Stad der Provincie vanaf 1817

Gouvernementsgebouw, 1804-1917
Het vroegere Gouvernementsgebouw verrees in 1804. In 1837 werd een nieuwe grote zaal aangebouwd voor de Statenvergaderingen.
Na meer dan een eeuw werd het vervangen door een nieuw gebouw, dat op zijn beurt dienst deed tot de verwoestingen van de Slag om Arnhem.
© Gelders Archief: 1500-1314. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Huis der Provincie, vanaf 1954
Het huidige Huis der Provincie is een uniek ‘Gesamtkunstwerk’ uit de wederopbouwarchitectuur.
© Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 4 minuten.

In 1817 werd Arnhem officieel de hoofdstad van Gelderland in het nieuwe Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Een al bijna driehonderd jaar bestaande traditie werd daarmee bevestigd. Dat gold ook voor de rechtspraak. In 1827 werd in de wet vastgelegd dat het provinciale gerechtshof in Arnhem zou blijven zetelen. Ook de lagere kanton- en arrondissementsrechtbank zou in de stad haar taken uitoefenen.

De oude en vervallen Prinsenhof was in 1804 al ingeruild voor een nieuw Gouvernementsgebouw. De uitdijende rechterlijke macht kreeg een onderkomen in het uit 1838 stammende Paleis van Justitie. Na de oorlogsverwoestingen verrezen op en bij de Markt een geheel nieuw Huis der Provincie en een modern rechtbankgebouw.

Centrum van bestuur en rechtspraak
In de negentiende eeuw ontwikkelde Arnhem zich verder als provinciaal centrum van bestuur en rechtspraak. Daarmee versterkte de stad haar karakter van ambtenaren- en burgerstad. Dit werd vereeuwigd in het ironische gedicht ‘Liefdesverklaring’ van Jan Greshoff uit 1924 en vijf jaar later gepubliceerd in een van zijn dichtbundel:
“Ik houd zo van die donkre burgerheren
Die langzaam wandlen over ’t Velperplein
In deze koele winterzonneschijn:
De dominee de dokter, de notaris
En t klerkje dat vandaag wat vroeger klaar is.
Maar ’t kan verkeren.”


In 1917 bleek sloop van het negentiende-eeuwse gouvernementsgebouw onvermijdelijk. Zeven jaar later opende de minister het nieuwe provinciehuis, een neorenaissancegebouw, waar de toekomstige generaties nog lang van zouden moeten kunnen genieten. Het mocht niet zo zijn. In de septemberdagen van 1944 lag het provinciehuis midden in de frontlinie. Met desastreuze gevolgen. Geen herbouw, maar een nieuw onderkomen werd na de oorlog het doel. Het zuidelijke gedeelte van de binnenstad en dan met name de Markt veranderde enorm. Gezichtsbepalend werd het Huis der Provincie dat op 11 september 1954 onder grote belangstelling door koningin Juliana werd geopend. De bewogen geschiedenis werd vereeuwigd in de poortwanden met de tekst ‘door aards geweld terneergebracht, wat God herstelt, heeft groter kracht’. De combinatie van kunst en architectuur maakte dit Huis geen veredeld kantoor- en vergadergebouw, maar een marmeren paleis van Scandinavische schoonheid. Anderen spraken liever smalend van een bunker of een transformatorhuis.      

Inmiddels is het Huis der Provincie een rijksmonument en werken er rond de 2000 ambtenaren. De provinciale ambtenarij kon niet meer terecht in de bijgebouwde kantoorcomplexen Rijnstate en Marktstate. In 2018 verrees daarom op de plek van het Prinsenhof een nieuw kantoorgebouw. Dit ‘Gelders Huis’ was met loopbruggen en glazen wanden verbonden met het Huis der Provincie.

Aan de westkant van de Markt werd het stadspaleis ‘Huize Anderlecht’, ambtswoning van de Commissaris van de Koningin met tennisbaan, na de verwoestingen van de septemberdagen van 1944 ingeruild voor woningen en winkels voor groente- en fruithandelaren. De levendige weekmarkt verdween midden jaren zestig naar het Kerkplein om in 2016 weer terug te keren naar de Markt.
Met het Huis der Provincie, het Paleis van Justitie, het Openbaar Ministerie en het in 1968 geopende stadhuis is dit stukje Arnhem nog steeds het politiek-bestuurlijk en juridisch centrum van de stad en de provincie.

Markt met Paleis van Justitie, 1860
Tekening van K. Ch. Koehler.
© Gelders Archief: 1551–3096, K. Ch. Koehler, Gemeente Arnhem. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).  
Koepelgevangenis, vanaf 1886
Gevangenis tot 2013-2015.
© Jan de Vries, 2008.

Recht en Straf
De Arnhemse stadsarchitect Anthonie van Aytink van Falckenstein ontwierp in 1838 voor de rechtbank een neoclassicistisch gebouw met twee vooruitspringende zijgevels. Het gebouw werd vrijwel totaal verwoest tijdens de Slag om Arnhem. Eén van de afgebroken ingangszuilen, de meest rechtse, werd het Airbornemonument. Op de achtergrond mist de Walburgiskerk haar linkertoren. Die was op 8 november 1854 ingestort bij slecht uitgevoerd restauratiewerk.   

Naast het Huis van Bewaring bij de Markt beschikte Arnhem vanaf 1886 over een strafgevangenis. De Koepelgevangenis, officieel de Penitentiaire inrichting De Berg, was net als de gevangenissen in Breda en Haarlem gebouwd volgens het panoptische principe: cellen zijn aangebracht langs de buitenwand van een koepelvormige hal. In 2015 verruilde het zijn functie als gevangenis in die van vluchtelingenopvang. Vervolgens werden tal van plannen ontwikkeld om het gebouw een nieuwe functie te geven. 
In 1991 kwam er in Arnhem-Zuid een moderne gevangenis bij, die door haar uiterlijk al snel de ‘Blue Band-Bajes’ werd genoemd.

Herinneringsplaatsen
Paleis van Justitie
Koepelgevangenis
Blue Band-Bajes

Bataafs-Franse Tijd, 1795-1813

Walburgiskerk weer katholiek, 1808
Abraham Johannes Couwenberg, Gezicht op de Walburg en de Eusebiuskerk of Grote Kerk te Arnhem (ca 1830),
© Museum Arnhem, 2003-1 0052. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Walburgiskerk, spiegel Arnhemse geschiedenis
© RTV Arnhem, 17 minuten

Op 22 juli 1808 werd de Sint-Walburgiskerk door koning Lodewijk Napoleon bij een bezoek aan de stad teruggegeven aan de Rooms-katholieke gelovigen. Sinds de Reformatie was de oudste nog bestaande kerk van Arnhem gebruikt als wapenopslagplaats en gevangenis. Met de komst van de Fransen in 1795 keerde de godsdienstvrijheid weer terug in de stad. Maar dat aan de katholieken ook weer een kerkgebouw ter beschikking werd gesteld, was een doorbraak.

