Stadsrechtenbrief, 1233 na Christus

Beginregels stadsrechtenbrief Arnhem, 13 juli 1233
Het originele stadsrechtprivilege is verloren gegaan, wel is dit zestiende-eeuwse afschrift bewaard gebleven.
© Gelders Archief, Oud Archief Arnhem,  2000-4632, PD.

Dronevlucht´ door het virtuele middeleeuwse Arnhem
© 3d Arnhem

“In naam van de heilige en ongedeelde Drie-eenheid. Amen.
Ik, Otto, graaf van Gelre en Zutphen, (…) heb van de plaats Arnhem een stad gemaakt en daaraan alle vrijheid verleend, opdat deze stad en de mensen die erin wonen en erin zullen wonen, zich in vrijheid mogen verheugen…”.

Zo verleende graaf Otto II op 13 juli 1233 stadsrechten aan Arnhem. In de stadsrechtenbrief werd bepaald dat Arnhem een eigen bestuur kreeg: twaalf schepenen (te vergelijken met huidige wethouders) en twee burgemeesters.

Middeleeuwse stad
In de twaalfde en dertiende eeuw groeide de nederzetting Arnhem sterk. Het gebied bleef echter opgedeeld tussen de graaf van Gelre, voorheen Hamaland, en de kloosters van Prüm en Elten. Graaf Otto II ergerde zich eraan dat hij niets te zeggen had over het domein en de bewoners van het klooster van Prüm. Zo kon hij niet optimaal profiteren van de groei van Arnhem. Hij schonk daarom in 1233 zijn deel van de nederzetting stadsrechten. Naast een eigen bestuur zou de graaf ook geen belastingen meer zonder toestemming van de burgers heffen. Dat sprak de Arnhemmers wel aan. Binnen vijftig jaar moest het klooster van Prüm ook buigen voor de opkomende burgermacht.

De graaf zorgde er wel voor dat hij verdiende aan de stad. Hij benoemde de voorzitter van de rechtbank, de richter. Die moest rechtspreken volgens de aanwijzingen van het stadsbestuur, maar de geïnde boetes gingen naar de graaf. Een rentmeester zorgde ervoor dat de bestaande belastingen in de vorm van tollen en accijnzen ook bij hem terechtkwamen. De graaf was wel goed, maar niet gek.

Bij een echte middeleeuwse stad horen ook stadsmuren en poorten. De Sabelspoort is de enig overgebleven stadspoort uit de middeleeuwen. De Rijn-, Jans- en Velperpoort zijn in de eerste helft van de 19e eeuw gesloopt. Van de stadsgracht zijn de singels een herinnering en de nog steeds fraaie Lauwersgracht.
De Sabelspoort (van ‘sable’ = zand) toont alle facetten van het middeleeuwse Arnhem: stevige ronde muren, kantelen, de namen van twee burgemeesters en het stadswapen.

Sabelspoort
© Jan de Vries, 2008.

Bestuursmacht en stadsbranden
De burgemeesters en de schepenen kwamen vooral uit de twee belangrijkste families van de stad: Van Arnhem en Van de Gruythuis. De ambachtslieden en handelaren waren niet blij met de machtspositie van deze oude rijke families. In 1406 liep een machtsgreep echter op niets uit. Vijftig Arnhemmers verloren het burgerrecht en zij kregen dat pas terug toen zij beloofden nooit meer in opstand te komen.
Tot 1350 was landbouw voor de 2.500 inwoners van Arnhem het voornaamste middel van bestaan. In de stad stonden veel boerderijen, moestuinen, stallen en varkenshokken. De huizen van hout, riet en stro waren erg brandgevaarlijk. Grote stadsbranden braken uit in 1364, 1419 en 1422. Het stadsbestuur probeerde aan dit gevaar een einde te maken door gratis stenen dakpannen uit te delen. De bevolking groeide gestaag door tot zo’n drieduizend rond 1500.

