Elke dag in het verleden gebeurde er wel iets opmerkelijks in Arnhem.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1 juli 1863 (woensdag)
Arnhemse aandeel in de slavernij
1 juli 1863 (woensdag)
Arnhemse aandeel in de slavernij
Vandaag is het 1 juli en wordt in Arnhem voor de tweede keer Keti Koti, de afschaffing van de slavernij, gevierd.
Dat de ‘Emancipatiewet’ in Nederland relatief laat – in vergelijking met andere Europese landen – werd vastgesteld, lag ook aan de financiële tegemoetkoming die de lobby van plantage-eigenaren vroeg. Per tot slaafgemaakte bewoner van een plantage werd aan de eigenaar een bedrag van driehonderd gulden (Antillen f 200,-) betaald. Met ruim 34.000 tot slaaf gemaakte mensen in Suriname was dit een totaal bedrag van meer dan tien miljoen gulden, zo’n 10% van de totale rijksbegroting. De tot slaaf gemaakte Surinamers kregen geen financiële vergoeding. Integendeel: ze werden verplicht nog eens tien jaar op de plantage te blijven.
In Arnhem kregen zestien deeleigenaren van vijf plantages in Suriname (Vossenburg, Zorgvliet, Poelwijk, ’t IJland en Adrichem) een geldelijke tegemoetkoming. De meeste plantages waren in het begin van de achttiende eeuw ontstaan. Via verervingslijnen hadden de nazaten van de eerste eigenaren een klein of grote aandeel in het plantagebezit. Aan deze zestien Arnhemmers werd een totaalbedrag van f 18.824,62 (omgerekend naar de waarde van vandaag ca. 200.000 euro) uitgekeerd. Vier leden van de familie Brantsen, woonadres Huis Zypendaal, kregen elk f 1901,- voor hun aandeel in de plantage Vossenburg. Mr. Frederik Feith aan de Eusebiusbinnensingel kreeg het laagste bedrag uitbetaald voor zijn deel (2/1764) in de plantage ‘t IJland: f 42,86.
Ter vergelijking: het maandloon (zesdaagse werkweek van 07.00 tot 20.00 uur) van een ongeschoolde arbeider in de tijd was ook ongeveer f 40,-. Nog een perspectief: Arnhem had in 1863 ca. 27.000 inwoners. Zestien daarvan kregen dus een financiële tegemoetkoming bij de afschaffing van de slavernij. Zoals gezegd de tot slaaf gemaakte bewoners van Suriname kregen niets, maar moesten nog tien jaar op de plantage blijven.
Literatuur en bronnen
Adresboeken van Arnhem, 1863 en 1864.
Arbeidsloonen en Levensbehoeften in de gemeente Arnhem.
Rapport van de Commissie, door de Werkmansvereniging ‘Arnhem’ belast met het instellen van een grondig onderzoek omtrent de arbeidsloonen binnen Arnhem, en na te gaan of die loonen evenredig zijn aan de billijke behoeften van den werkman. Arnhem 1870 (D.A. Thieme).
Koene, B., De mensen van Vossenburg en Wayampibo. Twee Surinaamse plantages in de slaventijd.
Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren), vooral p. 192, 226 en 242-246.
Nationaal Archief, Algemene Rekenkamer / Comptabel Beheer, toegang 2.09.09.08, inv. nr. 223-248.
2 juli 1458 (vrijdag)
Geduld van Duitse keizer met Arnhem is op
2 juli 1458 (vrijdag)
Geduld van Duitse keizer met Arnhem is op
Gelre was rond het midden van de vijftiende eeuw formeel nog steeds een leengebied van de Duitse keizer. Weliswaar een leengoed in een uithoek van het Heilige Roomse Rijk, maar de keizer was leenheer en de door hem ‘beleende’ hertog van Gelre zijn vazal.
Al naar gelang de kracht van de keizer en de problemen waarmee hij in de Duitse landen zelf te kampen had, bemoeide die zich wel of niet met Gelre. Daar was in het begin van de eeuw nog een machtsfactor bijgekomen: de steden. De ‘huldigden’ steeds vaker een eigen ‘heer’ van Gelre en trokken zich steeds minder aan van middeleeuwse tradities.
Keizer Frederik III (regeerperiode 1452-1493) wilde de touwtjes op vrijdag 2 juli 1458 (‘des kaiserthumbs im sechszten jare’) weer wat strenger aanhalen en tonen wie het nu echt voor het zeggen had. De hertog van Gele, Arnold van Egmond, was immers sinds 1431 in de rijksban door de Duitse vorst gedaan, maar de steden bleven desondanks hem als heer erkennen. Ze hadden liever een onbekwame Arnold, dan een machtige andere hertog of het gezag van de keizer. Die keizer beval op vrijdag 2 juli 1458 het Arnhemse stadsbestuur om binnen drie maanden zich bij hem en het Rijksgericht te melden ‘om zich te verantwoorden wegens haar heulen met Arnold, die zich noemt hertog van Gelre’. Arnhem liet zich echter niet zien en de keizer had weer andere zorgen: de hertog van Bourgondië infiltreerde steeds meer in zijn Nederlandse leengebieden en in Gelre probeerde Adolf van Egmond, de zoon van Arnold, zijn vader van de troon te stoten. Arnhem hield zich wijselijk rustig in dit laatmiddeleeuwse machtsconflict.
Literatuur
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 116-122.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 110-112.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 79-82.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 247-249 (Boek IX, no. 79-82).
3 juli 1787 (dinsdag
Burgeroorlog in ‘ongelukkig’ Arnhem
3 juli 1787 (dinsdag
Burgeroorlog in ‘ongelukkig’ Arnhem
In 1787 woedde er in een burgeroorlog in Nederland tussen de prinsgezinden, de aanhangers van stadhouder Willem V, en de patriotten. De laatsten wilden meer inspraak van een groter deel van de burgerij. Zij verzetten zich tegen de vastgeroeste politieke verhoudingen, waarin vriendjespolitiek (nepotisme) en elkaar baantjes toeschuiven (coöptatie) de boventoon voerden. In Arnhem waren het stadsbestuur, de adellijke grootgrondbezitters rondom de stad en het in Arnhem gelegerde garnizoen op de hand van de prins.
In de stad was men in 1787 de grote ongeregeldheden van enkele jaren eerder (‘Kerkhofoproeren’) niet vergeten, toen de patriotten en prinsgezinden elkaar ook al te lijf waren gegaan. Er was in de zomer van 1787 maar weinig voor nodig om opnieuw de strijd te laten ontbranden. Toen Oranjegezinde soldaten – met de kleur van de stadhouder opgespeld – door de Arnhemse straten marcheerden, werden ze door hun tegenstanders uitgejoeld. De soldaten plunderden vervolgens twee dagen lang de huizen van de patriotten en andere vermeende opponenten. Zelfs de vooraanstaande edelman en hoge bestuurder Willem Anne van Spaen (1750-1817) sprak er in een brief van dinsdag 3 juli 1787 aan stadhouder Willem V zijn afschuw, in het Frans, over uit. Vertaald luidt zijn hartenkreet: ‘Ik ben door Arnhem gekomen en ik moet u bekennen, Mijn Heer, dat mijn hart bloede bij het zien van de verwoesting van deze ongelukkige stad’.
Literatuur
Boonstra, O., Volksvermaak en feestgedruis, oploopjes en opstootjes.
In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 163-186, p. 183-184.
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 30-32.
Janssen, A.E.M., Willem Anne van Spaen, 1750-1817.
In: Kuys, J.A.E. e.a. (red.), Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Hilversum 2006 (Uitgeverij Verloren), p. 121-125.
Weststrate, H.A., Gelderland in den Patriottentijd. Arnhem 1903 (P. Gouda Quint – Werken Gelre no. 4), p. 302-304.
Wissing, P. van, Stad op drift: politiek tussen 1700 en 1815.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 54-90.
4 juli 1598 (zaterdag)
Brooduitdeling niet in ‘verdestrueerde’ Walburgiskerk
4 juli 1598 (zaterdag)
Brooduitdeling niet in ‘verdestrueerde en desolaete’ Walburgiskerk
Na de ‘overgang’ naar de reformatie in 1579 was het in Arnhem ook gedaan met de traditionele brooduitdelingen, de ‘spindingen’, van de geestelijke instellingen aan de allerarmste Arnhemmers. Die liefdadigheidsactie, die met veel ceremonieel vertoon werd omgeven, kwam nu terecht bij de gasthuizen, broederschappen en de gilden. In 1598 deed zich bij die ‘spindingen’ een probleem voor.
Arnhemmer Claes Heetings had namelijk aan de vicariën (aan een kerk verbonden instelling) van de Walburgiskerk een rente nagelaten om jaarlijks twee spindingen in die kerk te houden. Het toezicht op deze brooduitdeling zou worden uitgeoefend door de bestuursleden (‘gardianen’) van het St. Crispinus- of schoenmakersgilde. Maar, de Walburgiskerk was niet meer in gebruik als (katholiek) godshuis. Sterker nog: twintig jaar na de Arnhemse beeldenstorm lag de kerk er ‘verdestrueert en desolaet’ bij. Daarom besloot men op zaterdag 4 juli 1598 dat met het geldbedrag van Heetings de brooduitdeling zou plaatsvinden in het huis van Henrik Berends in de Koningstraat.
Literatuur
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen.
Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 161.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 410.