De vrijheid wordt duur betaald
Met de komst van 8.000 Franse soldaten in januari 1795 verdubbelde het aantal inwoners van Arnhem. De blijdschap over de komst van de Fransen was met name onder de patriotten groot. Nu zouden andere tijden aanbreken. Allereerst werd het burgerrecht afgeschaft. Tot 1795 was het burgerrecht voor minder dan de helft van Arnhemmers weggelegd. Niet-gereformeerden konden nooit burger worden. Vrouwen waren alleen indirect, via hun echtgenoot of vader, burger. Anderen konden voor vijfenveertig gulden, een kapitaal bedrag in die dagen, het burgerschap kopen. De Fransen verklaarden echter iedereen tot burger en rekenden daarmee af met dit element van de standenmaatschappij van het ‘ancien regime’.  

De gilden, die ambacht en nijverheid controleerden, verdwenen ook. Het stond nu iedereen vrij een beroep uit te oefenen. De godsdienstvrijheid kreeg concreet vorm toen koning (1806-1810) Lodewijk Napoleon de Walburgiskerk in 1808 teruggaf aan de katholieke geloofsgemeenschap in Arnhem. 

De vrijheid werd echter duur betaald. Binnen een week na hun komst kreeg de stad het bevel om de soldaten te kleden en schoten de voedselprijzen omhoog. Het was dan ook snel gedaan met alle vrolijke opwinding, de politieke vernieuwingen ten spijt.

Keizer Napoleon, die Arnhem in 1811 nog met een kort bezoek vereerde, overspeelde een jaar later zijn hand bij de Russische veldtocht. Pruisische troepen rukten op naar Frankrijk en bezetten ook Nederland. Op 30 november 1813 schoten kanonnen hun granaten vanaf Bovenover de stad in.
Na hevige gevechten werden de Franse troepen verslagen. In een brief aan zijn ouders schreef de Arnhemmer P. van der Hooght: “Officieren van verschillende rang, soldaten, paarden, alles lag door elkander, en zwemmende in hun bloed, de een was door een kogel een ander door een lans of sabel steek, anderen door verschillende wonden den dood in de armen geloopen. De meesten laagen spiernakend..”

In Arnhem was het na de bevrijding, net als in de rest van het land, ‘Oranje boven!’ Een nieuw stadsbestuur mocht Arnhem een nieuwe tijd inleiden.

Gevechten bij Hotel Du Soleil, 30-11-1813
In 1813 werden de bezetters, zo dachten de Arnhemmers inmiddels over de Fransen, in 1813 na hevige gevechten verdreven.
Tekening van N. Sonnenberg, Gevecht van de Franse troepen tegen de Pruisen bij hotel de Zon.
© Gelders Archief: THA negatiefnummer GM 08692. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Bevrijders‘ op de Markt
Hendrik Jan Amerom en A. Vinkeles, Zegepralende intogt van den Generaal F.W. von Bülow in Arnhem (1813).
© Gelders Archief: THA GM 11194. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Twee fasen van de ‘Slag om Arnhem, 1813’. Bij Logement De Zon, even buiten de Rijnpoort, werd er hevig gevochten. Belangrijkste inzet van de slag om Arnhem was namelijk de (schip)brug aldaar. Franse soldaten en officieren werden doorstoken of probeerden hun leven te redden door uit de ramen van de bovenste verdiepingen te springen.

Op de Markt begroeten vertegenwoordigers van het Arnhemse stadsbestuur hun bevrijder, de Pruisische generaal Friedrich von Bülow. Aan hem worden de gouden stadssleutels overhandigd. Uiterst links is nog een deel van het oude stadhuis te zien. Op de achtergrond staat de Sabelspoort, van 1300 tot op de dag van vandaag het herkenningspunt van de Markt.

Herinneringsplaatsen
Flatgebouw ‘Du Soleil’
Roermondsplein met herinneringskantstrook aan onderzijde Mandelabrug ter hoogte van de Rijnstraat. Plein 1813
Van Hogendorplaan, Van Duyn van Maasdamlaan, Van Limburg Stirumlaan

Slag om Arnhem, 1813
Documentairefilm over het verloop van de ‘bevrijding van Arnhem in 1813’.
© BeeldtaalFilmmakers, 28 minuten.

Regenten in het nauw, 18e eeuw

Plooierijen, prinsgezinden en patriotten

Kastijding van regent Brantsen
Een anonieme spotprent uit 1784 met als titel ‘Goosen Geurt Bentink en Hent Brantsen, Burgemeesters te Arnhem, aldaar op de markt door de wijven gekastijd ‘.
© Gelders Archief: THA GM 08272 A. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).
Waaggebouw
De Waag was het onderkomen van de patriotse burgermilities (vrijkorpsen).
©  Foto Jan de Vries (2008).

Op een spotprent uit 1784 nemen Arnhemse vrouwen de ontblote billen van de regent Hendrik Brantsen onder handen. Zijn geschriften verdwijnen in het vuur. Brantsen had zich fel uitgelaten over de slappe houding van zijn medebestuurders tijdens het kerkhofoproer in 1783. Het volk en de burgergemeente hadden daarbij hun zin gekregen. Arnhemse vrouwen, met name enkele prostituees, maken op deze spotprent duidelijk hoe ze over Brantsen denken.

Links op de Markt staat de Waag, die tussen 1761 en 1768 was gebouwd. De Rijnhandel floreerde en Arnhem werd steeds belangrijker als regionaal handelscentrum. De Waag werd ook het trefpunt van de vrijkorpsen. Deze gewapende burgertroepen probeerden een tegenwicht te bieden aan de garnizoenssoldaten van de stadhouder en het stadsbestuur.

Plooierijen, prinsgezinden en patriotten
De ‘saaie pruikentijd’ wordt de achttiende eeuw wel eens genoemd. Niets was in Arnhem minder waar. Vanaf het begin van de achttiende eeuw tot aan de komst van de Fransen in 1795 gonsde en gistte het in de stad. Burgers uit de middenstand eisten inspraak in het bestuur. Zij hadden daarvoor sinds de middeleeuwen een eigen vergadering: de Gezworen Gemeente. De macht van deze ‘gemeenslieden’ stelde in de praktijk niets voor. Het waren de rijke burgers die de dienst uitmaakten.