De Arnhemse dubbele adelaar
Bij een stad hoort een stadswapen. Dit teken wordt, behalve op de toegangspoorten van de stad, ook aangebracht op besluiten en brieven. Hier werd een zegel voor gebruikt, waarvan de oudste uit 1281 is. In spiegelschrift staat ‘Sigillu(m) Burgensium de Arnem’, het zegel van de burgers van Arnhem. De geelkoperen stempel werd gedrukt op vloeibare was of lood, waarmee de brieven werden verzegeld. De tweekoppige adelaar zou verwijzen naar de oorspronkelijke naam van Arnhem, Arendsheim of Arnoldsheim. De dubbele arend is een veelgebruikt symbool. De wapens van Gelderland en Duitsland dragen ook de tweekoppige roofvogel.


Stadsstempel Arnhem
© Museum Arnhem / Gelders Archief D 2001-03 GM3984.

Vitesse, Arnhem 1892
© Vitesse Arnhem.

Herinneringsplaatsen
Sabelspoort
Historische Kelders Rijnstraat
Graaf Ottoplein, Tullekenssteeg,
Schepen Te Boeckop Pad

Limes en castellum, 40 – 400 na Christus

Tabula Peutingeriana met limes en Castra Herculis
© Nationalbibliothek Wien, PD.

Limes en ´Castra Herculis´
© Arnhem 3D (7 minuten)

Castellum bij Arnhem
© Spannende geschiedenis Gelderland (2.30 minuut).

Op de ‘Tabula Peutingeriana’ staan de belangrijkste wegen van het Romeinse Rijk aan het begin van de vierde eeuw na Christus. Onder de ‘R’ van ‘FRANCIA’ (Frankenland) ligt op de limes, naast Noviomagi (Nijmegen), ‘Castra Herculis’. Sinds de ontdekking in 1979 van de resten van een Romeins legerkamp in Meijnerswijk hebben historici jarenlang de overtuiging gehad dat dit Castra Herculis moet zijn geweest. De laatste jaren heeft de twijfel weer toegeslagen, omdat de ligging en grootte van het soldatenkamp niet overeenkomen met informatie uit andere bronnen.

Limes en castellum
De Romeinen bouwden langs de noordgrens van hun immense rijk honderden legerforten die met een grensweg, de ‘limes’, met elkaar verbonden waren. In het Park Lingezegen bij de Schuytgraaf zijn van die weg resten gevonden.

De Romeinse generaal Germanicus liet in Meijnerswijk rond 40 na Christus ook een castellum bouwen. Waarschijnlijk diende het legerkamp als voorpost om de Drususgracht te beschermen. De Drususgracht zou de oude IJsselbocht bij Arnhem met de voormalige Rijnbocht bij Driel hebben verbonden.

Het legerkamp bij Arnhem bezat de klassieke indeling van een castellum: het fort werd doorsneden door een Romeinse legerweg. Castra Herculis vormde een tussenpost tussen de legerplaatsen Nijmegen-Noviomagi en Kesteren-Carvone. Vanuit de noordelijke hoofdpoort (porta praetoria) kwam men op een binnenplaats. Daar stonden de tenten en houten barakken van de gewone soldaten. Midden op het terrein bevond zich het stenen hoofdgebouw (principa), het onderkomen van de commandant en de belangrijkste officieren. Het hoofdgebouw bestond uit een binnenhof, een dwarsgelegen hal (basilica) en vijf tot zeven vertrekken daarachter. Een grote houtskoollaag in het castellum wijst op een grote brand rond 69-70 na Christus. Dit was de tijd van de Bataafse opstand onder leiding van Julius Civilis, die diverse legerplaatsen in brand stak.

Steen van het castellum, ca 220 n.Chr.
© Museum Arnhem.

‘Wij , trouwe soldaten, waren hier!’
Een gave tufsteen met de inscriptie LEGIMPF is het fraaiste overblijfsel van de Romeinse legerplaats in Meijnerswijk. De afkorting staat voor ‘LEGio I M(inerva) P(ia) F(idelis)’; het eerste legioen met de bijnaam Minerva, deugdzaam en trouw. Minerva is de Romeinse versie van de Griekse godin Pallas Athena, symbool van moed en slimheid en beschermvrouwe van de strijdende soldaten. Het is rond 220 na Christus dat het legioen onder deze slagzin de grens van het Imperium Romanum verdedigt.

