Juli Verleden Vandaag

Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1   2     4     6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   
17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  31

1 juli 1863 (woensdag)
Arnhemse aandeel in de slavernij

Keti Koti in Arnhem, 2022
In Arnhem is de herdenking van de slavernij op 30 juni en op 1 juli word de afschaffing gevierd met Keti Koti, de ketenen verbroken.
 © Stichting 30 juni / 1 juli Arnhem (alle rechten voorbehouden).
Adressen bezitsdeelhouders, 1863
In geel is globaal de oude binnenstad op deze plattegrond uit 1868 weergegeven. De meeste aandeelhouders in de Surinaamse plantages woonden buiten het oude centrum. De huizen stonden in het uitbreidingsgebied van de stad, het ‘Plan Heuvelink’ uit 1853. Buiten de stad, op Huis Zypendaal, woonden de Brantsens.
© Gelders Archief: 1551-81. Kaart uitgegeven door I. A. Nijhoff. Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie.
Aandeelhouder plantage Zorgvliet: Anna Phaff
Om de financiële tegemoetkoming voor plantage-eigenaren te regelen werden een uitgebreide administratie opgetuigd. In rood omrand op de ‘Staat van tegemoetkoming’ van plantage Zorgvliet de, in de Bergstraat wonende, deeleigenaar Anna E.A. Phaff. Vermeld wordt dat ze weduwe is van A. van den Ham en het percentage van het eigenaarsaandeel waar ze recht op had (30/360). Uiteindelijk ontving ze f 197,50, want Zorgvliet had 77 tot slaaf gemaakte bewoners.
Bron: Nationaal Archief, Algemene Rekenkamer / Comptabel Beheer, toegang 2.09.09.08, inv. nr. 228.

1 juli 1863 (woensdag)
Arnhemse aandeel in de slavernij

Vandaag is het 1 juli en wordt in Arnhem voor de tweede keer Keti Koti, de afschaffing van de slavernij, gevierd.
Dat de ‘Emancipatiewet’ in Nederland relatief laat – in vergelijking met andere Europese landen – werd vastgesteld, lag ook aan de financiële tegemoetkoming die de lobby van plantage-eigenaren vroeg. Per tot slaafgemaakte bewoner van een plantage werd aan de eigenaar een bedrag van driehonderd gulden (Antillen f 200,-) betaald. Met ruim 34.000 tot slaaf gemaakte mensen in Suriname was dit een totaal bedrag van meer dan tien miljoen gulden, zo’n 10% van de totale rijksbegroting. De tot slaaf gemaakte Surinamers kregen geen financiële vergoeding. Integendeel: ze werden verplicht nog eens tien jaar op de plantage te blijven.

In Arnhem kregen zestien deeleigenaren van vijf plantages in Suriname (Vossenburg, Zorgvliet, Poelwijk, ’t IJland en Adrichem) een geldelijke tegemoetkoming. De meeste plantages waren in het begin van de achttiende eeuw ontstaan. Via verervingslijnen hadden de nazaten van de eerste eigenaren een klein of grote aandeel in het plantagebezit. Aan deze zestien Arnhemmers werd een totaalbedrag van f 18.824,62 (omgerekend naar de waarde van vandaag ca. 200.000 euro) uitgekeerd. Vier leden van de familie Brantsen, woonadres Huis Zypendaal, kregen elk f 1901,- voor hun aandeel in de plantage Vossenburg. Mr. Frederik Feith aan de Eusebiusbinnensingel kreeg het laagste bedrag uitbetaald voor zijn deel (2/1764) in de plantage ‘t IJland: f 42,86.
Ter vergelijking: het maandloon (zesdaagse werkweek van 07.00 tot 20.00 uur)  van een ongeschoolde arbeider in de tijd was ook ongeveer f 40,-. Nog een perspectief: Arnhem had in 1863 ca. 27.000 inwoners. Zestien daarvan kregen dus een financiële tegemoetkoming bij de afschaffing van de slavernij. Zoals gezegd de tot slaaf gemaakte bewoners van Suriname kregen niets, maar moesten nog tien jaar op de plantage blijven.

Literatuur en bronnen
Adresboeken van Arnhem, 1863 en 1864.

Arbeidsloonen en Levensbehoeften in de gemeente Arnhem.
Rapport van de Commissie, door de Werkmansvereniging ‘Arnhem’ belast met het instellen van een grondig onderzoek omtrent de arbeidsloonen binnen Arnhem, en na te gaan of die loonen evenredig zijn aan de billijke behoeften van den werkman.
Arnhem 1870 (D.A. Thieme).

Koene, B., De mensen van Vossenburg en Wayampibo. Twee Surinaamse plantages in de slaventijd
Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren), vooral p. 192, 226 en 242-246.

Nationaal Archief, Algemene Rekenkamer / Comptabel Beheer, toegang 2.09.09.08, inv. nr. 223-248.

2 juli 1458 (vrijdag)
Geduld van Duitse keizer met Arnhem is op

Arnold van Egmond, hertog van Gelre
Arnold kon rond 1458 de Duitse keizer nog van zich af houden. Later had hij meer moeite met zijn zoon Adolf. Rond 1460 barstte een vader-zoon strijd om de troon van Gelre los. Zoonlief zette vader gevangen en de hertog van Bourgondië werd uiteindelijke de lachende derde,
© Bibliothèque nationale de France (Gallica), Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Arnhem in Gelre in de late middeleeuwen
Om de kaart te kunnen lezen is het goed om te weten dat het noorden links ligt en Wageningen bijvoorbeeld rechtsonderaan. Daarboven, rechtsmidden van de kaart, ligt Arnhem. Onder het wapen met de zwarte klimmende leeuw ligt Zutphen. Links ligt de Veluwe en uiterst links zien we nog net een stukje van de vroegere Zuiderzee.
Uitsnede van een kaart (handgetekende kopie) van Christaan sGrooten (1532-1608). sGrooten was cartograaf van koning Philips II van Spanje en heer der Nederlanden (1555-1581).
© Gelders Archief: 2039-0490-92, Christiaan Sgrooten, Archief Familie Ver Huell. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

2 juli 1458 (vrijdag)
Geduld van Duitse keizer met Arnhem is op
Gelre was rond het midden van de vijftiende eeuw formeel nog steeds een leengebied van de Duitse keizer. Weliswaar een leengoed in een uithoek van het Heilige Roomse Rijk, maar de keizer was leenheer en de door hem ‘beleende’ hertog van Gelre zijn vazal.
Al naar gelang de kracht van de keizer en de problemen waarmee hij in de Duitse landen zelf te kampen had, bemoeide die zich wel of niet met Gelre. Daar was in het begin van de eeuw nog een machtsfactor bijgekomen: de steden. De ‘huldigden’ steeds vaker een eigen ‘heer’ van Gelre en trokken zich steeds minder aan van middeleeuwse tradities.
Keizer Frederik III (regeerperiode 1452-1493) wilde de touwtjes op vrijdag 2 juli 1458 (‘des kaiserthumbs im sechszten jare’) weer wat strenger aanhalen en tonen wie het nu echt voor het zeggen had. De hertog van Gele, Arnold van Egmond, was immers sinds 1431 in de rijksban door de Duitse vorst gedaan, maar de steden bleven desondanks hem als heer erkennen. Ze hadden liever een onbekwame Arnold, dan een machtige andere hertog of het gezag van de keizer. Die keizer beval op vrijdag 2 juli 1458 het Arnhemse stadsbestuur om binnen drie maanden zich bij hem en het Rijksgericht te melden ‘om zich te verantwoorden wegens haar heulen met Arnold, die zich noemt hertog van Gelre’. Arnhem liet zich echter niet zien en de keizer had weer andere zorgen: de hertog van Bourgondië infiltreerde steeds meer in zijn Nederlandse leengebieden en in Gelre probeerde Adolf van Egmond, de zoon van Arnold, zijn vader van de troon te stoten. Arnhem hield zich wijselijk rustig in dit laatmiddeleeuwse machtsconflict.

Literatuur
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 116-122.

Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 110-112.

Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 79-82.

Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 247-249 (Boek IX, no. 79-82).

3 juli 1787 (dinsdag
Burgeroorlog in ‘ongelukkig’ Arnhem

Schietpartijen in Arnhem, 1787
De herbergier Arnold Limpers was een aanhanger van de patriotten, de ‘Beweeging te Arnhem’,  Toen zijn herberg in de Roggestraat bij de Velperpoort (op de achtergond) dreigde geplunderd te worden, schoot hij met een pistool op de Oranjegezinde soldaten van het Arnhemse garnizoen Sommerlatte.
© Gelders Archief: 1551-2777, Reinier Vinkeles, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Ogenschijnlijk rustig Arnhem, 1787
Dat Arnhem in 1787 een bron van onrust en geweld was, is niet te zien op deze tekening van Hendrik Hoogers, Hij tekende Arnhem vanuit het zuidoosten, gezien vanaf de Westervoortsedijk. De Walburgiskerk met haar twee toren en de Eusebiuskerk torenen boven de beboomde stadsomwallingen uit.
© Gelders Archief: 1551-3816, Hendrik Hoogers, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Willem Anne van Spaen, 1750-1817
De Van Spaens zijn in Arnhem vooral bekend van Huis Biljoen in Velp, maar Willem Anne van Spaen verbleef vooral op het buitengoed Bellevue bij Kleef. Hij mocht zich bovendien ‘heer van Hardenstein’, een landgoed in de omgeving van Dortmund.
Hij was een trouw supporter van prins Willem V en na zijn  studie rechten in Utrecht vervulde hij  talloze hoge functies in het gewestelijk bestuur: burgemeester van Elburg. ambtsjonker van Nijkerk, lid van de Veluwse ridderschap (6 mei 1773), enkele malen Gelders afgevaardigde ter Staten-Generaal (tussen 1774 en 1792) en ga zo maar door.
© Gelders Archief: 1551-771, maker onbekend, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

3 juli 1787 (dinsdag
Burgeroorlog in ‘ongelukkig’ Arnhem

In 1787 woedde er in een burgeroorlog in Nederland tussen de prinsgezinden, de aanhangers van stadhouder Willem V, en de patriotten. De laatsten wilden meer inspraak van een groter deel van de burgerij. Zij verzetten zich tegen de vastgeroeste politieke verhoudingen, waarin vriendjespolitiek (nepotisme) en elkaar baantjes toeschuiven (coöptatie) de boventoon voerden. In Arnhem waren het stadsbestuur, de adellijke grootgrondbezitters rondom de stad en het in Arnhem gelegerde garnizoen op de hand van de prins.
In de stad was men in 1787 de grote ongeregeldheden van enkele jaren eerder (‘Kerkhofoproeren’) niet vergeten, toen de patriotten en prinsgezinden elkaar ook al te lijf waren gegaan. Er was in de zomer van 1787 maar weinig voor nodig om opnieuw de strijd te laten ontbranden. Toen Oranjegezinde soldaten – met de kleur van de stadhouder opgespeld – door de Arnhemse straten marcheerden, werden ze door hun tegenstanders uitgejoeld. De soldaten plunderden vervolgens twee dagen lang de huizen van de patriotten en andere vermeende opponenten. Zelfs de vooraanstaande edelman en hoge bestuurder Willem Anne van Spaen (1750-1817) sprak er in een brief van dinsdag 3 juli 1787 aan stadhouder Willem V zijn afschuw, in het Frans, over uit. Vertaald luidt zijn hartenkreet: ‘Ik ben door Arnhem gekomen en ik moet u bekennen, Mijn Heer, dat mijn hart bloede bij het zien van de verwoesting van deze ongelukkige stad’.

Literatuur
Boonstra, O., Volksvermaak en feestgedruis, oploopjes en opstootjes.
In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.  Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 163-186, p. 183-184.

Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 30-32.

Janssen, A.E.M., Willem Anne van Spaen, 1750-1817.
In: Kuys, J.A.E. e.a. (red.), Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Hilversum 2006 (Uitgeverij Verloren), p. 121-125.

Weststrate, H.A., Gelderland in den Patriottentijd. Arnhem 1903 (P. Gouda Quint – Werken Gelre no. 4), p. 302-304.

Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90.

4 juli 1598 (zaterdag)
Brooduitdeling niet in ‘verdestrueerde’
Walburgiskerk

Arnhem en de Walburgiskerk rond 1580
Links staat, in het rood, de Walburgiskerk op deze fraaie prent van Aernout van Buchell / Arnoldus Buchelius (1565-1641), Diarium.
© Universiteitsbibliotheek Utrecht, Hs 798, foto Gelders Archief.
Meer over deze tekening: https://arneym.nl/buchelius-arnhem-rond-1580/
Walburgiskerk, ca. 1640-1650
Aernem aende Vest: St. Walburghs Kerk te Arnhem van achteren te zien aan de Oude Wal’.
De fraaie titel van deze tekening van Anthonie Waterloo verbloemt niet dat niet alleen de Walburgiskerk in ‘desolate’ staat was. Ook de stadsmuren zijn er slecht aan toe.
© Gelders Archief: 1551-206, Anthonie Waterloo, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

4 juli 1598 (zaterdag)
Brooduitdeling niet in ‘verdestrueerde en desolaete’
Walburgiskerk
Na de ‘overgang’ naar de reformatie in 1579 was het in Arnhem ook gedaan met de traditionele  brooduitdelingen, de ‘spindingen’, van de geestelijke instellingen aan de allerarmste Arnhemmers. Die liefdadigheidsactie, die met veel ceremonieel vertoon werd omgeven, kwam nu terecht bij de gasthuizen, broederschappen en de gilden. In 1598 deed zich bij die ‘spindingen’ een probleem voor.
Arnhemmer Claes Heetings had namelijk aan de vicariën (aan een kerk verbonden instelling) van de Walburgiskerk een rente nagelaten om jaarlijks twee spindingen in die kerk te houden. Het toezicht op deze brooduitdeling zou worden uitgeoefend door de bestuursleden (‘gardianen’) van het St. Crispinus- of schoenmakersgilde. Maar, de Walburgiskerk was niet meer in gebruik als (katholiek) godshuis. Sterker nog: twintig jaar na de Arnhemse beeldenstorm lag de kerk er ‘verdestrueert en desolaet’ bij. Daarom besloot men op zaterdag 4 juli 1598 dat met het geldbedrag van Heetings de brooduitdeling zou plaatsvinden in het huis van Henrik Berends in de Koningstraat.