Tussen die regenten zelf boterde het ook niet echt. Een deel was op de hand van de stadhouder, de prins van Oranje. De stadhouder probeerde de benoemingen van de regenten en de gemeenslieden naar zich toe te trekken. In Arnhem en Gelderland leidde dit tot grote ongeregeldheden: de Gelderse Plooierijen. Een ‘Plooi’ is een regentenpartij. Gesproken werd dan ook van ‘Oude’ en ‘Nieuwe Plooi’.

Rond 1780 zag een waarlijk democratische beweging het licht: de patriotten. Zij eisten niet alleen inspraak, maar ook echte macht. In Arnhem is de ‘Vaderlandsche Sociëteit’ het verzamelpunt van de patriotten die het op de stadhouder hebben gemunt. In het rumoer rondom de kerkhofoproeren van 1783 en 1784 weten de patriotten invloed te veroveren in het stadsbestuur. Stadhouder Willem V keek aanvankelijk hulpeloos toe, maar het Arnhemse garnizoen kwam de bevelhebber te hulp. In 1787 verdreven de prinsgezinde soldaten de patriotten uit het bestuur. Daarbij werden huizen geplunderd, burgers in elkaar geslagen en viel één dode te betreuren. De bedreigingen aan het adres van de patriotten logen er niet om: “In Arnhem heeft ons Uw brutale, bokachtige bakkis zeer mishaagt. Uw dikke pokkel sal bont en blauw geslagen worden. Wij sullen U op de rooster braden. Adieu stront donder.”

Acht jaar later waren de rollen omgedraaid toen het Franse leger de Republiek innam. Door de strenge winter konden de troepen over de bevroren rivieren trekken. De Arnhemse schipbrug werd door het oprukkende ijs losgeslagen en op 17 januari 1795 bezetten de Fransen Arnhem. In het nieuwe bestuur kwamen alleen patriotten terug.


Papier als wapen
Het geschreven woord werd door de autoriteiten even gevreesd als de wapens van de vrijkorpsen.
Jacobus Buys, R. Vinkeles en C. Bogerts, ’t Verbranden van den Post van den Neder-Rhijn te Arnhem (1786).
© Gelders Archief THA negatiefnummer GM B 3830_4. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Het patriottenblad ‘De Post van den Neder-Rhijn’ werd op 22 april 1786 door de Arnhemse beul op een schavot voor het oude stadhuis verbrand. In een artikel oefende een anonieme schrijver felle kritiek op de Arnhemse regenten. Het stadsbestuur was hiervan niet gediend, maar kon de identiteit van de auteur (de Arnhemmer Steven van Bronkhorst) niet achterhalen. Daarop werden alle exemplaren van het blad in beslag genomen en door de Arnhemse scherprichter ‘tot asse’ verbrand.

Herinneringsplaatsen
Markt
Turfstraat
Waaggebouw

Prodesse en Lorentz, 1792-1902

Van Verlichting tot Nobelprijs

Onthulling Lorentzmonument, 1931
© Gelders Archief: 1583 – 9984, Fotocollectie voormalig gemeentearchief Arnhem 2. Public Domain Mark 1.0 licentie.
Eerste ledenlijst Prodesse Conamur, 1792
© Gelders Archief. Public Domain Mark 1.0 licentie.

Arnhems grootste wetenschapper, Hendrik Antoon Lorentz (1853-1928), werd drie jaar na zijn dood geëerd met een groot monument in park Sonsbeek. We zien de 22-jarige prinses Juliana een krans leggen bij de onthulling van de gedenkplaats. De kroon op de wetenschappelijke carrière van Lorentz was de toekenning van de Nobelprijs voor Natuurkunde in 1902.

De moderne wetenschap heeft belangrijke wortels in de 18e-eeuwse Verlichting. Het Arnhemse ‘Prodesse Conamur’ is het oudste nog bestaande plaatselijke Verlichtingsgenootschap van Nederland. De eerste ledenlijst uit 1792 geeft namen van vooral juristen, bestuurders en predikanten.

Van Verlichting tot Nobelprijs
‘Ons doel is tot nut te strekken’. Dat is nog steeds de zinspreuk van het genootschap ‘Prodesse Conamur’ uit Arnhem. De vereniging heeft in haar meer dan twee eeuwen durende bestaan verschillende namen gehad, maar altijd dezelfde leus. In de tweede helft van de 18e eeuw schoten ‘nuttige’ verenigingen als paddenstoelen uit de grond in Nederland. De nieuwe genootschappen propageerden de ideeën van de Verlichting.  

Opvallend is dat onder de leden van het eerste uur van Prodesse veel predikanten waren. Geloof en wetenschap gingen in Arnhem blijkbaar goed samen. ‘Den gemeenen man wijser te maaken’ was altijd het doel van het genootschap geweest. Toen Prodesselid en predikant Johannes Stolk in 1794 een pleidooi hield voor de verheffing van de gewone burger, lieten de stadsbestuurders duidelijk weten niets van die ‘verderfelijke nieuwigheden’ te willen weten. Stolk werd uit Arnhem en Gelderland verbannen en zelfs door het geschrokken Prodessebestuur geroyeerd. Na de komst van de Fransen in 1795 werd Stolk in ere hersteld, maar hij bedankte toen feestelijk voor die rehabilitatie.   

Een van de belangrijkste wapenfeiten van ‘Prodesse’ was de bijdrage aan de stichting van de Arnhemse Bibliotheek in 1856. Natuurwetenschappelijke lezingen werden in de beginjaren van haar bestaan ook door ‘Prodesse Conamur’ gehouden, maar langzamerhand ontwikkelde het genootschap zich tot een letterkundige en later puur historische vereniging. De natuurwetenschappelijke activiteiten gingen naar het genootschap ‘Tot nut en vergenoegen’. Het genootschap kreeg later de naam van haar oprichter, de apotheker Wessel Knoops. Voorzitter van die vereniging was o.a. schoolmeester Geurt Timmer. Op zijn avondschool aan de Hommelseweg liet hij zijn leerling Hendrik Lorentz kennismaken met de geheimen van de natuurkunde. Voor de jonge Lorentz kwam vervolgens de opening de nieuwe Hoogere Burger School aan het Willemsplein precies op tijd. Hij begon direct in het openingsjaar van de school (1866). De opvolger van de stedelijke HBS heet nu Lorentz Lyceum en houdt zo de nagedachtenis aan zijn beroemdste leerling levend.