Halsketting uit de Romeinse tijd , ca 200 n.Chr.
In de Schuytgraaf werd een complete halsketting met prachtige glazen kralen gevonden. Een cadeau van een Romeinse legionair aan een Bataafse geliefde?
© Gemeente Arnhem / Dienst Stadsbeheer

Rond 260 verlieten de Romeinen het legerkamp. In Castra Herculis (Meijnerswijk?) keerden zij in 359 weer terug. Dit als een onderdeel van een grotere militaire operatie om een zevental legerplaatsen langs de Rijngrens te versterken. De houten omwalling vervingen zij door een stenen muur. Bij de opgravingen van het castellum in Meijnerswijk is deze echter niet aangetroffen. Dit versterkte de twijfel rondom de naamgeving van het kamp: is Meijnerswijk nu wel of niet Castra Herculis?

De Romeinen verlieten definitef de legerkampen aan de Rijn in 400 na Christus. Met de verhevigde aanvallen op de stad Rome door Germaanse en Aziatische volken werden alle legereenheden aan de grens terug naar de hoofdstad geroepen.

Herinneringsplaatsen
Park Lingezegen (limes)
Polder Meijnerswijk (castellum)
Romeinse tuin bij de Steenen Camer

Twee verdedigingslinies ineen
Nu kijken in beton gegoten Shermantanks, in de jaren vijftig een onderdeel van de IJssellinie, neer op de plek waar eens de grens, de limes, van het Romeinse rijk werd verdedigd.
© Jan de Vries, 2008

Een nieuwe geschiedenis van Arnhem

Canon in boekvorm, 2008 (2e druk 2009)
De canon is ook digitaal gepubliceerd op mijngelderland.nl

In 2008 verscheen in boekvorm en op deze website ‘De canon van Arnhem’. Dit verhaal over het verleden van Arnhem was gebaseerd op de canon van Nederland van de commissie-Van Oostrom (2006).
In 2020 publiceerde de commisie-Kennedy een aangepaste versie van de 50 vensters van de eerste canon.

In deze ‘nieuwe geschiedenis van Arnhem’ worden beide versies samengebracht. Bestaande geschiedenisvensters op het verleden van de stad werden, soms licht – soms sterk, herschreven en nieuwe vensters werden toegevoegd.

Dit alles onder de gedachte:
“het verleden is voorbij, maar de geschiedenis verandert voortdurend” / “iedere generatie schrijft haar eigen geschiedenis”.

Jan de Vries
Arnhem, 2022.

Naar de inhoudsopgave.


Grafheuvels Warnsborn, ca 2500 voor Christus

Grafheuvel van de Meelworstenberg, Warnsborn.
© Foto Jan de Vries, 2008.

De grootste grafheuvel van Noordwest-Europa ligt in Arnhem. De Meelworstenberg zou aan zijn naam gekomen zijn door het middagmaal van de archeologische opgravers in 1947. Meelworst is een traditioneel Veluws gerecht van boekweitmeel, tarwebloem, gekookte lever, vleeskruiden, kaantjes en peper.
Op het landgoed Warnsborn is de Meelworstenberg een van de ‘tumuli’ uit de steentijd. De grafheuvel heeft verschillende fases gekend. De meest bijzondere is de derde periode rond 1.200 voor Christus toen de overledenen zijn bijgezet in uitgeholde boomstammen, voorlopers van de hedendaagse lijkkisten.

Jagers en boeren in de prehistorie
De laatste ijstijd bereikte Nederland niet en het zachtere klimaat gaf de mens de gelegenheid om door jacht in leven te blijven. Rondom Arnhem hielden de Neanderthalers zich vooral op rond het hoger gelegen deel van de Veluwezoom. Op Schaarsbergen zijn tot nu toe de oudste sporen van de mens gevonden. Met gereedschap van vuursteen werd 70.000 jaar geleden de jachtbuit schoongemaakt en bewerkt. De jagers leidden een nomadisch bestaan. Ze hadden geen vaste woonplaats maar zwierven door de natuur op zoek naar voedsel. Ten zuiden van de Rijn, in de Schuytgraaf, zijn sporen (zaden, pitten, botresten) van een jagerskamp van rond 5000 jaar voor Christus ontdekt. Deze jagers waren geen Neanderthalers meer, maar behoorden tot de moderne mens, de homo sapiens.