Literatuur
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 161.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 410.

Paquay, V. (red. J. C. Bierens de Haan), De Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Gasthuis, preuven en passende hulp sinds 1351. Hilversum 2021 (Uitgeverij Verloren), p. 170-176.

5 juli 1823 (zaterdag)
Coehoornbegraafplaats op de Vliegerenberg

Begraafplaats Vliegerenberg, 1825
De Coehoornbegraafplaatsop het bastion Vliegerenberg buiten de stadsmuren. De sloop van de vestingwerken werd vanaf 1829 echt doorgezet. Op de kaart missen we ook de spoorlijn en het Stationsplein. Die verrezen even ten noorden van de Vliegerenberg / Coehoornbegraafplaats in 1845.© Gelders Archief: 1551-4114, J.J. Elsbain, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Grote versie volledige kaart: https://permalink.geldersarchief.nl/EF6F5CD586AE47EA9A1DA26EF26728AA
Grafmonument W. Kuyck, ca. 1880
Een opvallend grafmonument op de Coehoornbegraafplaats was dat van kolonel Wouter Kuyck. Hij was één van de slachtoffers van de verdrinkingsramp in de Rijn bij Hulkestein op 6 augustus 1826. Daarbij verdronken zeven mensen.
© Gelders Archief: 1501-04-2861, Brainich, fotocollectie Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Begraafplaats Vliegerenberg, 1880
Na de sluiting van de begraafplaats in 1862 had men nog decennialang vanaf het Stationsplein uitzicht op het kerkhof. Op de achtergrond de kleine Eusebiuskerk (bouwjaar 1864-1865) aan het Nieuwe Plein. Op het terrein werd in 1933 het schoolgebouw van ‘Kunstoefening’ (voorloper ArtEZ) gebouwd en geopend, nu is dit het vergader- en activiteitencentrum De Coehoorn.
© Gelders Archief: 1501-04-14728, Brainich, fotocollectie Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

5 juli 1823 (zaterdag)
Coehoornbegraafplaats op de Vliegerenberg
Tot ver in de 18e eeuw werden in Arnhem de doden alleen in en direct om de kerken begraven. Ondanks het verzet in de Kerkhofoproeren (zomermaanden 1782-1784) werd een algemene begraafplaats ingericht aan de Steenstraat (waar nu de R.K. Martinuskerk staat). Dat kerkhof was in 1820 al weer te klein geworden en lag bovendien vlak naast de stedelijke vuilnisbelt, de ‘mestvaalten’. Zeven vooraanstaande inwoners (o.a. mr. J.W. Staats Evers en mr. J.M. de Kempenaer) vatten daarom het plan op om een nieuwe algemene begraafplaats in te richten. Het stadsbestuur nam dat verzoek welwillend in ontvangst en stelde op zaterdag 5 juli 1823  het voormalige bastion Vliegerenberg daarvoor ter beschikking. Dat vroegere verdedigingswerk lag wat verhoogd direct ten westen van de stadsmuren en werd door de plaatselijke jeugd gebruikt als plek om vliegers op te laten.
Twee jaar later, in 1825, werd de begraafplaats in gebruik genomen. De begraafplaats aan de Steenstraat werd nu een R.K. kerkhof. De ingang van het nieuwe kerkhof lag aan de latere en huidige Coehoornstraat. Daarom werd de begraafplaats in de volksmond de Coehoornbegraafplaats genoemd. Dertig jaar later was het kerkhof al weer te klein. In 1862 werd de begraafplaats gesloten en werd een nieuw kerkhof aan Onder de Linden geopend. Het terrein werd deels geruimd en deels als bouwpercelen voor ƒ 28.821,- verkocht. In de aanloop naar de opening (15-11-1933) van het nieuwe schoolgebouw van het tekengenootschap ‘Kunstoefening (Arnhemse architect Gerrit Feenstra en tegenwoordig vergader- en activiteitencentrum De Coehoorn) verdween het laatste deel van de begraafplaats.

Literatuur
Arnhemsche Courant, 1933

Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 117-120.

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12, 232.

Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848.
Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 17-21.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 28.

6 juli 1505 (zaterdag)
Arnhem en Karel van Gelre buigen voor Filips de Schone

Capitulatie Arnhem op graftombe Maximiliaan van Habsburg
Op het marmeren reliëf geven de bestuurders van Arnhem (rechts) de stad (achtergrond) in 1505 over aan Filips de Schone (midden te paard). Arnhem is wel zeer fantasievol weergegeven.
Een vrije vertaling van de Latijnse tekst boven de fantasievolle weergave luidt: ‘Na de verovering van Arnhem, de eerste onder de steden van Gelre, werd aan Karel, hertog van Gelre, die in navolging van de Galliërs, bleef streven naar een omwenteling in de lage landen van het Duitse rijk (“inferiori Germania”) een nederige vrede verleend.’© Hofkirche Innsbruck (alle rechten voorbehouden).
Overgave Arnhem in 1505
Op een 19e-eeuwse tekening zag de overgave van Arnhem er heel anders uit dan op de graftombe van Maximiliaan van Habsburg. Geen knielende, maar een staande en toch buigende, Arnhemse magistraat.
© Gelders Archief: 1551-2786, L. Falk, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Kappen van Arnhemse bossen, 1505
In de twee weken durende belegering (23 juni-6 juli) van de stad liet Filips de Schone bomen buiten de stadsmuren kappen om zo een beter schutsveld op de stad te hebben: ‘De luftighe Wildbaen, die aen de Velouwsse zijd niet boven een schootweeghs buyten de poorten plaght te pronken, wierd by gelegenheyd van dit belegh aen den grond afgekapt’.
Twee aanvallen kon Arnhem nog weerstaan, maar een derde bestorming werd afgekocht voor 8.000 goudguldens.
Uitsnede van een kaart van Christaan sGrooten (1532-1608) die landmeter en cartograaf in dienst was van Philips II, koning van Spanje en heer der Nederlanden (1555-1581). sGrooten bracht de gewesten en streken van de Nederlanden tweemaal in kaart: in een uitgave van 1573 en (Brusselse Atlas) en 1592 (Madrileense Atlas).
De hier getoonde kaart is een deel van één (folio 39) van de twee kaarten van de Veluwe uit de Brusselse Atlas die waarschijnlijk tussen 1555 en 1559 is gemaakt.
Kaart uit: Christaan sGrooten, Brusselse Atlas  / Atlas Bruxellensis, 1573.
© KBR (Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel): Ms. 21.596 D. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

6 juli 1505 (zaterdag)
Arnhem en Karel van Gelre buigen voor Filips de Schone
In de Hofkirche in het Oostenrijkse Innsbruck staat één van de indrukwekkendste praalgraven van Europa. Tientallen standbeelden van wereldlijke en geestelijke vorsten omringen de geplande tombe van Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk en keizer van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk. De grafkist, waarin uiteindelijk Maximiliaan toch niet zijn laatste rustplaats vond, heeft vierentwintig gebeeldhouwde marmelen taferelen uit zijn roemruchte leven. Daaronder de overgave van Arnhem in 1505 aan hem en zijn zoon Filips de Schone.

Toen Karel van Egmond in 1492 door de steden en ridderschap van Gelre tot hertog werd uitgeroepen, probeerde deze op alle manieren een eigen onafhankelijke positie tussen Frankrijk, Bourgondië en het Duitse rijk in te nemen. Een kansloze zaak, want de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Maximiliaan van Habsburg, was via een huwelijk met Maria van Bourgondië ook de baas in Bourgondië. Toen zijn zoon Filips in 1494 meerderjarig was geworden, trokken vader en zoon gezamenlijk op tegen Karel van Gelre en de hem steunende steden. Die zoon van Maximiliaan was zo knap-aantrekkelijk dat hij als ‘de Schone’ de wereldgeschiedenis is ingegaan. Ze namen in 1505 na een beleg van twee weken Arnhem in. Karel moest in de roemruchte ‘knieval te Rosendael’ Filips als heer erkennen. Die was wel zo genadig om op donderdag 6 juli (‘Actum den VIen dach in Julie anno XVC ende vive’) Arnhem al haar plichten en rechten te laten behouden. Zo staat het ook in marmer gebeiteld in de Hofkirche in Innsbruck: er werd ‘een nederige vrede verleend’.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.  Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 132-134.

Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 126-155, p. 139-140.

Driel, M. van, Een verraden slag om Arnhem in 1505?
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.  Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 142-143.

Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem.  Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 76-77.

Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.

Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel VI-1, p. 321, no. 486.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 179.

Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 320-322 (Boek XI, no. 41-43).

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 13-14.

7 juli 1374 (vrijdag)
Joodse stadsbestuurder in middeleeuws Arnhem

Zegel van Berwout die Joede, 1364
Als stadsbestuurder zien we de naam en het zegel van Berwout die Joede op verschillende oorkondes terug. In dit zegel uit 1364 staat in de omranding ‘ERWO / JOD’. In het midden, het schild, staan drie zogenaamde Jodenhoeden. Deze puntige hoofddeksels waren de Joden verplicht te dragen in de middeleeuwen, niet allen in Arnhem maar in verschillende Europese steden.
© Gelders Archief: 2000 – 4490-regesten no. 206/12, Oud Archief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Rijnpoort en Spikerspoort, ca. 1560
De Spikerspoort komt in de Arnhemse stadsrekeningen voor tussen 1353 en 1379. In dat laatste jaar is hij waarschijnlijk buiten werking gesteld en nam de grotere Rijnpoort de functie over.
Detail van de kaart van Arnhem door Jacob van Deventer.
© Biblioteca Nacional de España, Madrid, Manuscritos Res/200, folium 87. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

7 juli 1374 (vrijdag)
Joodse stadsbestuurder in middeleeuws Arnhem
Over de geschiedenis van de Joden in Arnhem bestaat nog geen handzaam overzichtswerk. We hebben wel een goed inzicht in de lotgevallen van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de verschrikkingen van de Holocaust dankzij het indrukwekkende boek van Margo Klijn (De Stille Slag) en de geweldige website van Peter Jetten (https://joodsmonumentarnhem.nl/).
Voor het middeleeuwse Arnhem hebben we dankzij één persoon kennis van Joden in de stad. Berwout die Joede, een wijnhandelaar, wist namelijk schepen te worden. Zesentwintig jaar lang vervulde hij die functie en als stadsbestuurder en handelaar werden zijn naam, persoonlijk zegel en enkele van zijn activiteiten overgeleverd aan de wereld van vandaag. Zo is er een oorkonde van donderdag 7 juli 1374 (‘Int jaer onss Heren dusent driehondert vier ende tseventich, des Vryedages na Sente Martijns dage als men scrijft Translatio’) over een molen buiten de Spikerspoort. Dat was niet de Velperpoort zoals abusievelijk door veel geschiedschrijvers werd gedacht. De Spikerspoort was een klein poortje ten westen van de stad in de buurt van de Rijnpoort. De molen daar had Berwout voor de helft in pacht genomen van de stad, maar draagt deze nu over aan Henric van Herwen.

Literatuur
Benders, J.F. en R.A.A. Bosch, Samenleving en economie circa 1300-1550.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 156-187, p. 161.

Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.  Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 369.

Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 33-34.

Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel II, p. 188-189 no. 230 en annotatie daarbij.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 42.

8 juli 1955 (vrijdag)
Veldslag op Vitesseterrein voor Loesje van de Johannastichting

Verslag van de liefdadigheidswedstrijd
In: Arnhemsche Courant, 8-7-1955. Via KB-site Delpher.
Grote versie totale krantenpagina:
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000297056:mpeg21:p00007
Loesje bedankt de gulle gevers
Op prentbriefkaarten liet ‘Loesje van de Johannastichting‘ zien waar het ingezamelde geld naar toe ging: een nieuw paviljoen aan de Heijenoordseweg.
© Johannastichting / JKF, fotograaf Herman Truin (alle rechten voorbehouden).

8 juli 1955 (vrijdag)
Veldslag op Vitesseterrein voor Loesje van de Johannstichting
De Arnhemsche Courant deed op vrijdag 8 juli 1955 verslag van wel een heel bijzondere wedstrijd op het Vitesseterrein Nieuw Monnikenhuize aan de Rosendaalseweg.
In een kolderieke wedstrijd tussen Arnhemse kunstenaars en Arnhemse journalisten werd gespot met elke regel van het edele voetbalspel. Romeinse soldaten en Perzische vorsten uit de Oudheid probeerden met elk verboden middel de bal in het doel van de tegenstander te krijgen. Voetbalcommentator was niemand minder dan Pierre Janssen, de latere directeur van het Gemeentemuseum. Het hoogtepunt was het wegvoeren van de internationale voetbalscheidsrechter Sjef Dorpmans door Romeinse soldaten. Desondanks, of juist hierdoor, werd er volop gescoord. De journalisten wonnen de wedstrijd met 4-2.