Familie Knoops met elektriseermachine
Schilderij van Rienk Jelgerhuis, 1798.
© Museum Arnhem, 2005-0 gmy00032.

De rondreizende schilder Rienk Jelgerhuis portretteerde in 1798 de familie Knoops. Vader Hendrik Gijsbert was lid van Prodesse Conamur en het opengeslagen boek is de getuigenis van de letterkundige interesse van de apotheker. Dat het gezin Knoops al vroeg belangstelling had voor de natuurkunde, laat de elektriseermachine zien, die tussen vader Hendrik Gijsbert en moeder Johanna Frederica in staat. Hun zoon Wessel Knoops, niet afgebeeld op dit familieportret, was in 1824 oprichter van het genootschap ‘Tot nut en vergenoegen’.

Herinneringsplaatsen
Willemsplein 36, voormalig Arnhemsch Leesmuseum (1872-1932) van Prodesse Conamur
Bibliotheek en Erfgoedcentrum Rozet
Lorentzmonument in Sonsbeek
Voormalige Lorentz-Scholengemeenschap Apeldoornseweg, Lorentz-Lyceum Metamorfosenallee.

Zypendaal, 18e eeuw

Zypendaal, 1753
W. Leenen, Kaart van Zypendael enz., 1753.
© Gelders Archief, 1506 Kaartenverzameling Gemeente Arnhem 7667.

Het landgoed Zypendaal (uitspraak ‘Siependaal’) werd in 1753 in kaart gebracht in opdracht van de nieuwe eigenaar, de rijke en machtige Arnhemse regentenfamilie Brantsen. Linksboven zien we het begin van de Jansbeek (‘Sours’), verder vallen de strakke geometrische tuinen op. De familie had al een groot woonhuis in de Bakkerstraat, maar wilde een buitenhuis voor de zomermaanden. Het geld daarvoor kwam vooral uit de opbrengsten van enkele plantages in Suriname. Deze waren via vererving in hun bezit gekomen.
Het al bestaande huis op Zypendaal kon met behulp van dit ‘slavernij-geld’ in 1762 uitgebreid worden tot een fraaie buitenplaats.

Bij het zomerverblijf verrezen een eeuw later ook nog een koetshuis, een oranjerie en een leer- en speelhuisje, het gouvernementshuisje. De Brantsens waren een grote familie: leden van deze familie bezaten ook landgoederen en huizen als Hulkestein, Mariëndaal en de Lichtenbeek

Zypendaal, Brantsen en tot slaafgemaakten in Suriname
Bert Koene heeft de relatie tussen Zypendaal en de tot slaafgemaakten op ‘Arnhemse  plantages’ onderzocht.
© Omroep Gelderland, Ridders van Gelre, 6,5 minuut.

Riante buitenplaatsen dankzij ‘de Oost’ en ‘de West’
‘Arnhem de genoeglijkste’ is het motto waarmee de hoofdstad van Gelderland zich vanaf zeventiende eeuw tooide. Als centrum van het gewestelijke bestuur en de rechtspraak trok de stad bestuurders, rechters, griffiers, notarissen aan. Daarnaast had het stadsbestuur zelf ook nog eens twaalf schepenen en een eigen rechtbank. De inkomsten voor dit bestuurs- en ambtenarenapparaat waren in eerste instantie niet groot. Vandaar dat het vooral de adellijke families waren, die de bestuursfuncties vulden. Zij leefden van de opbrengsten van hun landerijen en hadden een rentmeester in dienst en konden zo van het bestuurswerk hun hoofdbezigheid maken.

Rijkere burgers drongen ook steeds meer door tot het bestuur en namen de leefwijze van de ‘oude adel’ over. Van hun kapitaal kochten ze land in het schependom Arnhem op. Ze wisten deze bezittingen uit te breiden en stilaan leefden ook zij meer van het land en van de investeringen dan van de handel. Geld werd ook belegd in plantages en andere bedrijven in de kolonies in de ´de Oost´ (Indonesië) en ‘de West’ (Suriname). Zo droeg Arnhem, op kleine schaal, bij aan het in stand houden van het koloniale beleid en de slavernij.
In Arnhem slaagden de regenten erin om de bestuursfuncties binnen de eigen kring te houden. Daarmee gebruikten zij de inkomsten uit het bestuurswerk vooral voor de eigen familie. Op deze manier ontstond een vertakt, maar gesloten, regentenpatriciaat met aristocratische trekjes. Brantsen, Engelen, Tulleken, Everwijn, Van Hasselt en anderen hielpen elkaar aan baantjes en huwelijkspartners.

Arnhem werd als ‘genoeglijk’ woongebied ook ontdekt door oud-Indiëgangers. Vanaf het begin van de 18e eeuw streken zij neer op de groene heuvels rondom de stad. Zo kocht de in Batavia geboren Adriana van Bayen het landgoed de Hartgersberg in 1742. Zij liet bovenop de berg door stadstimmerman Anthony Viervant, de jongere broer van Hendrik – die Zypendaal ontwierp -, een huis bouwen, de voorloper van de Witte Villa Sonsbeek. Zeven jaar later trouwde de dan 26-jarige Adriana met mr. Johan Jongbloet, advocaat aan het hof van Gelderland.

Rondom de landhuizen werden parken en tuinen onder architectuur aangebracht. In de achttiende eeuw waren het vooral de barokke en classicistische tuinen die opgang deden. Rechte, strakke wandelpaden liepen langs keurige rechthoekige perken. De romantische Engelse landschapsstijl deed pas in de negentiende eeuw haar intrede.

Huis Klarenbeek
Tekening van H. Zeeman, 1730.
© Gelders Archief: 1551 – 3055, H. Zeeman, Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Als de Franse adel
‘Het Huys Klaarenbeek’ werd in april 1945 verwoest bij een raketaanval van de geallieerden.
Het landhuis en bijbehorend landgoed dateren uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. De achttiende-eeuwse prent toont de formele Franse tuinaanleg met gekanaliseerde beekgang en een cascade. De burgerlijke eigenaars laten zich graag als ‘nieuwe adel’ op de prent vereeuwigen.

Herinneringsplaatsen
Zypendaal
Villa Sonsbeek
Lichtenbeek
Angerenstein

Zypendaal, begin 21e eeuw
© Gemeente Arnhem/dienst Stadsbeheer, 2008.

