Karel van Gelre vocht zijn hele leven, hij werd 70 jaar, voor een onafhankelijke positie van hemzelf en Gelre tussen de koning van Frankrijk en de keizer van het Duitse rijk, Karel V. Daarvoor had hij alles over: strijd, huwelijk, extreme belastingdruk, plundering, (verbroken) verdragen, enz. enz. Hij werd daarin gesteund door zijn briljante en gevreesde veldheer Maarten van Rossem. Karel maakte bovendien Arnhem definitief het bestuurscentrum van het hertogdom door de vestiging van zijn ambtenaren in het het hertogelijk hof op de Markt.
Vergeefse onafhankelijkheidsstrijd
Van oudsher vochten verschillende grafelijke en hertogelijke families om de macht in Gelre. Vanaf de tweede helft van de vijftiende eeuw lieten ook Bourgondische en Habsburgse vorsten hun oog op Gelre vallen. In 1492 probeerde Gelre de buitenlandse heersers buiten de deur te houden door zich onder het bestuur van de 24-jarige Karel van Egmond te stellen. De nieuwe vorst gaat vanaf dat moment door het leven als Karel van Gelre.
In 1502 probeerden Arnhem en Karel van Gelre het op Kleefs grondgebied gelegen Huissen te veroveren. Dat werd een mislukking en Karel wist ternauwernood in een klein bootje over de Rijn te ontsnappen. Filips de Schone, de Bourgondische vorst, belegerde drie jaar later de stad. Om de inname tot een succes te maken liet Filips alle bomen rondom de stad kappen. Het Arnhemse stadsbestuur moest al snel – blootsvoets – de overgave aanbieden. De strijd om Arnhem en Gelre duurde onverminderd voort. In 1514 veroverde Karel van Gelre met een variant op het ‘paard van Troje’ Arnhem. Soldaten verstopten zich op een wagen onder korenzakken en drongen zo de stad binnen. De dood van de hertog in 1538 betekende het voorlopige einde van de strijd. Karel van Gelre werd in Arnhem in een imposante marmeren graftombe in de Grote Kerk begraven.
De nieuwe hertog Willem van Gelre moest in 1543 definitief Karel V als heer erkennen. Gelre werd één van de zeventien Nederlandse gewesten van Karel V en de hertog moest plaats maken voor een stadhouder, die onder direct gezag van Karel V stond. De stadhouder vestigde zich met zijn ‘hof’ (rechtbank, rekenkamer en adviseurs) op de Markt in Arnhem in het zogenaamde Stadhouders- later Prinsenhof. Arnhem, al de hoofdstad van het Veluwekwartier van Gelre, werd de hoofdstad van het gehele gewest. De stad ontwikkelde zich in de jaren daarna als vestigingsplaats voor regenten, rechters, advocaten en ambtenaren.
Karel en Maarten worden enerzijds gezien als overleefde middeleeuwse machtswellustelingen en anderzijds als dappere strijders voor de onafhankelijkheid van Gelre. Uiteindelijk verliezen ze het van Karel V, die het hertogdom in 1543 onder zijn centrale bestuur brengt. De nieuwe landsheer maakt Arnhem tot de residentie van zijn stadhouder. Met de vestiging van de gewestelijke rechtbank, het Hof van Gelre, de Kanselarij en de Rekenkamer wordt Arnhem Gelre’s hoofdstad.
Links, aan de oostzijde van de Markt de gebouwen van het provinciale bestuur. Op deze achttiende-eeuwse prent zijn voor het hof het ‘houten paard’ en de ‘schandton’, die voor de strafuitvoering van het gerechtshof werden gebruikt, te zien. Rechts de volledig ingebouwde Sabelspoort.
Herinneringsplaatsen
Duivelshuis
Standbeeld Karel van Gelre, Jansplaats
Grafmonument Karel van Gelre, Grote of Eusebiuskerk
Man in het kastje, Grote of Eusebiuskerk
Karel van Gelderstraat (Spijkerkwartier), Marten van Rossumstraat (St. Marten), Willem van Gulikstraat, Willem van Kleefstraat (beiden Molenbeke).