Dit alles in het kader van de al langer lopende ‘Loesje-actie’ van de Arnhemse Johannastichting voor de opvang en zorg van gehandicapte kinderen. Hun kasteelachtige herenhuis aan de Pels Rijckenstraat 1 (gesloopt en nu terrein van Rijkskantoorflat) voldeed sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer aan de moderne eisen. Besloten werd om nieuwe paviljoens te bouwen aan de Heijenoordseweg. Voor dat geld werden de geldinzamelingsacties ‘Geef Loesje haar paviljoen’ en ‘Bouwt allen mee aan Loesjes tweede paviljoen’ in het leven geroepen. De Arnhemsche Courant betreurde daarom in het verslag dat veel mensen onbetaald vanaf Hoogte 80 en de Rosendaalseweg een glimp van de wedstrijd probeerden op te vangen. Toch werd ruim 400 gulden opgehaald.

Literatuur
Aa, K van der, e.a. (red.). Het Johanna KinderFonds. 110 jaar kinderrevalidatie in Nederland.
Arnhem 2010 (Stichting Johanna KinderFonds).

Arnhemsche Courant, 8-7-1955. Via KB-site Delpher.

9 juli 1847 (vrijdag)
Laatste doodstraf ‘met zwaard boven het hoofd’

Strafoefening Christiaan Gepkens op de Markt
De Arnhemsche Courant verhaalt van de deemoedige houding die kapelaan Gepkens toonde toen met het zwaard boven zijn hoofd werd gezwaaid.
In: Arnhemsche Courant, 11-7-1847. Via KB-site Delpher.
Grote versie totale krantenpagina:
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010209856:mpeg21:p002
Markt met Paleis van Justitie, 1860
Gelderse huifkarren met hun marktwaar uit de Betuwe staan voor het neoclassicistische Paleis van Justitie. Het gerechtsbouw werd in 1839 in gebruik genomen en was een ontwerp van stadsarchitect Anthony Aytink Falkenstein (1797-1840). Het werd in de Tweede Wereldoorlog bijna volledig verwoest. Een van de afgebroken zuilen werd gebruikt voor het Airbornemonument in de Berenkuil/Airborneplein.
Op de achtergrond de Walburgiskerk met de in 1854 ingestorte noordelijke toren.
© Gelders Archief: 1551–3096, K. Ch. Koehler, Gemeente Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).  

9 juli 1847 (vrijdag)
Laatste doodstraf ‘met zwaard boven het hoofd’
In Verleden Vandaag van 21 juni is geschreven over de uitvoering van de laatste doodvonnis van het Provinciaal Gerechtshof in Arnhem. Die vond plaats in Apeldoorn, de woonplaats van de veroordeelde Hendrik Beekman.
Vandaag 175 jaar geleden vond op de Markt in Arnhem de laatste voltrekking van een doodstraf plaats. Althans de symbolische uitvoering daarvan, want steeds vaker werd een doodvonnis uitgevoerd ‘met het zwaaien van het zwaard boven het hoofd’, waarna een jarenlange tuchthuisstraf volgde. Met het verstrijken van de jaren werd ook steeds vaker die symbolische voltrekking kwijtgescholden.
Maar niet op vrijdag 9 juli 1847. Op het schavot voor het gerechtsgebouw in Arnhem stond de katholieke geestelijke, de Groenlose kapelaan Christiaan Gepkens. Die had een jaar eerder het dienstmeisje Maria Wiegerink geprobeerd dood te steken. Hij was bang dat hun verhouding met ‘vleeschelijke omgang’ uit zou komen. Bovendien was Maria, zoals ze zelf aan gaf, zwanger van hem: hare maandelijksche reiniging achterwege bleef’. Kapelaan Gepkens ontkende en vertelde dat hij Maria juist wilde redden van een aanranding door een ‘onbekende kerel met een lang mes heen en weder had gezwaaid, en dat hij hem nog eenige vuistslagen in het aangezigt had gegeven, waar van de sporen nog wel zigtbaar zouden zijn’. Alle andere uitvoerige getuigenverhoren wezen echter de kapelaan als dader aan. Hij werd voor poging tot moord ter dood veroordeeld, maar bij Koninklijk Besluit van Willem II werd dit omgezet in een doodstraf door ‘het zwaaijen met het zwaard over het hoofd en eene twintigjarige tuchthuisstraf’.

De kapelaan belandde dus uiteindelijk in het tuchthuis en kwam na twintig jaar weer vrij. Hoe verging het Maria? Als gevolg van de vele verwondingen kon ze haar werk niet meer oppakken en ze belandde in de bedelaarskolonie van Frederiksoord. Maar: ‘het vermoeden van zwangerschap ten haren aanzien (…) verdwenen’.

Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 146-157.

Arnhemsche Courant, 11-7-1847. Via KB-site Delpher.

Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde.
In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118.

Nijman, H.G., Maria Wiecherink Slachtoffer van gebeurtenissen en omstandigheden.
In: Grols verleden, Tijdschrift voor de historie van Groenlo en directe omgeving, jrg. 1 (2001), nr. 1, p. 12-20.

Staats Evers, J.W., Lijfstraffelijke regtspleging in Gelderland, of belangrijke strafzaken van 1811 tot 1859 aldaar voorgekomen. Arnhem 1859 (D.A. Thieme), p. 50-73.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 41.

10 juli 1543 (zaterdag)
Maarten van Rossem wil geld voor veldtochten

Maarten van Rossem, ca. 1550
Maarten van Rossem (1478-1555) stamde uit een roofridderfamilie bij het plaatsje Rossem vlakbij Poederoijen en Loevestein.
© Rijksmuseum Amsterdam: RP-P-1932-176, toegeschreven aan Sylvester van Parijs naar Cornelis Anthonisz. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).  
Maarten van Rossem op het Duivelshuis
Uit de nalatenschap van Karel van Gelre kocht Van Rossem een perceel grond met hofstede in de Arnhemse binnenstad. Daar liet hij in een Hollands-renaissancistische stijl een fraai stadspaleis neerzetten. Door de aangebrachte saters kreeg het de naam Duivelshuis. De gevel van het woonhuis wordt gesierd door standbeelden van verschillende vorsten rond 1500 en een borstbeeld van Maarten zelf.
© Fotograaf Jan de Vries. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).  
Duivelshuis, ca. 1600
Eén van de oudste tekeningen van het Duivelshuis, nu werkverblijf van de Arnhemse burgemeester.
© Gelders Archief: 1551-2943, maker onbekend, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

10 juli 1543 (zaterdag)
Maarten van Rossem wil geld voor veldtochten
Al een half jaar voor het overlijden van Karel van Egmond, hertog van Gelre, op 30 juni 1538 hadden de steden en de ridderschap van Gelre Willem van Kleef, Gulik en Berg gehuldigd als hun landsheer. Die had  bijnaam ‘de Rijke’ en zo hoopten vooral de steden af te zijn van de voortdurende verzoeken van de hertog om geld. Want Gelre was het enige gewest dat zich nog verzette tegen de hertogstitel van Karel V, keizer van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk, koning van Spanje en heer van de overige zestien Nederlanden.
In die strijd had Willem van Kleef wel de vermaarde veldmaarschalk van Karel van Gelre overgenomen, Maarten van Rossem. Die trok plunderend en brandschattend kris kras door Nederland om het Karel V zo lastig mogelijk te maken en om aan geld te komen. Zo had hij na een beleg van nog geen vijf dagen op 9 juli 1543 Amersfoort veroverd. De stad kocht plundering van de stad door Maartens vijfentwintig voetvendels (ca. 8.000 soldaten) en twaalfhonderd ruiters af voor tachtigduizend gulden. Dat bleek niet genoeg om zijn veldtocht voort te zetten en op zaterdag 10 juli vroeg Maarten in een brief aan het stadsbestuur van Arnhem om geld om zijn soldaten te kunnen onderhouden. Dit alles tevergeefs, want Karel V had er genoeg van. Op  7 september 1543 moest Willem van Kleef in het Tractaat van Venlo zijn hertogstitel overdragen aan Karel V. Die was verstandig genoeg om ook Maarten van Rossem in te lijven. Maarten zette zijn veroveringspraktijken voor zijn oude tegenstander en nieuwe heer gewoon door totdat de pest hem velde in 1555.

Literatuur
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 145-155.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.  Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 216.

Witteveen, M., Maarten van Rossem. Krijgsheer en Bouwer Gelre 1500-1555. Zutphen 2020 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 147-155.

11 juli 1735 (maandag)
Achttiende-eeuwse gedenksteen terug aan Rijnkade?!

Schipbrug en brugwachtershuis, ca. 1925
De schipbrug en het brugwachtershuis rond 1925. In rood de achttiende-eeuwse muursteen met de wapens van de Arnhemse burgemeesters. Op de achtergrond de in 1985 gesloten en in 1990 gesloopte (kleine) Eusebiuskerk uit 1865.
© Gelders Archief: 1501-04-12018, fotograaf onbekend, fotocollectie voormalig Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Grote versie volledige foto:
https://permalink.geldersarchief.nl/5879A586D0BE4612BB55124DFB84072C
Wapensteen Wolfsen en Brantsen anno 1737
Op deze foto uit 1935 was de gedenksteen met de wapens van de burgemeesters Wolfsen en Brantsen al aangetast door weer en wind. Het jaartal staat onderaan: ‘Anno MDCCXXXVII’, in het jaar 1737.
© Gelders Archief: 1501-04-12018, fotograaf onbekend, fotocollectie voormalig Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

11 juli 1735 (maandag)
Achttiende-eeuwse gedenksteen terug aan Rijnkade?!
Met dank aan Kees Kant en Geert Visser.
Het is verwonderlijk dat de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog niet hebben geleid tot extra zorg voor het weinige bewaard gebleven vooroorlogse Arnhemse cultuurerfgoed. Neem bijvoorbeeld het wapenschild uit 1737 van de burgemeesters Arnoldus Wolfsen en Reinier Willem Brantsen. Een ontwerp notabene van Leendert Viervant sr. (1689-1762), de Arnhemse stadsarchitect en oervader van het vermaarde architectengeslacht Viervant. Zoon Hendrik ontwierp het Waaggebouw op de Markt en Huis Zypendaal en zijn jongere broer Anthony (de Witte) Villa Sonsbeek. En dat waren de eerste twee generaties, want kleinzoon Leendert jr., en achterkleinzoon Roelof Roelofs werden ook architect.
Eén van de eerste opdrachten die Leendert sr. na zijn aanstelling als stadstimmerman in 1733 kreeg was het ontwerpen van een nieuwe kademuur bij de schipbrug. Dat werk was een uitvloeisel van de vergroting, verdieping en beschoeiing van de haven naast de brug. Die klus werd op maandag 11 juli 1735 aanbesteed voor f 13.500,-. De kademuur van basaltsteen volgde twee jaar later. De stadsbestuurders Wolfsen en Brantsen wilden de wereld natuurlijk laten weten dat zij de opdrachtgevers waren. Leendert, die ook steenhouwer was, maakte daarom een fraaie muursteen die in de kade bij het brugwachtershuis werd ingemetseld. Een beschrijving uit 1787:
‘Neuw haave.
Beginnende van de voet van de schipbrug af langs de voorstadt tot aan het land van den Oude kraan, sijnde mit een dijk voor den Rhijn beschut van de schipbrug tot de mont van de haaven, en mit een swaare wal van blaauw hartsteen teegen den Rhijn aan; int jaar 1735 verzien en verziert mit de wapens van Burgemeesters Arnoldus Wolfsen en Willem Regn. Brantsz.’
Na de Tweede Wereldoorlog werd de (oude) haven gedempt met puin uit de stad en ook het brugwachtershuis inclusief gedenksteen verdween. De steen lag jarenlang te verkommeren in de tuin van Museum Arnhem. Nu proberen Kees Kant en Geert Visser de steen en de oude Rijkswaterpeilschaal, die om de hoek van het brugwachtershuis stond, in oude luister te herstellen bij de vernieuwing van de Rijnkade de komende jaren. Hulde!

Literatuur
Dunk, Th. H. von der, Viervant in Gelderland: de opkomst van een Arnhems geslacht van bouwmeesters in de achttiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 88 (1997), p. 102-139.

Gensel, J.W. (1787), Beschrijving der Stadt Arnhem, behelzende haar begin, opkomst en lotgevallen, alsmede de voornaamste gebouwen van kerken, cloosters, poorten en andere gestichten; mit egte bijlaage. Meegedeeld en becommentarieerd door: Sloet, J.J.S. Baron, Beschrijving van Arnhem. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel XIV (1911), p. 319-394.

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-441.

Schulte-van Wersch, C.J.M., Viervant. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 30-39.

Seebach, T., De Arnhemse Rijnoevers. Wonen, werken en recreatie aan de rivier.
Utrecht 2014 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
Visser, G., Meinerswijk en De Praets. In: Kringbulletin Historische Kring Elden, jrg.32 (2013), nr. 117, p. 6-12.