Karel van Gelre, 1492-1538

Karel van Gelre, ca 1518
Portret van een anonieme kunstenaar rond 1638 naar een origineel van Barthel Bruijn, ca. 1518.
© Museum Arnhem, GM-02882, fotograaf Peter-Cox.
Karel van Gelre en Maarten van Rossum: overwinningen en nederlagen.
© Omroep Gelderland, Ridders van Gelre, 30 minuten

Karel van Gelre vocht zijn hele leven, hij werd 70 jaar, voor een onafhankelijke positie van hemzelf en Gelre tussen de koning van Frankrijk en de keizer van het Duitse rijk, Karel V. Daarvoor had hij alles over: strijd, huwelijk, extreme belastingdruk, plundering, (verbroken) verdragen, enz. enz. Hij werd daarin gesteund door zijn briljante en gevreesde veldheer Maarten van Rossem. Karel maakte bovendien Arnhem definitief het bestuurscentrum van het hertogdom door de vestiging van zijn ambtenaren in het het hertogelijk hof op de Markt.

Vergeefse onafhankelijkheidsstrijd
Van oudsher vochten verschillende grafelijke en hertogelijke families om de macht in Gelre. Vanaf de tweede helft van de vijftiende eeuw lieten ook Bourgondische en Habsburgse vorsten hun oog op Gelre vallen. In 1492 probeerde Gelre de buitenlandse heersers buiten de deur te houden door zich onder het bestuur van de 24-jarige Karel van Egmond te stellen. De nieuwe vorst gaat vanaf dat moment door het leven als Karel van Gelre.

In 1502 probeerden Arnhem en Karel van Gelre het op Kleefs grondgebied gelegen Huissen te veroveren. Dat werd een mislukking en Karel wist ternauwernood in een klein bootje over de Rijn te ontsnappen. Filips de Schone, de Bourgondische vorst, belegerde drie jaar later de stad. Om de inname tot een succes te maken liet Filips alle bomen rondom de stad kappen. Het Arnhemse stadsbestuur moest al snel – blootsvoets – de overgave aanbieden. De strijd om Arnhem en Gelre duurde onverminderd voort. In 1514 veroverde Karel van Gelre met een variant op het ‘paard van Troje’ Arnhem. Soldaten verstopten zich op een wagen onder korenzakken en drongen zo de stad binnen. De dood van de hertog in 1538 betekende het voorlopige einde van de strijd. Karel van Gelre werd in Arnhem in een imposante marmeren graftombe in de Grote Kerk begraven.

De nieuwe hertog Willem van Gelre moest in 1543 definitief Karel V als heer erkennen. Gelre werd één van de zeventien Nederlandse gewesten van Karel V en de hertog moest plaats maken voor een stadhouder, die onder direct gezag van Karel V stond. De stadhouder vestigde zich met zijn ‘hof’ (rechtbank, rekenkamer en adviseurs) op de Markt in Arnhem in het zogenaamde Stadhouders- later Prinsenhof. Arnhem, al de hoofdstad van het Veluwekwartier van Gelre, werd de hoofdstad van het gehele gewest. De stad ontwikkelde zich in de jaren daarna als vestigingsplaats voor regenten, rechters, advocaten en ambtenaren.

Karel van Gelre: praalgraf en ‘man in het kastje’
Johannes, Jelgerhuis, Interieur van de Eusebiuskerk of Grote Kerk te Arnhem, 1828
© Museum Arnhem, 3003-1 0457.
Borstbeeld Maarten van Rossem op het Duivelshuis
© Jan de Vries, 2008.

Karel en Maarten worden enerzijds gezien als overleefde middeleeuwse machtswellustelingen en anderzijds als dappere strijders voor de onafhankelijkheid van Gelre. Uiteindelijk verliezen ze het van Karel V, die het hertogdom in 1543 onder zijn centrale bestuur brengt. De nieuwe landsheer maakt Arnhem tot de residentie van zijn stadhouder. Met de vestiging van de gewestelijke rechtbank, het Hof van Gelre, de Kanselarij en de Rekenkamer wordt Arnhem Gelre’s hoofdstad.

Prinsenhof, de gewestelijke residentie
Jan de Beijer, De Grote Markt te Arnhem in het midden der 18e eeuw, 1742.
© Gelders Archief: 1551-3969, tekenaar Jan de Beijer, Public Domain Mark 1.0.

Links, aan de oostzijde van de Markt de gebouwen van het provinciale bestuur. Op deze achttiende-eeuwse prent zijn voor het hof het ‘houten paard’ en de ‘schandton’, die voor de strafuitvoering van het gerechtshof werden gebruikt, te zien. Rechts de volledig ingebouwde Sabelspoort.

Herinneringsplaatsen
Duivelshuis
Standbeeld Karel van Gelre, Jansplaats
Grafmonument Karel van Gelre, Grote of Eusebiuskerk
Man in het kastje, Grote of Eusebiuskerk

Karel van Gelderstraat (Spijkerkwartier), Marten van Rossumstraat (St. Marten), Willem van Gulikstraat, Willem van Kleefstraat (beiden Molenbeke).

Rijnverlegging, 1530-1536

Arnhem rond 1560
Kaart van Jacob van Deventer.
© Biblioteca Nacional de España, Madrid, Manuscritos Res/200, folium 87. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Rijn op het punt van de oude rivierbocht
© Google Earth, 2006.

In opdracht van koning Filips II bracht Jacob van Deventer rond 1560 alle belangrijke steden van de Nederlanden in kaart. Dit leverde Arnhem zijn eerste echte plattegrond op. De doorsteek van de Rijn is op deze minuutkaart, een ‘kladversie’ van de netkaart, prachtig te zien.
Tot 1530 liep de Rijn niet langs de stad, maar maakte – ter hoogte van de Nieuwe (Malburger)Haven – een bocht naar het zuiden om bij de Praets weer bij de stad uit te komen. De onderste Rijnstroom op de kaart was die rivierbedding en vormde de grens van het Schependom Arnhem.

Hertog Karel van Gelre gaf de opdracht om de grote Rijnbocht afsnijden, waardoor de rivier weer langs de stad liep. Zo had de zuidkant een betere verdedigingslinie, voeren meer schepen langs Arnhem waardoor de tolinkomsten stegen en werd de verdere uitschuring van de vroegere bocht bij de Rijnpoort tegengegaan.
Voor het werk, dat zes jaar zou duren, en de kosten liet hij Arnhem opdraaien. Het stadsbestuur wentelde dat af op de eigen inwoners door een extra belasting op bier. Ook van de omliggende plaatsen werd een extra financiële bijdrage geëist in de vorm van ‘karrengeld’.