Vuurstenen schraper, ca. 70.00 jaar oud
© Museum Arnhem.

Vlakbij Warnsborn, ook op Schaarsbergen, is het oudste spoor van de mens in Arnhem gevonden: een 70.000 jaar oude vuurstenen schaver, die werd gebruikt om huiden van dieren schoon te schrapen.

Brons- en ijzertijd
De eerste sporen in Arnhem van de Neolithische (neo = nieuw, lithi = steen) revolutie, die de komst van de boeren inluidde, stammen uit 2500 voor Christus. Deze eerste boeren bouwden de grafheuvels op Warnsborn. De vroegste prehistorische Arnhemse behuizing dateert uit de Bronstijd, rond 1500 voor Christus. In het hoger gelegen gedeelte van Arnhem, waar nu de Van Goyenstraat op de Hoogkamp is, zijn sporen van boerderijen teruggevonden. De prehistorische mens daalde steeds verder de heuvels af en het dal van de Jansbeek werd de vaste woonplaats van de boeren. Inmiddels waren zij met hun gereedschap en andere gebruiksvoorwerpen de IJzertijd (vanaf 800 voor Christus) binnengetreden.

De komst van de Romeinen, rond 50 voor Christus betekende het einde van de prehistorie. Hoewel de Romeinen weinig schriftelijke bronnen in en over Arnhem hebben nagelaten, laten we de geschreven geschiedenis van Arnhem met hun komst beginnen.

Vroegmiddeleeuws grafveld Schuytgraaf.
© Gemeente Arnhem/Dienst Stadsbeheer.

De prehistorische jagers, met hun vaste basiskamp op de Arnhemse heuvels, trekken geregeld naar de rivier om te jagen en te vissen. 7.000 jaar oude vondsten in de Schuytgraaf, een boot met speren en een ‘pijl en boog’, zijn er de ontdekte bewijzen van. Bij de aanleg van de wijk stuitten archeologen op een grafveld uit de vroege Middeleeuwen. Zo is de Arnhemse levenscirkel rond: van grafheuvels in het noorden tot grafvelden in het zuiden.

Herinneringsplaatsen
Grafheuvels Lichtenbeek
Van Goyenstraat
Grafveld Schuytgraaf

Arneym, 900 na Christus

Arneym
Prümer Urbar van 893 n.Chr. in een handgeschreven kopie uit 1222.
© Landeshauptarchiv, Koblenz.

In Arneym is een kerk die 1 pond belasting betaalt.”
Zo staat het in een goederenlijst uit 893 na Christus van het klooster in Prüm (Duitsland – Eifel). Het is de oudste schriftelijke vermelding van Arnhem. Maar er is meer dan een kerk(je), er zijn ook boerderijen. De boeren op het domein betalen hun belasting niet alleen in ponden geld, maar vooral in natura: rogge, een kip en varkens.

Vikingen en Karolingen
Met het vertrek van de Romeinen braken ‘de donkere middeleeuwen’ aan. Over de geschiedenis van de stad tussen 400 en 800 na Christus is niet veel bekend. In het begin van de negende eeuw spreken twee bronnen over Meginhardeswich, het huidige Meijnerswijk. In 847 plunderden de Noormannen die nederzetting. Het Nederlandse grondgebied was toen al in handen gekomen van de Karolingische vorsten. Onder hun bescherming brachten Engelse priesters als Willibrord, Bonifatius en Werenfidus het christendom naar Nederland. De laatste was vooral in de streek rondom Arnhem actief.

De Karolingische koningen en later Duitse keizers gaven hun grondgebied in leen aan dienstmannen (edelen) en kloosters, die trouw moesten beloven aan de vorst. De graaf van Hamaland en de kloosters in Elten en Prüm kregen zo van Karel de Grote – en zijn voorgangers en opvolgers – gronden aan de Jansbeek.