Paquay, V. (red. J. C. Bierens de Haan), De Sint Nicolai Broederschap in Arnhem. Gasthuis, preuven en passende hulp sinds 1351. Hilversum 2021 (Uitgeverij Verloren), p. 170-176.
5 juli 1823 (zaterdag)
Coehoornbegraafplaats op de Vliegerenberg
5 juli 1823 (zaterdag)
Coehoornbegraafplaats op de Vliegerenberg
Tot ver in de 18e eeuw werden in Arnhem de doden alleen in en direct om de kerken begraven. Ondanks het verzet in de Kerkhofoproeren (zomermaanden 1782-1784) werd een algemene begraafplaats ingericht aan de Steenstraat (waar nu de R.K. Martinuskerk staat). Dat kerkhof was in 1820 al weer te klein geworden en lag bovendien vlak naast de stedelijke vuilnisbelt, de ‘mestvaalten’. Zeven vooraanstaande inwoners (o.a. mr. J.W. Staats Evers en mr. J.M. de Kempenaer) vatten daarom het plan op om een nieuwe algemene begraafplaats in te richten. Het stadsbestuur nam dat verzoek welwillend in ontvangst en stelde op zaterdag 5 juli 1823 het voormalige bastion Vliegerenberg daarvoor ter beschikking. Dat vroegere verdedigingswerk lag wat verhoogd direct ten westen van de stadsmuren en werd door de plaatselijke jeugd gebruikt als plek om vliegers op te laten.
Twee jaar later, in 1825, werd de begraafplaats in gebruik genomen. De begraafplaats aan de Steenstraat werd nu een R.K. kerkhof. De ingang van het nieuwe kerkhof lag aan de latere en huidige Coehoornstraat. Daarom werd de begraafplaats in de volksmond de Coehoornbegraafplaats genoemd. Dertig jaar later was het kerkhof al weer te klein. In 1862 werd de begraafplaats gesloten en werd een nieuw kerkhof aan Onder de Linden geopend. Het terrein werd deels geruimd en deels als bouwpercelen voor ƒ 28.821,- verkocht. In de aanloop naar de opening (15-11-1933) van het nieuwe schoolgebouw van het tekengenootschap ‘Kunstoefening (Arnhemse architect Gerrit Feenstra en tegenwoordig vergader- en activiteitencentrum De Coehoorn) verdween het laatste deel van de begraafplaats.
Literatuur
Arnhemsche Courant, 1933
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan.
Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 117-120.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 12, 232.
Staats Evers, J.W., Iets over Arnhem naar aanleiding van zijn begrooting over 1848.
Arnhem 1848 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 17-21.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 28.
6 juli 1505 (zaterdag)
Arnhem en Karel van Gelre buigen voor Filips de Schone
6 juli 1505 (zaterdag)
Arnhem en Karel van Gelre buigen voor Filips de Schone
In de Hofkirche in het Oostenrijkse Innsbruck staat één van de indrukwekkendste praalgraven van Europa. Tientallen standbeelden van wereldlijke en geestelijke vorsten omringen de geplande tombe van Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk en keizer van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk. De grafkist, waarin uiteindelijk Maximiliaan toch niet zijn laatste rustplaats vond, heeft vierentwintig gebeeldhouwde marmelen taferelen uit zijn roemruchte leven. Daaronder de overgave van Arnhem in 1505 aan hem en zijn zoon Filips de Schone.
Toen Karel van Egmond in 1492 door de steden en ridderschap van Gelre tot hertog werd uitgeroepen, probeerde deze op alle manieren een eigen onafhankelijke positie tussen Frankrijk, Bourgondië en het Duitse rijk in te nemen. Een kansloze zaak, want de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Maximiliaan van Habsburg, was via een huwelijk met Maria van Bourgondië ook de baas in Bourgondië. Toen zijn zoon Filips in 1494 meerderjarig was geworden, trokken vader en zoon gezamenlijk op tegen Karel van Gelre en de hem steunende steden. Die zoon van Maximiliaan was zo knap-aantrekkelijk dat hij als ‘de Schone’ de wereldgeschiedenis is ingegaan. Ze namen in 1505 na een beleg van twee weken Arnhem in. Karel moest in de roemruchte ‘knieval te Rosendael’ Filips als heer erkennen. Die was wel zo genadig om op donderdag 6 juli (‘Actum den VIen dach in Julie anno XVC ende vive’) Arnhem al haar plichten en rechten te laten behouden. Zo staat het ook in marmer gebeiteld in de Hofkirche in Innsbruck: er werd ‘een nederige vrede verleend’.
Literatuur
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 132-134.
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 126-155, p. 139-140.
Driel, M. van, Een verraden slag om Arnhem in 1505?
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 142-143.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 76-77.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel VI-1, p. 321, no. 486.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 179.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 320-322 (Boek XI, no. 41-43).
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 13-14.
7 juli 1374 (vrijdag)
Joodse stadsbestuurder in middeleeuws Arnhem
7 juli 1374 (vrijdag)
Joodse stadsbestuurder in middeleeuws Arnhem
Over de geschiedenis van de Joden in Arnhem bestaat nog geen handzaam overzichtswerk. We hebben wel een goed inzicht in de lotgevallen van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de verschrikkingen van de Holocaust dankzij het indrukwekkende boek van Margo Klijn (De Stille Slag) en de geweldige website van Peter Jetten (https://joodsmonumentarnhem.nl/).
Voor het middeleeuwse Arnhem hebben we dankzij één persoon kennis van Joden in de stad. Berwout die Joede, een wijnhandelaar, wist namelijk schepen te worden. Zesentwintig jaar lang vervulde hij die functie en als stadsbestuurder en handelaar werden zijn naam, persoonlijk zegel en enkele van zijn activiteiten overgeleverd aan de wereld van vandaag. Zo is er een oorkonde van donderdag 7 juli 1374 (‘Int jaer onss Heren dusent driehondert vier ende tseventich, des Vryedages na Sente Martijns dage als men scrijft Translatio’) over een molen buiten de Spikerspoort. Dat was niet de Velperpoort zoals abusievelijk door veel geschiedschrijvers werd gedacht. De Spikerspoort was een klein poortje ten westen van de stad in de buurt van de Rijnpoort. De molen daar had Berwout voor de helft in pacht genomen van de stad, maar draagt deze nu over aan Henric van Herwen.
Literatuur
Benders, J.F. en R.A.A. Bosch, Samenleving en economie circa 1300-1550.
In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 156-187, p. 161.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 369.
Janssen, G.B., Arnhemse molens en hun geschiedenis. Utrecht 1999 (Uitgeverij Matrijs), p. 33-34.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel II, p. 188-189 no. 230 en annotatie daarbij.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 42.
8 juli 1955 (vrijdag)
Veldslag op Vitesseterrein voor Loesje van de Johannastichting
8 juli 1955 (vrijdag)
Veldslag op Vitesseterrein voor Loesje van de Johannstichting
De Arnhemsche Courant deed op vrijdag 8 juli 1955 verslag van wel een heel bijzondere wedstrijd op het Vitesseterrein Nieuw Monnikenhuize aan de Rosendaalseweg.
In een kolderieke wedstrijd tussen Arnhemse kunstenaars en Arnhemse journalisten werd gespot met elke regel van het edele voetbalspel. Romeinse soldaten en Perzische vorsten uit de Oudheid probeerden met elk verboden middel de bal in het doel van de tegenstander te krijgen. Voetbalcommentator was niemand minder dan Pierre Janssen, de latere directeur van het Gemeentemuseum. Het hoogtepunt was het wegvoeren van de internationale voetbalscheidsrechter Sjef Dorpmans door Romeinse soldaten. Desondanks, of juist hierdoor, werd er volop gescoord. De journalisten wonnen de wedstrijd met 4-2.
Dit alles in het kader van de al langer lopende ‘Loesje-actie’ van de Arnhemse Johannastichting voor de opvang en zorg van gehandicapte kinderen. Hun kasteelachtige herenhuis aan de Pels Rijckenstraat 1 (gesloopt en nu terrein van Rijkskantoorflat) voldeed sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer aan de moderne eisen. Besloten werd om nieuwe paviljoens te bouwen aan de Heijenoordseweg. Voor dat geld werden de geldinzamelingsacties ‘Geef Loesje haar paviljoen’ en ‘Bouwt allen mee aan Loesjes tweede paviljoen’ in het leven geroepen. De Arnhemsche Courant betreurde daarom in het verslag dat veel mensen onbetaald vanaf Hoogte 80 en de Rosendaalseweg een glimp van de wedstrijd probeerden op te vangen. Toch werd ruim 400 gulden opgehaald.
Literatuur
Aa, K van der, e.a. (red.). Het Johanna KinderFonds. 110 jaar kinderrevalidatie in Nederland.
Arnhem 2010 (Stichting Johanna KinderFonds).
Arnhemsche Courant, 8-7-1955. Via KB-site Delpher.
9 juli 1847 (vrijdag)
Laatste doodstraf ‘met zwaard boven het hoofd’
9 juli 1847 (vrijdag)
Laatste doodstraf ‘met zwaard boven het hoofd’
In Verleden Vandaag van 21 juni is geschreven over de uitvoering van de laatste doodvonnis van het Provinciaal Gerechtshof in Arnhem. Die vond plaats in Apeldoorn, de woonplaats van de veroordeelde Hendrik Beekman.