Stad aan de Rijn

Voor 1536 liep men zo vanuit de Sabelspoort de polder van Malburgen in. Niemand die de broeklanden echter zo noemde. Het waren de ‘Stadswaarden’, gebruikt om het vee te laten grazen en om klei voor de steenovens te graven. De Rijn kronkelde daar in verschillende beddingen om- en doorheen. Toen de rivier zich verder van de stad verwijderde, greep Karel van Gelre in. Handelsschepen lieten steeds vaker de kronkelende Rijn links liggen en kozen voor de Waal. De stad liep daardoor flink wat inkomsten mis.

De nederzetting Malburgen, in de bronnen voor het eerst vermeld in 1093, lag aan de overkant van de rivier ter hoogte van de huidige Bakenhof. Malburgen bestond vooral uit een overzetveer met bijbehorend veerhuis, een kerkje en een klein kasteel. De veertiende-eeuwse Margarethakerk werd in de Tachtigjarige Oorlog verwoest en het eveneens veertiende-eeuwse kasteel werd in de zestiende eeuw verlaten. Daarna werd het gebied bij verschillende dijkdoorbraken een prooi van de rivier.

Stads- en gemeentegrenzen
De Rijn en na 1536 de overgebleven zeeg vormden de grens tussen het Gelderse Arnhem en het Kleefse (later Pruissense) Huissen. Niet eerder dan in 1816 werd Huissen een deel van Nederland. Bij de naoorlogse stadsuitbreiding werd in 1953 de gemeentegrens iets naar het zuiden verlegd. Het oude Malburgen, de Bakenhof, werd toen pas een deel van Arnhem. De stad ontpopte zich tot een ware slokop, want elke tien jaar schoof de grens op. Zo kwam in 1966 ook Elden binnen de gemeentegrens van Arnhem te liggen.

Hoewel Elden in 855 al voorkwam als bezit van het klooster in Werden (bij Essen), werd pas in de veertiende eeuw de aanwezigheid van een kerk vermeld. De geschiedenis van Elden werd erg bepaald door de trekvaart over ‘de Grift’ en de bijbehorende dijk tussen Arnhem en Nijmegen. De Grift werd aangelegd tussen 1607 en 1610, maar verzandde zo snel dat de vaart in 1742 buiten gebruik werd gesteld.

Malburgen en Elden in de 18e eeuw
Detail uit: W. Leenen, Caart figuratif ‘Schijdinge tussen het Cleefse en Gelderse territoir, 1755
© Gelders Archief, 0003_K17.

Rivier, dijk, zeeg en grift
Op bovenstaande kaart van Malburgen en Elden, waarbij het zuiden boven ligt, is in het geel de grens aangegeven tussen het Kleefse en Gelders territoir. Die grens volgt voor een belangrijk deel ‘Den Ouden Rhijn’. De hedendaagse sloten door Malburgen (o.a. Pluimzeggelaan, Zeegsingel en Lupinestaat) geven deze vroegere rivierloop aan. Boven vormt de ‘Band Dijck’ de grens met ’T Rijck van Nijmegen’. Daarlangs stroomt een andere oude rivierstrang. Elden lag en ligt ook nu nog als een groene oase in de polders. De Grift is, hoewel buiten gebruik, duidelijk herkenbaar. Ten westen daarvan ligt de ‘Heerlijckheid Mijnderswijk’.

Linksonder is nog juist de IJssel te zien. Nog in de 18e eeuw werd deze verzande riviersplitsing naar het zuidoosten verlegd.

Herinneringsplaatsen
Malburgse zeeg, Malburgse wetering, Stadsblokken, de Praets, Nieuwe Haven, de Bakenhof.
Straatnamen: Zeegsingel, Weerdjesstraat, Huissensedijk, Holthuizerdijk, Jacob van Deventerstraat (‘t Broek)

Rijn- en Hanzehandel vanaf 1400

Handelskraan aan de Rijn, 1574
© Gelders Archief: Oud Archief Arnhem 2422. Public Domain Mark 1.0 licentie (auteursrechtenvrij).

Op een detail van een tekening uit de tweede helft van de zestiende eeuw liggen handelsschepen naast de Rijnpoort (links). Molenstenen, om graan te malen, liggen op de kadewal. Een vat (met Duitse Rijnwijn?) wordt door de kraan verplaatst.
Binnenin de kraan werd de hijs in beweging gebracht door een tredmolen waarin mannen liepen. Boeren uit de Betuwe die met hun producten naar de stad willen, moeten gebruiken maken van het veer bij de Praets. Pas in 1603 wordt de schipbrug in gebruik genomen.

Middeleeuwse handelsstad
Arnhem is nooit een belangrijke handelsstad geweest. In de veertiende eeuw winnen ambacht en nijverheid wel terrein ten koste van de landbouw. De oudste straatnamen Weverstraat, Bakkerstraat, Ketelstraat, Vijzelstraat, zijn veelzeggend. Arnhem was vooral van belang voor de regionale handel. Betuwse boeren brachten hun vee, fruit en graan naar de stad. Over de Veluwe liep een Hanzeweg naar zusterstad Harderwijk.

Op de Korenmarkt, voorheen ‘Nye Merckt’, is vanaf 1563 de graanmarkt gevestigd. De voormalige pakhuizen daar, die rond 1900 om de Korenbeurs zijn gebouwd, geven tegenwoordig onderdak aan cafés en discotheken. De gebouwen in neostijlen roepen herinneringen op aan de Hanzehuizen in Deventer en Zutphen.

Korenmarkt: centrum van de graanhandel
Op deze foto uit 2008 herbergt de Korenbeurs nog het Focus Filmtheater. Die is sinds 2018 verhuisd naar het Kerkplein/Audrey Hepburnplein. Het vroegere graanverkoopgebouw op de korenmarkt werd in 2021 omgebouwd tot een ‘foodhall’.
Fotograaf Cor Bekink, 2008. © Cor Bekink en Jan de Vries, 2008

Hanze
In 1441 werd Arnhem ook lid van de Hanze. Om lid te worden reisde een Arnhemse bestuurder onder dreiging van de pest persoonlijk naar Lübeck. Om zich te wapenen tegen ‘de zwarte dood’ had hij uit de stadsapotheek kaneel en gember meegekregen. Tegenbezoeken werden ook afgelegd. In Arnhem kregen de Duitse handelsvrienden een warm onthaal met tweeëndertig kannen wijn. Het handelsverbond was in die jaren echter al over zijn hoogtepunt heen.

