoemen naar de zojuist overleden ontwerper: Hendrik Jan Heuvelink. Junior wel te verstaan, want hij werd op 28 januari 1833 geboren als zoon van stadsarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. De laatste was verantwoordelijk voor het visionaire uitbreidingsplan van 1853. Dat legde, met de herenhuizen aan de singels en de Rijnkade, de basis voor het aanzicht en de uitstraling van de stad.
Op al deze fronten trad jr. in de voetsporen van zijn vader. Hij was dan wel niet de stadsarchitect, maar als projectontwikkelaar had hij grootse plannen. Hij wilde een eind maken aan de oprukkende ‘bouwbaasjes’ die lukraak in de zich snel uitbreidende stad slechte woningen bouwden tegen woekerprijzen. Heuvelink jr. droomde van een planmatige aanpak met brede straten die door voortuinen en bomen omzoomd waren. Aan deze lanen zouden grote herenhuizen verrijzen voor de absolute welgestelden en de gegoede middenstand. Na enig duw- trek- en licht chantagewerk (‘Als u, gemeente, mij niet steunt, dan verkoop ik de grond aan elke timmerman die het maar wil hebben’) ging de gemeente akkoord. De brede straten en prachtige stadspaleizen kwamen er, maar – zoals vaker – het kwam financieel niet uit. Goedkopere huizen werden gebouwd en de royale herenhuizen werden opgesplitst in vier tot acht wooneenheden. Maar een plaatje is het Boulevardkwartier nog steeds.
Literatuur
Derks, G.J.M. en R.J.A. Crols, Spijkerkwartier en boulevardkwartier. Een monumentale wijk met karakter in Arnhem.
Utrecht 2002 (Uitgeverij Matrijs), pp. 19-24.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 214.
Lavooij, W., Twee eeuwen bouwen aan Arnhem. De stedebouwkundige ontwikkeling van de stad.
Zutphen 1990 (Uitgeverij: De Walburg Pers), pp. 61-64.
Seebach, T., Hendrik Jan Heuvelink jr. 1833-1901.
In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965.
Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), pp. 74-76.
Vredenberg, J., Stedelijke ruimte in de negentiende eeuw.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900.
Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), pp. 34-53, pp. 47-48.
29-1-1563 (dinsdag)
Provincie tikt Arnhem op de financiële vingers
29-1-1563 (dinsdag)
Provincie tikt Arnhem op de financiële vingers
Zeven, aan beide zijden dichtbeschreven, perkamenten folio’s telt het besluit van het Hof van Gelre op 29 januari 1563. Het Arnhemse stadsbestuur krijgt in een twintigtal artikelen financieel flink om de oren. In hedendaagse termen: geen geld over de balk en waar zijn de bonnetjes? We noemen er enkele:
- dat zij, die in dienst der stad op reis gaan, een behoorlijke declaratie van hun vertering (= consumpties) zullen indienen;
- dat de maaltijden op St. Paul (keurdag van schepenen; zie Verleden Vandaag 25-1) en op Vastenavond (carnavalsdinsdag voor het begin van de vasten) helemaal zullen afgeschaft worden;
- dat het laken van kleding van de stadsambtenaren in ‘s Hertogenbosch of elders, in ‘t groot, dus zoo goedkoop mogelijk, zal gekocht worden;
- dat de korenmarkt voortaan uitsluitend binnen de stad op de Nieuwe Markt (huidige Korenmarkt) en de vismarkt op de Oude Markt (huidige Markt) zal gehouden worden;
- dat het stadsbestuur binnenkort met het Hof zal bespreken wat de beste en minst kostbare wijze is om de Rijnstroom wat verder van de stad af te leiden.
Die laatste maatregel is bijzonder, omdat nog geen dertig jaar eerder de rivier juist naar de stad werd geleid door de welbekende Rijnvergraving in opdracht van hertog Karel van Gelre.
Problemen rondom de besteding van overheidsgelden en grote infrastructurele ingrepen; is er in de kern veel veranderd?
Meer over de het aanzicht van Arnhem in de 16e eeuw via de kaart van Buchelius.
Literatuur
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), pp. 241-242.