Vandaag 175 jaar geleden vond op de Markt in Arnhem de laatste voltrekking van een doodstraf plaats. Althans de symbolische uitvoering daarvan, want steeds vaker werd een doodvonnis uitgevoerd ‘met het zwaaien van het zwaard boven het hoofd’, waarna een jarenlange tuchthuisstraf volgde. Met het verstrijken van de jaren werd ook steeds vaker die symbolische voltrekking kwijtgescholden.
Maar niet op vrijdag 9 juli 1847. Op het schavot voor het gerechtsgebouw in Arnhem stond de katholieke geestelijke, de Groenlose kapelaan Christiaan Gepkens. Die had een jaar eerder het dienstmeisje Maria Wiegerink geprobeerd dood te steken. Hij was bang dat hun verhouding met ‘vleeschelijke omgang’ uit zou komen. Bovendien was Maria, zoals ze zelf aan gaf, zwanger van hem: ‘hare maandelijksche reiniging achterwege bleef’. Kapelaan Gepkens ontkende en vertelde dat hij Maria juist wilde redden van een aanranding door een ‘onbekende kerel met een lang mes heen en weder had gezwaaid, en dat hij hem nog eenige vuistslagen in het aangezigt had gegeven, waar van de sporen nog wel zigtbaar zouden zijn’. Alle andere uitvoerige getuigenverhoren wezen echter de kapelaan als dader aan. Hij werd voor poging tot moord ter dood veroordeeld, maar bij Koninklijk Besluit van Willem II werd dit omgezet in een doodstraf door ‘het zwaaijen met het zwaard over het hoofd en eene twintigjarige tuchthuisstraf’.
De kapelaan belandde dus uiteindelijk in het tuchthuis en kwam na twintig jaar weer vrij. Hoe verging het Maria? Als gevolg van de vele verwondingen kon ze haar werk niet meer oppakken en ze belandde in de bedelaarskolonie van Frederiksoord. Maar: ‘het vermoeden van zwangerschap ten haren aanzien (…) verdwenen’.
Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs), p. 146-157.
Arnhemsche Courant, 11-7-1847. Via KB-site Delpher.
Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde.
In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118.
Nijman, H.G., Maria Wiecherink Slachtoffer van gebeurtenissen en omstandigheden.
In: Grols verleden, Tijdschrift voor de historie van Groenlo en directe omgeving, jrg. 1 (2001), nr. 1, p. 12-20.
Staats Evers, J.W., Lijfstraffelijke regtspleging in Gelderland, of belangrijke strafzaken van 1811 tot 1859 aldaar voorgekomen. Arnhem 1859 (D.A. Thieme), p. 50-73.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 41.
10 juli 1543 (zaterdag)
Maarten van Rossem wil geld voor veldtochten
10 juli 1543 (zaterdag)
Maarten van Rossem wil geld voor veldtochten
Al een half jaar voor het overlijden van Karel van Egmond, hertog van Gelre, op 30 juni 1538 hadden de steden en de ridderschap van Gelre Willem van Kleef, Gulik en Berg gehuldigd als hun landsheer. Die had bijnaam ‘de Rijke’ en zo hoopten vooral de steden af te zijn van de voortdurende verzoeken van de hertog om geld. Want Gelre was het enige gewest dat zich nog verzette tegen de hertogstitel van Karel V, keizer van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk, koning van Spanje en heer van de overige zestien Nederlanden.
In die strijd had Willem van Kleef wel de vermaarde veldmaarschalk van Karel van Gelre overgenomen, Maarten van Rossem. Die trok plunderend en brandschattend kris kras door Nederland om het Karel V zo lastig mogelijk te maken en om aan geld te komen. Zo had hij na een beleg van nog geen vijf dagen op 9 juli 1543 Amersfoort veroverd. De stad kocht plundering van de stad door Maartens vijfentwintig voetvendels (ca. 8.000 soldaten) en twaalfhonderd ruiters af voor tachtigduizend gulden. Dat bleek niet genoeg om zijn veldtocht voort te zetten en op zaterdag 10 juli vroeg Maarten in een brief aan het stadsbestuur van Arnhem om geld om zijn soldaten te kunnen onderhouden. Dit alles tevergeefs, want Karel V had er genoeg van. Op 7 september 1543 moest Willem van Kleef in het Tractaat van Venlo zijn hertogstitel overdragen aan Karel V. Die was verstandig genoeg om ook Maarten van Rossem in te lijven. Maarten zette zijn veroveringspraktijken voor zijn oude tegenstander en nieuwe heer gewoon door totdat de pest hem velde in 1555.
Literatuur
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 145-155.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 216.
Witteveen, M., Maarten van Rossem. Krijgsheer en Bouwer Gelre 1500-1555. Zutphen 2020 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 147-155.
11 juli 1735 (maandag)
Achttiende-eeuwse gedenksteen terug aan Rijnkade?!
11 juli 1735 (maandag)
Achttiende-eeuwse gedenksteen terug aan Rijnkade?!
Met dank aan Kees Kant en Geert Visser.
Het is verwonderlijk dat de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog niet hebben geleid tot extra zorg voor het weinige bewaard gebleven vooroorlogse Arnhemse cultuurerfgoed. Neem bijvoorbeeld het wapenschild uit 1737 van de burgemeesters Arnoldus Wolfsen en Reinier Willem Brantsen. Een ontwerp notabene van Leendert Viervant sr. (1689-1762), de Arnhemse stadsarchitect en oervader van het vermaarde architectengeslacht Viervant. Zoon Hendrik ontwierp het Waaggebouw op de Markt en Huis Zypendaal en zijn jongere broer Anthony (de Witte) Villa Sonsbeek. En dat waren de eerste twee generaties, want kleinzoon Leendert jr., en achterkleinzoon Roelof Roelofs werden ook architect.
Eén van de eerste opdrachten die Leendert sr. na zijn aanstelling als stadstimmerman in 1733 kreeg was het ontwerpen van een nieuwe kademuur bij de schipbrug. Dat werk was een uitvloeisel van de vergroting, verdieping en beschoeiing van de haven naast de brug. Die klus werd op maandag 11 juli 1735 aanbesteed voor f 13.500,-. De kademuur van basaltsteen volgde twee jaar later. De stadsbestuurders Wolfsen en Brantsen wilden de wereld natuurlijk laten weten dat zij de opdrachtgevers waren. Leendert, die ook steenhouwer was, maakte daarom een fraaie muursteen die in de kade bij het brugwachtershuis werd ingemetseld. Een beschrijving uit 1787:
‘Neuw haave.
Beginnende van de voet van de schipbrug af langs de voorstadt tot aan het land van den Oude kraan, sijnde mit een dijk voor den Rhijn beschut van de schipbrug tot de mont van de haaven, en mit een swaare wal van blaauw hartsteen teegen den Rhijn aan; int jaar 1735 verzien en verziert mit de wapens van Burgemeesters Arnoldus Wolfsen en Willem Regn. Brantsz.’
Na de Tweede Wereldoorlog werd de (oude) haven gedempt met puin uit de stad en ook het brugwachtershuis inclusief gedenksteen verdween. De steen lag jarenlang te verkommeren in de tuin van Museum Arnhem. Nu proberen Kees Kant en Geert Visser de steen en de oude Rijkswaterpeilschaal, die om de hoek van het brugwachtershuis stond, in oude luister te herstellen bij de vernieuwing van de Rijnkade de komende jaren. Hulde!
Literatuur
Dunk, Th. H. von der, Viervant in Gelderland: de opkomst van een Arnhems geslacht van bouwmeesters in de achttiende eeuw. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 88 (1997), p. 102-139.
Gensel, J.W. (1787), Beschrijving der Stadt Arnhem, behelzende haar begin, opkomst en lotgevallen, alsmede de voornaamste gebouwen van kerken, cloosters, poorten en andere gestichten; mit egte bijlaage. Meegedeeld en becommentarieerd door: Sloet, J.J.S. Baron, Beschrijving van Arnhem. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel XIV (1911), p. 319-394.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 438-441.
Schulte-van Wersch, C.J.M., Viervant. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 30-39.
Seebach, T., De Arnhemse Rijnoevers. Wonen, werken en recreatie aan de rivier.
Utrecht 2014 (Uitgeverij Matrijs), p. 11-12.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 73.
Visser, G., Meinerswijk en De Praets. In: Kringbulletin Historische Kring Elden, jrg.32 (2013), nr. 117, p. 6-12.
12 juli 1795 (zondag)
Zelfdoding en patriottenoproer in Eusebiuskerk
12 juli 1795 (zondag)
Zelfdoding en patriottenoproer in Eusebiuskerk
Het waren roerige tijden in Nederland en Arnhem na de machtsovername door de patriotten en het Franse leger in het begin van 1795. De, voor een deel uit Frankrijk teruggekeerde, patriotten wilden afrekenen met de prinsgezinde aanhangers van stadhouder Willem V van Oranje. Die hadden acht jaar eerder met behulp van het Pruisische leger de politieke vernieuwers verjaagd.
Maar de patriotten waren het onderling oneens over de te varen koers in de Bataafse Revolutie. Radicale ‘afrekenaars’ stonden tegenover pragmatisch ‘verzoeningsgezinden’. Er was maar weinig voor nodig om elkaar naar het leven te staan. Dat werd ook duidelijk toen in Arnhem de stadhouder van Bredevoort, mr. Johannes Caspar Conradi werd vastgezet in het Provinciaal Tuchthuis aan de Beekstraat. Bredevoort was sinds 1697 een heerlijkheid die rechtstreeks onder de prinsen van Oranje-Nassau viel. Voor de patriotten was het een bolwerk van ‘Oranjeklanten’. Conradi was ten einde raad en wachtte de ontwikkelingen niet af. Hij pleegde in zijn cel zelfmoord.