Vanaf de dertiende eeuw maakte Arnhem zijn eigen geld. De munten werden eerst geslagen op de Nieuwe Markt (nu: Korenmarkt), later in het St. PetersGasthuis. Vanaf het midden van de vijftiende eeuw vond de muntslag plaats in ‘de Olde Munte’, in de Bakkerstraat. Toen dit prachtige huis in 1926 werd gesloopt, werd er de roemruchte bioscoop ‘Palace’ (inmiddels ook al weer verdwenen) gebouwd.

Handelsschepen die de Rijn op- en af voeren, legden veelal gewoon aan de Rijnoever aan, die hier en daar met een kade was versterkt. Halverwege de vijftiende eeuw werd een hijskraan gebouwd om de overslag van goederen van het schip naar de wal te vergemakkelijken. In de veertiende eeuw was haven van de stad niet meer dan een uitgegraven waterpoel bij de Rijnpoort. Het duurde tot 1603 voordat een beschutte haven, de Oude Haven, met een kade werd gebouwd. Tot die tijd lagen de schepen, veelal met Duitse Rijnwijn, gewoon langs de opgehoogde Rijnoever.

Op Warnsborn staan prachtige negentiende-eeuwse ANWB-handwijzers. Ze geven nog steeds het traject aan van de middeleeuwse Hanzeweg tussen Harderwijk en Arnhem. De oorspronkelijke weg is voor een belangrijk deel nog steeds te volgen.

Handwijzer ANWB Harderwijkerweg
© Jan de Vries, 2008.
Hanzeweg in het schependom Arnhem
De Harderwijkerweg was eeuwenlang de belangrijkste uitvals- en handelsroute naar het noordwesten. Pas in de zeventiende eeuw werd die functie overgenomen door de Postweg, de huidige Amsterdamseweg.
Detail uit Nicolaes Geelkercken, Kaart van het schependom Arnhem, 1650.
© Gelders Archief, Lade 1_k23. PD.

Op een zeventiende-eeuwse kaart van het schependom van Arnhem is de handelsweg ingetekend. De namen ‘Hoogen en Laagen Harderwijckerweg’ duiden op een intensief gebruik. Bij slecht weer was de lage weg onbegaanbaar en kozen de handelaars met hun wagens de hoger gelegen route over de uitgestrekte Veluwe. De ‘Goossenspol’, tussen de lage en hoge weg, was een – nog steeds bestaande – grensmarkering van het schependom.

Herinneringsplaatsen
Harderwijkerweg
St. Petersgasthuis (muntslag in 14e eeuw)
Oude en Nieuwe Kraan
Hanzestraat (Presikhaaf)

Arnhemse kloosters, 1400-1580

Getijdenboek klooster Bethaniën
Margariet Block, 1469.
© Bibliotheek Arnhem, Collectie Oud Bezit OB_­287­0_593
Gebedenboek Maria van Gelre, klooster Mariënborn
Op het landgoed Mariëndaal stond tot 1587 het klooster Mariënborn. Een deel van de rijke geschiedenis van dit klooster is de productie van het gebedenboek van hertogin Maria van Gelre (1380-1427).
© Omroep Gelderland, Ridders van Gelre, 4 minuten.

In 1404 werd even buiten de stad bij het voormalige landgoed van de burgemeesters Van Presickhave een vrouwenklooster gesticht met de naam Bethanië. Het klooster, dat in 1426 werd ingewijd, had een speciale schrijfkamer, waarin nonnen gebedenboeken overschreven. De met goud uitgevoerde blauwe beginletters van ieder hoofdstuk vormen een prachtig geheel met de ranke versieringen in de kantlijn. Van het getoonde getijdenboek kennen we zelfs de naam van de uitzonderlijk begaafde maakster uit 1469: Margariet Block.

Kloosters, centra van ontwikkeling

Het grondgebied van Arnhem was in de negende eeuw vooral in bezit bij de kloosters van Elten en Prüm. Op eigen kloostergebouwen moest de stad nog 500 jaar wachten. In de veertiende eeuw werden buiten de stad twee kloosters gebouwd. In de 1342 stichtten monniken van de Kartuizerorde ten oosten van de stad het klooster Monnikenhuizen. Westelijk van de stad verscheen het Augustijnenklooster Mariëndaal. Dit klooster volgde al snel de regels van de Moderne Devotie. Dat deden ook de nonnen, ‘de zusters des gemeenen levens’, van het klooster Bethanië. De Moderne Devotie had een stevige basis in Arnhem, want ook een derde klooster liet zich inspireren door de ideeën van Geert Grote en Thomas a Kempis. Dit Agnietenklooster werd in 1404 binnen de stadsmuren aan de beek gesticht.

De vestiging van nieuwe kloosters ging met het nodige rumoer gepaard. Door de ondersteuning van een kloosterorde probeerden de graven van Gelre hun invloed in de stad te vergroten. Bovendien verloor het Benedictijnenklooster van Prüm met haar parochiekerk, de Eusebiuskerk, het godsdienstige alleenrecht. Het Prümerklooster vreesde verlies van inkomsten. Daarom werd bij de stichting van het Agnietenklooster de verdeling van offer- en collectegelden geregeld. De welvaart van de kerk werd vooral ter discussie gesteld door de volgelingen van Franciscus van Assisi. Zij zagen het leven in armoede als de ware navolging van Jezus. Deze minderbroeders mochten pas na veel getouwtrek in 1488 het Broerenklooster stichten.

De schrijfkamers van de kloosters groeiden uit tot de eerste scholen van de stad. Zo zetelde de voorloper van het Stedelijk Gymnasium als Latijnse School in de eetzaal van het Broerenklooster. Yoen Arnhem rond 1580 overging op het gereformeerde geloof werden de kloostergebouwen van Monnikenhuizen, Mariënborn en Bethanië gesloopt. Alleen enkele grafzerken, de ‘stenen tafels’, zijn overgebleven. Het Agnietenklooster bood vanaf 1636 onderdak aan het St. Catharina Gasthuis. Het complex werd in de negentiende eeuw gesloopt. Al aan het begin van die eeuw was het Broerencomplex geslecht. Weinigen wisten toen dat aan het eind van diezelfde eeuw het katholieke kloosterleven in een nieuwe vorm weer tot bloei zou komen.

Voormalige kapel van het Agnietenklooster
© Stijn de Vries, 2008.

Van de oude middeleeuwse kloosters binnen en buiten de stad is alleen de vroegere kapel van het Agnietenklooster aan de Beekstraat bewaard gebleven. Het is sinds 1751 in gebruik als Waalse Kerk. In de zuidgevel is op de eerste verdieping nog de deur en de trap te zien die de galerijgang van de kapel verbond met het eigenlijke kloostergebouw.