Ontwerp kademuur, 1734
In 1734 signeerde stadsarchitect Leendert Viervant de bestektekening voor de nieuwe kademuur met zijn naam.
© Gelders Archief: 1506-7955, tekening van Leendert Viervant. Kaartenverzameling Gemeente Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Wapensteen Viervant anno 1737
Ook Leendert Viervant liet zich vereeuwigen in de kademuur. ‘Ano 1736 Se Fecit’: in 1736 heb ik dit gemaakt.
© Gelders Archief: 1501-04-13286, fotograaf onbekend, fotocollectie voormalig Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

12 juli 1795 (zondag)
Zelfdoding en patriottenoproer in Eusebiuskerk

Grote of Eusebiuskerk, ijkpunt van de stad, 1741
De stad Arnhem, te zien van de hoogtens naar den Eltenerberg. 
De Eusebiuskerk was niet alleen het voornaamste herkenningspunt van de stad. De Grote Kerk dient ook als de belangrijkste historische spiegel voor de geschiedenis van de stad. Dat blijkt ook bij het oproer in de kerk bij de begrafenis van een prinsgezinde zelfdoding.
© Rijksmuseum Amsterdam: RP-P-OB-60.108, tekening van Jan Caspar Philips, naar Abraham de Haen (II), Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Arnhem, ca. 1781
Het opgegraven lijk van mr. J. Conradi werd vanuit de Eusebiuskerk door de Arnhemse straten gesleurd.
Links het retranchement, een extra verdediging ten westen van de stad aangelegd rond 1700 naar een ontwerp van de bekende vestingbouwkundige Menno van Coehoorn.
© Gelders Archief: 0963-10, tekenaar Van der Plaat, Collectie Plattegronden. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Grote versie tekening:
https://permalink.geldersarchief.nl/2D77A863021A45AEA3065E5AE0327BD2
Herbegrafenis Conradi, 1795
Twee dagen nadat zijn ontzielde lichaam was opgegraven in de Eusebiuskerk en door de straten van Arnhem was gesleept, kreeg Conradi een waardiger herbegrafenis in zijn woonplaats Bredevoort. In het Begraafboek van Gereformeerde kerk werden de kosten hiervoor genoteerd.
© Gelders Archief: 176-014, Bredevoort, Begraafboek – Nederduits Gereformeerde gemeente, 1759-1819, folio 74, d.d. 14-7-179. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

12 juli 1795 (zondag)
Zelfdoding en patriottenoproer in Eusebiuskerk
Het waren roerige tijden in Nederland en Arnhem na de machtsovername door de patriotten en het Franse leger in het begin van 1795. De, voor een deel uit Frankrijk teruggekeerde, patriotten wilden afrekenen met de prinsgezinde aanhangers van stadhouder Willem V van Oranje. Die hadden acht jaar eerder met behulp van het Pruisische leger de politieke vernieuwers verjaagd.
Maar de patriotten waren het onderling oneens over de te varen koers in de Bataafse Revolutie. Radicale ‘afrekenaars’ stonden tegenover pragmatisch ‘verzoeningsgezinden’. Er was maar weinig voor nodig om elkaar naar het leven te staan. Dat werd ook duidelijk toen in Arnhem de stadhouder van Bredevoort, mr. Johannes Caspar Conradi werd vastgezet in het Provinciaal Tuchthuis aan de Beekstraat. Bredevoort was sinds 1697 een heerlijkheid die rechtstreeks onder de prinsen van Oranje-Nassau viel. Voor de patriotten was het een bolwerk van ‘Oranjeklanten’. Conradi was ten einde raad en wachtte de ontwikkelingen niet af. Hij pleegde in zijn cel zelfmoord.
Zijn Arnhemse advocaat mr. F. van Meurs kreeg toestemming van het tijdelijke Gelderse bestuur, het Provinciaal College, om Conradi te begraven in de Grote of Eusebiuskerk. Dit uit mededogen met de overledene en zijn familie. De opperkerkmeester van de Eusebiuskerk, die ook lid was van het nieuwe Arnhemse stadsbestuur het Comité Révolutionnaire, had ook geen bezwaar. Radicale patriotten en orthodoxe gelovigen protesteerden echter heftig. Een zelfmoordenaar, en dan ook nog iemand van het verfoeide Oranjeregime, begraven in de kerk, dat ging te ver! Op zondag 12 juli trokken ze naar de kerk, groeven het lijk op en sleepten het door de Arnhemse straten tot voor de deur van zijn advocaat. Het Arnhemse stadsbestuur wist ternauwernood de rust te herstellen. Het lichaam van Conradi werd overgebracht naar Bredevoort, waar het twee dagen later een herbegrafenis kreeg.

Literatuur
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 74-94.

Ruuk, O. de, Verslag van het gebeurde in de maand december 1795, ter gelegenheid, dat de Volksvertegenwoordigers, uitmakende de Magistraat der Stad Arnhem, zich genoodzaakt hebben gevonden hunne posten neder te legen. Arnhem 1796 (Christiaan Nijhoff), p. 8-12.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 16.

13 juli 1233 (dinsdag)
Arnhem
krijgt stadsrechten

Vrijheid voor de Arnhemmers, 1233
De originele stadsrechtenbrief uit 1233 en andere laatmiddeleeuwse afschriften zijn verloren gegaan. Het oudste exemplaar is een 16e-eeuws afschrift van het origineel. De eerste regels uit het Latijn vertaald, luiden: ‘In naam van de heilige en ongedeelde Drie-eenheid. Amen. Ik, Otto, graaf van Gelre en Zutphen, (…) heb van de plaats Arnhem een stad gemaakt en daaraan alle vrijheid verleend, opdat deze stad en de mensen die erin wonen en erin zullen wonen, zich in vrijheid mogen verheugen…’
© Gelders Archief: 2000-4632, Oud Archief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
De burgers drukken hun stempel, 1281
Bij een eigen bestuur hoort ook een zegel met een wapen. In de dertiende eeuw koos Arnhem voor de tweekoppige adelaar. Het randschrift laat zien wie de baas is: ‘SIGILLUM BURGENSIUM DE ARNHEM’: dit is het zegel van de burgers van Arnhem.
 © Museum Arnhem / Gelders Archief: D 2001-03 GM3984. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Rechten in steen vastgelegd
Op verschillende plekken in de stad treffen we passages uit de stadsrechtenprivilegebrief aan. Zo ook deze fraaie inscriptie in het Duivelshuis.
 © Fotograaf Henk Eggink. CC-BY-NC-ND-4.0 licentie (alle rechten voorbehouden).

13 juli 1233 (dinsdag)
Arnhem is jarig en 789 jaar!
Gefeliciteerd met Arnhems verjaardag! De stad mag zich vandaag in 2022 precies 789 jaar een stad noemen.
Graaf Otto II van Gelre en Zutphen (1215-1271) werd geboren met een klompvoet en kreeg daarom verschillende bijnamen: ‘de Lamme’, ‘de Manke’, ‘met de Paardenvoet’, enz. Hij groeide uit tot één van de machtigste vorsten van zijn tijd. Hij zag dat de economische omstandigheden veranderden en dat niet meer grondbezit, maar dat handel en ambachtsnijverheid het meeste geld opleverden. Hij bond de diverse handels- en ambachtsknooppunten aan zich door deze privileges te gunnen. Daarbij diende het Zutphense stadsrecht, dat zijn grootvader Otto I rond 1190 aan die stad gunde, als model voor de voorrechten van de andere steden. In Arnhem schakelde Otto II met het verlenen van privileges aan zijn grafelijk domein daar ook de naaste grondbelagers, de domeinen van de kloosters Prüm en Elten, uit.
Bestuur, belastingen, rechtspraak: alle belangrijke zaken werden in de kern bij het stadsrechtprivilege geregeld. De mensen in Arnhem mochten het vanaf dinsdag 12 juli 1233 zelf bepalen. En dat is nog steeds een felicitatie waard.

Literatuur
Borman, R., Arnhem onder de grond. Bewoningsgeschiedenis van stad en omgeving. Utrecht 1993 (Uitgeverij Matrijs), p. 53.

Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.  Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 42-91, p. 60-52.

Verkerk, C.L., Machten in het middeleeuwse Arnhem. In: Manheim, R. (red.) (1983). Arnhem na 750 jaar. Machten, ervaringen, toekomsten. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentemuseum Arnhem), pp. 4-10.

Verkerk, C.L., Het stadsrechtprivilege van 13 juli 1233 voor Arnhem: De onechtheid van Gelderse stadsrechtoorkonden, in het bijzonder van Zutphen, Arnhem en Wageningen. In: Bemmel, H.C. van, e.a., Arnhem. Acht Historische Opstellen. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gouda Quint BV / BMGelre deel 74), p. 41-49.

14 juli 1578 (vrijdag)
Kloosters moeten graan leveren voor krijgsvolk

Arnhemse kloosters, ca. 1560
De kloosters in en om Arnhem in de tweede helft van de zestiende eeuw.
Blauw: Mariëndaal (werkelijke ligging net buiten de kaart).
Rood: Agnietenklooster aan de Beekstraat, vanaf 1636 Catharinagasthuis.
Geel: Monnikenhuize (Karthuizerorde).
Wit: Bethanië.
Het Broerenklooster van de Observanten/Franciscanen werd niet aangeslagen. Blijkbaar deed de van minderbroeders zijn oorsprong, met een afkeer van wereldse rijkdom, nog eer aan.
Uitsnede van de kaart van Arnhem door Jacob van Deventer.
© Biblioteca Nacional de España, Madrid, Manuscritos Res/200, folium 87. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Bethaniëklooster bij Presikhaaf, 16e eeuw
Het mannenklooster Mariëndaal /Mariënborn dat in 1392 ten westen van de stad werd gesticht volgde de regels van de Moderne Devotie. Vrouwen die volgens de ideeën van Geert Grote en Thomas à Kempis wilden leven, kwamen vanaf 1404 samen in een huis binnen de stadsmuren. In 1428 betrokken ze een kloostergebouw ten oosten van de stad.
© Gelders Archief: 1551-2944, tekening van Jacobus Stellingwerff, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Agnietenklooster en later St. Catharinagasthuis, ca. 1650
In 1420 werd binnen de stadmuren het Agnietenklooster gesticht. De nonnen volgden de regels van de Moderne Devotie, maar wat minder streng (‘derde orde’) dan de vrouwelijke geestelijken in Bethanië.
Na de overgang tot de Reformatie in 1578-1579 werden alle gebouwen in Arnhem die door katholieke instanties gebruikt werden ontmanteld.
Voor het Agnietenklooster aan de Beekstraat werd letterlijk een sterfhuisconstructie gekozen. De nonnen mochten er blijven wonen, maar toen de laatste stierf in 1636, werd het complex overgenomen door het St. Catharinagasthuis.
28 = ‘S. Agniet nu ’t Gasthuys’
7 = ‘Gasthuyskerck’; vroegere kloosterkapel en nu Waalse Kerk.
Detail uit een plattegrond van Nicolaes Geelkercken uit 1639, gedrukt door J. Blaeu, Amsterdam, 1649.
© Collectie Atlas van Loon, Scheepvaart Museum Amsterdam. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

14 juli 1578 (vrijdag)
Kloosters moeten graan leveren voor krijgsvolk
In deze rubriek is al veel geschreven over de ‘overgang’ in Arnhem: de jaren 1578 en 1579 dat de stad overging van het katholicisme naar he protestantisme.
Een belangrijke rol daarin speelde graaf Jan van Nassau die in maart 1578 stadhouder van Gelre werd en daar in juni arriveerde. Vanuit het Stadhouderlijk Hof/Prinsenhof op de Markt was deze jongere broer van Willem van Oranje een goot pleitbezorger van de protestantse zaak en de opstand tegen het leger van de Spaanse koning Filips II.
Op vrijdag 14 juli 1578 kwamen religieuze en militaire zaken in een brief van Jan van Nassau. Hij ‘gelastte dat de kloosters in en om Arnhem een voorraad van levensmiddelen ten behoeve van het krijgsvolk zullen opbrengen’. Die (katholieke) kloosters hadden op hun uitgebreide grondbezit veel pachtboeren die graan verbouwden. De stadhouder sloeg de kloosters wel voor een verschillend gewicht in ’mudden weits’ (in de zestiende eeuw was een mud ca. 140 liter) aan: ‘Monnikhuizen op 200 mudden, St. Agnieten op 100, Bethanië en Mariëndaal op 50’. En dit alles, in de woorden van Jan van Nassau: ‘ten beste des vaderlands’.

Literatuur
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 243-249 en 262-265.

Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 501.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 309-310.

Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578-1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 247-254.

15 juli 1538 (maandag)
Begrafenis hertog Karel van Gelre

Graftombe Karel van Gelre in Eusebiuskerk
Het lichaam van Karel van Gelre kreeg van de Arnhemse burgers een prachtige tombe in de Eusebiuskerk. Zijn ingewanden gingen naar het kerkhof van het klooster Monnikenhuize. Zijn hart werd begraven in de Broerenkerk van het Minderbroedersklooster. Later werd het hart verplaatst naar de Eusebiuskerk.
Aquarel uit 1825 van Johannes Jelgerhuis Rzn.
© Gelders Archief: 1551-2890, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Schedel Karel van Gelre, 1911
De lichamelijke resten van de hertog, waaronder de schedel, werden enkele malen opgegraven en onderzocht. De foto toont de schedel in 1911 toen de graftombe in de kerk drie meter werd verplaatst.
© Gelders Archief: 1583-1140, onbekende maker. Fotocollectie voormalig gemeentearchief Arnhem 2. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Karel van Gelre, ca 1518
Portret van een anonieme kunstenaar rond 1638 naar een origineel van Barthel Bruijn, ca. 1518.
© Museum Arnhem, GM-02882, fotograaf Peter-Cox.

15 juli 1538 (maandag)
Begrafenis hertog Karel van Gelre
Toen de zeventigjarige hertog Karel van Gelre op 30 juni 1538 overleed in een kamer op het hertogelijk hof aan de Markt had iedereen in Gelre hem verlaten. Een half jaar eerder hadden de steden en de ridderschap Willem van Gulik, Kleef en Berg uitgeroepen tot heer van Gelre. Karel had voor de zoveelste keer alle gemaakte afspraken aan zijn laars gelapt en had onderhandelingen aangeknoopt met de koning van Frankrijk om zijn positie veilig te stellen. Dat ging Gelre te ver en de afzetting van Karel van Egmond als landsheer was het resultaat.