Zijn Arnhemse advocaat mr. F. van Meurs kreeg toestemming van het tijdelijke Gelderse bestuur, het Provinciaal College, om Conradi te begraven in de Grote of Eusebiuskerk. Dit uit mededogen met de overledene en zijn familie. De opperkerkmeester van de Eusebiuskerk, die ook lid was van het nieuwe Arnhemse stadsbestuur het Comité Révolutionnaire, had ook geen bezwaar. Radicale patriotten en orthodoxe gelovigen protesteerden echter heftig. Een zelfmoordenaar, en dan ook nog iemand van het verfoeide Oranjeregime, begraven in de kerk, dat ging te ver! Op zondag 12 juli trokken ze naar de kerk, groeven het lijk op en sleepten het door de Arnhemse straten tot voor de deur van zijn advocaat. Het Arnhemse stadsbestuur wist ternauwernood de rust te herstellen. Het lichaam van Conradi werd overgebracht naar Bredevoort, waar het twee dagen later een herbegrafenis kreeg.
Literatuur
Eijsink, Th. N., Restauratie en revolutie in Arnhem 1 juli 1787 – 6 mei 1795. Arnhem 1967 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 74-94.
Ruuk, O. de, Verslag van het gebeurde in de maand december 1795, ter gelegenheid, dat de Volksvertegenwoordigers, uitmakende de Magistraat der Stad Arnhem, zich genoodzaakt hebben gevonden hunne posten neder te legen. Arnhem 1796 (Christiaan Nijhoff), p. 8-12.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 16.
13 juli 1233 (dinsdag)
Arnhem krijgt stadsrechten
13 juli 1233 (dinsdag)
Arnhem is jarig en 789 jaar!
Gefeliciteerd met Arnhems verjaardag! De stad mag zich vandaag in 2022 precies 789 jaar een stad noemen.
Graaf Otto II van Gelre en Zutphen (1215-1271) werd geboren met een klompvoet en kreeg daarom verschillende bijnamen: ‘de Lamme’, ‘de Manke’, ‘met de Paardenvoet’, enz. Hij groeide uit tot één van de machtigste vorsten van zijn tijd. Hij zag dat de economische omstandigheden veranderden en dat niet meer grondbezit, maar dat handel en ambachtsnijverheid het meeste geld opleverden. Hij bond de diverse handels- en ambachtsknooppunten aan zich door deze privileges te gunnen. Daarbij diende het Zutphense stadsrecht, dat zijn grootvader Otto I rond 1190 aan die stad gunde, als model voor de voorrechten van de andere steden. In Arnhem schakelde Otto II met het verlenen van privileges aan zijn grafelijk domein daar ook de naaste grondbelagers, de domeinen van de kloosters Prüm en Elten, uit.
Bestuur, belastingen, rechtspraak: alle belangrijke zaken werden in de kern bij het stadsrechtprivilege geregeld. De mensen in Arnhem mochten het vanaf dinsdag 12 juli 1233 zelf bepalen. En dat is nog steeds een felicitatie waard.
Literatuur
Borman, R., Arnhem onder de grond. Bewoningsgeschiedenis van stad en omgeving. Utrecht 1993 (Uitgeverij Matrijs), p. 53.
Verkerk, C.L., Bestuur, rechtspraak en onderwijs in de middeleeuwen. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 42-91, p. 60-52.
Verkerk, C.L., Machten in het middeleeuwse Arnhem. In: Manheim, R. (red.) (1983). Arnhem na 750 jaar. Machten, ervaringen, toekomsten. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentemuseum Arnhem), pp. 4-10.
Verkerk, C.L., Het stadsrechtprivilege van 13 juli 1233 voor Arnhem: De onechtheid van Gelderse stadsrechtoorkonden, in het bijzonder van Zutphen, Arnhem en Wageningen. In: Bemmel, H.C. van, e.a., Arnhem. Acht Historische Opstellen. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gouda Quint BV / BMGelre deel 74), p. 41-49.
14 juli 1578 (vrijdag)
Kloosters moeten graan leveren voor krijgsvolk
14 juli 1578 (vrijdag)
Kloosters moeten graan leveren voor krijgsvolk
In deze rubriek is al veel geschreven over de ‘overgang’ in Arnhem: de jaren 1578 en 1579 dat de stad overging van het katholicisme naar he protestantisme.
Een belangrijke rol daarin speelde graaf Jan van Nassau die in maart 1578 stadhouder van Gelre werd en daar in juni arriveerde. Vanuit het Stadhouderlijk Hof/Prinsenhof op de Markt was deze jongere broer van Willem van Oranje een goot pleitbezorger van de protestantse zaak en de opstand tegen het leger van de Spaanse koning Filips II.
Op vrijdag 14 juli 1578 kwamen religieuze en militaire zaken in een brief van Jan van Nassau. Hij ‘gelastte dat de kloosters in en om Arnhem een voorraad van levensmiddelen ten behoeve van het krijgsvolk zullen opbrengen’. Die (katholieke) kloosters hadden op hun uitgebreide grondbezit veel pachtboeren die graan verbouwden. De stadhouder sloeg de kloosters wel voor een verschillend gewicht in ’mudden weits’ (in de zestiende eeuw was een mud ca. 140 liter) aan: ‘Monnikhuizen op 200 mudden, St. Agnieten op 100, Bethanië en Mariëndaal op 50’. En dit alles, in de woorden van Jan van Nassau: ‘ten beste des vaderlands’.
Literatuur
Klerck, J. de, Kerk en religie circa 1500-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 254-275, p. 243-249 en 262-265.
Leppink, G.B. en R.C.M. Wientjes, Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 501.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 309-310.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578-1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 247-254.
15 juli 1538 (maandag)
Begrafenis hertog Karel van Gelre
15 juli 1538 (maandag)
Begrafenis hertog Karel van Gelre
Toen de zeventigjarige hertog Karel van Gelre op 30 juni 1538 overleed in een kamer op het hertogelijk hof aan de Markt had iedereen in Gelre hem verlaten. Een half jaar eerder hadden de steden en de ridderschap Willem van Gulik, Kleef en Berg uitgeroepen tot heer van Gelre. Karel had voor de zoveelste keer alle gemaakte afspraken aan zijn laars gelapt en had onderhandelingen aangeknoopt met de koning van Frankrijk om zijn positie veilig te stellen. Dat ging Gelre te ver en de afzetting van Karel van Egmond als landsheer was het resultaat.
Gebroken, ‘geribzackt ende getreeden´ trok Karel zich terug in Arnhem en blies daar op ‘Sint Peter en Paulusdag’ zijn laatste adem uit. De geschiedschrijvers verschillen van mening over zijn laatste woorden, maar de mooiste versie illustreert fraai die ‘mythische’ strijd tussen Arnhem en Nijmegen. Karel zag de Nijmeegse burgemeester Jacob Canis (latinisering van hond) als het brein achter zijn afzetting en zou gezegd hebben ‘Canis, Canis, du looser hond, du hebst my gebeeten’.
Verlaten door de steden en de ridderschap van Gelre en bijna niemand die afscheid nam van Karel van Gelre. Maar hoe zit het dan met het gehuil en geween? In de rouwstoet van maandag 15 juli liepen immers huilende mensen met toortsen mee, ‘huelerss mitte torssen’. Dat klopt: dat waren betaalde rouwers, mensen die voor hun gehuil financieel werden vergoed.
Broncitaten o.a. uit: Arend van Slichtenhorst, Veertien Boeken (1654) en Arndt toe Boecop, Cronijk (ca. 1560). De laatste kroniek is deels verloren gegaan, maar opgenomen in Van Schilfgaarde, 1957.
Literatuur
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 126-155, p. 140-141.
Gubbels, M., Bestuur en bestuurders aan de Markt, ca. 1300-1543. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 67-92, p. 84-87.
Hasselt, G. van, Kronijk van Arnhem. Arnhem 1790 (Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 92-93.
Hasselt, G. van, Stukken voor de vaderlandsche historie. Arnhem/Amsterdam 1792 (Deel 2) Uitgeverij W. Troost en Zoon), p. 118-119 (no. 50).
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 149.
Noordzij, A., Gelre. Dynastie, land en identiteit in de middeleeuwen. Hilversum 2009 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 59), p. 177-179.
Schilfgaarde, A.P. van, Het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 50 (1950), p. 23-53.
Schilfgaarde, A.P. van, Nadere gegevens over het testament van hertog Karel van Gelre en zijn afstammelingen. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 56 (1957), p. 199-211, p. 204-205.
Schulte, A.G., De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad. Utrecht 1994 (Uitgeverij Matrijs), p. 163.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p. 433 (Boek XI, no. 273).
Starink G.A. (red.), Na den dood van hertog Karel van Gelre. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 10 (1907), p. 199-211, p. 237-243, p. 238.
Tadama, R.W., Het oordeel van tijdgenoot over Karel van Egmond.
In: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, jrg. 8, (1852), p. 66-72.
Veen, J.S. van, De begrafenis van hertog Karel. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 9 (1906), p. 119-120.
16 juli 1813 (vrijdag)
Rijkste Arnhemmers in de Franse tijd
16 juli 1813 (vrijdag)
Rijkste Arnhemmers in de Franse tijd
Ver van de desastreuze terugtocht van de Russische expeditie van keizer Napoleon en zijn Grande Armée ging het bestuurlijke leven in de ‘commune d’Arnhem’ in de zomer van 1813 gewoon door.