Klooster Monnikenhuizen
Historieprent van L. Falk, 19e eeuw.
© Gelders Archief THA GM 00144.
Klooster Monnikenhuizen, 1342
Een videoanimatie van het onderkomen van de Karthuizermonniken op de noordoostelijke heuvels van Arnhem.
© Arnhem 3D, 6,5 minuut.

De begraafplaatsen van de in de groene heuvels gelegen kloosters Mariëndaal en Monnikenhuizen werden de laatste rustplaats van veel graven en gravinnen van Gelre. Op deze negentiende-eeuwse tekening van de begrafenis van hertog Willem I in 1402 op Monnikenhuizen is de ligging van het klooster en de verhouding tussen monniken en boerenvolk fantasierijk en toch scherp weergegeven.

Herinneringsplaatsen

Steenen Tafel Monnikenhuizen

Stenen Tafel Mariëndaal

Agnieten/Begijnenmolen (Watermuseum),

Agnietenstraat, Bethaniënstraat, Karthuizerstraat, Geert Grote straat, Thomas a Kempislaan, Broerenstraat

Karmelitessenklooster Warnsborn, Casa de Pauw, Mill Hill, Vrijland Koningsweg

Commanderij en gasthuizen vanaf 1200

Arnhem rond 1580
Uit: Aernout van Buchell / Arnoldus Buchelius (1565-1641), Diarium.
© Universiteitsbibliotheek Utrecht, Hs 798, foto Gelders Archief

Sint Petersgasthuis
© Omroep Gelderland, Ridders van Gelre, 3,5 minuut..

In de tweede helft van zestiende eeuw tekende Aernout van Buchell (Arnoldus/Aernout Buchelius) de negen belangrijkste gebouwen van de stad.
Op de tekening zijn de windrichtingen gedraaid: beneden is het noorden en rechts het westen.  Uiterst links ligt de Walburgiskerk en daarnaast, iets naar beneden, de Grote of Eusebiuskerk.
Rechtsonder is de St. Janskerk getekend. De kerk hoorde bij de Commanderij van St. Jan, een orde van middeleeuwse hospitaalridders. Niet alleen deze ridders zorgden voor de zieken. Rechtsachter de Janskerk staat het St. Petersgasthuis, één van de drie gasthuizen van de stad.

Zorg door hospitaalridders
De ridders van St. Jan waren in het leven geroepen om gewonde en zieke kruisvaarders naar en van Jeruzalem te verzorgen. Zo had Graaf Otto I van Gelre, die in 1189 op kruistocht ging, met hen kennisgemaakt. Hij gaf hun een deel van zijn Arnhemse grond. In de loop der tijd groeiden de Arnhemse bezittingen van de ridderorde steeds meer. Gronden en molens langs de Jansbeek leverden de ridders inkomsten op.

Commanderij van St. Jan, 1640.
© Gelders Archief 0306TK91, PD.
Plaquette Commanderij van St. Jan
in appartementenportiek Janslangstraat.
© Jan de Vries, 2008.

Met een straatje, de huidige Doelenstraat, wordt het Commanderijcomplex gescheiden van de ‘Stads Wal’. De straat ten zuiden van het ommuurde riddergebied heet St. Jansstraat, nu Ruiterstraat. De huizen voor de ridders worden omgeven door de voorste (bij de kerk) en achterste tuinen (‘garden’). Blikvanger is de Janskerk, die in de 18e eeuw een bouwval wordt. In 1817 is de kerk gesloopt. Twintig jaar later wordt hier de Koepelkerk gebouwd.

Een plaquette in een portiek aan de Janslangstraat geeft vandaag de dag een vrije, niet geheel juiste, interpretatie van dit ‘staatje in een staat’. Want dat is het: het stadsbestuur heeft niets te vertellen over deze ridderenclave.

Zo’n 100 jaar na de stichting van de Commanderij, in 1315, gaf graaf Reinoud I van Gelre grond aan uit Tiel gevluchte kerkheren. Dit zijn ‘wereldlijke geestelijken’. Ze leven samen, zoals in een klooster, maar hebben geen kloostergelofte afgelegd. Deze kanunniken begonnen met de bouw van een kerk die rond 1370 klaar was: de Walburgiskerk.
De Walburgiskerk is de oudste nog bestaande kerk van Arnhem, want de Grote of Eusebiuskerk is vanaf 1452 gebouwd. De voorganger van de Eusebiuskerk, de Maartenskerk, moest daarvoor wijken. Net als het terrein van de Commanderij was het gebied van het Walburgiskapittel een ‘immuniteit’. Het stadsbestuur had er geen zeggenschap over.

Zorg door burgers
In de stad kwamen steeds meer kerken en kapellen. De ridders van St. Jan namen namelijk hun verzorgende taak niet erg serieus. Ze waren met veel te weinig en officieel zorgden ze niet voor burgers, maar voor de kruisridders. De dagelijkse zorg voor zieke en oudere Arnhemmers kwam in handen van de gasthuizen. Daarvan waarvan er drie in Arnhem: het Sint-Catharina Gasthuis (voor 1246), het Sint-Anthonie Gasthuis (1395) en het Sint-Petersgasthuis (1401). De ziekenverblijven werden gebouwd met een kapel, waarvan de torens boven de daken van omliggende huizen uitstaken. De achterzijde van het Sint-Petersgasthuis, te zien vanaf de Oeverstraat, is het enig overgebleven voorbeeld daarvan. Het werk van de drie gasthuizen is in de stad zelf nog steeds prominent aanwezig. In een moderne bestuursvorm verricht de DrieGasthuizenGroep ook in deze tijd haar verzorgende werk.

Herinneringsplaatsen
Jansplein
St. Petersgasthuis
Drie GasthuizenGroep
Jansbeek, Janspoort, Jansstraat, Jansplaats, Jansplein, St. Catharinaplaats, St. Peterlaan, Noord-, Oost-, Zuid- en West-Peterstraat, St. Antonielaan, Gasthuisstraat, St.-Petersgasthuis, Rijnstraat

Hofcomplexen van de Gasthuizen: Catharijnestraat (hof van St. Petersgasthuis), Maria van Gelrestraat, Heemskerckstraat, Stadhoudersstraat

St. Petersgasthuis
De achterzijde van het St. Petersgasthuis laat nog steeds haar middeleeuwse karakter zien.
© Jan de Vries, 2007.