Gebroken, ‘geribzackt ende getreeden´ trok Karel zich terug in Arnhem en blies daar op ‘Sint Peter en Paulusdag’ zijn laatste adem uit. De geschiedschrijvers verschillen van mening over zijn laatste woorden, maar de mooiste versie illustreert fraai die ‘mythische’ strijd tussen Arnhem en Nijmegen. Karel zag de Nijmeegse burgemeester Jacob Canis (latinisering van hond) als het brein achter zijn afzetting en zou gezegd hebben ‘Canis, Canis, du looser hond, du hebst my  gebeeten’.
Verlaten door de steden en de ridderschap van Gelre en bijna niemand die afscheid nam van Karel van Gelre. Maar hoe zit het dan met het gehuil en geween? In de rouwstoet van maandag 15 juli liepen immers huilende mensen met toortsen mee, ‘huelerss mitte torssen’. Dat klopt: dat waren betaalde rouwers, mensen die voor hun gehuil financieel werden vergoed.

Broncitaten o.a. uit: Arend van Slichtenhorst, Veertien Boeken (1654) en Arndt toe Boecop, Cronijk (ca. 1560). De laatste kroniek is deels verloren gegaan, maar opgenomen in Van Schilfgaarde, 1957.

Literatuur
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700.  Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 126-155, p. 140-141.

Gubbels, M., Bestuur en bestuurders aan de Markt, ca. 1300-1543. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.  Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 67-92, p. 84-87.

Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 92-93.

Hasselt, G. van, Stukken voor de vaderlandsche historie. Arnhem/Amsterdam 1792 (Deel 2) Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 118-119 (no. 50).

Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 149.

Noordzij, A., Gelre. Dynastie, land en identiteit in de middeleeuwen. Hilversum 2009 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 59), p. 177-179.

Schilfgaarde, A.P. van, Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 50 (1950), p. 23-53.

Schilfgaarde, A.P. van, Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 56 (1957), p. 199-211, p. 204-205.

Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 163.

Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 433 (Boek XI, no. 273).

Starink G.A. (red.), Na den dood van hertog Karel van Gelre. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 10 (1907), p. 199-211, p. 237-243, p. 238.

Tadama, R.W., Het oordeel van tijdgenoot over Karel van Egmond.
In: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, jrg. 8, (1852), p. 66-72.

Veen, J.S. van, De begrafenis van hertog Karel. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 9 (1906), p. 119-120.

16 juli 1813 (vrijdag)
Rijkste Arnhemmers in de Franse tijd

Departement van de Boven-IJssel
Na de inlijving van het Koninkrijk Holland, per keizerlijk decreet van 9 juli 1810, was ook het bestuur van Gelderland en Arnhem toegesneden op Franse snit. Het grootste deel van Gelderland werd het Departement van de Boven-IJssel (Yssel-Supérieur) met Arnhem als hoofdstad. Het departement was weer opgedeeld in drie arrondissementen (Arnhem, Zutphen en Tiel). Waar Nijmegen is, vraagt u zich af? Dat was een arrondissement in een ander departement, die van Monden van de Rijn (Bouches-du-Rhin). Elk arrondissement had weer een paar kantons en dan komen we bij de plaatsen (communes) zelf.© Gelders Archief: 0016-01, Gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Tien rijksten in de sectie Bakkerstraat, 1813
De tien rijkste Arnhemmers in de wijk Bakkerstraat. Bekende Arnhemse namen duiken op: Brantsen, Nijhoff, Van Ommeren en Van Haersolte.
Bron: Régistre Civique de la commune d’Arnhem. Aanteekening van de inwoners der stad, verdeeld in 5 wijken, ten behoeve van de op 16 Juli 1813 te houden kantonnale vergadering, 1813. 
In: Gelders Archief: 2000-1239-(scan)0077, Oud Archief Arnhem.
https://permalink.geldersarchief.nl/A63901DE0F8043F08602B5307E7A13CB
Arnhem vanuit het westen, 1813
In het kielzog van Franse militairen en bestuurders kwamen ook kunstenaars naar Nederland. Zo schilderde Antoine-Ignace Melling op 10 augustus 1812 de stad en zichzelf (schilderend op een krukje) op de welbekende splitsing Utrechtseweg/Bovenover en Onderlangs, de Haspel. Rechts op de rivier een van de beroemde houtvlotten die vanuit het Duitse Zwarte Woud de Rijn afvoeren.
© Museum Arnhem, GM 01289 , fotograaf Peter-Cox. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

16 juli 1813 (vrijdag)
Rijkste Arnhemmers in de Franse tijd
Ver van de desastreuze terugtocht van de Russische expeditie van keizer Napoleon en zijn Grande Armée ging het bestuurlijke leven in de ‘commune d’Arnhem’ in de zomer van 1813 gewoon door.
In het centralistische Frankrijk, waar Nederland sinds 9 juli 1810 deel van uitmaakte, was de behoefte aan ambtelijke controle en vastlegging bijna oneindig. Wat we voor het gemak maar Gelderland zullen noemen kende drie arrondissementen (Arnhem, Zutphen en Tiel). Die waren opgedeeld in kantons en die hadden weer enkele maires of communes onder zich. Elke plaats, en dus ook Arnhem, was weer opgedeeld in secties (wijken/buurten).
Het bestuur was een schijndemocratie, want Napoleon was heer en meester, maar er waren talloze gekozen bestuurseenheden. Zo werd op vrijdag 16 juli 1813 in Arnhem een kantonnale vergadering gehouden. De kandidaten en stemgerechtigden voor die bijeenkomst werden per wijk genoteerd in een kiesregister, het Registre Civique.
Arnhem had vijf secties: Koningstraat, Bakkerstraat, Oeverstraat, Rhijnstraat en Ketelstraat. Omdat alle mannen boven de 21 jaar stemgerechtigd waren, treffen we hun namen met leeftijd en beroep aan. Maar Napoleon was niet gek: hij liet een apart lijstje per wijk maken van de tien rijkste mensen: Liste des 10 plus imposés (tien hoogst aangeslagenen in de belastingen). Zo wist Napoleon waar hij geld kon halen voor zijn volgende militaire escapades en weten wij nu welke Arnhemmer in een bepaalde wijk het meeste geld had.

Literatuur
Koene, B., Verdrijving en terugkeer van de oude regenten. Arnhems bestuurlijke elite in de roerige jaren 1783-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 17-38.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 522.

Zanden, J. L. van, De Registres Civiques 1811 (1812, 1813).
Via Resources Huygens van de KNAW: http://resources.huygens.knaw.nl/pdf/Broncommentaren/voorlopig/Broncommentaren_IV-051_058.pdf

17 juli 1852 (zaterdag)
‘Voortbrengselen der Nationale Nijverheid’
in Arnhem

Nijverheidsvoorwerpen in tentoonstellingszaal, 1852
De tentoongestelde voorwerpen waren vooral bedoeld voor de gegoede burgerij: meubels, tapijten, rijtuigen, sierkunst, piano’s, reiskoffers, enzovoorts. Zo was in een zaal ‘zilveren theeservices, vazen, juwelen, alles zo verleidelijk mogelijk uitgestald’.© Gelders Archief: 1553-38, J.H. Heymans del., Topografisch-Historische Atlas van het voormalig Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Kern en aanbouw Musis Sacrum, 1852
Rechts het oudste deel van Musis uit 1847 met twee zalen en links (richting Velperplein) de nieuwe grote zaal voor de tentoonstelling uit 1852. Het torentje met uurwerk op het oude deel werd na de tentoonstelling gebouwd. De klok was voor f 480,- aangeschaft op de Nijverheidstentoonstelling.
© Gelders Archief: 1551-3089, Uitgegeven door Egmond en Heuvelink. Topografisch-Historische Atlas van het voormalig Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Een kleine natie met zoveel kunst en genie
De Arnhemsche Courant putte zich uit in complimenten over de nieuwe tentoonstellingszaal en de geëxposeerde voorwerpen.In: Arnhemsche Courant, 20-07-1852. Via KB-site Delpher.
Grote versie totale krantenpagina:
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000088705:mpeg21:p003

17 juli 1852 (zaterdag)
‘Voortbrengselen der Nationale Nijverheid’
in Arnhem
Op zaterdag 17 juli 1852 opende burgemeester mr. J. baron van Pallandt de Tentoonstelling van Voortbrengselen der Nationale Nijverheid van Nederland en zijne Overzeesche bezittingen. Ja,rond 1850 deden ze niet aan korte en pakkende slagzinnen. Over deze expositie kan wel een heel boek worden geschreven. Bijvoorbeeld dat bij Musis Sacrum uit 1847 een nieuwe grote zaal voor bijna f 20.000,- werd aangebouwd. Hiermee werd Musis twaalf jaar lang het grootse evenementencomplex van heel Nederland. Of dat de voorwerpen die tentoongesteld werden vooral luxeproducten waren voor bijvoorbeeld de in Arnhem wonende renteniers uit vooral koloniaal Nederlands-Indië. Of dat eenentwintig van de 691 geëxposeerde voorwerpen kwamen van ondernemers uit Suriname. Of dat het de aanzet werd tot een reeks exposities, waarbij Arnhem zich landelijk en internationaal op de kaart zette als tentoonstellingsstad. Dankzij de zeven jaar eerder geopende spoorlijn Amsterdam-Arnhem reden op verschillende dagen extra-treinen af en aan om de bezoekers naar Arnhem te brengen. De zalen van het Musis Sacrum ontvingen uiteindelijk ruim 70.000 mensen, waaronder verschillende leden van de koninklijke familie, en sloot af met een winst van f 16.569,94.

Literatuur
Arnhemsche Courant, juli-augustus 1852.

Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 139-146.

Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 19-20.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45.

18 juli 1853 (maandag)
De bloemkolen en huisjes van Nobelprijswinnaar Lorentz

Geboorteaangifte Lorentz, 1853
Op dinsdag 19 juli 1853 meldde vader Gerrit Frederik Lorentz, tuinman van beroep, zich bij de Arnhemse burgerlijke stand om aangifte te doen van de geboorte van zijn zoon Hendrik Antoon.© Gelders Archief: 0207-67, aktenummer 384, aktedatum 19-7-1853. Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
URL: https://permalink.geldersarchief.nl/A48EB6A766BA4FA7985CE15B807EDB31, scan 325.
Hendrik Antoon Lorentz, 1861
‘Hentje’ Lorentz op zevenjarige leeftijd.
Uit: Diender, J., De Arnhemse jaren van H.A. Lorentz. Arnhem, z. jr. (Uitgeverij Bezoekerscentrum Sonsbeek), p. 11.
De huisjes van Lorentz, ca. 1850
Rond 1850, als de Arnhemse stadsuitbreiding zich ontplooide, droeg vader Gerrit Lorentz bij aan ontstaan van het Spijkerkwartier door een deel van zijn tuingronden te bebouwen met ‘de Huisjes van Lorentz’.De eenvoudige maar degelijke arbeiderswoningen zorgden voor meer financiële zekerheid voor het gezin Lorentz.In: Arnhemsche Courant, 25-8-1850. Via KB-site Delpher.
Grote versie totale krantenpagina:
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010151713:mpeg21:p004

18 juli 1853 (maandag)
De bloemkolen en huisjes van Nobelprijswinnaar Lorentz
Vandaag is het 169 jaar geleden dat de, in november 2018 uitgeroepen, ‘grootste Arnhemmer aller tijden’ Hendrik Antoon Lorentz werd geboren aan de Steenstraat. Een gevelplaquette bij nummer 48 herinnert daar nog steeds aan.
Vader Gerrit was in die jaren bezig met een omslag in zijn leven. Met zijn tuingronden rondom het woonhuis had hij ‘vooral door zijne verbouwde bloemkool een grooten naam in de gemeente.’ De stadsuitbreiding van Arnhem bood echter nieuwe kansen en hij liet op zijn bouwland een flink aantal huisjes bouwen, die verhuurd werden voor f 200,- per jaar. Gerrit ging zich timmerman noemen en begon bovendien, nadat het gezin vier jaar op de Mussenberg heeft gewoond, in de Steenstraat een winkel in ‘Kruideniers en koloniale waren’. Met de gestegen inkomsten weet het gezin Lorentz zich sociaal op te werken, maar tot de gegoede burgerij kon men hen niet rekenen. In 1861 kampten vader Gerrit en zoon Hendrik (roepnaam in zijn kindertijd ‘Hentje’) bovendien met flinke persoonlijke rampspoed toen het jongere broertje Alexander en moeder Geertruida overleden. De rustige Hendrik scheen door deze gebeurtenissen alleen maar introverter te worden.
Vader Gerrit had het beste met zijn zoon voor. En daar hoorde ook een goede onderwijsopleiding bij. Hendrik bezoekt daarom de (lagere) Tweede Burgerschool, die van bovenmeester Swaters in de Bovenbeekstraat. Zijn talent voor wis- en natuurkunde werd hier verder verdiept en zo werd de basis gelegd voor de talloze schoolprijzen die hij later aan de HBS aan het Willemsplein zal verdienen. Dit alles vormde de basis voor de Nobelprijs voor natuurkunde in 1902 en de intellectuele bewondering van de allerslimsten van de aarde zoals Alfred Einstein.

Literatuur
Berends, F en D. van Delft, Lorentz. Gevierd fysicus, geboren verzoener. Amsterdam 2019 (Uitgeverij Prometheus).

Diender, J., De Arnhemse jaren van H.A. Lorentz. Arnhem, z. jr. (Uitgeverij Bezoekerscentrum Sonsbeek).

Dijkstra, G., Hendrik Antoon Lorentz (1853-1928). In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 2 (1981), nr.1, p.14-18.

Kox, A.J. Hendrik Antoon Lorentz. Natuurkundige (1853-1928). ‘Een levend kunstwerk’. Amsterdam 2019 (Uitgeverij Balans).

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 387.