In het centralistische Frankrijk, waar Nederland sinds 9 juli 1810 deel van uitmaakte, was de behoefte aan ambtelijke controle en vastlegging bijna oneindig. Wat we voor het gemak maar Gelderland zullen noemen kende drie arrondissementen (Arnhem, Zutphen en Tiel). Die waren opgedeeld in kantons en die hadden weer enkele maires of communes onder zich. Elke plaats, en dus ook Arnhem, was weer opgedeeld in secties (wijken/buurten).
Het bestuur was een schijndemocratie, want Napoleon was heer en meester, maar er waren talloze gekozen bestuurseenheden. Zo werd op vrijdag 16 juli 1813 in Arnhem een kantonnale vergadering gehouden. De kandidaten en stemgerechtigden voor die bijeenkomst werden per wijk genoteerd in een kiesregister, het Registre Civique.
Arnhem had vijf secties: Koningstraat, Bakkerstraat, Oeverstraat, Rhijnstraat en Ketelstraat. Omdat alle mannen boven de 21 jaar stemgerechtigd waren, treffen we hun namen met leeftijd en beroep aan. Maar Napoleon was niet gek: hij liet een apart lijstje per wijk maken van de tien rijkste mensen: Liste des 10 plus imposés (tien hoogst aangeslagenen in de belastingen). Zo wist Napoleon waar hij geld kon halen voor zijn volgende militaire escapades en weten wij nu welke Arnhemmer in een bepaalde wijk het meeste geld had.
Literatuur
Koene, B., Verdrijving en terugkeer van de oude regenten. Arnhems bestuurlijke elite in de roerige jaren 1783-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 17-38.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 522.
Zanden, J. L. van, De Registres Civiques 1811 (1812, 1813).
Via Resources Huygens van de KNAW: http://resources.huygens.knaw.nl/pdf/Broncommentaren/voorlopig/Broncommentaren_IV-051_058.pdf
17 juli 1852 (zaterdag)
‘Voortbrengselen der Nationale Nijverheid’ in Arnhem
17 juli 1852 (zaterdag)
‘Voortbrengselen der Nationale Nijverheid’ in Arnhem
Op zaterdag 17 juli 1852 opende burgemeester mr. J. baron van Pallandt de Tentoonstelling van Voortbrengselen der Nationale Nijverheid van Nederland en zijne Overzeesche bezittingen. Ja,rond 1850 deden ze niet aan korte en pakkende slagzinnen. Over deze expositie kan wel een heel boek worden geschreven. Bijvoorbeeld dat bij Musis Sacrum uit 1847 een nieuwe grote zaal voor bijna f 20.000,- werd aangebouwd. Hiermee werd Musis twaalf jaar lang het grootse evenementencomplex van heel Nederland. Of dat de voorwerpen die tentoongesteld werden vooral luxeproducten waren voor bijvoorbeeld de in Arnhem wonende renteniers uit vooral koloniaal Nederlands-Indië. Of dat eenentwintig van de 691 geëxposeerde voorwerpen kwamen van ondernemers uit Suriname. Of dat het de aanzet werd tot een reeks exposities, waarbij Arnhem zich landelijk en internationaal op de kaart zette als tentoonstellingsstad. Dankzij de zeven jaar eerder geopende spoorlijn Amsterdam-Arnhem reden op verschillende dagen extra-treinen af en aan om de bezoekers naar Arnhem te brengen. De zalen van het Musis Sacrum ontvingen uiteindelijk ruim 70.000 mensen, waaronder verschillende leden van de koninklijke familie, en sloot af met een winst van f 16.569,94.
Literatuur
Arnhemsche Courant, juli-augustus 1852.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 139-146.
Langenhoff, K.F.E. en Seebach, C., De muzen omsingeld. Musis Sacrum 1847-1983. Arnhem 1983 (Uitgeverij Gemeentearchief Arnhem), p. 19-20.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 45.
18 juli 1853 (maandag)
De bloemkolen en huisjes van Nobelprijswinnaar Lorentz
18 juli 1853 (maandag)
De bloemkolen en huisjes van Nobelprijswinnaar Lorentz
Vandaag is het 169 jaar geleden dat de, in november 2018 uitgeroepen, ‘grootste Arnhemmer aller tijden’ Hendrik Antoon Lorentz werd geboren aan de Steenstraat. Een gevelplaquette bij nummer 48 herinnert daar nog steeds aan.
Vader Gerrit was in die jaren bezig met een omslag in zijn leven. Met zijn tuingronden rondom het woonhuis had hij ‘vooral door zijne verbouwde bloemkool een grooten naam in de gemeente.’ De stadsuitbreiding van Arnhem bood echter nieuwe kansen en hij liet op zijn bouwland een flink aantal huisjes bouwen, die verhuurd werden voor f 200,- per jaar. Gerrit ging zich timmerman noemen en begon bovendien, nadat het gezin vier jaar op de Mussenberg heeft gewoond, in de Steenstraat een winkel in ‘Kruideniers en koloniale waren’. Met de gestegen inkomsten weet het gezin Lorentz zich sociaal op te werken, maar tot de gegoede burgerij kon men hen niet rekenen. In 1861 kampten vader Gerrit en zoon Hendrik (roepnaam in zijn kindertijd ‘Hentje’) bovendien met flinke persoonlijke rampspoed toen het jongere broertje Alexander en moeder Geertruida overleden. De rustige Hendrik scheen door deze gebeurtenissen alleen maar introverter te worden.
Vader Gerrit had het beste met zijn zoon voor. En daar hoorde ook een goede onderwijsopleiding bij. Hendrik bezoekt daarom de (lagere) Tweede Burgerschool, die van bovenmeester Swaters in de Bovenbeekstraat. Zijn talent voor wis- en natuurkunde werd hier verder verdiept en zo werd de basis gelegd voor de talloze schoolprijzen die hij later aan de HBS aan het Willemsplein zal verdienen. Dit alles vormde de basis voor de Nobelprijs voor natuurkunde in 1902 en de intellectuele bewondering van de allerslimsten van de aarde zoals Alfred Einstein.
Literatuur
Berends, F en D. van Delft, Lorentz. Gevierd fysicus, geboren verzoener. Amsterdam 2019 (Uitgeverij Prometheus).
Diender, J., De Arnhemse jaren van H.A. Lorentz. Arnhem, z. jr. (Uitgeverij Bezoekerscentrum Sonsbeek).
Dijkstra, G., Hendrik Antoon Lorentz (1853-1928). In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 2 (1981), nr.1, p.14-18.
Kox, A.J. Hendrik Antoon Lorentz. Natuurkundige (1853-1928). ‘Een levend kunstwerk’. Amsterdam 2019 (Uitgeverij Balans).
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 387.
19 juli 1581 (zondag)
De pest is in de stad
19 juli 1581 (zondag)
De pest is in de stad
De pest wordt vooral in verbinding gebracht met de ‘Zwarte Dood’ in de 14e eeuw toen ongeveer een derde van de bevolking in Europa, en ook in Arnhem, bezweek aan de ziekte. Ook in de zestiende eeuw sloeg de pest enkele malen onbarmhartig toe. Van deze tijd zijn meer bronnen overgeleverd en daardoor hebben we een goed beeld van de
maatregelen die het Arnhemse stadsbestuur nam bij een pestgolf.
Veelal waren dit herhalingen en aanscherpingen van eerdere besluiten die teruggaan tot op de 14e eeuw. Op zondag 18 juli 1581 trokken de burgemeesters en schepenen een ordonnantie uit 1574 uit de kast om de pest te weerstaan. De belangrijkste was wel dat ‘uit alle huizen, waar de pest heerscht, een stroowisch te hangen’. Met de bos stro werden voorbijgangers en bezoekers opmerkzaam gemaakt om deze woning en de bezoekers te mijden. Ook moesten bewoners van deze huizen, als ze de deur uitgingen (water halen o.i.d.), zes weken lang een duidelijk zichtbare witte stok van ongeveer 1 meter (1½ el) ) dragen. Bij overtreding van deze richtlijn werd men beboet met twee goudguldens.
Dit nam niet weg dat in 1581 veel Arnhemmers het leven lieten. Ook vooraanstaande burgers als de hervormde predikant Caspar van Gendt en burgemeester Alexander Bentinck legden het af tegen de pest.
Literatuur
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel 4, p. 101-114.
Klep, P.M.M., De economische en sociale ontwikkeling 1550-1700. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221, p. 191-193.
Leppink, G.B. en Wientjes, R.C.M., Het Sint Catharinae Gasthuis in Arnhem in de eerste vier eeuwen van zijn bestaan (1246-1636). Hilversum 1996 (Uitgeverij Verloren), p. 215-230, 485-487.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 93.
Ribbius, P.R., Medici en medische toestanden te Arnhem door alle tijden.
In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1927, p. 623-648.
Veen, J.S. van, De pest en hare bestrijding in Gelderland, in het bijzonder te Arnhem. In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel VI (1903), p. 1-66, vooral p. 22-23.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 344.