Jansbeek, levensader van het domein
© Foto Stijn de Vries, 2005.

Kerk en boerderijen van het Arnhemse domein liggen in de onmiddellijke nabijheid van een beek. Die beek is de levensader van het middeleeuwse Arneym en voorziet mens, vee en akker van water. De Jansbeek is tegenwoordig ook in de binnenstad letterlijk weer ‘zichtbaar verleden’ geworden.

Arnhem bestaat in de negende eeuw uit niet meer dan een klein kerkje en enkele boerderijen. Verder van de beek lagen ‘mansa absi’, ‘woeste hoeven’, in ruig en onontgonnen heidegebied. De boeren waren horigen en gebonden aan hun grond en hun heer. Zo waren ze verplicht in mei en augustus te werken op het land van de pastoor van de kerk. Naast zijn geestelijke taken hield hij ook toezicht op de inkomsten die de gronden voor het klooster op moesten brengen.

Tussen de landerijen van de graaf, de kloosters en later de ridders van St. Jan lag ook een gemeenschappelijk stuk grond: het land van de marke (Land van de Markt). De wereldlijke (de graven) en geestelijke (de kloosters) bestuurders ruzieden geregeld over de gronden langs de Jansbeek. Ze probeerden ten koste van elkaar hun gebied uit te breiden. Met de groei van de bevolking en de opkomst van handel en nijverheid profiteerden de bewoners van die rivaliteit tussen kerk en graven van Arnhem. Het dorp wist bij de graaf stadsrechten te verwerven.

Herinneringsplaatsen
Grondplan Maartenskerk
Jansbeek
Prümelaan, St. Marten, Beekstraat, Bovenbeekstraat, Meginhardweg

Maartenskerk van Arneym
Ten zuidoosten van de Grote of Eusebiuskerk, bij het Duivelshuis, verbergen bouwplaten op dit moment (2021), de omtrek in het plaveisel van de elfde-eeuwse Maartenskerk. Daaronder liggen waarschijnlijk de fundamenten van het negende-eeuwse kerkje waarover de Prümer goederenlijst spreekt. De Eusebiuskerk is, driehonderd jaar later, half over de elfde-eeuwse Maartenskerk heen gebouwd.
Fotograaf Cor Bekink, 2008.
© Cor Bekink en Jan de Vries

Arnhemse Beeldenstorm, 1578-1579

Beschadigde muurschildering, 1579
In de Eusebiuskerk is op de muur van de kooromgang de kruisiging van Jezus Christus geschilderd. Rechts van een in 1672 aangebracht wijdingskruis staat de ladder waarmee Jezus van het kruis is gehaald. Het lichaam van Christus rust al in de armen van zijn moeder Maria. Het hoofd van Maria is door het wijdingskruis niet meer zichtbaar. Links van Maria en Jezus knielen Maria Magdalena en Maria Cleophas. Rechts is de apostel Johannes afgebeeld. De gezichten zijn weggekrast, een gevolg van de Arnhemse beeldenstorm in 1579.
© Foto Jan de Vries, 2008.

Geen Beeldenstorm in 1566
Karel V onderwierp in 1543 Gelre en Arnhem aan zijn macht, maar dat betekende niet dat hij klakkeloos zijn wil kon opleggen. Protestantse predikers verkondigden de leer van Luther en Calvijn en hekelden de katholieke opvattingen van de paus en Karel V. De politieke en godsdienstige tegenstellingen werden versterkt door de economische teruggang en de slachtoffers die de pest maakte. In Arnhem stierven in 1565 elke dag zo’n zes tot zeven inwoners aan de ziekte. Hoewel de Beeldenstorm van 1566 aan de stad voorbijging, nam de zoon van de Spaanse generaal Alva, don Frederik, in Arnhem geen halve maatregelen. Aanhangers van de nieuwe leer werden in de Rijn verdronken of op de Grote Markt levend verbrand.