19 juli 1581 (zondag)
De pest is in de stad

‘t Pesthuys’, ca. 1650
De pestlijders werden opgevangen in het Catharinagasthuis. Dat nam in 1636 het Agnietenklooster over. Het enige wat daar van resteert is de vroegere kapel, nu Waalse Kerk aan de Beekstraat. Nr. 29 is ’t Pesthuys.
Detail van een kaart gedrukt door de firma Blaeu, naar de kaart van Nicolaes van Geelkercken uit 1639.
© Joan Blaeu, Tonneel der Steden. Amsterdam 1649 (Scheepvaartmuseum, Collectie Atlas van Loon). Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
‘t Pesthuys, ca. 1690
Het opvang- en verpleeghuis op het terrein van het Agnietenklooster en vanaf 1636 Catharinagasthuis.
© Gelders Archief: 1551-2949, tekening van Jacobus Stellingwerff, Topografisch-Historische Atlas. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Pestordonnantie, 1624
Ook in 1624 sloeg ‘de Zwarte Dood’ weer toe en zag een nieuwe pestordonnantie het licht. Het opschrift zegt o.a.: “Wanneer ghij niet hooren sult de stemme des Heeren uwwes Godts
(…) zoo sullen alle de vloecken over u comen (…) De Heere zal u de Pestilentie aanhanghen …”.
Het gereformeerde stadsbestuur dacht de oorzaak van de pestepidemie te kennen, maar geen rattenvlo te bekennen in de ordonnantie.
Voorblad van: Pestordonnantie uit last van de Magistraet van Arnhem, Arnhem 1624.

19 juli 1581 (zondag)
De pest is in de stad

De pest wordt vooral in verbinding gebracht met de ‘Zwarte Dood’ in de 14e eeuw toen ongeveer een derde van de bevolking in Europa, en ook in Arnhem, bezweek aan de ziekte. Ook in de zestiende eeuw sloeg de pest enkele malen onbarmhartig toe. Van deze tijd zijn meer bronnen overgeleverd en daardoor hebben we een goed beeld van de
maatregelen die het Arnhemse stadsbestuur nam bij een pestgolf.
Veelal waren dit herhalingen en aanscherpingen van eerdere besluiten die teruggaan tot op de 14e eeuw. Op zondag 18 juli 1581 trokken de burgemeesters en schepenen een ordonnantie uit 1574 uit de kast om de pest te weerstaan. De belangrijkste was wel dat ‘uit alle huizen, waar de pest heerscht, een stroowisch te hangen’. Met de bos stro werden voorbijgangers en bezoekers opmerkzaam gemaakt om deze woning en de bezoekers te mijden. Ook moesten bewoners van deze huizen, als ze de deur uitgingen (water halen o.i.d.), zes weken lang een duidelijk zichtbare witte stok van ongeveer 1 meter (1½ el) ) dragen. Bij overtreding van deze richtlijn werd men beboet met twee goudguldens.
Dit nam niet weg dat in 1581 veel Arnhemmers het leven lieten. Ook vooraanstaande burgers als de hervormde predikant Caspar van Gendt en burgemeester Alexander Bentinck legden het af tegen de pest.

Literatuur
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 4, p. 101-114.

Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 191-193.

Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 215-230, 485-487.

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 93.

Ribbius, P.R., Medici en medische toestanden te Arnhem door alle tijden.
In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1927, p. 623-648.

Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), p. 1-66, vooral p. 22-23.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 344.

20 juli 1816 (zaterdag)
Arnhems stadswapen: dubbelkoppige adelaar en twee leeuwen

Stadswapen op de Korenbeurs
Het volledige stadswapen volgens de richtlijnen van de Hoge Raad van Adel.
© Fotograaf: Jan de Vries, 2005 (alle rechten voorbehouden).
Stadswapen op de Sabelspoort
© Fotograaf: Jan de Vries, 2005 (alle rechten voorbehouden).

.
Wapen in ambtsketen
De dubbelkoppige adelaar in de burgemeestersketen.
© Gelders Archief: 1583-8198, fotograaf onbekend, Fotocollectie voormalig Gemeentearchief Arnhem 2, CC0 1.0 licentie

20 juli 1816 (zaterdag)
Arnhems stadswapen: dubbelkoppige adelaar en twee leeuwen
Na de Franse tijd werd vanaf november 1813 een nieuw bestuurlijk bestel in Nederland opgebouwd. Adel en ridderschap werden deels weer in hun oude eer hersteld. Koning Willem I strooide met adellijke titels om zo een flink deel van de nationale elite aan zich te binden. En wat te doen met al die heraldische wapens van de adellijke geslachten en steden? Om de koning van advies te dienen werd daarvoor in 1814 de Hoge Raad van Adel in het leven geroepen. Die kreeg het druk, want veel families en steden wilden een wapen als symbool van hun roemrijke bestaan. En op zaterdag 20 juli 1816 stelde de Raad het wapen voor Arnhem vast:
“Van lazuur beladen met een dubbelden arend van zilver, gebekt en geklaauwd van goud.
Het wapen gedekt met een kroon van goud met 5 fleurons en vastgehouden van weerskanten door een staande leeuw.
NB: de leeuwen zijn van natuurlijke kleur en aanziend.”

Hoge Raad van de Adel, 20 juli 1816.

Op veel plekken in de stad siert het Arnhemse wapen een gevel of sokkel. ‘Arneym’ heeft vroeger eens geprobeerd een inventarisatie te maken. Het waren er (gelukkig) zo veel, dat die klus, naast de eigenlijke werkzaamheden, bijna onbegonnen werk was.

Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 91. Hier staat abusievelijk 20 juni.

Rietstap, J.B., Handboek der wapenkunde. Gouda 1857 (G.B. van Goor), p. 171-176, 188-192.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 25.

Vredenberg, J., De wapensteen van de gemeentelijke gasfabriek. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 19 (1999), nr. 3, p. 147-152.

21 juli 1808 (donderdag)
Lodewijk Napoleon: Walburgiskerk aan katholieken en Arnhem geen vesting

Walburgiskerk en vestingwerken, 1742
De twee besluiten van koning Lodewijk Napoleon werden een halve eeuw eerder door Jan de Beijer in één prent gevangen. De vorst herstelde Walburgiskerk in oude katholieke eer en hief de functie van Arnhem als vestingstad op. Jan de Beijer schilderde die verdedigingswerken achter de kerk vooral als een geliefde wandelplek.
In het grote huis links van de Walburgiskerk woonde in de eerste helft van de 19e eeuw de rijkste man van Arnhem Georg(e) L. C. H. graaf van Ranzow. Hij stichtte de bank met de gelijkluidende naam en in het bankgebouw uit 1920 zetelt nu brasserie Dudok.
© Gelders Archief: 1551-2861, Jan de Beijer 1741, Topografisch-Historische Atlas. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Verslag koninklijk bezoek, 1808
Een fraaie beschrijving van het bezoek van Lodewijk Napoleon verscheen een week later in de Koninklijke Courant,. De krant schatte heel goed de waarde in van  het verstrekkende besluit van de koning om Arnhem niet meer als vesting in stand te houden en het overdragen van de buitenwerken aan de stad. Dat besluit werd volledig afgedrukt. Bron: Koninklijke Courant, 27-7-1808. Via KB-site Delpher.
Grote versie totale krantenpagina:
https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010239516:mpeg21:p001
Plantsoenen op de buitenwerken, 1819
Enkele jaren nadat Arnhem de buitenwerken van de vesting van Lodewijk Napoleon in bezit had gekregen, draaide zijn machtige broer keizer Napoleon dit besluit weer terug. Na de val van het Franse keizerrijk pakte Arnhem de plannen weer op. Er werden verschillende ontwerpen gemaakt voor plantsoenen en wandelpromenades op de vroegere aarden wallen rondom de stad en de singels. Op deze tekening  bevinden de Utrechtse- en Amsterdamseweg zich rechts en linksboven staat de Sabelspoort bij de Rijn.
A. Godefroij, Plan der te slegtene Buitenwerken van de stad Arnhem (1819).|
© Gelders Archief: tekening van A. Godefroy, Gemeente Arnhem, 1551-79. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

21 juli 1808 (donderdag)
Lodewijk Napoleon: Walburgiskerk aan katholieken en Arnhem geen vesting
De kronieken en de literatuur over de geschiedenis van de stad geven vooral 22 juli 1808 aan als de dag dat koning Lodewijk Napoleon Arnhem bezocht. Wie echter de reis van de koning via de Koninklijke Courant uit 1808 volgt, ziet dat dit bezoek op donderdag 21 juli plaats vond. Op 20 juli was de vorst van paleis Het Loo naar de stad vertrokken en arriveerde laat in de middag in Arnhem. Hij overnachtte bij burgemeester Jacob Nicolaas van Eck in diens grote herenhuis aan het Walburgisplein. De feitelijke rondgang door de stad, met de daarmee gepaard gaande festiviteiten en rondleidingen was op donderdag 21 juli. De volgende dag verliet hij de stad voor een bezoek aan dorpen in de Betuwe waaronder Elden.
De koning liet zich in Arnhem van zijn kant zien zoals hij door de geschiedschrijving is overgeleverd: serieus en begaan met het lot van zijn ‘Hollandse’ onderdanen. De vorst was immers koning van het ‘Koninkrijk Holland’ (1806-1810). Hij omschreef met een zwaar Frans accent, tot hilariteit van menigeen, zijn functie als ‘Iek bin konijn van Holland’.
Desalniettemin hakte hij in Arnhem enkele netelige knopen door. De toewijzing van een kerkgebouw aan de katholieke gemeenschap was in de stad vastgelopen in een moeras van ambtelijke en religieuze onenigheid. Lodewijk Napoleon besloot dat de Walburgiskerk teruggegeven moest worden aan de katholieke gemeenschap. Bovendien maakte hij, op voorstel van het Arnhemse stadsbestuur, een eind aan de positie van Arnhem als vestingstad. Bovendien gaf hij de buitenwerken in bezit van de stad. De stadsmuren aan de binnenzijde van de singels moesten wel intact blijven.
Net zo blij als de stadsbestuurders was waarschijnlijk de 108-jarige oud-schoenlapper Matthijs Rademaker die van de vorst een jaarlijks pensioen van 400 gulden kreeg.

Literatuur
Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 19-25.
Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming.
Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 10.

Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 116.

Koninklijke Courant, juli 1808.

Luikens, E., Leven en overleven tijdens de Franse bezetting, 1810-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 53-74, p. 64-66.

Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken.  Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162, p. 150-152.

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 274,


Potjer, M., De Arnhemse kerken in de  Franse tijd. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 39-52, p.45-46.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 21.

22 juli 1516 (dinsdag)
Hertog Karel benoemt nieuwe muntmeester

Munthuis in de Bakkerstraat, ca. 1650
Het Arnhemse munthuis bevond zich vanaf 1401 in de Bakkerstraat schuin tegenover de Pastoorstraat. Vanaf de Broerenstraat gaat een steegje naar de achterzijde van het vroegere munthuis. Dat straatje heet nog steeds Muntsteeg.
Detail van een plattegrond van Arnhem, uitgegeven door Joan Blaeu naar de kaart van Nicolaes Geelkercken uit 1639.
© Scheepvaartmuseum Amsterdam, Collectie Atlas van Loon, Joan Blaeu, Tonneel der Steden, Amsterdam 1649.
De Olde Munte, ca 1910
In 1729 liet de rijke Johan Brantsen, deels met de verdiensten van de Surinaamse plantage Vossenburg, het munthuis verbouwen tot een imposante patriciërswoning. Hij gaf het de toepasselijke naam ‘De Olde Munte’.
Het stadspaleis, met later huisnummer 56, werd in 1925 gesloopt en op de plaats kwam bioscoop Palace (inmiddels ook weer verdwenen). Op de plek is nu boekhandel colofon gevestigd. Delen van de voorgevel (deuromlijsting) en de lambrisering binnen van ‘De Olde Munte’ zijn bewaard gebleven en bevinden zich in Museum Arnhem en Museum De Lakenhal in Leiden.
© Gelders Archief: 1501-04-1488, fotocollectie Gemeentearchief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

22 juli 1516 (dinsdag)
Hertog Karel benoemt nieuwe muntmeester
Karel van Egmond, hertog van Gelre tussen 1492 en 1537, zat voortdurend in geldnood. Niet zozeer omdat hij een luxe hofhouding voerde. Ook al zag de hertog voor Gelre een onafhankelijke positie in het geopolitieke geweld van de Franse koning en de Bourgondisch-Habsburgse vorsten, maar op geen enkele maner kon hij zich meten in de vorm van paleizen, kunstenaars en wetenschappers met de allure van die vorsten.
Het geld van de hertog ging vooral op aan oorlog voeren. Dan is controle op het geld wel een vereiste. Dat was een lastige klus, want elke stad had een eigen munt, munthuis en muntmeester. Het was dan ook even schrikken voor Arnhem toen op dinsdag 22 juli 1516 (‘dinxdach post victoris martiris’) de hertog de stad berichtte dat hem sinds 1496 trouwe Nijmeegse muntmeester Nicolaes Nyber de hertogelijke munt zou beheren en dat er snel een nieuwe muntverordening zou komen. Als schoten voor de boeg meldde hij verder ‘dat geen gemunt geld buiten ‘s lands mag gevoerd worden’. En Nyber was niet zomaar een muntmeester. Overal waar geldproblemen waren, dook hij op. In veel steden was hij kortere of langere tijd muntmeester: Zutphen, Deventer, Utrecht, Roermond, enz. Met die status en invloed vreesde Arnhem voor aantasting van de muntautonomie door dit besluit van de hertog.

Literatuur
Aa, A.J. van der, Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 13 (1868), p. 362-363.

Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 82, 366.

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 359-364.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 183-184.