20 juli 1816 (zaterdag)
Arnhems stadswapen: dubbelkoppige adelaar en twee leeuwen
20 juli 1816 (zaterdag)
Arnhems stadswapen: dubbelkoppige adelaar en twee leeuwen
Na de Franse tijd werd vanaf november 1813 een nieuw bestuurlijk bestel in Nederland opgebouwd. Adel en ridderschap werden deels weer in hun oude eer hersteld. Koning Willem I strooide met adellijke titels om zo een flink deel van de nationale elite aan zich te binden. En wat te doen met al die heraldische wapens van de adellijke geslachten en steden? Om de koning van advies te dienen werd daarvoor in 1814 de Hoge Raad van Adel in het leven geroepen. Die kreeg het druk, want veel families en steden wilden een wapen als symbool van hun roemrijke bestaan. En op zaterdag 20 juli 1816 stelde de Raad het wapen voor Arnhem vast:
“Van lazuur beladen met een dubbelden arend van zilver, gebekt en geklaauwd van goud.
Het wapen gedekt met een kroon van goud met 5 fleurons en vastgehouden van weerskanten door een staande leeuw.
NB: de leeuwen zijn van natuurlijke kleur en aanziend.”
Hoge Raad van de Adel, 20 juli 1816.
Op veel plekken in de stad siert het Arnhemse wapen een gevel of sokkel. ‘Arneym’ heeft vroeger eens geprobeerd een inventarisatie te maken. Het waren er (gelukkig) zo veel, dat die klus, naast de eigenlijke werkzaamheden, bijna onbegonnen werk was.
Literatuur
Fockema, D., Hogerlinden J.G.A. en G. van der Wal, Gedenkboek van Arnhem 1813-1913.Rotterdam 1813 (N.V. W.N.J. van Ditmar’s Uitgevers Maatschappij). p. 91. Hier staat abusievelijk 20 juni.
Rietstap, J.B., Handboek der wapenkunde. Gouda 1857 (G.B. van Goor), p. 171-176, 188-192.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 25.
Vredenberg, J., De wapensteen van de gemeentelijke gasfabriek. In: Arnhem de Genoeglijkste, jrg. 19 (1999), nr. 3, p. 147-152.
21 juli 1808 (donderdag)
Lodewijk Napoleon: Walburgiskerk aan katholieken en Arnhem geen vesting
21 juli 1808 (donderdag)
Lodewijk Napoleon: Walburgiskerk aan katholieken en Arnhem geen vesting
De kronieken en de literatuur over de geschiedenis van de stad geven vooral 22 juli 1808 aan als de dag dat koning Lodewijk Napoleon Arnhem bezocht. Wie echter de reis van de koning via de Koninklijke Courant uit 1808 volgt, ziet dat dit bezoek op donderdag 21 juli plaats vond. Op 20 juli was de vorst van paleis Het Loo naar de stad vertrokken en arriveerde laat in de middag in Arnhem. Hij overnachtte bij burgemeester Jacob Nicolaas van Eck in diens grote herenhuis aan het Walburgisplein. De feitelijke rondgang door de stad, met de daarmee gepaard gaande festiviteiten en rondleidingen was op donderdag 21 juli. De volgende dag verliet hij de stad voor een bezoek aan dorpen in de Betuwe waaronder Elden.
De koning liet zich in Arnhem van zijn kant zien zoals hij door de geschiedschrijving is overgeleverd: serieus en begaan met het lot van zijn ‘Hollandse’ onderdanen. De vorst was immers koning van het ‘Koninkrijk Holland’ (1806-1810). Hij omschreef met een zwaar Frans accent, tot hilariteit van menigeen, zijn functie als ‘Iek bin konijn van Holland’.
Desalniettemin hakte hij in Arnhem enkele netelige knopen door. De toewijzing van een kerkgebouw aan de katholieke gemeenschap was in de stad vastgelopen in een moeras van ambtelijke en religieuze onenigheid. Lodewijk Napoleon besloot dat de Walburgiskerk teruggegeven moest worden aan de katholieke gemeenschap. Bovendien maakte hij, op voorstel van het Arnhemse stadsbestuur, een eind aan de positie van Arnhem als vestingstad. Bovendien gaf hij de buitenwerken in bezit van de stad. De stadsmuren aan de binnenzijde van de singels moesten wel intact blijven.
Net zo blij als de stadsbestuurders was waarschijnlijk de 108-jarige oud-schoenlapper Matthijs Rademaker die van de vorst een jaarlijks pensioen van 400 gulden kreeg.
Literatuur
Brugman, M., Stad van Eusebius. Twee eeuwen Katholieken in Arnhem. Oosterbeek 2008 (Uitgeverij Kontrast), p. 19-25.
Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming.
Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 10.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 116.
Koninklijke Courant, juli 1808.
Luikens, E., Leven en overleven tijdens de Franse bezetting, 1810-1813. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 53-74, p. 64-66.
Lunteren, P. van, Hoog bezoek aan de Markt, 1339-2013. Ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders door de eeuwen heen. In: Boonstra, O. en Lunteren, P. van (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 139-162, p. 150-152.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 274,
Potjer, M., De Arnhemse kerken in de Franse tijd. In: Boonstra, O., Lunteren, P. van en J. de Vries (red.), Arnhem 1813. Bezetting en bestorming. Hilversum 2013 (Uitgeverij Verloren), p. 39-52, p.45-46.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 21.
22 juli 1516 (dinsdag)
Hertog Karel benoemt nieuwe muntmeester
22 juli 1516 (dinsdag)
Hertog Karel benoemt nieuwe muntmeester
Karel van Egmond, hertog van Gelre tussen 1492 en 1537, zat voortdurend in geldnood. Niet zozeer omdat hij een luxe hofhouding voerde. Ook al zag de hertog voor Gelre een onafhankelijke positie in het geopolitieke geweld van de Franse koning en de Bourgondisch-Habsburgse vorsten, maar op geen enkele maner kon hij zich meten in de vorm van paleizen, kunstenaars en wetenschappers met de allure van die vorsten.
Het geld van de hertog ging vooral op aan oorlog voeren. Dan is controle op het geld wel een vereiste. Dat was een lastige klus, want elke stad had een eigen munt, munthuis en muntmeester. Het was dan ook even schrikken voor Arnhem toen op dinsdag 22 juli 1516 (‘dinxdach post victoris martiris’) de hertog de stad berichtte dat hem sinds 1496 trouwe Nijmeegse muntmeester Nicolaes Nyber de hertogelijke munt zou beheren en dat er snel een nieuwe muntverordening zou komen. Als schoten voor de boeg meldde hij verder ‘dat geen gemunt geld buiten ‘s lands mag gevoerd worden’. En Nyber was niet zomaar een muntmeester. Overal waar geldproblemen waren, dook hij op. In veel steden was hij kortere of langere tijd muntmeester: Zutphen, Deventer, Utrecht, Roermond, enz. Met die status en invloed vreesde Arnhem voor aantasting van de muntautonomie door dit besluit van de hertog.
Literatuur
Aa, A.J. van der, Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 13 (1868), p. 362-363.
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 82, 366.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 359-364.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 183-184.
23 juli 1423 (woensdag)
Tienjarige Katharina van Kleef incasseert huwelijkscadeau
23 juli 1423 (woensdag)
Tienjarige Katharina van Kleef incasseert huwelijkscadeau
In vorstelijke kringen was een huwelijk in de 15e eeuw vooral van geopolitiek en dynastiek van belang: het grondbezit moest binnen de familie blijven. Strategische echtverbintenissen waren van groot belang en dat kon niet vroeg genoeg worden vastgelegd. Toen in 1423 de dertienjarige Arnold van Egmond werd ingehuldigd, werd er meteen een echtgenote voor hem gezocht. Het liefst een die hem kon helpen in de machtsstrijd met de graaf van Berg en het Bourgondische hertogshuis. De keus viel op de tienjarige dochter van Adolf van Kleef, Katharina. Zo werden de rivaliserende buren Gelre en Kleef met elkaar verbonden en was er een toenadering tot het nog gevaarlijker Bourgondië. Katharina was namelijk ook nog de nicht van hertog Filips van Bourgondië. Een strategische verbintenis van jewelste.
Het huwelijk werd in een zestal perkamentbladen tot in detail geregeld. Eén van de huwelijkse voorwaarden was dat Katharina een eigen verblijf kreeg. Zo was de kersverse hertogin verzekerd van een inkomen en veilige woonplaats. Die belofte kwam Arnold een dag na het opstellen van het huwelijkscontract na. Op woensdag 23 juli 1423 (‘In crastino beate Marie Magdalene’ / volgend op de dag van de heilige Maria Magdalena) kreeg Katharina ‘het vruchtgebruik van borg, stad en ambt van Geldern’.
Het huwelijk zelf werd zeven jaar voltrokken, maar tien jaar later verliet Katharina haar man. De huwelijkse voorwaarden konden niet voorkomen dat ze rond 1450 zich definitief keerde tegen haar man keerde ten gunste van hun zoon Adolf. Liefde valt blijkbaar niet te dwingen als het om macht en status gaat.
Literatuur
Alberts, W. Jappe, Geschiedenis van Gelderland tot 1492. Boek I Van Heerlijkheid tot Landsheerlijkheid. Zutphen 1978 (De Walburg Pers), p. 105-109.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 4, p. 9-15, no. 9 en 10.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 66-67.
24 juli 1773 (zaterdag)
Halve worging en volledige verbanding op de Galgenberg
24 juli 1773 (zaterdag)
Halve worging en volledige verbanding op de Galgenberg
In de 18e-eeuw werden veroordeelde misdadigers nauwelijks opgesloten. Gevangenissen waren voor het bewaken en het geven van onderdak, brood en water aan de gevangenen te duur. Geldboetes, die brachten geld in het laadje van de stad en de provincie, en in mindere maten lijfstraffen waren de meest gebruikelijke vonnissen. Als er overgaan werd tot ‘lichamelijke pijniging’, dan was het vaak ’een oog om oog, tand om tand’.
