IJstijden in Gelderland
© RTV Gelderland, Ridders van Gelre, 5,5 minuut.
De zeventiende-eeuwse schilder Jan van Goyen schilderde de stad Arnhem op haar geografische breukpunt. Vanaf de droge heuvels van de Arnhemse stuwwal kijken we over de Rijn en de zompige Betuwe. De schilder koos een positie ten noordwesten van Arnhem, vanaf de hoogten van Monnikenhuizen.
De Arnhemse stuwwal, 150.000 jaar oud
Het landschap vormt de stad
Een e-bike is geen overbodige luxe in Arnhem. Korte stevige klimmetjes, vals plat en lange steile heuvels, Arnhem heeft het allemaal. De uitlopers van de stuwwal reiken tot in het hart van de stad. Als vingers van een hand doorsteken de groene heuvels de woonwijken. De stad dankt haar karakter, haar ontwikkeling en een groot deel van haar inkomsten aan de natuurlijke gevolgen van de voorlaatste ijstijd. Zo’n 150.000 jaar geleden schoof honderden meters dik landijs vanuit het noorden grond voor zich uit. Bij Arnhem stopte het ijs en de vooruitgeschoven aarde werden de heuvels ten noorden van de stad. Langs de heuvels vormde de rivier de Rijn haar bedding. Het hoogteverschil tussen de Utrechtseweg (Bovenover) en de Rijn (Onderlangs) bedraagt twintig loodrechte meters. De stuwwalheuvels liggen als een halve maan – met namen als Mariëndaal, Gulden Bodem, Zijpendaal, Sonsbeek, Klarenbeek en Geitenkamp – rondom de stad. Achter de heuvels, iets verder naar het noorden, liggen de hoogvlaktes van de Lichtenbeek, Schaarsbergen en de Koningsheide.
Ook op het landgoed Mariëndaal moet de wandelaar vandaag de dag nog steeds flinke hoogteverschillen overbruggen. Een gezicht op de in de negentiende eeuw aangelegde beukenhaag, de ‘Groene Bedstee’, is een fraaie beloning voor deze inspanningen.
Eeuwenlang waren de heuvels en de woeste heide- en zandvelden van Veluwe een last voor de stad. Je kon er niet op bouwen, het was geen geschikte landbouwgrond en het belemmerde het verkeer en vervoer. Vrijwel alle bomen werden rond 1500 in opdracht van de Bourgondische vorst Filips de Schone gekapt om een belegering van de stad mogelijk te maken. Nieuwe grootschalige boomaanplant vond plaats in de achttiende en negentiende eeuw. In die tijd werd Arnhem het ‘groene Haagje van het oosten’ en vestigden welgestelden, niet alleen overigens uit ‘s-Gravenhage, zich in de stad. Ze werden later gevolgd door de toeristen van de twintigste eneentwintigste eeuw. De bossen en juist het contrast tussen heuvel en rivier, tussen Veluwe en Betuwe, gaven de stad reliëf.
Van Bovenover en Onderlangs
Op deze met waterverf ingekleurde tekening van Jan de Beijer uit 1741 is de scherpe overgang tussen de stuwwal en het rivierlandschap goed te zien. ‘Onderlangs’ is niet meer dan een smal (jaag)pad dat bij hoog water blank staat. De inham links in de stuwwal is de ‘Sinckenbergh’, een in 1660 ingestort deel van de huidige Utrechtseweg. Kort na het vastleggen van dit stadspanorama wordt in 1755 op de ‘Sinckenbergh’ de eerste Joodse begraafplaats gesticht. Deze is nog steeds te bezoeken.
Herinneringsplaatsen
Hoogte 80
Klarenbeek
Gulden Bodem