23 juli 1423 (woensdag)
Tienjarige Katharina van Kleef incasseert huwelijkscadeau

Katharina van Kleef in haar getijdenboek van, ca. 1440
Katharina van Kleef gaf de opdracht voor het maken van een getijdenboek. Dit ‘urenboek’ bevatte voor elk uur van de dag speciale gebeden en overdenkingen. De verschillende vorstenhuizen boden tegen elkaar op door een zo luxe mogelijk boek te vervaardigen. Katharina liet zichzelf linksonder op de eerste pagina van haar getijdenboek vereeuwigen. In het midden onderaan het gecombineerde wapen van Gelre (gouden en zwarte leeuw) en Kleef.
© The Morgan Library and Museum, New York, Manuscript 945, folio1verso. Alle rechten voorbehouden.
Zoon Adolf van Egmond, ca. 1473
Arnold en Katharina kregen in 1438, acht jaar na de huwelijkssluiting, een zoon en troonopvolger in de persoon van Adolf van Egmond. We zien hem hier op 35-jarige leeftijd afgebeeld als lid van de Orde van het Gulden Vlies. In het wat gekunstelde wapen van Gelre rechtsboven Adolf zijn de gouden en zwarte leeuw nauwelijks te herkennen.
© Gobet, G. (1473), Statuts, Ordonnances et Armorial de la Toison d’Or, folio 67verso. Alle rechten voorbehouden.

23 juli 1423 (woensdag)
Tienjarige Katharina van Kleef incasseert huwelijkscadeau
In vorstelijke kringen was een huwelijk in de 15e eeuw vooral van geopolitiek en dynastiek van belang: het grondbezit moest binnen de familie blijven. Strategische echtverbintenissen waren van groot belang en dat kon niet vroeg genoeg worden vastgelegd. Toen in 1423 de dertienjarige Arnold van Egmond werd ingehuldigd, werd er meteen een echtgenote voor hem gezocht. Het liefst een die hem kon helpen in de machtsstrijd met de graaf van Berg en het Bourgondische hertogshuis. De keus viel op de tienjarige dochter van Adolf van Kleef, Katharina. Zo werden de rivaliserende buren Gelre en Kleef met elkaar verbonden en was er een toenadering tot het nog gevaarlijker Bourgondië. Katharina was namelijk ook nog de nicht van hertog Filips van Bourgondië. Een strategische verbintenis van jewelste.
Het huwelijk werd in een zestal perkamentbladen tot in detail geregeld. Eén van de huwelijkse voorwaarden was dat Katharina een eigen verblijf kreeg. Zo was de kersverse hertogin verzekerd van een inkomen en veilige woonplaats. Die belofte kwam Arnold een dag na het opstellen van het huwelijkscontract na. Op woensdag 23 juli 1423 (‘In crastino beate Marie Magdalene’ / volgend op de dag van de heilige Maria Magdalena) kreeg Katharina ‘het vruchtgebruik van borg, stad en ambt van Geldern’.
Het huwelijk zelf werd zeven jaar voltrokken, maar tien jaar later verliet Katharina haar man. De huwelijkse voorwaarden konden niet voorkomen dat ze rond 1450 zich definitief keerde tegen haar man keerde ten gunste van hun zoon Adolf. Liefde valt blijkbaar niet te dwingen als het om macht en status gaat.

Literatuur
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 105-109.

Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.

Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 4, p. 9-15, no. 9 en 10.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 66-67.

24 juli 1773 (zaterdag)
Halve worging en volledige verbanding op de Galgenberg

De Galgenberg, 1766
De Galgenberg lag ten noorden van de stad, waar de wegen naar Apeldoorn en die naar Deventer (Hommelseweg) elkaar ontmoetten.
Detail uit: Frederik Beijerinck, Caart vertonende de eijgentlijke gedaante van het St. Martens Kerckhoff, (enz.), 1766.
© Gelders Archief, Oud Archief Arnhem 3390. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Galg met uitzicht op de stad, ca. 1757
Het fraaie uitzicht vanaf de hoogten bij de Galenberg deed door de aanwezigheid van de galg altijd toch luguber aan.
© RKD / [304809713], NCRD, Nationaal Gevangenismuseum. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

24 juli 1773 (zaterdag)
Halve worging en volledige verbanding op de Galgenberg
In de 18e-eeuw werden veroordeelde misdadigers nauwelijks opgesloten. Gevangenissen waren voor het bewaken en het geven van onderdak, brood en water aan de gevangenen te duur. Geldboetes, die brachten geld in het laadje van de stad en de provincie, en in mindere maten lijfstraffen waren de meest gebruikelijke vonnissen. Als er overgaan werd tot ‘lichamelijke pijniging’, dan was het vaak ’een oog om oog, tand om tand’.
De strafvoltrekking vond veelal plaats in het centrum van de stad, zodat veel mensen in de gelegenheid waren om de uitvoering van het vonnis te zien. In de middeleeuwen koos men daarvoor het Grote Oord. Een grote vierkante grijsblauwe steen midden op het kruispunt Weverstraat-Rijnstraat- Grote Oord-Vijzelstraat herinnert daar nog aan. Vanaf de zestiende eeuw werd het schavot verplaatst naar de Markt. Nadat de straf op een terdoodveroordeelde was uitgevoerd, werd het buitende stad gebracht naar de Galgenberg, waarop tot het laatst der 18de eeuw de lijken der misdadigers na de executie op een rad of aan eene galg werden opgehangen, om tot aas voor roofdieren of vogels te strekken’. Om zoveel bezoekers van de stad te laten zien hoe Arnhem met wetsovertreders omging, lag die Galgenberg bij het kruispunt Hommelseweg-Apeldoornseweg, ter hoogte van Moscowa.
Een enkele keer werd de straf ook op de Galgenberg zelf voltrokken. De brandstichter Berend Evertsen werd daar op zaterdag 24 juli 1773 aan een paal ‘half geworgd’. Vervolgens werd hij, in lijn met zijn overtreding, verbrand. Omdat hij dus half gewurgd was, werd hij dus bijna levend verbrand.

Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs).

Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde. In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118.

Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 134, 387.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 95-96.

25 juli 1839 (donderdag)
Overlijden Donker Curtius, de protestantse ‘Paus van Arnhem’

Hendrik Herman Donker Curtius, ca. 1830
© Gelders Archief: 1551-891, litho van Arnold Hendrik Buisterlink Schiff, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Gedenksteen voor Hendrik Herman Donker Curtius, 1843
© Gelders Archief: 2039-2419, aquarel van J.H. van Demmeltraadt (1843), Archief Alexander Ver Huell. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Koepelkerk, 1852
© Gelders Archief: 1551-2907, litho uitgegeven door G.J. Thieme en G.W. van der Wiel. Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

25 juli 1839 (donderdag)
Overlijden Donker Curtius, de protestantse ‘Paus van Arnhem’
Hij kwam op 24-jarige leeftijd in 1802 als jonge theoloog en predikant naar Arnhem en zou de stad trouw blijven. Ondanks dat grotere hervormde gemeenten en de universiteit van Leiden en Amsterdam aan hem trokken, hij kon en wilde Arnhem niet verlaten. Afkomstig uit een juristenfamilie met een grote status in de advocatuur en in de politiek, broer Dirk werd twee keer minister van Justitie, steeg de ster van Hendrik Herman Donker Curtius (1778-1839) snel in de religieuze wereld van het land. Hij was het brein achter, de door koning Willem I geïnitieerde, nieuwe nationale Hervormde Kerk met de algemene synode van 1816. Tussen 1825 en 1839 was hij zelfs voorzitter van de algemene landelijke synode.
Toen meer orthodox georiënteerde protestanten zich verzetten tegen de richtlijnen van de nationale synode, grepen Donker Curtius en Willem I hard in. Ze betitelden de activiteiten van dominees De Cock en Scholte als onwettig. Een heuse interne protestantse geloofsvervolging was het gevolg. Aanhangers van De Cock gingen zelfstandig buiten de Hervormde Kerk door (Afscheiding, 1834). Zij noemden Donker Curtius, een overtuigd protestant, de verkapte (katholieke) ‘Paus van Arnhem’.
In Arnhem had Donker Curtius de eer om de nieuwe Koepelkerk op 6 januari 1839 met een leerrede in te wijden. Hij was toen al drie jaar ziek en vertrok in het voorjaar naar een kuuroord in Wiesbaden. Dat mocht niet baten. Op de dag dat hij met de boot over de Rijn terugkeerde naar Arnhem moest hij in een armstoel van de boot worden gedragen. Dezelfde donderdagavond, op 25 juli 1839 overleed hij. Nederland en Arnhem verloor een invloedrijk vrijzinnig Hervormde, die in zijn uitvaartdienst een ‘trooster, raadsman, weldoener en vader’ werd genoemd.
Literatuur
Klerck, J. de, Hendrik Herman Donker Curtius (1778-1939). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 214-215.

Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 122.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 36.

Vliet, P. van der, De Arnhemsche Courant als verdediger van de Afgescheidenen.
In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), p. 103-119.

26 juli 1578 (woensdag)
Arnhem financiert Nederlandse Opstand tegen Spanje

In de Tachtigjarige Oorlog / Nederlandse Opstand waren het de steden die de oorlog financierden. Het platteland werd geplunderd door de huursoldaten van beide partijen, zeker als hun soldij weer eens uitbleef. Het geld daarvoor en voor het krijgsmaterieel moest echter, via belastingen en extra geldverzoeken, van de steden omen. Vandaar ‘Het Beleg van Haarlem’ (met Kenau Simonsdochter Hasselaer), ‘Bij Alkmaar begint de Victorie!’ en het Leidens Ontzet (met harig en wittebrood).
Dat Arnhem ook haar financiële steentje bijdroeg in de strijd tegen het Spaanse leger van Filips II laat de belegering van Deventer in 1578 zien. Gelderland had met de nieuwe stadhouder Johan van Nassau, de jongere broer van Willem van Oranje, de zijde van de opstandelingen gekozen. Grenzend aan Gelre en strategisch gelegen aan de IJssel was Deventer trouw gebleven aan het Spaanse gezag. Troepen van de Staten-Generaal probeerden met steun van o.a. Johan van Nassau de stad te veroveren. Dit moest plunderingen richting Utrecht en Holland en aanvallen op de Achterhoek (Graafschap van Zutphen) voorkomen. In een reeks brieven aan Arnhem bedelde Jan van Nassau voortduren om het beloofde belastinggeld (‘generale middelen’) voor ingehuurde Franse huursoldaten en andere materiele steun:

Arnhem en Deventer, ca. 1560
De strategische ligging van Arnhem aan de Rijn en Deventer aan de IJssel als bruggenhoofden naar de Veluwe en de Achterhoek
Cartograaf Christaan sGrooten (1532-1608) was landmeter in dienst van Philips II. Hij bracht de gewesten en streken van de Nederlanden tweemaal in kaart: in een uitgave van 1573 en (Brusselse Atlas) en 1592 (Madrileense Atlas).
Hier één (folio 39) van de twee kaarten van de Veluwe uit de Brusselse Atlas die waarschijnlijk tussen 1555 en 1559 is gemaakt.
Kaart uit: Christaan sGrooten, Brusselse Atlas  / Atlas Bruxellensis, 1573.
© KBR (Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel): Ms. 21.596 D. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Johan graaf van Nassau stadhouder van Gelderland, aan de stad Arnhem:
‘4 Julij. Verzoekt, om het door hertog Hans Casimir aan geworven Fransche krijgsvolk van proviand te voorzien en naar Deventer op te zenden.
22 Julij. Gelast, de verordeningen op de generale middelen getrouw na te komen, daar tot onderhoud van het krijgsvolk voor Deventer nog veel geld noodig is.
23 Julij. Berigt, dat, zoo hem niet spoedig geld verschaft wordt, de graafschap en de goede zaak te gronde zal gaan.
26 Julij. Vraagt kruid, wolzakken en ander materieel, om Deventer te belegeren.’

Ondanks de brief van woensdag 26 juli 1578 zou de eigenlijke belegering van Deventer pas in augustus. Pas in november gaf de IJsselstad zich over en het geld van Arnhem was dus hard nodig.

Literatuur
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221.

Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 308.

Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578-1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 247-254.

27 juli 1842 (woensdag)
Verplaatsing beestenmarkt naar Rijnpoort

Rhijnbarrière, ca. 1845
De barrièrehuisjes bij de vroegere Rijnpoort. Op het terrein voor de witgepleisterde ‘commiezenhuisjes’ werd vanaf 1856 de beestenmarkt gehouden.
© Gelders Archief: 1551-2817, Bruno Straaten (?), Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Nieuwe Plein en Roermondsplein, 1853
De drie plekken van de Beestenmarkt tussen 1842 en vanaf 1857.
In rood: periode 1842-1856 westzijde van ‘De Drooge Gracht’, in groen: 1856 en in blauwe vanaf 1857.
Gedeelte uit de ‘Plattegrond van de stad Arnhem met aanduidingen haren uitleg, 1853.’ Naar een tekening van H.J. Heuvelink, gemeente-architect.
© Gelders Archief: 1506 Kaartenverzameling Gemeente Arnhem 8428. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).  

27 juli 1842 (woensdag)
Verplaatsing beestenmarkt naar Rijnpoort
In deze rubriek is al verhaald over de 19-eeuwse varkensmarkt die op het Jansplein plaatsvond. De ‘beestenmarkt’, zoals de koeienmarkt werd genoemd want er werd ook een klein aantal paarden en schapen verhandeld, wisselde voortdurend van plaats. Dit had vooral te maken met het karakter van de markt (veel beesten met veel mest en dus stankoverlast) en de voortdurende stadsuitbreiding van de stad in de eerste helft van de negentiende eeuw. Vooral het vrijgekomen terrein buiten de Rijnpoort was een geliefde plek voor de veehandel. Wel schoof de markt af en toe vijftig of honderd meter naar het westen en het zuiden. Een chronologische opsomming:
voor 1745: Jansplaats;
1745-1842: buiten de Janspoort bij herberg ‘Den Rooden Haan’ (nu bijna onderaan de Amsterdamseweg;
1842: bij de Sabelspoort naast de vismarkt;
1842-1856: westzijde van ‘De Drooge Gracht’ tussen Coehoornstraat en Rijnpoort;
1856: op gedempte ‘Drooge Gracht’ ten oosten van Coehoornstraat nu Nieuwe Plein;
1857-WOII: op gedempte ‘Drooge Gracht’ zuidzijde, Roermondsplein.