De strafvoltrekking vond veelal plaats in het centrum van de stad, zodat veel mensen in de gelegenheid waren om de uitvoering van het vonnis te zien. In de middeleeuwen koos men daarvoor het Grote Oord. Een grote vierkante grijsblauwe steen midden op het kruispunt Weverstraat-Rijnstraat- Grote Oord-Vijzelstraat herinnert daar nog aan. Vanaf de zestiende eeuw werd het schavot verplaatst naar de Markt. Nadat de straf op een terdoodveroordeelde was uitgevoerd, werd het buitende stad gebracht naar ‘de Galgenberg, waarop tot het laatst der 18de eeuw de lijken der misdadigers na de executie op een rad of aan eene galg werden opgehangen, om tot aas voor roofdieren of vogels te strekken’. Om zoveel bezoekers van de stad te laten zien hoe Arnhem met wetsovertreders omging, lag die Galgenberg bij het kruispunt Hommelseweg-Apeldoornseweg, ter hoogte van Moscowa.
Een enkele keer werd de straf ook op de Galgenberg zelf voltrokken. De brandstichter Berend Evertsen werd daar op zaterdag 24 juli 1773 aan een paal ‘half geworgd’. Vervolgens werd hij, in lijn met zijn overtreding, verbrand. Omdat hij dus half gewurgd was, werd hij dus bijna levend verbrand.
Literatuur
Aalbers, P.G., Justitiae Sacrum. Zeven eeuwen rechtspraak in Arnhem. Utrecht 1998 (Uitgeverij Matrijs).
Ketelaar, S. Centrum van rechtspraak, straf en openbare orde. In: Boonstra, O. en P. van Lunteren (red.), De Markt van Arnhem. 800 jaar wonen, werken, besturen en bezoeken. Hilversum 2017 (Uitgeverij Verloren), p. 93-118.
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 134, 387.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 95-96.
25 juli 1839 (donderdag)
Overlijden Donker Curtius, de protestantse ‘Paus van Arnhem’
25 juli 1839 (donderdag)
Overlijden Donker Curtius, de protestantse ‘Paus van Arnhem’
Hij kwam op 24-jarige leeftijd in 1802 als jonge theoloog en predikant naar Arnhem en zou de stad trouw blijven. Ondanks dat grotere hervormde gemeenten en de universiteit van Leiden en Amsterdam aan hem trokken, hij kon en wilde Arnhem niet verlaten. Afkomstig uit een juristenfamilie met een grote status in de advocatuur en in de politiek, broer Dirk werd twee keer minister van Justitie, steeg de ster van Hendrik Herman Donker Curtius (1778-1839) snel in de religieuze wereld van het land. Hij was het brein achter, de door koning Willem I geïnitieerde, nieuwe nationale Hervormde Kerk met de algemene synode van 1816. Tussen 1825 en 1839 was hij zelfs voorzitter van de algemene landelijke synode.
Toen meer orthodox georiënteerde protestanten zich verzetten tegen de richtlijnen van de nationale synode, grepen Donker Curtius en Willem I hard in. Ze betitelden de activiteiten van dominees De Cock en Scholte als onwettig. Een heuse interne protestantse geloofsvervolging was het gevolg. Aanhangers van De Cock gingen zelfstandig buiten de Hervormde Kerk door (Afscheiding, 1834). Zij noemden Donker Curtius, een overtuigd protestant, de verkapte (katholieke) ‘Paus van Arnhem’.
In Arnhem had Donker Curtius de eer om de nieuwe Koepelkerk op 6 januari 1839 met een leerrede in te wijden. Hij was toen al drie jaar ziek en vertrok in het voorjaar naar een kuuroord in Wiesbaden. Dat mocht niet baten. Op de dag dat hij met de boot over de Rijn terugkeerde naar Arnhem moest hij in een armstoel van de boot worden gedragen. Dezelfde donderdagavond, op 25 juli 1839 overleed hij. Nederland en Arnhem verloor een invloedrijk vrijzinnig Hervormde, die in zijn uitvaartdienst een ‘trooster, raadsman, weldoener en vader’ werd genoemd.
Literatuur
Klerck, J. de, Hendrik Herman Donker Curtius (1778-1939). In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 214-215.
Knap, W. W.G.Zn. en G.F.C. Vergouwe, Arnhem 1233-1933. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het zevende eeuwfeest van Arnhems’ stedelijk bestaan. Arnhem 1933 (Uitgeverij N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij De Vlijt), p. 122.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 36.
Vliet, P. van der, De Arnhemsche Courant als verdediger van de Afgescheidenen.
In: Beekelaar, G.A.M. (red.), Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Arnhem 1981 (Gemeentearchief Arnhem), p. 103-119.
26 juli 1578 (woensdag)
Arnhem financiert Nederlandse Opstand tegen Spanje
In de Tachtigjarige Oorlog / Nederlandse Opstand waren het de steden die de oorlog financierden. Het platteland werd geplunderd door de huursoldaten van beide partijen, zeker als hun soldij weer eens uitbleef. Het geld daarvoor en voor het krijgsmaterieel moest echter, via belastingen en extra geldverzoeken, van de steden omen. Vandaar ‘Het Beleg van Haarlem’ (met Kenau Simonsdochter Hasselaer), ‘Bij Alkmaar begint de Victorie!’ en het Leidens Ontzet (met harig en wittebrood).
Dat Arnhem ook haar financiële steentje bijdroeg in de strijd tegen het Spaanse leger van Filips II laat de belegering van Deventer in 1578 zien. Gelderland had met de nieuwe stadhouder Johan van Nassau, de jongere broer van Willem van Oranje, de zijde van de opstandelingen gekozen. Grenzend aan Gelre en strategisch gelegen aan de IJssel was Deventer trouw gebleven aan het Spaanse gezag. Troepen van de Staten-Generaal probeerden met steun van o.a. Johan van Nassau de stad te veroveren. Dit moest plunderingen richting Utrecht en Holland en aanvallen op de Achterhoek (Graafschap van Zutphen) voorkomen. In een reeks brieven aan Arnhem bedelde Jan van Nassau voortduren om het beloofde belastinggeld (‘generale middelen’) voor ingehuurde Franse huursoldaten en andere materiele steun:
Johan graaf van Nassau stadhouder van Gelderland, aan de stad Arnhem:
‘4 Julij. Verzoekt, om het door hertog Hans Casimir aan geworven Fransche krijgsvolk van proviand te voorzien en naar Deventer op te zenden.
22 Julij. Gelast, de verordeningen op de generale middelen getrouw na te komen, daar tot onderhoud van het krijgsvolk voor Deventer nog veel geld noodig is.
23 Julij. Berigt, dat, zoo hem niet spoedig geld verschaft wordt, de graafschap en de goede zaak te gronde zal gaan.
26 Julij. Vraagt kruid, wolzakken en ander materieel, om Deventer te belegeren.’
Ondanks de brief van woensdag 26 juli 1578 zou de eigenlijke belegering van Deventer pas in augustus. Pas in november gaf de IJsselstad zich over en het geld van Arnhem was dus hard nodig.
Literatuur
Driel, M. van, Arnhem, hoofdstad van het kwartier. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem tot 1700. Utrecht 2008 (Uitgeverij Matrijs), p. 188-221.
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem.
Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 308.
Veen, J.S. van, Arnhem in den tijd van overgang (1578-1590). In: Bijdragen en Mededeelingen Gelre, deel 15 (1912), p. 247-360, p. 247-254.
27 juli 1842 (woensdag)
Verplaatsing beestenmarkt naar Rijnpoort
27 juli 1842 (woensdag)
Verplaatsing beestenmarkt naar Rijnpoort
In deze rubriek is al verhaald over de 19-eeuwse varkensmarkt die op het Jansplein plaatsvond. De ‘beestenmarkt’, zoals de koeienmarkt werd genoemd want er werd ook een klein aantal paarden en schapen verhandeld, wisselde voortdurend van plaats. Dit had vooral te maken met het karakter van de markt (veel beesten met veel mest en dus stankoverlast) en de voortdurende stadsuitbreiding van de stad in de eerste helft van de negentiende eeuw. Vooral het vrijgekomen terrein buiten de Rijnpoort was een geliefde plek voor de veehandel. Wel schoof de markt af en toe vijftig of honderd meter naar het westen en het zuiden. Een chronologische opsomming:
voor 1745: Jansplaats;
1745-1842: buiten de Janspoort bij herberg ‘Den Rooden Haan’ (nu bijna onderaan de Amsterdamseweg;
1842: bij de Sabelspoort naast de vismarkt;
1842-1856: westzijde van ‘De Drooge Gracht’ tussen Coehoornstraat en Rijnpoort;
1856: op gedempte ‘Drooge Gracht’ ten oosten van Coehoornstraat nu Nieuwe Plein;
1857-WOII: op gedempte ‘Drooge Gracht’ zuidzijde, Roermondsplein.
De verplaatsing van de beestenmarkt op woensdag 27 juli 1842 naar de Rijnpoort te plaatsen moet dus gezien worden in een langere ontwikkeling.
Literatuur
Markus, A., Arnhem omstreeks het midden der vorige eeuw. Met geschiedkundige aantekeningen. Arnhem 1975 ongewijzigde herdruk van 1906 (Uitgeverij Gijsbers & Van Loon), p. 404-405.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 39.