Beeldenstormen in 1578 en 1579
In 1578 kon de protestantse leer zich onder bescherming van de nieuwe stadhouder Jan van Nassau in Arnhem vestigen. De Broerenkerk werd in bezit genomen, waarbij een flink aantal heiligenbeelden sneuvelde.

Calvinistische stadhouder en katholieke monniken in discussie
Graaf Johan van Nassau is op de Grote Markt in heftige discussie verwikkeld met katholieke geestelijken. De onbekende tekenaar geeft met de gewapende soldaten op de achtergrond aan dat de overgang naar de nieuwe leer niet bepaald zachtzinnig verliep. Zijn interpretatie van de Markt is minder waarheidsgetrouw.
© PD, Gelders Archief

Een jaar later, toen de predikant Johannes Fontanus in de Grote of St. Eusebiuskerk een uitvaartdienst hield, voelden de rooms-katholieken zich bedreigd. Ze namen wapens mee naar de kerk, waarop soldaten de kerk bezetten.Een tweede beeldenstorm, nu in de Eusebius- en in de Walburgiskerk, was het gevolg.

Plaquette Fontanus, Grote of Eusebiuskerk
De geestelijke voorvechter van het nieuwe gereformeerde geloof in de stad was de predikant Johannes Fontanus. Tot zijn nagedachtenis is een plaquette in de kerk aangebracht.
Foto Cor Beking, 2008 ©Jan de Vries en Cor Bekink, 2008.

Ook de kloosters binnen en buiten de stad ontkwamen niet aan de zuivering. In april 1581 werd het calvinistische geloof de enig toegestane godsdienst in de stad. Katholieken, maar ook Lutheranen, konden niet meer in het openbaar hun geloof belijden. Ook ‘paepsche stoutigheden’ als dansen op bruiloften, het zetten van de schoen voor Sinterklaas, het proosten op elkaars gezondheid en carnaval werden verafschuwd door de voorgangers en het stadsbestuur.

In de loop van de 18e eeuw kwam meer vrijheid. De Lutheranen mochten in 1737 een nieuw kerkgebouw op de Korenmarkt betrekken. Om de hoek in de Varkensstraat vonden de katholieken toevlucht in een schuilkerk, de Eusebius-statie. De Joden kregen een eigen begraafplaats en hadden een huis in de Walstraat ingericht als synagoge.

IJstijd en stuwwal

Jan van Goyen, Arnhem uit het noordwesten (ca. 1640).
© Museum Arnhem, foto Gelders Archief D 200_41

IJstijden in Gelderland
© RTV Gelderland, Ridders van Gelre, 5,5 minuut.

De zeventiende-eeuwse schilder Jan van Goyen schilderde de stad Arnhem op haar geografische breukpunt. Vanaf de droge heuvels van de Arnhemse stuwwal kijken we over de Rijn en de zompige Betuwe. De schilder koos een positie ten noordwesten van Arnhem, vanaf de hoogten van Monnikenhuizen.

De Arnhemse stuwwal, 150.000 jaar oud
Het landschap vormt de stad

Een e-bike is geen overbodige luxe in Arnhem. Korte stevige klimmetjes, vals plat en lange steile heuvels, Arnhem heeft het allemaal. De uitlopers van de stuwwal reiken tot in het hart van de stad. Als vingers van een hand doorsteken de groene heuvels de woonwijken. De stad dankt haar karakter, haar ontwikkeling en een groot deel van haar inkomsten aan de natuurlijke gevolgen van de voorlaatste ijstijd. Zo’n 150.000 jaar geleden schoof honderden meters dik landijs vanuit het noorden grond voor zich uit. Bij Arnhem stopte het ijs en de vooruitgeschoven aarde werden de heuvels ten noorden van de stad. Langs de heuvels vormde de rivier de Rijn haar bedding. Het hoogteverschil tussen de Utrechtseweg (Bovenover) en de Rijn (Onderlangs) bedraagt twintig loodrechte meters. De stuwwalheuvels liggen als een halve maan – met namen als Mariëndaal, Gulden Bodem, Zijpendaal, Sonsbeek, Klarenbeek en Geitenkamp – rondom de stad. Achter de heuvels, iets verder naar het noorden, liggen de hoogvlaktes van de Lichtenbeek, Schaarsbergen en de Koningsheide.