30-1-1897 (zaterdag)
Tijdelijke tramlijn voor failliete succestentoonstelling
30-1-1897 (zaterdag)
Tijdelijke tramlijn voor failliete succestentoonstelling
In de tweede helft 19e eeuw groeide Arnhem uit tot een grote tentoonstellingen- en evenementenstad. En in de zomer van 1877 stond andermaal een expositie gepland ter gelegenheid van het 12,5 jarig bestaan van de ‘Algemeene Handelsvereeniging’.
De ‘Geldersche tentoonstelling van Nijverheid en Handel’ zal plaatsvinden op Sonsbeek, dat nog net een jaar in particuliere handen zal zijn van baron van Heeckeren. De Arnhemse middenstand probeerde een financieel graantje van de tentoonstelling mee te pikken en zo ook de Arnhemsche Tramwegmaatschappij/ Zij beheerde de paardentram en vroeg bij de gemeente vergunning aan om een tijdelijke tramlijn tussen het Velperplein en Sonsbeek langs de Apeldoornseweg te mogen exploiteren. De gemeenteraad gaat daar op zaterdag 30 januari 1897 mee akkoord.
De tentoonstelling was qua bezoek een groot succes. Dat kwam zeker ook door een bezoek op 28 augustus, drie dagen voor haar 17e verjaardag, van koningin Wilhelmina en koningin-moeder-regentes Emma. Wilhelmina moet nog een jaartje wachten voordat ze de koninklijke taken op zich mag nemen.
Financieel verliep de tentoonstelling rampzalig. Twee branden verwoestten zowel de Oranjerie als het hoofdgebouw van de expositie. De organiserende en jubilerende Handelsvereniging ging failliet door haar 12,5 jarig jubileumfeest. Nadien volgden nog talloze rechtszaken, want er bleek opzet in het brandspel. De dader werd veroordeeld, maar de procedure voor teruggave van het ingelegde waarborgsgeld leverde voor de aandeelhouders niets op. Over dit alles misschien in een Verleden Vandaag in juli en september.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij), p. 132.
Iddekinge, P.R.A., Sonsbeek de juiste achtergrond.
In: Iddekinge, P.R.A. van, Jansen, P.L.A., Jong, W. de (e.a.), Sonsbeek. Stadspark van Arnhem. Zwolle, 1998 (Uitgeverij Waanders), pp. 155-174, pp. 157-160.
Knap, W. W.G.Zn. en Vergouwe, G.F.C., Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), pp. 206-210.
31-1-1857 (zaterdag)
Makelaars op knettergekke huizenmarkt
31-1-1857 (zaterdag)
Makelaars op knettergekke huizenmarkt
In 1857 was er bijna geen huis meer te krijgen in Arnhem. Gebouwd werd er genoeg, maar de bouwvakkers konden niet op tegen de grote mensenstroom naar de stad. Tussen 1850 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland en liet Amsterdam, Rotterdam en zeker Nijmegen ver achter zich.
Het ‘Plan tot uitleg van de stad’ van stadarchitect Hendrik Jan Heuvelink sr. probeerde de woningbouw nog enigszins in banen te leiden, maar veel zoden zette het niet aan de dijk. Het grootste deel van nieuwe inwoners waren arme arbeiders en dagloners uit de omgeving en uit Pruisen (Duitsland bestond nog niet). Ze hoopten werk te vinden in de bouw van villa’s en herenhuizen die renteniers uit Nederlands-Indië lieten bouwen. Vanaf 1845 was er een rechtstreekse treinverbinding met het westen van het land en Arnhem wordt het ‘Haagje van het Oosten’.
De huizenmakelaars in de stad sponnen meer dan gouden garen bij dit alles. Zoveel dat het zelfs de conservatief-liberale gemeenteraad een doorn in het oog werd. Op 31 januari 1847 werd er een verordening op de makelaardij vastgesteld.
Tja, wat leren we daarvan bij de waanzinnige huizenmarkt vandaag de dag?
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en Wal, G. van der, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.
Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 104.
Potjer, M.R. en A.P.J. Jeurissen, De Velperweg. Een Arnhemse weg in de tijd van de paardentram.
Utrecht 2011 (Uitgeverij Matrijs), p. 38.
Potjer, M., Carolina W.D. Banck-Hoff (1803-1883), de vrouw van 4 1/2 miljoen.
In: Arnhems Historisch Tijdschrift, jrg. 35 (2015), nr. 1, pp. 4-14.