De verplaatsing van de beestenmarkt op woensdag 27 juli 1842 naar de Rijnpoort te plaatsen moet dus gezien worden in een langere ontwikkeling.

Literatuur
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 404-405.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 39.

28 juli 1706 (woensdag)
Ruzie om pompgeld bij De Munte

Muntsteeg en Bakkerstraat, 1762
Rechts, tussen de Broerestraat en de Bakkerstraat, ligt de Muntsteeg.
Gedeelte van een kaart van Frederik Beyerinck van het Binnen Wester Kwartier van Arnhem, 1762-1764.
© Gelders Archief: 2000-2050, Oud Archief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Pompgeld Muntsteeg en De Munte, 1706
Het besluit dat alle huizen rondom de pomp in de Muntsteeg het pompgeld moeten betalen.
Bron: “Commissie- en Politieboek” der stad Arnhem. Register, bevattende de resolutien van den magistraat, deel 50, 1705-1706, folio 185verso.
In: Gelders Archief: 2000-50, Oud Archief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Waterpomp, 1928
Tot ver in de 20e eeuw maakten veel Arnhemmers nog gebruik van openbare waterpompen, zoals hier in de Trompetsteeg.
© Gelders Archief: 1583-3930, fotograaf onbekend, fotocollectie voormalig Gemeentearchief Arnhem 2. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

28 juli 1706 (woensdag)
Ruzie om pompgeld bij De Munte
In 1706 brak er een ruzie uit tussen enkele buren rondom de Muntsteeg. Dit laatste straatje lag (en ligt) achter de Bakkerstraat (westzijde) en was aan zijn naam gekomen doordat in ‘De Munte’ in de Bakkerstraat eeuwenlang het Arnhemse muntgeld werd geslagen.
In de Muntsteeg stond een openbare waterpomp en de bewoners ruzieden over het verschuldigde pompgeld. Ook in de 18e-eeuw werd namelijk onderscheid gemaakt tussen mensen en hun watervoorzieningen. Sommigen betaalden het volledige pompgeld, maar als de pomp bij een de achteruitgang van je huis stond, hoefde je maar de helft te betalen. De mensen in de Muntsteeg en de Bakkerstraat waren het oneens over wie nu wel of niet het volledige pompgeld moest betalen. Het stadsbestuur maakte op woensdag 28 juli 1706 een einde aan deze ruzie door te bepalen dat alle huizen, ‘De Munte neffens andere nabuurhuijsen, het pompgeld moest betalen.

Literatuur
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 475.

Schaap, K. en Seebach, C., Op uw gezondheid. Arnhem 1985 (Gemeentearchief Arnhem), p. 10-16.

29 juli 1865 (zaterdag)
Grond in Klarendal voor bouw school no. 2

School no. 2 aan de Klarendalseweg, 1875
Het oudste gedeelte van Klarendal lag tussen de spoorlijn, de Velperweg en de Klarendalseweg. Schuin tegenover de hervormde Goede Herderkapel (geopend 1874, gesloten in 1966 en gesloopt in 1978 na een brand) lag school no. 2.
Naast de Hommelseweg is de vuilstort, de ‘Mestbereidingplaats’, te zien. Boven de katholieke en protestantse begraafplaats, tussen de Agnietenstraat en Onder de Linden, lag het joodse kerkhof (’IsrKerkhof, nu Talmaplein). De molen ‘De Kroon’ bepaalde vanaf 1870 het wijkaanzicht.
© Gelders Archief: 1551-4141, maker Pieter Karel Paul Julius van Sloten, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Grote versie volledige kaart:
https://permalink.geldersarchief.nl/989EF01BAB174E3A8DFD6EC6A6C51CB1
Klarendalseweg, ca. 1900
School no. 2 stond schuin tegenover (westelijk) de Goede Hederkapel.
©  Reliwiki:10941 Arnhem vm.Ned.Hervormde Klarendaalsekapel 1874 ook Goede Herderkapel (alle rechten voorbehouden). 
Burgerweeshuis verkoopt bouwgrond voor school, 1865
Het besluit van de gemeenteraad om grond in de hoek Klarendalseweg-Johannastraat-Catharijnestraat van het Burgerweeshuis te kopen voor bouw van een lagere school.
Bron: Verslag der zitting van den Gemeenteraad, 29-7-1865.
In: Gelders Archief: 2192-89, Secretarie Gemeente Arnhem.
Grote versie totale verslagpagina:
https://permalink.geldersarchief.nl/D7C22040A6C6452996A773F91C5C5B6C

29 juli 1865 (zaterdag)
Grond in Klarendal voor bouw school no. 2
Tussen 1850 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland. Voor de verdere sloop van de vestingwerken en de bouw van villa’s voor renteniers uit Nederlands-Indië waren veel ongeschoolde arbeiders nodig. Die kwamen in grote getale naar Arnhem om als dagloner wat geld te verdienen in de bouw. Voor deze werkkrachten werden rondom de Langstraat, de Rietebeek en in Klarendal honderden eenvoudige huisjes als speculatie-object van ’bouwbaasjes’ neergezet. Vooral Klarendal groeide als kool.
Er was dus in 1865 dringend behoefte aan onderwijs rondom de Klarendalseweg. De gemeenteraad besloot daarom op zaterdag 29 juli grond te kopen van het Burgerweeshuis om er een lagere school te bouwen. De bouw ging niet zonder slag of stoot, want de gemeenteraad was met stadsarchitect Frederik van Gendt verwikkeld in een serie conflicten. Die ruzie werd ook via het ontwerp van de school uitgevochten. Uiteindelijk werd in 1866 de school gebouwd zoals Van Gendt dat wilde, maar hij diende nog hetzelfde jaar zijn ontslag in.

Literatuur
Potjer, M., Onderwijs. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 236-257.

Seebach, T., Frederik Willem (Frits) van Gendt 1831-1900. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 69-70.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 60.

Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 37, 41.

30 juli 1703 (maandag)
Verbod op het lozen van vuil in de Jansbeek

De Beek rondom de Markt, ca. 1650-1700
De Beek, die dwars door het middeleeuwse en vroegmoderne Arnhem liep, werd volop gebruikt om vuil water en ander afval te lozen. Rond 1700 liep de beek open rondom en over de Markt. In latere jaren werd de stroom in fasen overkluisd en verdween onder het straatoppervlak.
Deel van een kaart uitgegeven door J. Janssonius in 1697.
© Gelders Archief: 0963-6, uitgever J. Janssonius, Collectie Plattegronden. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Grote versie volledige kaart:
https://permalink.geldersarchief.nl/681AA490289B42B88BC510CCC61C5D4C
Ruim je eigen drek op, 1703
Enkele van de regels van het stadsbestuur (magistraat) van 30 juli 1703 ten aanzien van het water- en gotenstelsel.
In rood: ‘niet doen van de Leerbereijderije op de beke’.
In blauw: ‘alle saterdags den dreck en vuijligheid uijt de goot van sijn deur op te scheppen’.
In groen:‘dat alle beschoeijingen aan de beek die vervallen sijn weder naar behooren sullen worden gerepareert’.
Bron: Commissie- en Politieboek der stad Arnhem.
Register, bevattende de resolutien van den magistraat, deel 49, 1703-1705, 30-7-1703, folio 40recto e.v. In: Gelders Archief: 2000-49, Oud Archief Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

30 juli 1703 (maandag)
Verbod op het lozen van vuil in de Jansbeek
Waar moet je met je afval naar toe? Die vraag was niet alleen tegenwoordig (diftar in Arnhem?!) een hoofdpijndossier voor het stadsbestuur en de Arnhemmers. Ook in 1703 probeerde de magistraat in zes fraaie handgeschreven bladzijden het afvalprobleem de baas te worden. Daarbij was het lozen en storten van vuil in de Jansbeek de grootste uitdaging. De beek was verworden tot een vieze stinkende stroom en in negen artikelen wilden de ‘Heeren schepenen’ hier een eind aan maken en de Arnhemmers tot een ander afvalgedrag dwingen cq. verleiden:
– de beek werd ietwat omgeleid, zodat het water beter doorstroomde;
‘secreten’ (poep- en piesgelegenheden) mochten niet op de beek lozen;
– leerlooierijen mochten niets in de beek lozen;
– mensen moesten de goten voor hun huis schoon houden, zodat de drek niet in de beek kwam ‘op poene’ (boete) van een goudgulden.;
– de beschoeiing aan de oeverkanten zal worden gerepareerd;
– de bodemvloer van de beek zal verbeterd worden voor een betere waterdoorstroming;
– het deel bij de Rijnpoort bij de trasmolen van de weduwe Henrick Barten werd uitgediept;
– er mochten geen stokken in het water geplaatst worden, want dat belemmerde de stroom;
– de beek werd ‘met Communicatie van de Gemeente’ dit jaar nog gereinigd.

Dit alles hielp nauwelijks en het wachten was tot de ondergrondse riolering in de tweede helft van de 19e eeuw.

Literatuur en bronnen
Commissie- en Politieboek der stad Arnhem, 1703.

Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel IV, p. 110 e.v.

Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 62.

31 juli 1513 (donderdag)
Heel Gelre van Karel? Nee, alleen Arnhem niet

Karel van Gelre, ca. 1518
Van Karel van Gelre zijn maar weinig portretten bekend. De meeste, zoals deze gravure uit het boek van Pontanus uit 1639, gaan terug op zijn huwelijksportret uit 1518. Karel houdt ook hier in zijn hand een anjelier vast, het symbool van huwelijkse trouw.
In: Pontanus, J.I., Historiae Gelricae libri XIV. Harderwijk en Amsterdam 1639 (Gedrukt door N. van Wieringen en uitgegeven door J.Janssonius).
© Gelders Archief: 1551-897 , auteursrecht P. de Zetter, Topografisch-historische Atlas Gelderland. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Verrassing van Arnhem, 1514
Binnen een jaar verbrak Karel van Gelre de wapenstilstand uit 1513. Hij kon niet verkroppen dat Arnhem nog niet in zijn bezit was. Van Slichenthorst: ‘Als Нertogh Karel, die noyt van gedachten en aenslaghen ledigh was, met verdriet en hoofd-zweer teruggedacht, dat Arnhem (…) пoch bleef afgezonderd,’ Hij veroverde Arnhem in maart 1514. In een variant op ‘het Paard van Troje’ verstopte hij op een kar met meel- en hoppenzakken wat soldaten. Eenmaal binnen de stad openden diestilstand de poorten voor de troepen van Karel van Gelre.
Fantasievolle tekening van Barend Wijnveld jr. (1820-1902).
© Amsterdam Museum: inv. A 5129. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

31 juli 1513 (donderdag)
Heel Gelre van Karel? Nee, alleen Arnhem niet
Vanaf het moment dat Karel van Egmond (1467-1538) in 1492 door de steden en de ridderschap van Gelre was gehuldigd als hun landsheer had Karel te maken met zijn Bourgondisch-Habsburgse tegenstrevers, Maximiliaan van Habsburg, Filips de Schone en Karel V. Zij  beschouwden zich ook als de rechtmatige ‘heer der Nederlanden’ en daarmee van Gelre. De zoon van Maximiliaan, Filips de Schone, overleed onverwachts in 1506. Daarop nam Maximiliaan nogmaals het regentschap op zich, nu voor zijn in 1500 geboren kleinzoon Karel V. Dat Maximiliaan ook nog keizer was van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk verschafte hem feodaal-juridisch (de Duitse keizer was leenheer van Gelre), geopolitiek en militair een geweldige voorsprong op Karel van Egmond. 
Desalniettemin wist die, na zijn nederlaag bij Arnhem en de ‘knieval te Rosendael’ in 1505 (zie Verleden Vandaag van 6 juli) langzaam de steden terug te veroveren. Alleen Arnhem was in 1513 nog in Habsburgse handen. Daarop bood Maximiliaan via zijn dochter en landvoogdes in de Nederlanden, Margaretha van Oostenrijk, hem een zeer gunstige wapenstilstand aan. Alle door hem veroverde gebieden en steden bleven onder Karel van Egmond vallen: ‘steden ons landts van Gelre wesende in de geoirsaemheyt ons neuen heeren Karels van Gelre’. Dit alles werd op donderdag 31 juli, ‘den laesten dach van Julio int jaer ons Heren duysent vijfhondert end derthiene’,door beiden partijen in Brussel vastgelegd. Hierbij trad doctor Willem van Lanck op als vertegenwoordiger van Karel van Gelre.
Hertog Karel overspeelde vervolgens zijn hand door deze vrede te verbreken. Nog geen jaar later veroverde hij Arnhem (‘Verrassing met de molenkar’ in maart 1514). In de jaren daarna trokken zijn legers onder leiding van veldheer Maarten van Rossem naar Friesland en Groningen. Dat ging de inmiddels volwassen geworden van opvolger Maximiliaan, kleinzoon Karel V, te ver. Hij dwong hertog Karel in 1528 tot een veel minder gunstig akkoord in het Verdrag van Gorinchem.

Literatuur en bronnen
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550.  Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 134-135.

Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.

Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6-1, p. CLXII-CLXIII, p. 452-456, oorkonde no. 721 en 723.

Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p 330-331 (Boek XI, no. 59-61).