Landgoed Mariëndaal met ‘Groene Bedstee
© Foto: Jan en Stijn de Vries, 2007.

Ook op het landgoed Mariëndaal moet de wandelaar vandaag de dag nog steeds flinke hoogteverschillen overbruggen. Een gezicht op de in de negentiende eeuw aangelegde beukenhaag, de ‘Groene Bedstee’, is een fraaie beloning voor deze inspanningen.

Eeuwenlang waren de heuvels en de woeste heide- en zandvelden van Veluwe een last voor de stad. Je kon er niet op bouwen, het was geen geschikte landbouwgrond en het belemmerde het verkeer en vervoer. Vrijwel alle bomen werden rond 1500 in opdracht van de Bourgondische vorst Filips de Schone gekapt om een belegering van de stad mogelijk te maken. Nieuwe grootschalige boomaanplant vond plaats in de achttiende en negentiende eeuw. In die tijd werd Arnhem het ‘groene Haagje van het oosten’ en vestigden welgestelden, niet alleen overigens uit ‘s-Gravenhage, zich in de stad. Ze werden later gevolgd door de toeristen van de twintigste eneentwintigste eeuw. De bossen en juist het contrast tussen heuvel en rivier, tussen Veluwe en Betuwe, gaven de stad reliëf.

Van Bovenover en Onderlangs

Jan de Beijer, De Stadt Arnem langens den Rhijn / Arnhem vanuit het westen, 1741.
© Gelders Archief, Top Hist Atlas Gld 1551-3850.

Op deze met waterverf ingekleurde tekening van Jan de Beijer uit 1741 is de scherpe overgang tussen de stuwwal en het rivierlandschap goed te zien. ‘Onderlangs’ is niet meer dan een smal (jaag)pad dat bij hoog water blank staat. De inham links in de stuwwal is de ‘Sinckenbergh’, een in 1660 ingestort deel van de huidige Utrechtseweg. Kort na het vastleggen van dit stadspanorama wordt in 1755 op de ‘Sinckenbergh’ de eerste Joodse begraafplaats gesticht. Deze is nog steeds te bezoeken.

Herinneringsplaatsen
Hoogte 80
Klarenbeek
Gulden Bodem

Arnhem in de Opstand, de 80-jarige Oorlog

Verzet tegen Karel V en Philips II

Het verzet tegen de centralisatiepolitiek van Karel V krijgt rond 1520 een nieuwe dimensie als rondreizende marskramers vanuit Duitsland nieuwe godsdienstige ideeën meebrengen. De leer van Maarten Luther vindt in het begin vooral gehoor onder de monniken van het klooster Mariënborn. De nieuwe ideeën winnen snel aanhang en de rooms-katholieke overheid, waaronder hertog Karel van Gelre, reageert met nieuwe strenge wetten: de plakkaten.

Na de troonsbestijging van Philips II in 1555 verscherpt de situatie zich. De politieke en godsdienstige tegenstellingen worden versterkt door economische teruggang en de slachtoffers die de pest maakt. In Arnhem stierven in 1565 elke dag zo’n zes tot zeven inwoners.
Na de Beeldenstorm van 1566, die aan Arnhem voorbijgaat, komt de Spaanse generaal Alva een jaar later naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. De zoon van Alva, Don Frederik, regeert in Arnhem met harde hand: de aanhangers van de nieuwe godsdienstige leer, in de ogen van de katholieke kerk zijn het ketters, worden in de Rijn verdronken. Drie ketters worden op de Grote Markt levend verbrand.
Als in 1574 weer de pest uitbreekt in Arnhem en de belastingen door de Spaanse bestuurders worden verhoogd, neemt het verzet weer toe.