28 juli 1706 (woensdag)
Ruzie om pompgeld bij De Munte
28 juli 1706 (woensdag)
Ruzie om pompgeld bij De Munte
In 1706 brak er een ruzie uit tussen enkele buren rondom de Muntsteeg. Dit laatste straatje lag (en ligt) achter de Bakkerstraat (westzijde) en was aan zijn naam gekomen doordat in ‘De Munte’ in de Bakkerstraat eeuwenlang het Arnhemse muntgeld werd geslagen.
In de Muntsteeg stond een openbare waterpomp en de bewoners ruzieden over het verschuldigde pompgeld. Ook in de 18e-eeuw werd namelijk onderscheid gemaakt tussen mensen en hun watervoorzieningen. Sommigen betaalden het volledige pompgeld, maar als de pomp bij een de achteruitgang van je huis stond, hoefde je maar de helft te betalen. De mensen in de Muntsteeg en de Bakkerstraat waren het oneens over wie nu wel of niet het volledige pompgeld moest betalen. Het stadsbestuur maakte op woensdag 28 juli 1706 een einde aan deze ruzie door te bepalen dat alle huizen, ‘De Munte neffens andere nabuurhuijsen, het pompgeld moest betalen.
Literatuur
Nijhoff, P., Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Arnhem. Arnhem 1864 (Uitgeverij Is. An. Nijhoff & Zoon), p. 475.
Schaap, K. en Seebach, C., Op uw gezondheid. Arnhem 1985 (Gemeentearchief Arnhem), p. 10-16.
29 juli 1865 (zaterdag)
Grond in Klarendal voor bouw school no. 2
29 juli 1865 (zaterdag)
Grond in Klarendal voor bouw school no. 2
Tussen 1850 en 1870 was Arnhem de snelst groeiende stad van Nederland. Voor de verdere sloop van de vestingwerken en de bouw van villa’s voor renteniers uit Nederlands-Indië waren veel ongeschoolde arbeiders nodig. Die kwamen in grote getale naar Arnhem om als dagloner wat geld te verdienen in de bouw. Voor deze werkkrachten werden rondom de Langstraat, de Rietebeek en in Klarendal honderden eenvoudige huisjes als speculatie-object van ’bouwbaasjes’ neergezet. Vooral Klarendal groeide als kool.
Er was dus in 1865 dringend behoefte aan onderwijs rondom de Klarendalseweg. De gemeenteraad besloot daarom op zaterdag 29 juli grond te kopen van het Burgerweeshuis om er een lagere school te bouwen. De bouw ging niet zonder slag of stoot, want de gemeenteraad was met stadsarchitect Frederik van Gendt verwikkeld in een serie conflicten. Die ruzie werd ook via het ontwerp van de school uitgevochten. Uiteindelijk werd in 1866 de school gebouwd zoals Van Gendt dat wilde, maar hij diende nog hetzelfde jaar zijn ontslag in.
Literatuur
Potjer, M., Onderwijs. In: Keverling Buisman, F. (red.), Arnhem van 1700 tot 1900. Utrecht 2009 (Uitgeverij Matrijs), p. 236-257.
Seebach, T., Frederik Willem (Frits) van Gendt 1831-1900. In: Vredenberg, J. (red.). Architecten in Arnhem, Oosterbeek en Velp. Ontwerpers van gebouwen, stedelijke ruimte en landschap tot 1965. Utrecht 2019 (Uitgeverij Matrijs), p. 69-70.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem van 1789 tot 1868. Uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1868 (G.J. Thieme), p. 60.
Vredenberg, J., Klarendal en het Luthers Hofje. Arnhems eerste volkswijk. Utrecht 2010 (Uitgeverij Matrijs), p. 37, 41.
30 juli 1703 (maandag)
Verbod op het lozen van vuil in de Jansbeek
30 juli 1703 (maandag)
Verbod op het lozen van vuil in de Jansbeek
Waar moet je met je afval naar toe? Die vraag was niet alleen tegenwoordig (diftar in Arnhem?!) een hoofdpijndossier voor het stadsbestuur en de Arnhemmers. Ook in 1703 probeerde de magistraat in zes fraaie handgeschreven bladzijden het afvalprobleem de baas te worden. Daarbij was het lozen en storten van vuil in de Jansbeek de grootste uitdaging. De beek was verworden tot een vieze stinkende stroom en in negen artikelen wilden de ‘Heeren schepenen’ hier een eind aan maken en de Arnhemmers tot een ander afvalgedrag dwingen cq. verleiden:
– de beek werd ietwat omgeleid, zodat het water beter doorstroomde;
– ‘secreten’ (poep- en piesgelegenheden) mochten niet op de beek lozen;
– leerlooierijen mochten niets in de beek lozen;
– mensen moesten de goten voor hun huis schoon houden, zodat de drek niet in de beek kwam ‘op poene’ (boete) van een goudgulden.;
– de beschoeiing aan de oeverkanten zal worden gerepareerd;
– de bodemvloer van de beek zal verbeterd worden voor een betere waterdoorstroming;
– het deel bij de Rijnpoort bij de trasmolen van de weduwe Henrick Barten werd uitgediept;
– er mochten geen stokken in het water geplaatst worden, want dat belemmerde de stroom;
– de beek werd ‘met Communicatie van de Gemeente’ dit jaar nog gereinigd.
Dit alles hielp nauwelijks en het wachten was tot de ondergrondse riolering in de tweede helft van de 19e eeuw.
Literatuur en bronnen
Commissie- en Politieboek der stad Arnhem, 1703.
Hasselt, G. van, Arnhemsche oudheden. Delen I-IV. Arnhem 1803-1804, deel IV, p. 110 e.v.
Staats Evers, J.W., Kroniek van Arnhem 1233-1789. Meerendeels uit officeele bescheiden bijeenverzameld. Arnhem 1876 (Uitgeverij Van Egmond & Heuvelink), p. 62.
31 juli 1513 (donderdag)
Heel Gelre van Karel? Nee, alleen Arnhem niet
31 juli 1513 (donderdag)
Heel Gelre van Karel? Nee, alleen Arnhem niet
Vanaf het moment dat Karel van Egmond (1467-1538) in 1492 door de steden en de ridderschap van Gelre was gehuldigd als hun landsheer had Karel te maken met zijn Bourgondisch-Habsburgse tegenstrevers, Maximiliaan van Habsburg, Filips de Schone en Karel V. Zij beschouwden zich ook als de rechtmatige ‘heer der Nederlanden’ en daarmee van Gelre. De zoon van Maximiliaan, Filips de Schone, overleed onverwachts in 1506. Daarop nam Maximiliaan nogmaals het regentschap op zich, nu voor zijn in 1500 geboren kleinzoon Karel V. Dat Maximiliaan ook nog keizer was van het Heilige Roomse (Duitse) Rijk verschafte hem feodaal-juridisch (de Duitse keizer was leenheer van Gelre), geopolitiek en militair een geweldige voorsprong op Karel van Egmond.
Desalniettemin wist die, na zijn nederlaag bij Arnhem en de ‘knieval te Rosendael’ in 1505 (zie Verleden Vandaag van 6 juli) langzaam de steden terug te veroveren. Alleen Arnhem was in 1513 nog in Habsburgse handen. Daarop bood Maximiliaan via zijn dochter en landvoogdes in de Nederlanden, Margaretha van Oostenrijk, hem een zeer gunstige wapenstilstand aan. Alle door hem veroverde gebieden en steden bleven onder Karel van Egmond vallen: ‘steden ons landts van Gelre wesende in de geoirsaemheyt ons neuen heeren Karels van Gelre’. Dit alles werd op donderdag 31 juli, ‘den laesten dach van Julio int jaer ons Heren duysent vijfhondert end derthiene’,door beiden partijen in Brussel vastgelegd. Hierbij trad doctor Willem van Lanck op als vertegenwoordiger van Karel van Gelre.
Hertog Karel overspeelde vervolgens zijn hand door deze vrede te verbreken. Nog geen jaar later veroverde hij Arnhem (‘Verrassing met de molenkar’ in maart 1514). In de jaren daarna trokken zijn legers onder leiding van veldheer Maarten van Rossem naar Friesland en Groningen. Dat ging de inmiddels volwassen geworden van opvolger Maximiliaan, kleinzoon Karel V, te ver. Hij dwong hertog Karel in 1528 tot een veel minder gunstig akkoord in het Verdrag van Gorinchem.
Literatuur en bronnen
Bosch, R.A.A., Stedelijke macht tussen overvloed en stagnatie. Stadsfinanciën, sociaal-politiek structuren en economie in het hertogdom Gelre, ca. 1350-1550. Hilversum 2019 (Uitgeverij Verloren, Werken Gelre no. 62), p. 134-135.
Hellinga, G.G., Hertogen van Gelre. Middeleeuwse vorsten in woord en beeld (1021-1581). Zutphen 2012 (Uitgeverij Walburg Pers), p. 137-140.
Nijhoff, Is. An. (red.), Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegeven oorkonden opgehelderd en bevestigd. (6 delen; Arnhem en Den Haag 1830-1875). Deel 6-1, p. CLXII-CLXIII, p. 452-456, oorkonde no. 721 en 723.
Slichtenhorst, A. van, XIV. boeken van de Geldersse geschiedenissen. Van ‘t begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des Konincx van Spanien. Arnhem 1654 (Uitgever J. van den Biesen), p 330-331 (Boek XI, no. 59-61).