Arnhemse Beeldenstormen, 1578-1579
Het stadsbestuur dient de bevelen en plakkaten van Philips II en diens bewindvoerders op te volgen. Dat verandert in 1578 als Johan van Nassau, de broer van de leider van de opstand Willem van Oranje,  stadhouder van Gelre wordt. Met Arnhem als residentie voert de protestantse stadhouder de nieuwe leer in en vervangt de zittende magistraat.
Hij staat toe dat vanaf 1578 hervormde kerkdiensten op de Markt worden gehouden. Predikant bij deze diensten is een vroegere veldprediker van de troepen van graaf Johan Casimir: Johannes Fontanus. De preken van deze volgeling van de hervormer Johannes Calvijn vinden steeds meer toehoorders, want Fontanus preekt in het Nederduits. Onder diens leiding, en met steun van stadhouder Johan van Nassau, wordt de nieuwe leer in Arnhem gevestigd.

Plaquette van Johannes Fontanus in de Grote of Eusebiuskerk.
Foto Cor Bekink, 2008 © Cor Bekink en Jan de Vries.

De balans slaat door naar de andere kant. De gereformeerden bestormen de Broerenkerk van het Minderbroedersklooster om deze op te eisen voor de nieuwe leer. Zo krijgt Arnhem toch zijn beeldenstorm, want er sneuvelen vele beelden en schilderingen worden beschadigd bij deze bezetting.
Een jaar later, in 1579, als Johannes Fontanus in de Grote of St. Eusebiuskerk een uitvaartdienst houdt, voelen de rooms-katholieken zich zo bedreigd dat ze naar de wapens grijpen. Daarop wordt de kerk door soldaten bezet en moet de katholieken het veld ruimen. Zo is rond 1580 Arnhem geheel overgegaan op de nieuwe leer en moeten de rooms-katholieken vluchten (bijv. naar Huissen, want onder het Duitse Kleef viel) of in het geheim hun geloof uitoefenen.

Beschadigde muurschildering van de kruisafname van Jezus in de Eusebiuskerk.
© Foto Jan de Vries, 2008.

Strijd
Door de gevechten is het buiten de stad gevaarlijk.
Dat ondervindt in 1586 bijvoorbeeld de Engelse officier Philip Sidney die dient in het Engelse leger dat onder leiding van zijn oom, de graaf van Leicester, staat. Bij de mislukte belegering van Zutphen raakt Sidney zwaargewond en overlijdt enkele weken later in Arnhem aan zijn verwondingen.

Kantstrook bij Bakkerstraat 68 ter herdenking aan de dood van Philip Sidney.
© Foto Jan de Vries, 2021.

In 1591 vindt er ten zuiden van Arnhem nog een veldslag plaats tussen de opstandelingen o.l.v. Prins Maurits van Oranje en het Spaanse leger van de hertog van Parma.

Troepen van Maurits steken in 1591 bij Arnhem de Rijn over op weg naar fort Knodsenburg bij Lent. Detail uit een tekening die wordt toegeschreven aan Bartholomeus Willemsz. Dolendo, 1651. De interpretatie van Arnhem als vestingstad is fantasierijk
© Rijksmuseum Amsterdam RP-P-OB-80.117

Vestingstad in de Opstand
Rond 1600 verplaatst de strijd zich steeds meer naar het zuiden en nemen de directe oorlogsgevolgen voor de stad af. Arnhem profiteert ook van de rust van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). Als na deze wapenstilstand de oorlog wordt hervat laat Maurits tussen 1629-1623 de vestingwerken rond de stad verstevigen en uitbreiden onder leiding van de vestigbouwer Simon Stevin.

Arnhem als vestingstad na de versterkingen door Simon Stevin in opdracht van prins Maurits.
Kaart van Nicolaes Geelkercken uit 1639 en ingekleurd en gedrukt door drukkerij J. Blaeu te Amsterdam.
© Scheepvaartmuseum Amsterdam, Collectie Atlas van Loon.

De “Vrede van Münster” in 1648 maakt een definitief einde aan de oorlog. Gelre en Arnhem hebben, als onderdeel van de Republiek der Verenigde Nederlanden, het Habsburgs-Spaanse bestuur van zich afgeschud.
De vrijheid van godsdienst is zeer betrekkelijk. De hervormde/gereformeerde godsdienst maakt de dienst uit in Arnhem. Tot 1795 mogen katholieken niet in openheid hun godsdienst uitoefenen.